Doeltreffende en gezinsvriendelijke leeflonen in de

advertisement
Doeltreffende en gezinsvriendelijke leeflonen
in de strijd tegen armoede
Standpunt van de Gezinsbond
Oorspronkelijk standpunt: december 2010
Geactualiseerd: oktober 2015
Inhoud
Leefloon: huidige regeling
p. 2
Knelpunten in de huidige leefloonregeling
p. 4
Leefloon is lager dan armoededrempel
p. 4
Leefloon is niet gezinsgemoduleerd
p. 4
Koppels met kinderen zijn gediscrimineerd
p. 6
Gezinnen met alleen 18-plussers zijn gediscrimineerd
p. 6
Leefloners hebben niet automatisch recht op sociale toeslagen
p. 7
Roerende inkomsten zijn overschat in de berekening van de bestaansmiddelen
p. 8
Voorstellen van de Gezinsbond
p. 9
Leefloon optrekken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel
p. 9
Leefloon moduleren volgens gezinslast
p. 9
Nieuwe categorie leefloners: samenwonenden met gezinslast
Studerende 18-plussers altijd meetellen in gezinslast
Kinderen van leefloners automatisch sociale kinderbijslagtoeslag geven
In middelenonderzoek fictieve rente op spaargeld realistischer inschatten
p. 10
p. 10
p. 10
p. 11
Noodzakelijke randvoorwaarden
p. 11
Samenvatting van het standpunt
p. 11
1
Leefloon: huidige regeling
Wat is een leefloon?
Het leefloon is één van de drie vormen van het recht op maatschappelijke integratie. Deze
zuiver financiële bijstand vervangt het vroegere bestaansminimum en wordt uitbetaald
door het plaatselijke OCMW. Naargelang de situatie van de leefloner (persoon die een
leefloon ontvangt) kan het leefloon worden aangevuld met bijkomende sociale bijstand
zoals verlening van huurwaarborg, verwarmingstoelage, medische hulp… De andere twee
vormen van het recht op maatschappelijke integratie zijn: tewerkstelling en geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie.
Het recht op maatschappelijke integratie wordt vanaf 1 oktober 2002 geregeld door de
Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (RMI-wet) en
het Koninklijk Besluit van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het
recht op maatschappelijke integratie.
Wie kan aanspraak maken op leefloon?
Om in aanmerking te komen voor een leefloon moet de aanvrager algemeen, cumulatief
en verplicht voldoen aan zes voorwaarden:
nationaliteit: Belgische nationaliteit hebben, burger van de Europese Unie zijn, als
vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, staatloos of vluchteling zijn.
woonplaats: werkelijke verblijfplaats in België hebben.
leeftijd: meerderjarig zijn.
staat van behoeftigheid: niet over (voldoende) bestaansmiddelen beschikken en niet
in staat zijn om zich die te verschaffen, hetzij door persoonlijke inspanningen, hetzij
door andere middelen.
werkbereidheid: werkbereid zijn tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet
mogelijk is.
uitputting van het recht op andere inkomsten: zoals sociale uitkeringen of onderhoudsgeld (onderhoudsuitkeringen tussen ex-partners én onderhoudsbijdragen voor
kinderen).
Categorieën van het leefloon
Sinds 1 september 2006 zijn er drie categorieën leefloners:
samenwonende (categorie 1)
alleenstaande (categorie 2)
persoon met gezin ten laste (categorie 3)
Onder samenwonende verstaat de RMI-wet iemand die samen met een ander persoon
onder één dak woont en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelt. De aard van de relatie tussen de samenwonende personen heeft echter geen
enkele invloed op de bepaling van de categorie “samenwonende”. Aangezien leefloon een
2
individueel recht is, kunnen twee samenwoners elk recht hebben op een leefloon als
samenwonende. Het gaat hier uitsluitend over samenwonenden zonder kinderen. Samenwoners met kinderen, behoren tot categorie drie “persoon met gezin ten laste”.
Onder alleenstaande verstaat de RMI-wet elke persoon die alleen woont.
Onder persoon met gezin ten laste verstaat de RMI-wet (aangepast door de programmawet
van 9 juli 2004) een persoon die minstens één ongehuwd minderjarig kind ten laste heeft
en in voorkomend geval zijn echtgeno(o)t(e) of levenspartner. Om tot deze categorie te
behoren, is het dus noodzakelijk dat er minstens één ongehuwde minderjarige tot het
gezin behoort. Een koppel (al dan niet gehuwd) zonder kinderen kan nooit tot deze
categorie behoren. Beide partners kunnen wel elk een leefloon van samenwonende
krijgen.
Volgens de statistieken van de POD Maatschappelijke Integratie telde ons land in 2009
ruim 90.822 leefloners, als volgt verdeeld over de drie categorieën:
25.952 samenwonenden (categorie 1)
40.318 alleenstaanden (categorie 2)
24.553 personen met gezin ten laste (categorie 3)
Bedragen van het leefloon
Welk bedrag aan leefloon een leefloner zal krijgen, hangt enerzijds af van de categorie
waartoe hij/zij behoort en anderzijds van de berekening van zijn/haar bestaansmiddelen.
De bestaansmiddelen waarover de leefloner zelf beschikt worden in mindering gebracht
van het leefloon waarop hij of zij volgens de overeenstemmende categorie recht heeft.
Vanaf 1 september 2015 bedraagt het leefloon in de verschillende categorieën:
Categorie
Samenwonende
Alleenstaande
Persoon met gezinslast
Maandbedrag
555,81
833,71
1.111,62
Het leefloonbedrag van 1.111,62 euro is dus van toepassing voor drie typegezinnen:
alleenstaande ouders met kind(eren), samenwoners zonder kinderen en samenwonende
koppels met kind(eren).
Om recht te hebben op een leefloon, moet de aanvrager over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken. Daartoe voert het bevoegde OCMW een sociaal onderzoek samen
met een middelenonderzoek.
3
In principe worden volgende inkomsten in aanmerking genomen:
beroepsinkomen (ook sociale uitkeringen)
onroerend inkomen
roerend inkomen
overdracht van goederen
voordelen in natura
inkomsten van samenwonenden
Kinderbijslag en studietoelagen voor kinderen én onderhoudsgeld betaald voor ongehuwde kinderen ten laste, voor zover de leefloner hen opvoedt, tellen niet mee in de
berekening van de bestaansmiddelen.
Knelpunten in de huidige leefloonregeling
De huidige leefloonregeling is onvoldoende efficiënt als accuraat wapen tegen armoede.
Wij stellen een aantal belangrijke knelpunten vast.
Leefloon is lager dan armoededrempel
De huidige bedragen van het leefloon zijn ontoereikend om leefloners toe te laten een
menswaardig leven te leiden.
We vergelijken de huidige bedragen met de nationale armoederisicodrempels uit de EUSILC enquête van 2009, na indexatie van deze drempels aan de hand van het laatst gekende indexcijfer van 30 november 2010.
Het leefloon van een alleenstaande bedraagt momenteel 740,32 euro. De geïndexeerde
armoederisicodrempel voor een alleenstaande bedraagt momenteel 992,07 euro. Het
leefloon van een alleenstaande ligt dus 25,4 % of 251,75 euro onder de armoederisicodrempel.
Het leefloon van twee samenwonenden bedraagt momenteel 987,08 euro (2 x 493,54 euro).
De geïndexeerde armoederisicodrempel voor een koppel bedraagt momenteel 1.488,10
euro. Het leefloon van twee samenwonenden ligt dus 33,7 % of 501,02 euro onder de
armoederisicodrempel.
Leefloon is niet gezinsgemoduleerd
Het leefloon van een persoon met gezinslast bedraagt momenteel 987,09 euro, ongeacht
het aantal kinderen ten laste.
In volgende tabellen vergelijken we het leefloon van een persoon met gezinslast, aangevuld met de gemiddelde kinderbijslag volgens het aantal kinderen en hun leeftijd, met
de geïndexeerde armoederisicodrempel voor een aantal typegezinnen.
4
Tabel 1: vergelijking leefloon - armoederisicodrempel (ARD) eenoudergezinnen
Aantal
1
1
2
2
2
3
3
3
3
Kinderen
<
14 j
1
0
2
1
0
3
2
1
0
>
14 j
0
1
0
1
2
0
1
2
3
Leefloon
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
Kinderbijslag
156,60
171,61
363,73
378,74
413,83
643,28
658,29
693,38
728,47
Totaal
1.143,69
1.158,70
1.350,82
1.365,83
1.400,92
1.630,37
1.645,38
1.680,47
1.715,56
ARD
1.289,69
1.488,10
1.587,31
1.785,72
1.984,14
1.884,93
2.083,34
2.281,76
2.480,17
Te kort
146,00
329,40
236,49
419,89
583,22
254,56
437,96
601,29
764,61
%
verschil
11,3
22,1
14,9
23,5
29,3
13,5
21,0
26,4
30,8
Tabel 1 leert ons dat het leefloon van een alleenstaande ouder, met één kind jonger dan
14 jaar, samen met de kinderbijslag voor dat kind, 11,3 % of 146,00 euro onder de
armoederisicodrempel ligt. De kloof (absoluut en procentueel) neemt aanzienlijk toe naarmate het eenoudergezin méér en oudere kinderen telt. De armoederisicodrempel bij
eenoudergezinnen neemt per kind toe met 297,62 euro voor kinderen jonger dan 14 jaar
en met 496,04 euro voor kinderen vanaf 14 jaar.
Tabel 2: vergelijking leefloon-armoederisicodrempel (ARD) tweeoudergezinnen
Kinderen
Aan<
tal
14 j
1
1
1
0
2
2
2
1
2
0
3
3
3
2
3
1
3
0
>
14 j
0
1
0
1
2
0
1
2
3
Leefloon
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
987,09
Kinderbijslag
98,39
114,83
278,67
295,11
330,20
536,57
553,01
588,10
623,19
Totaal
1.085,48
1.101,92
1.265,76
1.282,20
1.317,29
1.523,66
1.540,10
1.575,19
1.610,28
ARD
1.785,72
1.984,14
2.083,34
2.281,76
2.480,17
2.380,96
2.579,38
2.777,79
2.976,20
Te
kort
700,24
882,22
817,58
999,56
1.162,88
857,30
1.039,28
1.202,60
1.365,92
%
verschil
39,2
44,5
39,2
43,8
46,9
36,0
40,3
43,3
45,9
Tabel 2 leert ons dat het leefloon van een koppel met één kind jonger dan 14 jaar 39,2% of
700,24 euro onder de armoederisicodrempel ligt. De kloof (absoluut en procentueel)
neemt aanzienlijk toe naarmate het gezin méér en oudere kinderen telt. Ook bij koppels
met kinderen neemt de armoederisicodrempel per kind toe met 297,62 euro voor
kinderen jonger dan 14 jaar en met 496,04 euro voor kinderen vanaf 14 jaar. Het procentuele tekort is voor koppels met kinderen groter dan voor eenoudergezinnen omdat de
tweede ouder geen recht geeft op hoger leefloon en omdat koppels geen eenoudertoeslag
in de kinderbijslag krijgen.
5
De bedragen van het leefloon zijn niet gezinsgemoduleerd. Een persoon met gezinslast
(categorie 3) krijgt een hoger bedrag aan leefloon: 246,77 euro méér dan een alleenstaande en 493,55 euro méér dan een samenwonende. Deze verhoging is echter onafhankelijk van het aantal kinderen ten laste. Een persoon met 3 kinderen ten laste, krijgt
hetzelfde leefloon als een persoon met 1 kind ten laste.
Het huidige bedrag van het leefloon voor personen met gezinslast houdt onvoldoende
rekening met het aantal gezinsleden dat met dit inkomen moet rondkomen.
Koppels met kinderen zijn gediscrimineerd
Een leefloner met kinderen krijgt momenteel 987,09 euro (het leefloonbedrag van een
persoon met gezinslast). Een koppel leefloners zonder kinderen krijgt 987,08 euro (tweemaal het individuele bedrag van een samenwonende leefloner, nl. 493,54 euro). Een
koppel leefloners met kinderen krijgt hetzelfde leefloon. Zij worden in de huidige leefloonregeling dus duidelijk gediscrimineerd, want ze krijgen maar evenveel leefloon als een
koppel zonder kinderen.
De huidige regelgeving negeert duidelijk de gezinslast van koppels. Onlogisch aangezien
die gezinnen telkens één persoon méér tellen om rond te komen met het gezinsbudget.
Gezinnen met alleen 18-plussers zijn gediscrimineerd
Alleenstaande ouders met nog alleen kinderen ouder dan 18 jaar ten laste krijgen het
leefloon van een alleenstaande: 740,32 euro. Zij vallen uit de boot voor het hogere bedrag
van categorie 3 (987,09 euro). Om dat bedrag te krijgen, moet er immers nog minstens één
ongehuwd minderjarig kind tot het gezin behoren.
Bij koppels met nog alleen kinderen ouder dan 18 jaar ten laste, krijgt elke ouder het
leefloon van een samenwonende: 987,08 euro (2 x 493,54 euro). Als slechts één van hen
leefloner is, krijgt die het leefloon van een samenwonende (493,54 euro). Zo vallen ook
deze gezinnen uit de boot voor het hogere bedrag van categorie 3 (987,09 euro) omdat ze
geen ongehuwde minderjarige kinderen meer ten laste hebben.
Het is ontoelaatbaar dat gezinnen die uitsluitend nog 18-plussers tellen, uit de boot vallen
voor de categorie “persoon met gezinslast”. Het zijn net studerende 18-plussers die het
zwaarst doorwegen in gezinsbudgetten. Op deze manier wordt kinderen van leefloners de
toegang tot het hoger onderwijs als het ware ontzegd, terwijl iedereen erkent dat het
behalen van een goed diploma een sleutel is om uit de armoedespiraal te geraken.
6
Leefloners hebben niet automatisch recht op sociale toeslagen in kinderbijslagen
In ons huidige kinderbijslagstelsel krijgen bepaalde behartenswaardige gezinnen een
sociale toeslag bovenop de basiskinderbijslag en de leeftijdsbijslag.
Er zijn drie sociale categorieën:
• gepensioneerden
• langdurig werklozen (> 6 maanden)
• langdurig zieken (> 6 maanden) of personen met een invaliditeit.
De situatie van de rechthebbende ouder (of ander familielid) is doorslaggevend. Om deze
toeslag te krijgen, mag het bruto inkomen van het gezin niet hoger liggen dan: 2.102,22
euro voor een alleenstaande en 2.173,88 euro voor een koppel.
Tabel 3: maandelijkse sociale toeslagen in de kinderbijslag
(bedragen geldig vanaf 01-12-’12)
Sociaal statuut
Eerste
Werkloos/gepensioneerd
Ziekte/invaliditeit
45,96
98,88
Rang van het kind
Tweede
28,49
28,49
Derde
5,00
5,00
De sociale toeslagen zijn niet cumuleerbaar met de eenoudertoeslagen voor ouders met
een inkomen onder 2.102,22 euro. De eenoudertoeslag bedraagt: 43,31 voor een 1ste kind,
26,85 euro voor een 2de kind en 21,65 euro voor een 3de kind. Een alleenstaande die bovendien nog behoort tot een sociale categorie krijgt voor kinderen van de derde rang bovenop
de sociale toeslag een extra eenoudertoeslag van 16,94 euro.
Kinderen van de eerste rang die een sociale toeslag of een eenoudertoeslag krijgen, genieten de volledige leeftijdsbijslag in plaats van de gehalveerde.
Leefloners hebben vaak geen band met de arbeidsmarkt, behalve als ze leefloon trekken
als bijpassing bij een laag inkomen uit arbeid. Zij kunnen dus meestal geen rechthebbende
op kinderbijslag zijn. Daarom zal het kinderbijslagfonds in de familiale kring van het gezin
van de leefloner zoeken naar een persoon die wel werkt. Dat kan bijvoorbeeld een tante of
nonkel zijn.
Als er binnen de familiale kring geen band met de arbeidsmarkt is, opent de leefloner een
recht op kinderbijslag in het stelsel van de Gewaarborgde kinderbijslag. Dat stelsel telt
7.048 gezinnen met 14.450 kinderen. Ruim 90 % van deze gezinnen zijn leefloners.
Kinderen die kinderbijslag krijgen in het gewaarborgde stelsel krijgen bovenop hun basiskinderbijslag en hun leeftijdsbijslag hetzelfde supplement als kinderen van gepensioneerden en langdurig werklozen in de andere drie stelsels (werknemers, zelfstandigen en
ambtenaren): 43,31 euro (1ste kind), 26,85 euro (2de kind) en 4,71 euro (3de kind).
7
De kinderen van leefloners waar het kinderbijslagfonds toch een band met de arbeidsmarkt vindt binnen de familiale sfeer, krijgen hun kinderbijslag in één van de drie andere
kinderbijslagstelsels. Als de leefloner dan een alleenstaande ouder is, krijgt die wel de
eenoudertoeslag. In de andere situaties bepaalt het sociale statuut van het als rechthebbende aangeduide familielid of het kind van de leefloner een sociale toeslag zal krijgen
en hoeveel die bedraagt. Met andere woorden, de sociale toeslag wordt in die situaties
niet toegekend op basis van de precaire gezinstoestand maar louter op basis van het
eerder toevallige sociale statuut van de aangeduide rechthebbende. Er zijn dus wat de
kinderbijslag betreft, vier verschillende categorieën kinderen van leefloners die:
in het stelsel van de Gewaarborgde kinderbijslag de gewone sociale toeslag krijgen;
in één van de andere drie stelsels de eenoudertoeslag krijgen;
in één van de drie andere stelsels de gewone sociale toeslag krijgen omdat het rechthebbende familielid een gepensioneerde of langdurig werkloze is;
in één van de drie andere stelsels de verhoogde sociale toeslag krijgen op basis van de
langdurige ziekte of invaliditeit van het rechthebbende familielid.
We stellen dus vast dat kinderen van leefloners, die toch een behartenswaardige groep
uitmaken, niet automatisch de sociale toeslagen genieten. Sommigen, die “geluk” hebben
dat het aangeduide rechthebbende familielid behoort tot een sociale categorie die in
aanmerking komt voor één van de sociale toelagen, krijgen wel een verhoogde
kinderbijslag. Anderen, die “pech” hebben dat het aangeduide rechthebbende familielid
niet in aanmerking komt van één van de sociale toeslagen krijgen geen verhoogde kinderbijslag. De Gezinsbond vindt de huidige toestand een onterechte discriminatie.
Roerende inkomsten zijn overschat in de berekening van de bestaansmiddelen
Tijdens het middelenonderzoek worden de bestaansmiddelen van de aanvrager berekend.
De verschillende inkomsten die de aanvrager al geniet, worden samengeteld. Dat bedrag
wordt in mindering gebracht van het leefloon dat de aanvrager in principe zou krijgen
volgens de categorie waartoe hij behoort.
Eén van de inkomsten waarmee het leefloon wordt verminderd zijn de roerende inkomsten. Het spaarpotje van de aanvrager wordt omgezet in een fictieve rente volgens vaste
regels. De eerste schijf tot 6.200 euro wordt vrijgesteld in de berekening. Op de schijf
tussen 6.200 euro en 12.500 euro wordt een fictieve rente van 6 % berekend. Spaartegoeden boven 12.500 euro leveren in de berekening een fictieve rente van 10 % op.
Rekeninghoudend met de huidige lage renteniveaus, moeten OCMW’s op het spaargeld
van de aanvrager van leefloon (en ook van de InkomensGarantie voor Ouderen) absurd
hoge rentevoeten toepassen om de bijdrage van spaargelden aan de bestaansmiddelen te
berekenen. Het is in de huidige lage rentestructuur onmogelijk om spaargeld nog 6 % of
10% te laten renderen, zeker niet als dat spaargeld op spaarboekjes staat of belegd wordt
in vastrentende beleggingen. Geldelijke meevallers, zoals een erfenis, die de leefloner
8
toebedeeld krijgt, wordt op deze manier wel zwaar afgestraft voor een groep die er financieel zeer zwak voor staat.
Voorstellen van de Gezinsbond
Het leefloon blijft een tijdelijke situatie om gezinnen in nood op te vangen. Dat vangnet
mag echter niet evolueren naar een hangmat, waarin gezinnen nodeloos blijven hangen.
Vanuit de hierboven opgesomde knelpunten, formuleert de Gezinsbond een aantal voorstellen om de leefloonregeling doeltreffender en gezinsvriendelijker te maken. Met enkele
kleine ingrepen kan een daadwerkelijk verschil gemaakt worden in leefbaarheid voor
gezinnen waarvan iedereen weet dat de financiële nood bijzonder hoog is.
Leefloon optrekken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel
Leefloon kan pas echt een doeltreffende rol spelen in de strijd tegen de armoede als de
bedragen substantieel worden opgetrokken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel.
Om dit objectief te realiseren, moet het leefloon voor alleenstaanden worden opgetrokken
met 251,75 euro per maand: van 740,32 euro tot 992,07 euro.
Twee samenlevende leefloners zouden samen moeten kunnen beschikken over een
inkomen van 1.488,10 euro om de armoederisicodrempel te evenaren. Dat betekent dat
het leefloon voor een samenwonende moet opgetrokken worden met 250,51 euro per
maand: van 493,54 euro tot 744,05 euro.
Raming budgettaire impact = 273,8 miljoen euro per jaar, te verminderen met een besparing
door ons voorstel om categorie 3 “persoon met gezinslast” af te schaffen, zodat de werkelijke
budgettaire impact gemiddeld 164,7 miljoen euro (minimaal 128,4 miljoen euro en maximaal
201,1 miljoen euro) bedraagt.
Leefloon moduleren volgens gezinslast
Om gezinnen van leefloners een menswaardig bestaan te bieden, moet het leefloon
worden aangepast aan het aantal gezinsleden dat moet rondkomen met dat inkomen.
Daarom stelt de Gezinsbond voor om de huidige leefloonregeling uit te breiden met een
gezinsmodulering. Concreet komt dat er op neer dat de categorie 3 “persoon met gezinslast” wordt afgeschaft en vervangen door een systeem waarbij het leefloon van een alleenstaande of een samenwonende wordt verhoogd met een leefloontoeslag, een vast bedrag
per kind ten laste, ongeacht zijn rang. Deze leefloontoeslag hangt af van de leeftijd van het
kind:
9
100 euro per kind jonger dan 14 jaar
250 euro per kind vanaf 14 jaar
Deze gezinsmodulering verhoogt in functie van het kindertal het leefloonbedrag zowel
voor alleenstaanden als voor samenwonenden.
Raming budgettaire impact = 81,5 miljoen euro.
Nieuwe categorie leefloners: samenwonenden met gezinslast
Door onze voorstellen om enerzijds de categorie “persoon met gezinslast” af te schaffen
en anderzijds een gezinsmodulering in te voeren in de bedragen van de leeflonen voor
alleenstaanden en van samenwonenden creëren we automatisch een nieuwe categorie,
die weliswaar niet afzonderlijk moet vermeld worden: “samenwonenden met gezinslast”.
Deze gezinnen zullen in onze visie tweemaal het bedrag van een samenwonende leefloner
krijgen, verhoogd met het bedrag voor elk kind dat tot het gezin behoort in functie van zijn
leeftijd (jonger dan 14 jaar of 14 jaar en ouder).
Het voorstel van de Gezinsbond is opnieuw geïnspireerd op de huidige regeling in Frankrijk
rond de “revenu de solidarité active (Rsa)” waar ook twee samenwoners een hoger leefloon krijgen dan een alleenstaande, dat cumuleerbaar is met de gezinsgemoduleerde
kindverhogingen. Alleenstaande Fransen krijgen een Rsa van 460,09 euro, terwijl Franse
koppels een Rsa van 690,14 euro krijgen, m.a.w. 150 % van het Rsa van een alleenstaande.
Raming budgettaire impact = maximaal 219,2 miljoen euro (gemiddeld 109,6 miljoen euro)
per jaar.
Studerende 18-plussers altijd meetellen in de gezinslast
De Gezinsbond stelt voor om elke studerende 18-plusser de verhoging van 250 euro toe te
kennen, ook als er geen andere ongehuwde minderjarige kinderen meer tot het gezin
behoren. De leefloner krijgt deze leefloontoeslag zolang de studerende 18-plusser
rechtgevend is op kinderbijslag, dus maximaal tot 25 jaar.
Budgettaire impact: pro memorie (eerder bescheiden).
Kinderen van leefloners automatisch de sociale kinderbijslagtoeslag geven
zoals “langdurig werklozen”
De Gezinsbond stelt voor om alle kinderen van leefloners in alle kinderbijslagstelsels
automatisch de sociale kinderbijslagtoeslag voor langdurig werklozen toe te kennen. Deze
sociale toeslag bedraagt momenteel: 43,31 euro voor het eerste kind, 26,85 euro voor het
tweede kind en 4,71 euro voor het 3de kind. Op termijn zou, in het kader van de
harmonisatie van de sociale toeslagen, deze toeslag voor het eerste kind van leefloners
net als voor de eerste kinderen van langdurig werklozen en gepensioneerden moeten
10
opgetrokken worden tot op het niveau van de sociale toeslag die momenteel langdurig
zieken en personen met invaliditeit krijgen: 93,18 euro.
Principieel verdedigen wij het universele karakter van kinderbijslagen als recht van het
kind. Maar een systeem van sociale kinderbijslag bestaat vandaag al. Omdat leefloners
met kinderen een behartenswaardige groep zijn, waarin kinderen in precaire situatie
opgroeien, verdedigt de gezinsorganisatie dus toch uitzonderlijk deze selectieve maatregel als verlengstuk van de bestaande sociale toeslagen en om de huidige ontoelaatbare
discriminatie weg te werken voor sommige leefloongezinnen, die deze sociale toeslag
louter op basis van een toevalligheid wordt ontzegd, terwijl zij dat zeker ook verdienen.
Raming budgettaire impact = maximaal 12,46 miljoen euro (gem. 6,23 miljoen euro) per jaar.
In middelenonderzoek fictieve rente op spaargeld realistischer inschatten
De Gezinsbond stelt voor om in de berekening van de bestaansmiddelen de bijdrage van
de spaartegoeden van de leefloners in die bestaansmiddelen realistischer in te schatten
door de fictieve rente op het spaargeld vast te leggen op het niveau van de 10-jarige OLOrente ( momenteel rond de 4 %).
Budgettaire impact: pro memorie (maar zeker zeer bescheiden)
Noodzakelijke randvoorwaarden
Om de bestaande inactiviteitsval niet nog te vergroten, zouden de voorgestelde maatregelen uit dit standpunt moeten geflankeerd worden door een substantiële verhoging
van de minimumlonen en van de andere sociale uitkeringen, zoals de werkloosheidsuitkeringen. Er moet immers een voldoende spanningsveld behouden blijven tussen leefen minimumloon en werkloosheidsuitkering zodat leefloners financieel geprikkeld blijven
om aan de slag te gaan. Daarom moeten leefloners alle kansen (bijscholing, beroepsopleiding en begeleiding op maat op alle vlakken) krijgen en benutten om arbeidsactief te
worden. Voor de Gezinsbond is het wel belangrijk dat in het activeringsproces leefloners
niet verplicht worden jobs te aanvaarden die een goede combinatie van gezin en werk in
de weg staan. Ook onmiddellijk beschikbare, betaalbare en toegankelijke kinderopvang is
een noodzakelijke randvoorwaarde om de inactiviteitsval te verkleinen.
Samenvatting van het standpunt
•
•
•
•
•
Leefloon optrekken tot op het niveau van de nationale armoederisicodrempel.
Leefloon moduleren volgens gezinslast.
Nieuwe categorie leefloners invoeren: “samenwonenden met gezinslast”
Studerende 18-plussers altijd meetellen als gezinslast.
Kinderen van leefloners automatisch recht geven op sociale kinderbijslagtoeslag als
“langdurig werkloze”.
11
•
In middelenonderzoek fictieve rente op spaargelden realistischer inschatten.
12
Download