Verwerkingsopdrachten MZ Specifieke doelgroepen SAW4 ISBN 97890 8524 0945 Thema 6 Sociaal-wetenschappelijke theorieën Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 1 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opwarmen en oriënteren Opdracht 1 Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over sociaal-wetenschappelijke theorieën opfrist. Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. 1 Ben je enigszins bekend met sociaal-wetenschappelijke theorieën als de gedragsleer en theorieën over socialisatie? 2 Wat kunnen cliënten volgens jou aan deze theorieën hebben? 3 Wat kun jij daaraan hebben in je werk? 4 Ben je bekend met het kernkwadrantenmodel? 5 Waar houdt de psychologie zich mee bezig? 6 Wanneer spreek je van normaal gedrag? Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 2 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Herkennen en onderscheiden Opdracht 2 Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit thema kent. Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door: het begrip in eigen woorden te formuleren; een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast. 7 gedrag 8 psychologie 9 methodenleer 10 persoonlijkheidsleer 11 normaal gedrag 12 positief niet-normaal gedrag 13 negatief niet-normaal gedrag 14 parapsychologie 15 forensische psychologie 16 psychofarmacologie 17 neuropsychologie 18 kokerzien 19 functieleer 20 ontwikkelingsleer 21 gedragsleer 22 interpersoonlijke relaties 23 drifttheorie 24 evenwichtstheorie 25 hedonistische theorie 26 fysiologische factoren 27 dubbelen 28 kernkwaliteiten 29 socialisatie 30 identiteit 31 exposure Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 3 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Begrijpen en toepassen Opdracht 3 Lees de tekst over psychologie in 6.2 en beantwoord de volgende vragen. 32 Welke hoofdgebieden kent de psychologie? 33 Waarom is de persoonlijkheidsleer zo’n belangrijk onderdeel van de psychologie? 34 Noem 2 voorbeelden van positief, niet-normaal gedrag die niet in het boek genoemd zijn. 35 Noem 2 voorbeelden van negatief, niet-normaal gedrag die niet in het boek genoemd zijn. 36 Waarom is enige kennis van de neuropsychologie belangrijk als je met ouderen werkt? 37 Waar wordt gedrag ondermeer door bepaald? 38 Wat zijn problemen bij de bestudering van gedrag? Opdracht 4 Lees de tekst over motivatie en gedrag in 6. 3, beantwoord de vraag en maak de opdracht. 39 Wat is het belangrijkste uitgangspunt van de theorie van Freud? 40 Lees onderstaande situatie en geef achter elke zin aan om welke soort factor het gaat die invloed heeft op ons gedrag. Situatie Mina is een normaal gezond kind van 16 jaar. Haar ouders zijn gevlucht uit Irak. Na een periode in een opvangklas zit ze nu in het reguliere onderwijs. Mina voelt zich nog niet helemaal thuis op school. Het gaat er zo anders aan toe. Haar klasgenoten gaan heel anders gekleed en doen zelfs anders. De meisjes praten zoveel over elkaar. Mina weet niet goed hoe ze aansluiting bij hen kan vinden. Ze zondert zich af en gaat niet mee naar het winkelcentrum in een tussenuur. Ook gaat ze niet mee als er een verjaardag van iemand is. Maar daar voelt ze zich ook niet gelukkig bij; ze houdt juist erg van gezellige uitstapjes en bij haar Irakese vriendinnen is zij meestal de initiatiefneemster. Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 4 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Opdracht 5 Lees de tekst over socialisatie in 6.5 en beantwoord de volgende vraag. 41 Geef in de zelfde situatie als in de vorige opdracht aan om welke problemen bij de socialisatie het bij Mina gaat. Situatie Mina is een normaal gezond kind van 16 jaar. Haar ouders zijn gevlucht uit Irak. Na een periode in een opvangklas zit ze nu in het reguliere onderwijs. Mina voelt zich nog niet helemaal thuis op school. Het gaat er zo anders aan toe. Haar klasgenoten gaan heel anders gekleed en doen zelfs anders. De meisjes praten zoveel over elkaar. Mina weet niet goed hoe ze aansluiting bij hen kan vinden. Ze zondert zich af en gaat niet mee naar het winkelcentrum in een tussenuur. Ook gaat ze niet mee als er een verjaardag van iemand is. Maar daar voelt ze zich ook niet gelukkig bij; ze houdt juist erg van gezellige uitstapjes en bij haar Irakese vriendinnen is zij meestal de initiatiefneemster. Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 5 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Onderzoeken, oefenen en presenteren Opdracht 6 Kernkwadrant Lees paragraaf 6.4 over het kernkwadrant. 42 Beantwoord eerst de volgende vragen: Wat is een kernkwadrant? Waar wordt het veel gebruikt? Wat kun je leren van iemand met gedrag waar je allergisch voor bent? Wat kun je leren van dubbelen? 43 Je maakt samen met medestudenten een kernkwadrant. Werkwijze Vorm groepjes van 4 personen en wijs een woordvoerder aan. Neem de tekst over kernkwadranten in paragraaf 6.4 erbij. Eén noemt een kernkwaliteit van hem- of haarzelf of bedenk samen een kernkwaliteit van een fictieve persoon. Vul nu het kernkwadrant verder in zoals het in de tekst staat. Nabespreking lukte het om een kernkwadrant te maken; wat ging goed; wat ging minder goed; wat kunnen jullie in de praktijk aan kernkwadranten hebben? Noem eventueel wat voorbeelden. In de groep De woordvoerders doen verslag van wat goed en minder goed ging bij het maken van het kernkwadrant. De woordvoerders leggen uit wat je in de praktijk aan kernkwadranten kunt hebben. Er volgt een discussie over het maken van kernkwadranten. Wat zijn de belangrijkste conclusies uit deze discussie? Stel een lijst samen van vijf tips en aandachtspunten voor het maken van kernkwadranten. Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 6 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp Verwerkingsopdrachten thema 6 MZ Specifieke doelgroepen; saw 4 pagina 7 © Uitgeverij Angerenstein BV Velp