De naam geeft het al aan: postmodernisme, na - shakespeare-AB

advertisement
Het postmodernisme
Het postmodernisme is een reactie op het falen van het modernisme, zonder iets anders in
de plaats te geven.
De naam geeft het al aan: postmodernisme, na het modernisme. Dus niet meer modern,
maar ook niet iets anders. Dat wil zeggen dat daarmee alle kenmerken van het modernisme
nu ineens verdwenen zijn. Heel veel van het denken en handelen wordt nog helemaal
bepaald door het modernisme, maar tegelijkertijd ontstaat er een nieuwe manier van denken.
Modernisme en postmodernisme lopen door elkaar.
De term postmodernisme wordt gebruikt om een stroming in de kunsten aan te geven, maar
komt ook voor in maatschappelijke context.
Hierbij kan je denken aan
communicatiemiddelen, economie, geschiedenis, politiek, moraal, religie, literatuur,
pedagogiek.
Kenmerkend voor het postmodernisme is dus dat het een heleboel NIET is. We kunnen
stellen dat er geen universeel geloof of alomvattende ideologie is, geen absolute waarheid
en gezag en geen vertrouwen in de toekomst meer is.
Met als gevolg dat er chaos, versnippering, tolerantie, onverschilligheid en allerlei
levensbeschouwingen ontstaan.
Kenmerkend in het postmodernisme is het beeld- en informatiecultuur, ook hechten de
postmodernen veel belang aan het bovennatuurlijke en de consumptiemaatschappij, gevoel
en ervaring zijn de norm.
De naam postmodernisme is in de loop van de 20ste eeuw door verschillende mensen
gebruikt, maar wel om totaal andere dingen aan te duiden. Postmodernisme werd voor het
eerst genoemd in 1917 door een Duitse filosoof, om het nihilisme in de West-Europese
cultuur uit te leggen. In 1934 werd het woord nog steeds gebruikt door een Spaanse criticus
om de beweging tegen het modernisme in de literatuur aan te duiden. In Engeland (1939)
werd het woord onder andere gebruikt om een terugkeer naar het religieuze te bevestigen en
om te benoemen dat na de Tweede Wereldoorlog een maatschappij was ontstaan waarin de
gewone burger belangrijker was dan het kapitalisme. Later in de jaren ’50, ’60, ’70 en ’80
werd de naam postmodernisme gebruikt in de literatuur, architectuur en filosofie. Uiteindelijk
werd de naam postmodernisme gebruikt door journalisten voor de meeste fenomenen in de
jaren ‘90.
In de jaren ’60 was er een vernieuwing van de filosofie, door een groep jonge studenten uit
Frankrijk. Ze hadden kritiek op het beleid van de universiteiten, de politiek en ook op radicale
filosofieën, zoals bijvoorbeeld het marxisme. Deze ‘nieuwe’ filosofen in de jaren ’60 wilden
strijd voeren tegen het beleid van de universiteit en de politiek. Ze vonden dat de radicale
filosofieën, zoals het marxisme, het individu en haar historische ontwikkeling negeerden.
Menswetenschappen of maatschappijwetenschappen, zoals antropologie, taalkunde en
filosofie, moesten meer de nadruk leggen op de individuele aspecten van taal, traditie en
relaties, die de identiteit van een persoon bepalen. Eenvoudig gezegd is het niet het individu
dat de cultuur creëert, maar is het de cultuur die het individu creëert.
Postmoderne kunst:
Zoals het voorvoegsel 'post' aangeeft, verhoudt het postmodernisme zich tot het
modernisme.
Postmodernisme is ontstaan als reactie op het modernisme. Het modernisme in de kunst
wordt gezien als een duidelijk gebied met vast omschreven waarden en doelen die voor
iedereen gelden, terwijl in de postmoderne kunst geen waarden of grenzen meer zouden
bestaan.
Kunst is autonoom en heeft vaak een maatschappijkritische functie.De nadruk ligt op
stilistische zuiverheid, functionaliteit, authenticiteit en betekenis of expressie.Ook begrippen
als geniecultus en originaliteit zijn belangrijke elementen. Tot slot is er een duidelijke
scheiding tussen kunst en ‘non-kunst’, High - and Low Culture.
Het postmodernisme was bekend in vele landen. In Duitsland had je de Nieuwe Wilden.
Heftige emotie en persoonlijke ervaringen in action-paintingachtige schilderijen in felle
kleuren. Met de bekende kunstenaars, Baselitz Lüpertz, Penck, Dokoupil en Dahn.
In Italië het Transavanguardia, Barok schilderwerk met grillig decoratieve elementen, veel
kleur en op groot formaat. Met als kunstenaars Chia, Cucchi en Clemente.
In Frankrijk had je de Figuration Libre. Jonge schilders met schijt aan alles en iedereen
maken stripachtige en uiterst boertige doeken. Met als bekendste kunstenaars Combas en
Di Rosa.
New Image Painting bevond zich in Amerika, reagerend op de minimal art en conceptual art
maken kunstenaars als Schnabel “plate paintings”, deels figuratieve, deels abstracte werken,
bezaaid met kapot aardewerk en brandhout, zeer dik in de verf . Of verfexplosies op fel
gekleurd fluweel als ondergrond. Ook fotorealistische filmstill-achtige schilderijen komen
voor. Met als bekendste kunstenaars Schnabel en Salle, Longo.
In Europa en Amerika had je tegelijkertijd de Graffiti kunst. Apocalyptische visioenen met
spuitbus en spectaculaire letterachtige vormen (tags) , stripachtige figuurtjes, aanvankelijk
aangebracht op muren en treinen , later op doek en op panelen. Met als bekendste
kunstenaars Keith Haring en Basquiat.
In Nederland waren er de Hollandse Nieuwen. Echt schilderen komt weer op de eerste
plaats wat resulteert in picturale doeken vol woordgrapjes en dubbele bodems. Met als
bekendste kunstenaars Van Hoek, Daniëls en Verkerk.
Kitsch en Camp: Toeters en bellenkunst van kunstenaars die alles overal vandaan pakken
en het er soms met de haren bij lijken te slepen, Alles wat ze kunnen gebruiken pakken ze
aan, niets is veilig, zelfs hun persoonlijk leven gooien ze te grabbel. Met als bekendste
kunstenaars, Rob Scholte en Jeff Koons.
Download