p r o f. d r . i r . Pat r i c k W i l l e m s zowel meer droogte als meer overstromingen in Vlaanderen prof. dr. ir. Patrick Willems KU Leuven – Departement Burgerlijke Bouwkunde – Afdeling Hydraulica Kasteelpark Arenberg 40, 3001 Heverlee (Leuven) 016 321658 [email protected] De KU Leuven onderzocht de invloed van de klimaatverandering op de waterhuishouding in Vlaanderen. Ze nam ook de toename van verharde oppervlakten ten gevolge van de groeiende urbanisatie onder de loep. Hieruit blijkt dat het belang van een actief regenwaterbeleid op het lokale niveau zal toenemen en zelfs noodzakelijk is om op de meest efficiënte manier wateroverlast en verdroging aan te pakken. © RIONED Op basis van de klimaatprojecties tot 2100 analyseerde de KU Leuven in samenwerking met het KMI de te verwachten verandering in neerslag en verdamping. Daarvoor werd een groot aantal klimaatmodellen gebruikt. In deze modellen werden de scenario’s van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) over de toekomstige evoluties in de uitstoot van broeikasgassen doorgerekend. Resultaten geven aan dat in de zomer de hevige onweders extremer kunnen worden, maar dat er veel minder kleine regenbuien zullen voorkomen. Dit resulteert in een daling van de totale neerslaghoeveelheden voor de zomer. Twee waterbeheerproblemen Stedelijk ontwerp, groenvoorziening en waterberging kunnen hand in hand gaan. Overstromingen kunnen worden voorkomen door hemelwater lokaal te laten infiltreren. Klimaatverandering zorgt dus voor twee soorten waterbeheerproblemen: 12 enerzijds meer kans op droogte en laagwaterproblemen, en anderzijds meer overstromingen, vooral rioleringsoverstromingen. Daarom zullen waterbeheerders de komende decennia meer belang moeten hechten aan de planning van de regenwaterafvoer. Om het hoofd te kunnen bieden aan de grotere extreme regenbuien zullen gemiddeld in Vlaanderen 20 tot 30 procent bijkomende buffervoorzieningen gebouwd moeten worden. Indien niets gedaan wordt, zullen rioleringen en bijhorende bergings- en infiltratievoorzieningen gemiddeld twee keer zo vaak overlopen. De verdroging zou anderzijds de kans op laagwaterproblemen in onze rivieren aanzienlijk doen toenemen. Het laagste jaarlijkse laagwaterdebiet zou tegen 2100 met meer dan 20 procent dalen (gemiddeld 50 procent voor het middenscena- © Grontmij Urbanisatie en klimaatverandering: prak t ijkboek PUBLIEKE RUIMTE 2015 © Grontmij © Febestral Het aanleggen van grote oppervlakten in waterdoorlatende bestrating is een voorbeeld van een brongerichte maatregel. rio, gemiddeld 70 procent in het meest ongunstige scenario). Het is duidelijk dat de verwachte daling in laagwaterafvoeren de kans op watertekorten aanzienlijk kan doen toenemen, met mogelijk nadelige gevolgen voor het industriële en huishoudelijke watergebruik, voor de diepgang van de scheepvaart, voor de waterkwaliteit, de ecologische toestand van de riviervalleien enzovoort. Toenemende bebouwde oppervlakte Op basis van een andere studie (doctoraat Dr. Lien Poelmans) werd de verstedelijking in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderzocht. De bebouwde oppervlakte is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw lineair toegenomen. In 1976 was 7,2 procent van onze oppervlakte bebouwd, in 1988 was dat Twee problemen samen aanpakken 11,7 procent en in 2000 al 18,3 procent. Ongeveer de helft daarvan is effectief verhard. De toename van de bebouwde oppervlakte verloopt parallel met de bevolkingsgroei en de economische groei. Op basis daarvan is een extrapolatie gemaakt. Uitgaand van een gemiddelde groei van de bebouwing en een ongewijzigd beleid zou er tegen 2050 41,5 procent bebouwing en ongeveer 20 procent verharde oppervlakte zijn. De toename in verharding zorgt voor een toegenomen en een snellere afvloeiing van regenwater naar riolering en waterlopen en een vermindering van de grondwateraanvulling. De toenemende urbanisatie versterkt dus zowel de overstromings- als de verdrogingsproblematiek. Er wordt voorgesteld om de twee hogervermelde types van waterbeheerproblemen gezamenlijk aan te pakken. Dit houdt een betere planning van de regenwaterafvoer in, ook op het gemeentelijke niveau. Naast technologische oplossingen (bijvoorbeeld intelligente sturing van onze bergings- en afvoersystemen) en het opzetten van voorspellings- en waarschuwingssystemen moet meer aandacht gaan naar bronmaatregelen zoals opwaartse bergings- en infiltratievoorzieningen. Maximaal inzetten op opwaartse infiltratie, daar waar de ondergrond dit toelaat, maakt het mogelijk om wateroverlast en verdroging gelijktijdig en op de meest efficiënte manier aan te pakken. Dit vraagt een betere afstemming tussen ruimtelijke planning (ook in de stedelij- 13 ke omgeving) en waterbeheer (ook op het lokale gemeentelijke niveau). Verder zal het belang van lokale maatregelen toenemen, zoals verhoogde stoepranden, een verdieping van de straat, het doordacht aanleggen van lokale depressies in het openbare domein (bijvoorbeeld in parken of andere groengebieden, sportterreinen en speeltuinen), individuele afkoppeling/infiltratie van regenwater op privéterrein. Dergelijke lokale en individuele maatregelen kunnen overstromingsschade beperken en cumulatief (wanneer op grote schaal uitgevoerd) het meest efficiënt wateroverlast en verdroging samen tegengaan. Aangepaste planning regenwaterafvoer © Grontmij / Alert Eco Inderdaad, naast de blijvende aandacht voor rationeel watergebruik, het scheiden van hemelwater en afvalwater in onze rioleringen en het hergebruik van regenwater zorgen de bijkomende bergings- en infiltratievoorzieningen voor een daling van het risico op wateroverlast tijdens hevige regenbuien (door waterberging op plaatsen waar het weinig hinder veroorzaakt) en verminderen ze de toekomstig verwachte toename aan watertekorten (via de waterstockage of via infiltratievoorzieningen die het grondwater aanvullen). Dit kan door de aanleg van regenwatervoorzieningen, maar ook door kortdurende berging op straat of in de openbare ruimte. De aanleg van verhoogde stoepranden en een verdieping van de straat kan bijvoorbeeld bijkomende berging op straat realiseren. Het is een voorbeeld van een effectief en goedkoop middel om tijdens extreme regenbuien tijdelijk en gecontroleerd relatief grote hoeveelheden water op te slaan. Dergelijke waterberging tussen de stoepen veroorzaakt hinder (de toegankelijkheid en begaanbaarheid vermindert tijdelijk), maar veroorzaakt geen materiële schade. Ook door het doordacht aanleggen van lokale depressies op het openbare terrein (in parken of andere groengebieden, op sportterreinen, op speeltuinen enzovoort) en op privéterreinen kan tijdelijk heel wat water geborgen worden (zie illustraties). Die laatste maatregel heeft bovendien het voordeel dat het geborgen water na de regenperiode infiltreert Het Groen Lint van Moorsele (Wevelgem) is zodanig ingericht dat regenwater uit de omliggende straten hier kan infiltreren. © Steunpunt Straten Groene zones in de stad zijn klimaatbuffers tegen hittestress tijdens hete zomers (Vondelparc, Utrecht) 14 in de ondergrond, en alzo rechtstreeks bijdraagt aan het tegengaan van de verdroging. Het vereist echter een betere afstemming tussen ruimtelijke planning, stedelijk ontwerp, groenbeheer, landbeheer en landbouw en waterbeheer (dergelijke afstemming wordt reeds geruime tijd als ondermaats bestempeld). Die verbeterde samenwerking kan interessante win-winsituaties opleveren. Het is mogelijk zeer kostenbesparend te werken door meerdere beheeraspecten hand in hand te laten gaan, zoals: het aanpakken van de wateroverlast, de verdroging en de erosie; maatregelen voor meer veiligheid en tegelijkertijd meer natuurontwikkeling; beter waterbeheer/groenbeheer en een verhoging van het welbehagen in de stad via het doordachte ontwerp van parken, wandel- en fietspaden, sport- en recreatie-infrastructuur…; groene zones in de stad zijn klimaatbuffers tegen hittestress tijdens hete zomers (klimaatverandering zorgt voor meer hete zomerdagen). Op het centrale niveau kan dat geregeld worden door een betere afstemming tussen de code van goede praktijk voor het ontwerp van rioleringssystemen, de watertoets, de gewestelijke stedenbouwkundige verordening en andere stedenbouwkundige voorschriften. Maar ook de lokale besturen spelen een belangrijke rol door de problematiek op het lokale niveau te (h)erkennen en aan te pakken, door maximaal in te zetten op brongerichte maatregelen (berging en infiltratie), door goede samenwerking en afstemming tussen verschillende beheerdomeinen, door op die manier kostenbesparend te werken, en door informatieverstrekking, sensibilisering en betrokkenheid van de individuele burger. ■ ➜ Meer informatie bij de studies naar de impact van de klimaat­ verandering op de waterhuishou­ ding in Vlaanderen: http://www.kuleuven.be/hydr/ CCI-HYDR.htm