Antwoord Regiegroep JGZ op brief ZWG 29 maart 2006: 1. De ZWG geeft onder punt 1 aan dat het model dat als basis is gebruikt (financieringsvoorstel 2004) verouderd is aangezien in dit model nog wordt gerekend met een maatwerkbudget wat vast stond. Er kan, nu het maatwerkbudget losgekoppeld is van de totaalfinanciering, geen maatwerkbudget overgeheveld worden naar het budget voor het uniforme deel. Het standpunt van de ambtelijke projectgroep JGZ is dat bij het formuleren van het financieringsvoorstel niet is uitgegaan van het model van 2004. Het uitgangspunt van het voorstel was (en is) budgettair neutrale uitvoering. Uit de eerdere begrotingen en verantwoording van de RSU middelen (exclusief maatwerkgeld) van de ZWG is gebleken dat er vanaf 2003 structureel een overschot is op de RSU middelen. De RSU middelen zijn een doelverstrekking. Dit betekent dat deze ingezet moeten worden ten behoeve van de uitvoering van het uniforme deel basistakenpakket JGZ. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de ZWG niet alle middelen nodig heeft om tot een goede uitvoering van het basistakenpakket te komen. Daarnaast kan worden aangegeven dat ten tijde van het financieringsvoorstel 2004 er gerekend is met bedragen die niet juist zijn. De ZWG rekent met fictieve bedragen (dat wat aan subsidie is gevraagd) en neemt dit als uitgangspunt voor de jaarrekening/begroting. Ten onrechte. Uitgegaan moet worden van de feitelijke kosten en de subsidie die is verstrekt. Bij toepassing hiervan blijkt dat het structureel een overschot is op de uitvoering van het uniform deel basistakenpakket (en het maatwerk). 2. De ZWG geeft aan dat de begroting van de GGD al goedgekeurd was terwijl de productbegroting van de ZWG er niet “naast heeft gelegen”. Dit is gedeeltelijk juist. De GGD hanteert al jaren een goedgekeurde productbegroting waarbij inzichtelijk is hoe de toerekening van de kosten plaatsvindt op basis waarvan de kosten van het uniform deel basistakenpakket objectief is berekend. Er is geen enkele aanleiding deze kosten ter discussie te stellen. Ook in de voorgaande financieringsvoorstellen is de productbegrotingssystematiek van de GGD nooit ter discussie gesteld, ook door de ZWG niet. Zoals blijkt uit voorgaande achterliggende situatieschets hebben de gemeenten vanaf 2005 de afspraak met de ZWG voor 1 juli 2005 een productbegroting aan te leveren die qua systematiek te vergelijken zou zijn met die van de GGD. Hiervoor zou een landelijk model worden gehanteerd. Dit is echter niet gelukt. Uit informatie blijkt dat het zowel de ZWG als GGD niet is gelukt tot 1 systematiek te komen. Uiteindelijk heeft de ZWG in september 2005 een productbegroting in concept aangeleverd. Dit conform een bepaald model waarbij de keuze voor dit model niet is afgestemd met de GGD. De begroting van de GGD moest, gezien de cyclus van planning en control en de wettelijke vereisten, vastgesteld worden. Daarnaast kan worden opgemerkt dat er diverse pogingen zijn gedaan om te komen tot een eenduidige productbegrotingssystematiek. Dit is tot op heden niet gelukt. Het feit dat de begroting van de GGD niet meer ter discussie stond doet in feite niet af aan het feit dat de kosten van uitvoering budgettair neutraal moet verlopen, immers de ambtelijke projectgroep JGZ heeft bij het financieringsvoorstel voor 2006 ook de productbegroting van de ZWG als uitgangspunt genomen. Deze wordt ook niet ter discussie gesteld. 3. De ZWG geeft aan dat in de kosten van de GGD, € 0,46 per inwoner, kosten zijn verdisconteerd die geen relatie hebben met de uitvoering van het uniform deel basistakenpakket. Uit de begroting van de GGD blijkt dat de kosten van € 0,46 per inwoner de kosten zijn voor de uitvoering van een extra wettelijk verplicht contactmoment uniform deel basistakenpakket. Er is geen sprake van dat in dit bedrag kosten opgenomen zijn die geen relatie hebben met de JGZ. 4. De RSU middelen zijn een doeluitkering wat impliceert dat de middelen besteed moeten worden aan de uitvoering van het uniform deel basistakenpakket. De RSU berekening vanuit het Ministerie gaat hier ook vanuit. In de middelen zit geen bedrag opgenomen voor uitvoeringskosten. De ambtelijke projectgroep JGZ is daarom van mening dat de niet bestede middelen ingezet moeten voor dit doel, namelijk de uitvoering van het uniforme deel. Daarnaast heeft de ZWG, zoals eerder aangegeven en uit hun begroting blijkt, jaarlijks een overschot op deze middelen die zijn gereserveerd. Met de invoering van de productbegroting ZWG blijkt dat de volledige middelen (en hoger) nodig zijn voor de uitvoering terwijl de kosten niet conform de normale verhogingen zijn gestegen. Daarnaast hebben de gemeenten in de vaststellingsbeschikkingen aangegeven dat deze reserve ingezet moet worden voor de uitvoering van het uniforme deel basistakenpakket. Het is daarom reëel dat deze middelen hiervoor ingezet worden. Als laatste merkt de ZWG op dat de RSU middelen zijn bestemd voor de 0 – 4 jarigen en de kosten voor de 4 tot 19 jarigen reeds in het gemeentefonds waren opgenomen. Gedeeltelijk is dit juist. De uitvoering van de JGZ voor de 4 tot 19 jarigen was inderdaad middels de Wcpv middelen in het gemeentefonds opgenomen. Echter, met de invoering van het uniforme deel basistakenpakket heeft ook de GGD een extra contactmoment opgedragen gekregen waarvan de kosten (€ 0,46) niet in het gemeentefonds waren opgenomen. Het is, mede gezien de structurele overschotten van de ZWG, daarom niet onredelijk om deze kosten mee te nemen bij de besteding van de RSU middelen.