Jeugd en samenleving 2010/8 Berichten van het Nederlands Jeugdinstituut ‘Hoe is het met je vader?’ Een verborgen probleem: kinderen die zorgen Kinderen met een zieke vader of moeder zijn bij hulpverleners vaak buiten beeld en trekken niet zelf aan de bel, als ze in de knel komen. Want: de zorg voor de ouder gaat voor en waarom zou je de vuile was buiten hangen? Toch kunnen ze in de problemen komen met school, hun omgeving of zichzelf. Signaleren is een eerste stap. Maar vervolgens moeten hulpverleners van zieke volwassenen ook in actie komen. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat zorgverleners van ouders hen en hun minderjarige kinderen wijzen op mogelijkheden om hun verhaal kwijt te kunnen of hulp te krijgen. Kind met zieke ouders geen uitzonderlijke situatie Kinderen die opgroeien met een zieke ouder zijn geen uitzondering. Naar schatting 20 tot 25 procent van de minderjarige kinderen in Nederland heeft naar eigen zeggen een vader of moeder met een langdurige ziekte of aandoening. Dit blijkt uit een aantal regionale vragenlijstonderzoeken onder jongeren. Uit onderzoek onder volwassenen komen nog hogere schattingen. Trimbos-onderzoekers schatten dat ruim één op de drie personen tot 22 jaar een ouder heeft met psychische problemen1. En onderzoekers van Nivel berekenden dat ruim één op de tien minderjarige kinderen een ouder heeft met een langdurige lichamelijke aandoening14. De ernst van de situatie thuis zal zeer uiteenlopen, net als de last die kinderen ervan ondervinden. In ieder geval neemt een deel van de jongeren met een langdurig zieke ouder wel eens taken over thuis. Dan kun je spreken van een jonge ‘mantelzorger’. Kind met zieke ouders heeft vaker problemen Opgroeien met een zieke vader of moeder kan negatief uitpakken. Kinderen met zieke ouders lopen een groter risico op problemen dan hun leeftijdsgenoten. Die kunnen naar buiten toe heel zichtbaar zijn, in de vorm van bijvoorbeeld Jeugd & Samenleving 2010/8 Ongeveer één op de tien kinderen is mantelzorger. Ze zullen het zelf niet snel zo noemen, maar naar schatting één op de tien kinderen in Nederland is mantelzorger. Hierop wijzen de resultaten van de gezondheidsmonitor Hart voor Brabant en van een verdiepend onderzoek over mantelzorg van de Jeugdmonitor Rotterdam. De jongeren werd gevraagd of ze vanwege de ziekte van een familielid wel eens thuis helpen met het huishouden, met verzorging van hun broertjes of zusjes, of de verzorging van de zieke op zich nemen. agressief gedrag of spijbelen. Maar deze kinderen kunnen zich ook depressief of eenzaam voelen. Hoe dan ook voelen ze zich over het algemeen minder gezond en tevreden dan hun leeftijdsgenoten4, 10,12. Ze kunnen ook minder gemakkelijk meedoen met leeftijdsgenoten. Vrienden mee naar huis nemen is natuurlijk lastig, zeker als je thuis een vader of moeder hebt die zich niet lekker voelt. Ook is er een drempel om met vrienden af te spreken, omdat het brengen en ophalen niet zomaar kan. Spontaan weggaan van huis kan ook lastig zijn, soms alleen al omdat het kind zich niet vrij voelt om van huis te gaan. Gevolg is dat kinderen met zieke ouders minder met vrienden omgaan, en minder aan sport en vrijetijdsbesteding doen14. Mee zorgen voor een zieke ouder is ook moeilijk te combineren met een succesvolle schoolcarrière. Bij jonge mantelzorgers die overbelast zijn of dreigen te raken is vaak sprake van vermoeidheid, concentratieproblemen en schoolverzuim. Kind van zieke ouder niet altijd even kwetsbaar Niet alle kinderen van zieke ouders komen in de problemen. Verschillende factoren maken het ene kind kwetsbaarder dan het andere. De leeftijd van het kind en zijn karakter, bijvoorbeeld, en of het kind een goede relatie heeft met de ouder(s) en de ouders met elkaar. Ook de ernst en geneesbaarheid van de beperking van vader of moeder zijn van invloed. Tenslotte spelen, vooral bij verslaving en andere psychiatrische problematiek, erfelijke factoren een rol. Extra kwetsbaar zijn kinderen in de pubertijd, met maar één ouder, in gezinnen met een da- lend inkomen, kinderen van migranten met taalproblemen of van ouders die hulpverleners buiten de deur willen houden12. Maar kinderen kunnen ook baat hebben bij hun rol als mantelzorger. Kinderen zelf zien vaak heel positieve kanten aan het meehelpen in het gezin omdat vader of moeder beperkt is. Ze krijgen waardering van hun ouders en leren zo eerder zelfstandig en zorgzaam te zijn1. Een verborgen probleem: kind in de knel roept niet hard Zorgende kinderen die in de knel komen, zullen dit niet zo gauw kenbaar maken. Immers: met henzelf is niets aan de hand. Vader of moeder is degene die ziek is en naar deze volwassene gaat de aandacht uit. De terughoudendheid om over de situatie thuis te praten, heeft vaak ook te maken met schaamte. Zeker bij psychische problemen of verslaving is de angst voor stigmatisering van het hele gezin levensgroot. Jonge mantelzorgers praten dus vaak niet over hun thuissituatie5. Een hulpverlener zal er dan ook naar moeten vragen teneinde kinderen begeleiding te kunnen bieden. Kinderen worden echter meestal niet betrokken bij overleg over de situatie en veranderingen in het gezin. Artsen en hulpverleners voeren gesprekken met de patiënt en op zijn hoogst diens partner. Zorgverleners weten wel dat er kinderen zijn, maar zijn zich kennelijk niet bewust van de problemen die kunnen spelen. In ieder geval komen ze meestal niet in actie, zo blijkt uit ervaringsverhalen8. Behoeften van kinderen met een langdurig zieke ouder Kinderen met een langdurig zieke ouder kunnen soms al baat hebben bij een luisterend oor. Maar afhankelijk van de situatie kan er meer nodig zijn. Dat hoeft niet per se directe begeleiding voor het kind te zijn; soms kan steun aan de zieke ouder of het gezin als geheel al helpen. Omdat daarmee de opvoeding ook in de nieuwe situatie naar tevredenheid kan doorgaan. Kinderen hebben vooral behoefte aan 6, 11: • Herkenning en emotionele steun. • Erkenning van de zorg die het kind heeft voor de langdurig zieke ouder. • Informatie over de ziekte, voor het hele gezin. • Tijd voor zichzelf en ontspanning. • Contact met lotgenoten. • Indirecte steun in de vorm van pedagogische begeleiding van de ouders. • Een ondersteunend netwerk bestaande uit mensen in de omgeving. • Eventueel doorverwijzing naar specialistische vormen van hulp. Jeugd & Samenleving 2010/8 Kind in het vizier Om kinderen hulp te kunnen bieden, moeten professionals zich eerst bewust zijn van de problematiek. Door de ziekte van de ouder zijn de hulpverleners in het gezin meestal niet afkomstig uit de jeugdzorg of jgz maar specifiek gericht op de medische of psychische ondersteuning van die ouder. Vaak gebeurt dit via het gemeentelijke Wmo-loket of CIZ.. Steunpunten mantelzorg worden maar door een klein deel van de doelgroep actief benaderd en zeker niet door kinderen, want die herkennen zich doorgaans niet in de titel ‘mantelzorger’. Dan is er nog de terughoudendheid om over de thuissituatie te praten. Vanwege die terughoudendheid hebben GGD Drenthe en Indigo www.survivalkid.nl opgestart. Deze website biedt kinderen de mogelijkheid anoniem te praten met hulpverleners en lotgenoten15. Na een succesvolle start in Drenthe wordt sinds kort de hulp aangeboden aan kinderen in het hele land. Diverse patiëntenverenigingen over specifieke aandoeningen bieden familieleden lotgenotencontact3,7. Maar nog steeds zullen kinderen op deze mogelijkheden gewezen moeten worden. In Rotterdam is een poging gedaan dat te tackelen: daar vragen jeugdarts of verpleegkundige tegenwoordig bij vaste contactmomenten naar eventuele zieke gezinsleden of zorgtaken van het kind. Naar aanleiding van het gesprek dat daarop volgt, wordt zo nodig een zorgplan opgesteld9. Actief toeleiden naar hulp Kern is dat het kind van een langdurig zieke ouder zich lang ‘groot’ zal houden. Hier alert op zijn en zo’n kind begeleiden naar hulp die aansluit bij de situatie, is dus belangrijk. Dit geldt voor de hulpverleners van langdurig zieke ouders met thuiswonende kinderen, maar ook voor de school en de daaraan verbonden zorgverleners. Ook een zorgend kind dat nog niet achterloopt met zijn huiswerk kan er baat bij hebben als de arts van vader of moeder of de mentor hem of haar in contact te brengt met maatschappelijk werk. Hulpverleners van ouders zouden in hun protocol op moeten nemen dat zij expliciet vragen naar het welzijn en de eventuele belasting van minderjarige kinderen Zo nodig kunnen ze dan ook verwijzen naar mogelijke steun of hulp voor kind en/of de opvoeder. In het meest ideale geval heeft het Centrum voor Jeugd en Gezin hierin een rol. Zie voor meer informatie het dossier ‘Langdurig zieke ouder’ op www.gezin.nl. Bronnen en literatuur: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. Banks, P., Cogan, N., Deeley, S., Hill, M., Riddell, S. & Tisdall, K. (2001). 'Seeing the invisible children and young people affected by disability', in: 'Disability & Society', 16(6), 797-814. Bool, M., Smit F., Bohlmeijer, E. (2007). 'Kinderen van ouders met psychische problemen'. Factsheet. Utrecht: Trimbos-instituut. Chronische Zieken en Gehandicapten Raad. Website: http://www.cg-raad.nl/index.php Donofrio, S.M. (2010). Family experiences after parental cancer. Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Proefschrift. Elferink, J. & Wilbrink, I. (22009). 'Vragen aan de jonge mantelzorger', in: 'Bij de Les', jrg. 5, nr. 9. p. 35 Expertisecentrum Mantelzorg. Website: www.expertisecentrummantelzorg.nl Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie. Website: http://www.npcf.nl/ Prakken, J. (2001) Kon ik toveren... Kinderen, ziekte en zorg. Utrecht: NIZW. Sachse-Bonhof, H.M. (2007). 'Met de mantel der liefde, Over jonge mantelzorgers, kinderen en jongeren die zorgen voor een langdurig ziek familielid'. Eindopdracht leergang bestuur en beleid. Sieh, D. (2009). 'Gezinnen met een chronisch zieke ouder. Hoe functioneren deze gezinnen? Een onderzoek', in: 'JA! Tijdschrift van de artsen(vereniging) jeugdgezondheidszorg Nederland', 17, 22, 23. Social Care Institute for Excellence (2009). Website: http://www.scie.org.uk/. Tielen, L. (2003). 'Factsheet jonge mantelzorgers'. Utrecht: NIZW / EIZ. Tielen, L., Lam, E. en Keesom, J. (2010).'Passende preventieve steun voor (dreigend) overbelaste jongeren'. Utrecht: Gingko Zorgprojecten. Veer, A.J.E. de & Francke, A.L. (2008). ‘Opgroeien met zorg: Quickscan naar de aard en omvang van zorg, belasting en ondersteuningsmogelijkheden voor jonge mantelzorgers’. Utrecht: NIVEL. Windmeijer, P. en Drost, L. (2010). De onbekende mantelzorger en www.Survivalkid.nl. Tsg jaargang 88, nr. 6, p 303-305. Het Nederlands Jeugdinstituut is het landelijk kennisinstituut voor jeugd- en opvoedingsvraagstukken. Het werkterrein van het Nederlands Jeugdinstituut strekt zich uit van de jeugdgezondheidszorg, opvang, educatie en jeugdwelzijn tot opvoedingsondersteuning, jeugdzorg en jeugdbescherming evenals aangrenzende werkvelden als onderwijs, justitie en internationale jongerenprojecten. Voor vragen of advies kunt u contact opnemen met het Nederlands Jeugdinstituut via de afdeling Communicatie (030) 230 63 49. Of kijk op onze website www.nji.nl. Jeugd & Samenleving 2010/8