Ds. F. Kaiser GN 22/2 Leid mij Heer Exodus 33, 1 11

advertisement
 Ds. F. Kaiser GN 22/2 Leid mij Heer Exodus 33, 1 11-­‐17 NBG 1En de Here sprak tot Mozes: Ga, trek vanhier op, gij en het volk dat gij uit het land Egypte hebt gevoerd, naar het land, waarvan Ik Abraham, Isaak en Jakob gezworen heb: aan uw nakomelingschap zal Ik het geven – 2Ik zal een engel voor uw aangezicht zenden 11En de Here sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend; dan keerde hij terug naar de legerplaats. Maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jonge man, week niet uit de tent. 12Toen zeide Mozes tot de Here: Zie, Gij zegt tot mij: doe dit volk optrekken, maar Gij hebt mij niet doen weten, wie Gij met mij zult zenden, terwijl Gij toch gezegd hebt: Ik ken u bij name en ook hebt gij genade gevonden in mijn ogen. 13Nu dan, indien ik genade in uw ogen gevonden heb, maak mij toch uw wegen bekend, zodat ik U ken; opdat ik genade vinde in uw ogen. Bedenk toch, dat deze natie uw volk is. 14Toen zeide Hij: Moet Ik zelf medegaan om u gerust te stellen? 15En hij zeide tot Hem: Indien Gij zelf niet medegaat, doe ons vanhier niet optrekken. 16Waaraan zal anders geweten worden, dat ik en uw volk genade in uw ogen gevonden hebben, dan doordat Gij met ons medegaat? Immers daardoor zijn ik en uw volk afgezonderd uit alle volken, die op de aardbodem zijn. 17En de Here zeide tot Mozes: Ook deze zaak, waarover gij gesproken hebt, zal Ik doen, omdat gij genade in mijn ogen gevonden hebt en Ik u bij name ken. Veel mensen gaan deze weken weer op de wintersport naar Oostenrijk of Zwitserland. Eindelijk is het zover. De skikoffer op het dak van de auto en er gaat van alles mee. Lijstjes worden afgetekend om niets te vergeten. Handschoenen, skihelm, skibroek, truien enz. Maar laten we vooral niet onze smartphone, tablet en navigatie vergeten mee te nemen. Het is passen en meten om alles mee te krijgen. Wat hebben we nu echt nodig onderweg? Vergeten we het belangrijkste niet? Het volk Israël maakt een heel andere reis. Maar ook voor hen is het nu eindelijk zo ver. Generaties hebben hier op gewacht, om bevrijd te worden uit de slavernij van Egypte. Je verwacht een blij volk die dankbaar en juichend achter God aan blijft aanlopen. Maar als hun leider Mozes te lang op de berg bij de Heer blijft, komt het volk in opstand. Er moet een nieuwe god komen. Men verzamelt hun sieraden en men smeedt er een gouden kalf uit wat men feestelijk gaat vieren. God wordt toornig en wil het volk vernietigen en met Mozes een nieuw groot volk maken. Na de voorspraak krijgt God berouw en laat Hij zijn toorn varen. Maar er volgt wel een straf. 3000 man moeten sterven omdat zij God niet trouw bleven. Maar de rest had genade gevonden in de ogen van God. Dan mag het volk verder trekken richting het beloofde land Kanaan. God zal een engel voor hen uitsturen maar zal zelf niet met hen meegaan. God is zo boos op het volk dat Hij niet in het midden van het volk kan verblijven. Mozes zet een stuk van het volk Israel vandaan een tent op, waar Hij God ontmoet. Een bijzonder moment. We lezen in vers 11 dat Mozes God ontmoet van aangezicht tot aangezicht, zoals iemand spreekt met zijn vriend. In een kort gedeelte zien we zowel de heiligheid van God en daarom ook de toorn, en tegelijk de genade en toenadering van God. Mozes mag God ontmoeten als een vriend. Hier zien we iets van het hart van God. Dit beeld zien we door het hele oude testament heen. Denk maar Henoch, aan Jozua en aan David. Dit hartsverlangen van God om bevriend te zijn met ons laat de Here Jezus nog het meest zien. Hoe hij met de discipelen optrekt en hun letterlijk vrienden noemt. Die vriendschap van God met Mozes is zo vertrouwelijk geworden dat Mozes met God de discussie durft aan te gaan. Dat zagen we net al met de toorn, maar nu opnieuw. Wie gaat u met ons mee zenden als we verder trekken? Het is toch uw volk. In Gods antwoord zien we meteen de genade en trouw van God. Moet Ik dan met je mee gaan Mozes om je gerust te stellen Daarop volgt de belijdenis van Mozes: Indien Gij zelf niet met ons meegaat, doe ons van hier niet optrekken. Er waren heel wat mensen onder het volk Israel die dachten dat je prima verder kunt gaan zonder God. Als de God van Abraham Izaak en Jakob er niet is, voor Hem tien anderen. Dan maken we er zelf wel een. Maar dat gold niet voor Mozes. Hij wist: ik kan geen stap gaan zonder God. Het hele volk kan geen stap gaan zonder God. Als God niet met mij mee gaat, heeft het geen zin om verder te trekken. Die zelfde gedachte komen we tegen in Psalm 127. Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs bouwen de bouwlieden. In 1 Petrus 2 wordt die gedachte nog verder doorgetrokken. Petrus schrijft daar dat het kostbaar is om op Jezus Christus te bouwen, maar wie daar niet op bouwt zal struikelen. Terug naar Mozes: Als Gij niet met ons meegaat, doe ons van hier niet optrekken. Het is een tekst die ik vaak gelezen en over gesproken heb in de afgelopen elf jaar. Het is de tekst van onze gemeente. Hoe belangrijk is het om dat steeds weer voor ogen te hebben. Want hoe snel lijken we niet op het volk Israel die niet kan wachten en dus maar zelf aan de slag gaat. Durven we God in alles de leiding in handen te geven? Want daar gaat het hier toch om. Betekend dat we dan geen eigen verantwoordinge meer hebben en maar moeten afwachten? Nee we moeten doen wat op dit moment onze verantwoordelijkheid is en wat God van ons vraagt. En tegelijk moeten we ons steeds bewust zijn dat we God nodig hebben en dat het zonder Hem geen zin heeft. Voor al het werk in de kerk geldt deze tekst. Als God niet meegaat, stop er dan maar mee. Want dan is het mensen werk en zal het geen vrucht dragen. Of het nu de preek het zondagsschoolwerk, vrouwenwerk of de zending is. We kunnen pas gaan als God met ons meegaat. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor het werk in de kerk. Ook voor ons dagelijks leven. Of we nu naar school of universiteit gaan, naar ons werk of thuis zijn. Als God niet met ons meegaat, laten we van hier niet optrekken. Natuurlijk is het meeste werk niet geestelijk en zijn we met onze dagelijkse dingen bezig. Maar ook daar mogen we God in betrekken. Maar ook ons de vraag stellen: besteed ik mijn tijd aan de dingen die God van mij vraagt. Dat het voor Mozes belangrijk was dat God met het volk Israel meegaat had nog een reden. Leest u maar mee in vers 16: Waaraan zal anders geweten worden, dat ik en uw volk genade in uw ogen gevonden hebben. Doordat God met het volk Israel optrekt, zien de andere volkeren Gods omgang met hen. Zo geldt dat ook voor ons. Dat mensen mogen zien, dat God met ons optrekt en dat we genade gevonden hebben in Zijn ogen. Opdat ook anderen tot die genade getrokken mogen worden. leid mij Heer, wandel naast mij: ik leg mijn leven in uw sterke hand Als Gij niet met ons meegaat, laat ons van hier niet optrekken. Opwekking 598 Machtige Heer, grote Verlosser, iedere dag kneden uw handen mijn leven als klei. Zo vormt U mij naar uw plan. U roept mij zacht in uw nabijheid; daar vind ik kracht, uw Geest omgeeft mij. Leer mij, o Heer, hoe ik steeds meer leef als U. U riep mij om voor U te leven, aan U alleen wil ik mij geven. Trek mij, o Heer, dichter naar U toe. Neem mij, kneed mij, vorm mij, vul mij: ik leg mijn leven in uw sterke hand. Roep mij, zend mij, leid mij, wandel naast mij: ik leg mijn leven in uw sterke hand. 
Download