Theorie

advertisement
 Theorie Eetproblemen 5‐2‐2009 Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg & vzw.Eetexpert.be Valued Acer Customer 1
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
I. Voedings- en eetproblemen bij kinderen .....................................................................................3 II. Wat zijn eetproblemen bij jongeren ........................................................................................... 12 III. Risicofactoren en beschermende factoren voor eetproblemen.......................................... 18 IV. Somatische oorzaken van verstoorde eetlust en gewichtsverlies ......................................... 20 V. Gevolgen en complicaties van ondergewicht/eetstoornis ................................................... 22 2
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
I. Voedings‐ en eetproblemen bij kinderen Over de terminologie van ‘voedings- en eetproblemen’ bestaat internationaal geen
consensus en bijgevolg ontstaat vaak verwarring. Experts stellen voor om, gebaseerd op de
DSM-IV-classificatie, gebruik te maken van de termen voedingsprobleem en voedingsstoornis
voor kinderen jonger dan 6 jaar en van eetprobleem en eetstoornis voor kinderen (en
volwassenen) ouder dan 6 jaar. De term ‘voeding’ bij jonge kinderen verwijst naar het
werkwoord ‘voeden’. Men wil hiermee benadrukken dat jonge kinderen nog meer gevoed
worden en niet volledig zelfstandig instaan voor wat en wanneer ze eten. Naarmate het kind
zelf actiever optreedt bij het innemen van voedsel, wordt de term ‘eten’ gebruikt.
Het woord ‘probleem’ duidt erop dat het verschijnsel een onderdeel of een symptoom van
een andere stoornis of aandoening is. Het begrip ‘stoornis’ verwijst naar een diagnostische
entiteit of een syndroom op zich.
Tabel 1: Indeling voeding/eten & probleem/stoornis (1)
Onder zes jaar
Vanaf zes jaar
Voedingsprobleem
Voedingsstoornis
Eetprobleem
Eetstoornis
Symptoom van een
psychische stoornis
of lichamelijke
aandoening
Stoornis of
syndroom op zich,
waarbij het
gestoorde
eetgedrag een
centrale
component vormt
Symptoom van
een psychische
stoornis of
lichamelijke
aandoening
Stoornis of
syndroom op zich,
waarbij het
gestoorde
eetgedrag een
centrale
component vormt
GEBRUIK VAN DE TERM ‘EETPROBLEMEN’ VOOR HET WERK IN HET CLB
De opdeling probleem/stoornis is een diagnostische opdeling. Het CLB-beleid zal echter in
eerste instantie door de risico-inschatting worden bepaald en niet door de diagnose.
De opdeling voeding/eten is voor het CLB minder relevant, omdat in de schoolcontext ook
kleuters al snel zelfstandig moeten kunnen eten in de eetzaal.
In het kader van dit draaiboek is het daarom eenduidiger om slechts gebruik te maken van
één term: eetproblemen.
3
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
1 Normaal eetpatroon SMAAKONTWIKKELING
•
Gedurende de eerste 18 levensmaanden zal een kind de meeste voeding die wordt
aangeboden, zonder problemen opeten. Dit komt doordat echte smaakvoorkeuren
zich pas na de leeftijd van 18 maanden ontwikkelen. Vanaf dan zal een kind niet
zomaar meer willen experimenteren met nieuwe smaken. Er zouden wel tot zo’n
tiental proefbeurten nodig zijn eer een kind een nieuwe smaak als lekker gaat
ervaren. Men mag dus niet te snel besluiten dat een kind een bepaald, nieuw
voedingsmiddel niet lust.
•
Tussen 3,5 en 6 jaar krijgen de smaak en de voedselvoorkeur van kinderen steeds
vastere vorm. Iedereen blijft echter wel zijn hele leven evolueren wat smaken en
voorkeuren betreft.
•
Men kan dus niet verwachten dat een kind alles lekker vindt en dus ook alles wil eten.
Niettegenstaande een bescheiden assortiment aan voorkeuren, moet een kind een
gevarieerd voedingsaanbod voorgeschoteld krijgen om niet in een eenzijdige
voeding te vervallen. Het wordt aangeraden het kind telkens een kleine hoeveelheid
van nieuwe voedingsmiddelen te laten proeven, zonder het te dwingen een grote
portie op te eten.
SOORTEN VOEDSEL
•
Kleuters eten ‘wat de pot schaft’. Dit wil zeggen dat er in principe geen beperking is
voor een kind qua soorten voedsel vanaf de leeftijd van één jaar. Het mogen meeeten met de rest van het gezin kan helaas een valkuil zijn voor wat betreft gezonde
voeding.
•
Zolang babyvoeding afzonderlijk wordt klaargemaakt letten ouders meestal
nauwgezet op een voldoende groenten- en fruit aanbod, terwijl ze voor zichzelf de
regels van gezonde voedingsgewoonten met de voeten treden. Bijgevolg dreigt een
probleem van te weinig groente- en fruitinname (en te hoge suikerinname) eens het
kind mee-eet uit de ‘gezinspot’.
•
Een kleuter moet in staat zijn om mee te eten met de andere gezinsleden, zonder dat
zijn/haar voedsel gemixt of gemalen moet worden. Uiteraard worden grotere stukken
(zoals vlees) wel in hapklare stukjes gesneden zolang het kind dit zelf niet kan.
4
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
EETMOMENTEN
Een dagmenu bestaat uit 3 hoofdmaaltijden en 2 à 3 tussendoortjes, bij voorkeur op vaste
tijdstippen. Het kind raakt dit zo gewoon zodat er minder trek in eten is tussendoor.
EETGEWOONTEN
•
Een kleuter kan vrij zelfstandig eten, een beetje morsen is uiteraard toegestaan.
Boterhammen, stukjes fruit, een koek,… eet hij uit de hand, de warme maaltijd met
een vork of een lepel.
•
Een kleuter kan drinken uit een glas/beker of met een rietje, hij drinkt niet meer uit een
zuigfles. Het gebruik van een tuitbeker wordt afgeraden, omdat zo het zuig- en
slikpatroon van een baby (via borst/speen) in stand gehouden wordt.
•
Logischerwijze worden de motorische vaardigheden van kinderen aan tafel steeds
beter met ouder te worden. In de lagere school kan men verwachten dat een kind
met mes en vork eet.
•
Voor het hele gezin is het sterk aan te raden een maaltijd aan tafel te nemen (niet
voor de televisie, niet rechtstaand), in een rustige omgeving, liefst allemaal samen en
op vaste tijdstippen. Het wordt afgeraden een kind al spelend te laten eten of er met
een lepel achteraan te lopen. Ook spelen of tekenen hoort niet tijdens de maaltijd.
Praten kan uiteraard wel want de maaltijden kunnen een gezellig gezinsmoment zijn.
Het is belangrijk om het goede voorbeeld te geven. Zoals bij vele andere dingen, leert
een kind goede tafelmanieren door imitatie.
VOOR NUTTIG MATERIAAL, VOLG DE LINKS ‘NUTTIG MATERIAAL’
•
Praktische tips rond voeding en eten
•
De actieve voedingsdriehoek
•
Richtlijnen voor aanbevolen inname per dag voor peuters en kleuters en voor
kinderen tussen 6 en 12 jaar: zie www.vig.be
•
Checklist tafelmanieren
5
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
2 Voedings­ en eetproblemen Fluctuaties in de voedselinname zijn eigen aan de ontwikkeling van het jonge kind. In de
meeste gevallen worden de groei en de gewichtstoename van het kind hierdoor niet
verstoord. Pas wanneer dit wel het geval is, spreken we van een ernstig probleem.
Hier wordt een korte omschrijving gegeven van eetproblemen.
KIESKEURIG ETEN
Voedselweigering is problematisch als het een ernstig gelimiteerd eetpatroon betreft, met of
zonder verstoring van de groei, sinds verschillende weken.
Voedselaversie is de afkeer van bepaalde soorten voedsel of drank. De inname ervan wordt
vermeden of zelfs geweigerd, of gaat gepaard met (neiging tot) misselijkheid, braken, angst
of andere ongemakken.
Selectief/eenzijdig eten: een veelheid aan smaken, temperaturen en texturen wordt niet
geaccepteerd. Dit kan zijn oorsprong hebben in een leeftijdsgerelateerde neofobie (angst
voor nieuw voedsel) waar inadequaat werd mee omgegaan, of in het temperament van het
kind. Indien het selectieve eetpatroon aanhoudt gedurende minstens twee jaar, spreekt met
van een voedings- of eetstoornis (zie verder).
TE VEEL ETEN
Objectief overeten: het kind eet te veel in vergelijking met wat anderen van dezelfde
leeftijd/sekse eten, ofwel bij maaltijden ofwel tussendoor.
Objectieve eetbuien: dit is een variant van het vorige waarbij tijdens het eten controleverlies
optreedt (niet kunnen stoppen).
Subjectief overeten: ouder of kind rapporteert dat het kind teveel eet, maar in feite is dat niet
het geval in vergelijking met wat anderen van dezelfde leeftijd/sekse eten, ofwel bij
maaltijden ofwel tussendoor.
Subjectieve eetbuien: ouder of kind rapporteert dat het kind controleverlies vertoont tijdens
het eten (moeite om te stoppen), maar het eet niet echt teveel, bijvoorbeeld omdat de
ouder dit niet toelaat.
6
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
TE FREQUENT ETEN
Als gezond eetpatroon wordt aanbevolen: 3 hoofdmaaltijden per dag en 2 à 3
tussendoortjes. Frequenter eten, tussen de maaltijden door, zal er vaak toe leiden dat de
eetlust vermindert, zodat er minder gegeten wordt tijdens de hoofdmaaltijd. Omdat dit
meestal de gelegenheid is waarop groenten en fruit worden aangeboden, zal tussendoor
eten ten nadele van een gezond voedingsaanbod zijn. Kinderen drinken bovendien
geregeld tussendoor frisdrank en gesuikerde melkdranken, wat ook zal leiden tot
vermindering van de eetlust.
TE SNEL OF TE TRAAG ETEN
Te snel of te traag eten is relatief. Wanneer het kind en de ouders hiervan zelf geen hinder
ondervinden, is er eigenlijk geen probleem.
Te snel eten kan echter leiden tot digestieve ongemakken of tot zich overeten, aangezien
het een twintigtal minuten duurt vooraleer het verzadigingssignaal optreedt. Te snel eten kan
ook kaderen binnen een eetbui en dus een signaal zijn van een eetprobleem.
Te traag eten kan teken zijn van verschillende, al dan niet ernstige eetproblemen. Algemeen
kan men stellen dat een maaltijd niet langer mag duren dan 30 minuten.
Wanneer het te traag eten sporadisch voorkomt, is het waarschijnlijk eerder een kwestie van
‘niet-lusten’. Bij een kind dat systematisch te traag eet kan men denken aan
voedselweigering, een eetstoornis type anorexia nervosa of fysieke problemen met eten
zoals slikproblemen.
TE VEEL SNOEPEN
Met snoepen bedoelen we het eten of drinken van voedingsmiddelen die men lekker vindt,
maar die behoren tot de restgroep van de voedingsdriehoek en dus niet noodzakelijk zijn
voor een gezonde voeding (chocolade, koeken, cola, chips…). Snoepen mag met mate.
Voor kinderen is het een goede gewoonte om snoepen enkel toe te laten in bepaalde
situaties of in bijzondere omstandigheden, zoals in het weekend of op een feestje. Het is dus
niet eenduidig vast te leggen wanneer iemand te veel snoept. Men zou kunnen stellen dat
wanneer de eetlust erdoor vermindert, er sprake is van te veel snoepen. Dit kan uiteraard ook
leiden tot gewichtstoename.
7
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
ANDERE EETPROBLEMEN
Kauwen en spugen: voedsel wordt gekauwd en geproefd, maar daarna uitgespuugd en dus
niet doorgeslikt.
Slikangst: vermijden van het inslikken van bepaald voedsel of drank, meestal uit angst voor
verslikken en/of verstikken (slik/stikfobie).
Regurgitatie: onvrijwillig teruggeven en uitspugen van ingeslikt voedsel; er grijpt een spontane
terugvloei (reflux) plaats van de maaginhoud in de slokdarm, zonder gevoel van
misselijkheid.
STOREND TAFELGEDRAG
Niet aan tafel willen zitten, gooien met eten, eten nemen van anderen, heel kwaad worden
tijdens het eten, zeer slordig eten (voor de leeftijd), spelen met eten,…zijn voorbeelden van
storend tafelgedrag. Vaak komt dit gedrag niet geïsoleerd voor, maar kadert het in een
bredere opvoedingsproblematiek.
8
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
3 Voedings­ en eetstoornissen Zodra het abnormale eten de gezondheid kan verstoren en een op zichzelf staande
problematiek vormt (en dus geen teken of symptoom van een andere stoornis of
aandoening) spreken we van een voedingsstoornis (onder de 6 jaar) of eetstoornis (boven
de 6 jaar). We volgen de GOS-indeling of classificatie van Great Ormond Street Hospital (1)
PICA
Is het herhaald eten van stoffen die niet eetbaar zijn. In de DSM-IV wordt pica gedefinieerd
als het hardnekkig eten van niet voor consumptie geschikte stoffen gedurende een periode
van minstens een maand, waarbij het eten van deze stoffen niet past bij het
ontwikkelingsniveau (pica komt vrij vaak voor bij kinderen tussen 18 en 36 maanden, maar
wordt daarna steeds zeldzamer) of geen deel uitmaakt van cultureel geaccepteerde
gewoonten.
RUMINATIESTOORNIS
Half verteerd voedsel wordt herhaaldelijk en zonder inspanning uit de maag naar boven
gewerkt, herkauwd en weer ingeslikt, in de afwezigheid van een gekende causale,
organische stoornis. Het wordt dikwijls gerapporteerd bij kinderen met een
ontwikkelingsachterstand. Aangenomen wordt dat psychosociale factoren, soms in interactie
met een medische aandoening, aan de basis liggen van deze stoornis.
SELECTIEF ETEN
Het betreft een heterogene groep kinderen, meestal jongens, met erg beperkte
eetgewoonten in termen van het soort voedsel dat zij accepteren. De criteria voor de
diagnose zijn:
•
tenminste gedurende twee jaar beperkt gebruik van soorten voedsel;
•
geen bereidheid om nieuwe soorten voedsel te proberen;
•
geen abnormale cognities betreffende gewicht of lichaamsvorm;
•
geen angst om te braken of te stikken;
•
gewicht kan laag, normaal of hoog zijn.
9
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
FUNCTIONELE DYSFAGIE
Deze kinderen komen in het algemeen met klachten over moeite of pijn met slikken.
De criteria voor de diagnose zijn:
•
voedselvermijding;
•
angst om te slikken, te braken of te stikken;
•
geen abnormale cognities betreffende gewicht of lichaamsvorm;
•
geen ziekelijke preoccupatie betreffende gewicht of lichaamsvorm;
•
geen organisch hersenletsel of psychose.
VOEDSELVERMIJDINGS- EN EMOTIONELE STOORNIS
Het vermijden van voedsel heeft bij deze kinderen een emotionele basis. Zij kunnen zich ook
presenteren met groeivertraging. De criteria voor de diagnose zijn:
•
voedselvermijding welke niet primair veroorzaakt wordt door een affectieve stoornis;
•
gewichtsverlies;
•
stoornis in de stemming welke niet voldoet aan criteria voor een primaire
stemmingsstoornis;
•
geen abnormale cognities betreffende gewicht en lichaamsvorm;
•
geen ziekelijke preoccupatie betreffende gewicht en lichaamsvorm;
•
geen organisch hersenletsel of psychose.
PERVASIEF WEIGERINGSSYNDROOM
Deze kinderen komen vaak bij een centrum voor eetstoornissen vanwege hun weigering om
te eten en te drinken.
De criteria voor de diagnose zijn:
•
•
hardnekkige weigering om te eten, drinken, lopen, praten of voor zichzelf te zorgen;
vastbesloten verzet tegen pogingen tot hulp.
De volgende eetstoornissen die typisch voorkomen in de adolescentie, kunnen ook voor de
leeftijd van 12 jaar optreden al blijft dit relatief zeldzaam. Voor meer informatie, zie: ‘Wat zijn
eetproblemen bij jongeren’
10
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
Reference List
(1) Dewitte I, Benoot J. Hoe onderscheiden we eet- en voedingsproblemen van eet- en
voedingsstoornissen bij kinderen? Psychopraxis 2008;10(1).
11
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
II. Wat z
W zijn eeetpro
oblem
men b
bij jon
ngereen Eet- en gewichtsproblemen biij jongeren bestaan
b
uit een brede waaier van
n vormen en
n
graden van ernst. In een vroeg
g stadium iss het moeilijk uit te mak
ken of het e
een ‘echte’ stoornis
wordt dan
d
wel een
n ontwikkelin
ngsprobleem
m van voorrbijgaande aard is. Om
m de ernstige
e
vormen zeker niet te
t missen is het belangrijk de kenm
merken hierv
van te kenn
nen.
1 Om
mschriijving In princiipe kan gessproken worrden van ee
en eetstoornis bij jonge
eren wanneer zij in ged
dachten
en gedrrag voortdu
urend bezig zijn met wa
at ze eten, met
m hun eig
gen gewicht of lichame
elijk
voorkom
men. Het afw
wijkend eettgedrag is wel
w het mee
est opvallen
nde kenmerrk (hoewel niet
n
steeds observeerba
o
aar), maar mag geen gevolg zijn van een lichamelijke a
aandoening
g of een
psychosse.
De typissche eetstoornissen zijn
n anorexia nervosa,
n
bou
ulimia nervo
osa en de e
eetbuistoorn
nis (zie
tabel 1). Als men niet voldoet aan alle dia
agnostische
e kenmerken van de be
eschreven
eetstoornis is er spra
ake van een atypische
e eetstoorniss. Eén perso
oon kan in d
de loop van
n de tijd
evolueren van het ene naar een
e
ander ty
ype eetstoo
ornis, maar de
d basispro
oblematiek blijft
b
dezelfde ook al veranderen de uiterlijke kenmerken.
k
Eetstoornissen moeten
n dan ook als
a een
samenh
hangend ge
eheel worde
en beschou
uwd: we sprreken daaro
om van een
n spectrum van
eetstoornissen, waa
arin ook obesitas een plaats
p
heeftt (zie figuur).
12
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
Bron: W. Vandereycken (1)
Tabel 2: Kenmerken van de verschillende eetstoornissen
nb. Lijnen = beperkte voedselinname, selectief eten (calorie-arm), fysieke inspanningen (sporten,
joggen, oefenen)
Overeenkomsten
Negatief lichaamsbeeld
Slankheidswens & lijngedrag
Veel bezig met eten, gewicht of uiterlijk
Verschillen
Anorexia nervosa
Boulimia nervosa
Eetbuistoornis
•
Ondergewicht
•
Meestal normaal
gewicht
•
Meestal overgewicht
•
Aanhoudend lijnen
of braken/laxeren
•
Periodes van lijnen,
braken, laxeren
•
•
Eetbuien mogelijk
•
Vooral eetbuien
Weinig/geen lijnen,
braken, laxeren
•
Vooral eetbuien
1.1 Anorexia nervosa De naam anorexia nervosa is misleidend. Anorexia betekent letterlijk ‘gebrek aan eetlust’,
wat als symptoom bij talrijke lichamelijke en psychische stoornissen (bijv. depressie) kan
voorkomen. In werkelijkheid hebben deze jongeren geen gebrek aan eetlust, maar proberen
ze doelbewust hun eetlust en hongergevoel te onderdrukken. Het is in essentie geen kwestie
van ‘niet kunnen’ maar van ‘niet willen eten’. Anorexia zou beter ‘magerzucht’ genoemd
worden, want de patiënten hebben een onweerstaanbare drang om af te vallen. Ze zijn er
als het ware aan verslaafd en gaan ermee door, zelfs als zij al sterk zijn vermagerd.
Alles wat te maken heeft met eten, gewicht en lichaamsvorm is een obsessie: denken,
voelen en handelen worden beheerst en bepaald door een niet-ophoudend verlangen
mager te zijn. Centraal staat daarbij de beangstigende beleving dat men veel te dik is of dit
zal worden (gewichtsfobie), ook al is het lichaamsgewicht ver beneden het normaal te
verwachten peil. Er is dus sprake van een sterk vertekend lichaamsbeeld. Het is zelfs zo dat
naarmate het gewicht lager wordt de jongere steeds banger wordt om aan te komen.
Er bestaan twee vormen:
•
het ‘beperkende’ (restrictieve) type: zij vermageren door hun voedselinname sterk te
beperken of selectief caloriearm voedsel in te nemen; vaak gaat dit gepaard met
overmatige lichamelijke activiteit (veel sporten , joggen, fitnesstraining,
buikspieroefeningen);
13
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
•
het ‘gemengde’ type: naast episoden van voedselbeperking zullen deze jongeren
ook gebruik maken van zelfopgewekt braken, laxeermiddelen en zelfs diuretica
(plaspillen, waterafdrijvende middelen) om te vermageren; deze middelen tot
gewichtsverlaging treden vaker op naarmate zij tussendoor ook last hebben van
eetbuien (boulimia).
1.2 Boulimia nervosa De kern van boulimia nervosa zou men kunnen omschrijven als een compromis tussen een
oncontroleerbare eetdrang en de overheersende wens om slank te blijven. Tijdens de eetbui
worden grote hoeveelheden eten naar binnen gewerkt en hebben de patiënten het gevoel
dat ze de controle over hun eetgedrag kwijt zijn. Ze kunnen niet meer stoppen met eten.
Meestal gaat het om voedsel (zoet en vet) dat ze zich buiten de eetbuien niet toestaan. Het
aantal en de duur van een eetbui variëren sterk. Vaak gaat het snel, onrustig en schrokkerig.
Eetbuien kunnen van tevoren gepland zijn. Zo kunnen deze jongeren gedurende de dag
nauwelijks iets eten (een soort anorectische reactie) om zich s’avonds over te geven aan
een eetbui. Dit gebeurt bijna steeds als ze alleen zijn; een eetbui is dus een verborgen
probleem, dat men zo lang en goed mogelijk geheim wil houden.
Vele eetbuien treden op in reactie op emotionele situaties: neerslachtigheid, eenzaamheid,
boosheid. Een eetbui kan ook ontstaan wanneer men het gevoel heeft ‘over de schreef’ te
zijn gegaan, omdat men iets meer gegeten heeft dan men zichzelf had toegestaan. Men
voelt zich dan 'gefaald' en daarop 'laat men zich gaan'.
Na de eetbui voelt men zich misselijk, onbehaaglijk en krijgt men schuldgevoelens. De angst
om in gewicht toe te nemen is sterk zodat de meesten zich zo snel mogelijk van het
opgenomen voedsel willen ontdoen door te braken, laxeren, vasten, sporten, enz; dit
noemen we de compensatiereacties.
Net als de anorexiapatiënten zijn boulimiapatiënten dus geobsedeerd door voedsel, gewicht
en lichaamsomvang. De meeste jongeren met boulimia nervosa vertonen wel
gewichtsschommelingen, maar binnen normale grenzen. Zakt het gewicht toch steeds meer
dan slaat de diagnose om in anorexia nervosa van het gemengde type; lukt het
compensatiegedrag onvoldoende dan zal het gewicht juist stijgen en kan overgewicht
ontstaan; in dat geval kan er een overlap bestaan met de eetbuistoornis (zie 1.3). Wat hun
gewicht ook is, in hun beleving zijn ze in ieder geval te dik en ze proberen dan ook
voortdurend slanker te worden of op gewicht te blijven.
14
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
1.3 Eetbuistoornis (Binge Eating Disorder of BED) Er is tenslotte een derde groep eetstoornissen die een overlapping vertoont met boulimia
nervosa. Zij hebben alle kenmerken van de boulimie wat de eetbuien betreft, maar passen
niet de gewichtscorrigerende compensatiereacties toe (of houden dit niet vol) zodat hun
gewicht onvermijdelijk gaat stijgen. Als het dan gaat om een combinatie van eetbuien en
overgewicht (gaande tot obesitas) kunnen we spreken van een overetenovergewichtsstoornis (zie figuur). Deze patiënten zouden wel slanker willen zijn, maar hebben
het opgegeven of houden hun lijnpogingen niet lang vol.
2 Voorkomen De typische leeftijdsfase waarin eetstoornissen voorkomen is de puberteit en adolescentie
(12-20 jaar):
•
Anorexia nervosa treedt meestal voor het eerst op tussen de leeftijd van 14 en 20 jaar;
de laatste jaren stelt men echter vast dat magerzucht op steeds jongere leeftijd kan
beginnen, reeds vóór de puberteit.
•
Boulimia nervosa ontstaat in het algemeen op iets latere leeftijd dan anorexia
nervosa, meestal tussen 16 en 25 jaar.
•
Voor de eetbuistoornis zijn nog niet voldoende gegevens bekend; het volgt wellicht
het patroon van boulimia nervosa, maar kan ook al vóór de puberteit beginnen. .
•
Obesitas heeft geen typische ontstaansleeftijd. Het kan op alle leeftijden aanvangen.
De frequentie van obesitas neemt wel toe met de leeftijd.
Uit diverse studies blijkt dat de frequentie van eetstoornissen in Westerse landen toeneemt.
Weinig studies geven echter duidelijke cijfers. Onderzoek naar het voorkomen van
eetstoornissen is immers sterk afhankelijk van de gebruikte diagnostische criteria en de
gevolgde methodiek. Daarbij komt dat patiënten met eetstoornissen hun probleem vaak
verzwijgen, hetzij uit schaamte zoals bij de boulimiapatiënten, hetzij uit ontkenning bij
anorexia nervosa. Nemen we de belangrijkste risicogroep (meisjes tussen 12 en 20 jaar) dan
mag men bij 2 à 5 % een eetstoornis verwachten, hoewel niet allemaal even ernstig. Jongens
blijven een minderheid vormen (het risico op eeststoornissen is er gemiddeld tien keer kleiner).
Vooral kinderen die op jonge leeftijd mollig waren, hebben verhoogde kans een eetstoornis
te ontwikkelen in de adolescentie.
Eetstoornissen worden overwegend gezien bij meisjes en vrouwen in de welvarende
geïndustrialiseerde landen. In onze cultuur worden aantrekkelijkheid en succes voor vrouwen
15
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
vertaald in het nastreven en/of behouden van een slanke lijn. Deze maatschappelijke
context kan als ‘voedingsbodem’ beschouwd worden voor het ontstaan van een eetstoornis.
Terwijl men er vroeger van uitging dat eetstoornissen overwegend voorkwamen in de hogere
sociale klassen van de maatschappij (en bij de meer intelligente meisjes), lijkt dit beeld
momenteel veranderd te zijn en worden ze aangetroffen in alle lagen van de bevolking.
De prevalentie van overgewicht en obesitas neemt wereldwijd snel toe, ook bij kinderen.
Zwaarlijvigheid komt nu bij ongeveer 10 tot 15 % van de kinderen voor. Tot de jaren tachtig
was overgewicht bij kinderen een relatief zeldzaam verschijnsel, dat endemisch voorkwam bij
ongeveer 5% van de bevolking. Het werd ook lange tijd beschouwd als een onschuldig,
voorbijgaand gezondheidsprobleem dat geen speciaal gezondheidsrisico inhield.
Niet alleen de prevalentie stijgt, de zwaarste kinderen worden ook zwaarder. Deze toename
heeft niet zozeer te maken met genetische factoren, maar zou voornamelijk samenhangen
met veranderingen in omgevingsfactoren en leefstijl (zoals energierijke voeding; toename
van de inactiviteit).
3 Jongeren, uiterlijk en eetgedrag Voor de meeste jongeren is de puberteit een bewogen ontwikkelingsperiode. Karakteristiek is
de lichamelijke ontwikkeling, de groei naar volwassenheid en de zoektocht naar de eigen
identiteit. Een opgroeiend meisje moet zich niet alleen thuis leren voelen in haar eigen,
nieuwe lichaam. Ze moet ook een eigen identiteit ontwikkelen, verantwoordelijkheden
kunnen dragen en een zelfstandig leven opbouwen. In deze zoektocht naar zichzelf voelen
velen zich onzeker, zelfs minderwaardig (negatief zelfbeeld). Men is heel gevoelig voor
afwijzing of kritiek en is sterk gericht op het waarnemen van verwachtingen van anderen.
Men probeert ook maximaal aan die verwachtingen te voldoen. Leeftijdgenoten spelen een
grote rol. Men wil erbij horen. Het uiterlijk is in deze fase zeer belangrijk en slank zijn is de norm.
Veel meisjes zijn ontevreden over hun uiterlijk en gaan op dieet. Ook voor jongens gelden
steeds meer strikte normen.
Lijnen en ‘wat anders gaan eten ‘ kunnen te maken hebben met een experimenteerfase in
de puberteit, en gaan meestal vanzelf weer over. Het kunnen echter de eerste signalen zijn
van een verstoord eetgedrag, waaronder heel wat verborgen gevoelens schuilgaan:
onzekerheid, minderwaardigheid en verwarring. Want het is opvallend dat jongeren die
uiteindelijk een eetstoornis ontwikkelen, heel andere motieven hebben om af te slanken dan
degenen die slechts een paar kilo’s kwijt willen: ze hopen meer zelfvertrouwen te krijgen en
meer geaccepteerd te worden. Bij het begin van hun afslankpoging zijn de meeste trouwens
helemaal niet te dik, maar ze ‘voelen’ zich te dik. Ontevredenheid over de eigen
16
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
lichaamsvormen of het gevoel te dik te zijn mondt uit in een vermageringspoging die al snel
de grenzen van een ‘onschuldig dieet’ overschrijdt. Ze kunnen zich geen grenzen stellen bij
het afslanken. Het is nooit genoeg, er moet steeds meer gewicht af.
Het verstoord eetgedrag wordt een echt probleem wanneer eten of het vermijden hiervan
het leven van de jongere gaat beheersen: gedachten over eten domineren het doen en
laten. Het verstoorde eetgedrag heeft een verslavend effect; het niet-eten of overeten
(eetbui) verdooft tijdelijk alle negatieve gevoelens en heeft daarmee een beschermende
werking. Eénmaal geëscaleerd is het moeilijk hier zelf nog uit te geraken. Gewichtstoename
wordt als iets angstwekkend beschouwd. Eten en verdikken gaan dan ook gepaard met
hevige angsten. Enkele voorbeelden: zichzelf spiegelen in elke ruit, zich niet meer kunnen
concentreren door vele denken aan eten of gewicht, kleinere kledingsmaten willen dragen,
alle dagen op de weegschaal gaan staan, soms zelfs na elke maaltijd.
Reference List
(1)
Vandereycken W. Handboek eetstoornissen. 2002.
17
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
III. Risicofactoren en beschermende factoren voor eetproblemen Factoren die kunnen bijdragen tot het ontstaan van een eetprobleem noemt men
risicofactoren. Deze omvatten naast bepaalde persoonlijkheidskenmerken ook
omgevingsfactoren. Hoe meer risicofactoren zich voordoen, hoe groter de kans op de
ontwikkeling van een ernstig eetprobleem. De aanwezigheid van beschermende factoren,
zowel persoonlijk als in de omgeving, zal de kans op een ernstig eetprobleem aanzienlijk
doen afnemen. Voor de herkenning van een eetprobleem in een vroeg stadium is kennis van
de risico- en beschermende factoren van belang.
De risicofactoren voor eetproblemen kunnen, wanneer ze langdurig aanwezig blijven of
uitgesproken zijn, ook aanleiding geven tot echte stoornissen. De aanwezigheid van één
risicofactor hoeft niet dramatisch te zijn. Wanneer meerdere risicofactoren aanwezig zijn,
wordt de kans op het ontwikkelen van problemen/stoornissen aanzienlijk groter. Een overzicht
van risico- en beschermende factoren staat in Tabel 1.
Tabel 3: Risico- en beschermende factoren bij ontwikkeling van eetproblemen (1)
Risicofactoren
Beschermende factoren
Kindfactoren
Geboortecomplicaties (prematuriteit,
Voldoende sociale vaardigheden
dysmaturiteit, langdurige sondevoeding,..)
Bestendig tegen sociale druk
Temperament
Goed welbevinden
Negatief zelfbeeld, gebrek aan
Meer aandacht voor welbevinden dan
zelfvertrouwen, faalangst
uiterlijk
Negatief lichaamsbeeld / sterke focus op het
uiterlijk
Perfectionisme
Afhankelijk van goedkeuring van anderen
Kan moeilijk gevoelens uiten
Lijngedrag
Aanleg voor overgewicht
Aanleg voor depressie of verslaving
Ontwikkelingsstoornis (vb. autisme spectrum
stoornis)
18
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
Ouderfactoren
De opvoedingsstijl van de ouders (autoritair,
Goede gezondheid
permissief, nalatig)
Stabiele persoonlijkheid
Sterke focus op het uiterlijk
Opvoedingscompetentie
Prestatiegerichtheid
Lijngedrag
Psychische problemen bij ouders
(depressie, verslaving, eetstoornis)
Gezinsfactoren
Stabiele, evenwichtige gezinsrelaties
Echtscheiding & conflicten
Geweld, verwaarlozing, mishandeling
partner
Ingrijpende gebeurtenissen bij gezinsleden
Problematische communicatie, weinig uiting
van gevoelens
Omgevings- en sociale factoren
Isolement, gepest worden
Aanwezigheid van vertrouwensfiguur
Gebrekkige sociale bindingen
Aanwezigheid van vriendjes
Conflicten
Sociale steun
Competitiesport en ballet
Goede sociale bindingen
Reference List
(1) Vandereycken W, Vandeputte A, Stuyven C. Tijdige herkenning van eet- en
gewichtsproblemen in het CLB. www eetexpert be 2004
(2) RIVM/centrum Jeugdgezondheid. Vroegsignalering van psychosociale problemen.
http://ajn artsennet nl 2007
19
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
IV. Somatische oorzaken van verstoorde eetlust en gewichtsverlies Oorzaak
Opmerkingen
Chronische pancreatitis
Leidt tot malabsorptiesymptomen
Pancreasinsufficiëntie
Idem
Laesies van de laterale
Kunnen veroorzaakt worden door infectie, trauma, chirurgische
hypothalamus
ingrepen, een tumor of door degeneratieve afwijkingen
Systemische candidiasis
Mucoviscidosis
Infecties
Gaan vaak gepaard met een gebrek aan eetlust. Verder is er
een katabole toestand door een verhoogde basale
stofwisseling. Er treedt koorts op. De BSE (bezinkingssnelheid van
de rode bloedlichaampjes) is verhoogd
AIDS
Idem
Tumoren
Hierbij kan cachexie optreden. Dit berust op een verminderde
eetlust, een verhoogde basale stofwisseling en verlies van
voedingsstoffen via stoelgang en urine
Leukemie
Idem
Ziekte van Simmonds
Berust op hypofyse-insufficiëntie door destructie van de
adenohypofyse. Ook verlies van de secundaire
geslachtskenmerken. Werd lang beschouwd als de primaire
oorzaak van anorexia nervosa
Ziekte van Addisson
Bijnierschorsinsufficiëntie. Gaat samen met gebrek aan eetlust,
hypoglykemie, lage bloeddruk en extreme zwakte en
vermoeidheid. Het serum-ACTH (adrenocorticotroop hormoon)
20
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
is hoog
Hyperthyreoïdie
Hypermetabole toestand met onder andere gejaagdheid,
nervositeit, hyperactiviteit, klamme warme extremiteiten, snelle
ademhaling, hoge bloeddruk en een hoge, snelle pols. Dit is
gemakkelijk te differentiëren van de hypometabole toestand
die kenmerkend is voor anorexia nervosa
Diabetes mellitus
Geeft vaak gewichtsverlies door glucoseverlies via de urine.
Kenmerkend zijn verder polydipsie en polyurie.
Ziekte van Crohn
Geeft aspecifieke symptomen zoals gewichtsverlies, gebrek
aan eetlust, vermoeidheid, koorts, diarree, steatorroe,
hypoalbuminurie door eiwitverlies
Coeliakie
Symptomen zijn diarree, buikklachten, vermoeidheid,
vermagering en steatorroe bij goede eetlust
Kan leiden tot gewichtsverlies
Maagzweer,
duodenumzweer, spastisch
colon
Medicijngebruik
Thyroxine verhoogt de stofwisseling. Cafeïne, fenfluramine en
amfetaminen verminderen de eetlust ( bij kinderen denken aan
rilatine)
21
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
V. Gevolgen en complicaties van ondergewicht/eetstoornis Eet- en gewichtsproblemen veroorzaken heel wat gezondheidsproblemen door de slechte
voedingstoestand, vermagering,
veelvuldig
braken
of
het
gebruik
van
laxeer-
of
plasmiddelen. De lichamelijk gevolgen van overgewicht zijn van een andere orde en worden
afzonderlijk beschreven.
LICHAMELIJKE GEVOLGEN VAN ONDERVOEDING/ONDERGEWICHT
•
Kinderen zijn bijzonder kwetsbaar voor ondervoeding, omdat ze nog groeien en hun
nood aan voedingsstoffen groot is voor de ontwikkeling van alle orgaanfuncties.
Een onmiddellijk gevolg van weinig eten is gewichtsverlies door het verbruiken van de
vetreserves
en,
bij
aanhoudend
tekort,
het
wegsmelten
van
de
spieren.
Op jonge leeftijd bestaat het gevaar van groeivertraging en zelfs het uitblijven van
lengtegroei door een ontoereikend of eenzijdig dieet.
•
Menstruatiestoornissen: de menstruatie is erg onregelmatig of blijft uit. In geval van
anorexia nervosa blijft de menstruatie al in een vroeg stadium uit. Dit is gewoonlijk het
eerste teken dat tot bezorgdheid leidt bij de ouders. Ook bij boulimia nervosa kunnen
menstruatiestoornissen voorkomen.
•
Daling van basaal metabolisme: de ademhaling en de hartslag worden trager (een
polsslag van minder dan 60 per minuut) en de bloeddruk daalt. Dit komt doordat het
lichaam bij dalend gewicht en verminderde voedselinname zoveel mogelijk
overschakelt op besparing in de stofwisseling. Als gevolg hiervan voelen de patiënten
zich dikwijls erg moe, duizelig, lusteloos. Doordat de stofwisseling vermindert, daalt de
lichaamstemperatuur. Hierdoor gaan de handen en de voeten gemakkelijk blauw
kleuren en koud aanvoelen.
•
Bij slechte voedingstoestand ziet men uitdroging van de huid en verstoring van de
haargroei: het hoofdhaar valt gemakkelijk uit, terwijl elders sprake is van een
donsachtige beharing (gezicht, armen, borst en rug).
•
Het ontoereikende of éénzijdige dieet leidt tot tekorten aan bepaalde mineralen en
vitamines. Bij jongeren kan dit leiden tot groeivertraging of zelfs tot uitblijven van de
lengtegroei.
22
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
•
In combinatie met de hormonale stoornissen is er bij aanhoudende vermagering risico
op botontkalking (osteopenie en osteoporose) met groter gevaar op botbreuken.
•
Door de eenzijdige of beperkte voedselinname kan obstipatie (verstopping)
optreden.
•
Bij extreme vermagering ontstaat vaak een oedeem (vochtophoping) in de
onderbenen.
LICHAMELIJKE GEVOLGEN VAN BRAKEN EN LAXEREN
•
Door braken en laxeren ontstaan stoornissen in de electrolytenhuishouding, in het
bijzonder een tekort aan kalium. Dit kan leiden tot nier- en leverbeschadiging,
spierkrampen en hartritmestoornissenen.
•
Bij veelvuldig braken komen de slokdarm en de mondholte voortdurend in contact
met maagzuur. Hierdoor wordt het tandglazuur aangetast en ook keelpijn en
heesheid kunnen voorkomen. Ook een zwelling van de speekselklieren kan optreden
(bij veel braken na frequente eetbuien).
•
Veelvuldig laxeren leidt tot constipatie en zo tot de vicieuze cirkel van steeds meer
laxeren.
•
Gebruik van diuretica leidt tot uitdroging en tot oedeem en zo tot de vicieuze cirkel
van steeds meer plasmiddelen innemen.
PSYCHOSOCIALE GEVOLGEN VAN EETPROBLEMEN
•
Jongeren met eetstoornissen stellen hoge eisen aan zichzelf. Dit veroorzaakt veel
stress. Door de stress worden ze kwetsbaar, onzeker, dwingerig of snel geïrriteerd en
hebben ze last van stemmingswisselingen.
•
Patiënten met eetbuien schamen zich en zijn bang om afgewezen te worden. Ze
proberen hun eetstoornis zoveel mogelijk verborgen te houden en verzinnen allerlei
uitvluchten. Hierdoor komen ze als leugenachtig en onbetrouwbaar over. Velen van
hen leiden jarenlang een soort ‘dubbel leven’, waarbij zelfs hun ouders of een beste
vriend(in) niet op de hoogte zijn van hun problemen.
•
Patiënten met anorexia mijden steeds meer het samen eten. Iets ongewoons als een
etentje of een verjaardagsfeestje maakt hen heel nerveus. Ze gaan zich op den duur
steeds meer afzonderen en komen daardoor in een sociaal isolement.
•
Kinderen met overgewicht worden vaak gestigmatiseerd: dik zijn wordt geassocieerd
met lui zijn, lelijk zijn, geen zelfcontrole, eigen schuld, geen karakter…Ze hebben
minder vriend(in)en en zijn gemakkelijk het doelwit van pesterijen. Ook zijn ze vaak de
laatste in sportieve prestaties. Obese kinderen gaan hierdoor sociaal contact en
23
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
activiteiten buitenshuis vermijden en raken daardoor sociaal meer geisoleerd,
vervelen zich en bewegen minder. Ze ontwikkelen vaak een negatief zelfbeeld met
verdriet, eenzaamheid, schuldgevoelens, depressie en soms risicovol gedrag.
Vroegtijdige herkenning en behandeling van eet- en gewichtsproblemen is essentieel om
deze neerwaartse spiraal te stoppen en om te buigen. Omdat anorexiapatiënten geneigd
zijn tot ontkenning of minimalisering van hun probleem en boulimiapatiënten hun gestoord
eetgedrag goed weten te verbergen en er liever niet over praten is voor de herkenning
nodig dat men op allerlei directe of indirecte, zichtbare en onzichtbare signalen let (tabel 1).
Tabel 4: Zichtbare en onzichtbare signalen van eetstoornissen
lichamelijk
zichtbaar
onzichtbaar
gewichtsveranderingen
onregelmatige of afwezige
menstruatie
koude en blauwe handen
vermoeidheid
bleke gelaatskleur
duizeligheid
flauwvallen
slappe/droge huid
obstipatie, maag- en
darmstoornissen
haaruitval
trage hartslag, hartritmestoornissen
donsbeharing
botontkalking
opgezwollen speekselklieren
schorre, hese stem
slecht gebit
eetgedrag
liever alleen eten
allerlei voedsel is ‘verboden’
langzaam eten
veel aandacht voor ‘gezond’ eten,
calorieën tellen
vaste eetrituelen
caloriearm voedsel en drank
veel bezig met recepten, koken
schuldgevoel over ‘teveel’ eten
gepieker over eten
24
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
algemeen
zich meer afzonderen
in gedachten veel met gewicht of
uiterlijk bezig
overmatig sporten
gewicht bepaalt humeur
verhullende kleding dragen
rusteloosheid, prikkelbaarheid
perfectionisme, dwangmatigheid
neerslachtige stemming
ontevreden over zichzelf
concentratiestoornis
concentratieproblemen
zwart/witdenken
weinig zelfvertrouwen
stemmingswisselingen
Reference List
(1) Vandereycken W, Vandeputte A, Stuyven C. Tijdige herkenning van eet- en
gewichtsproblemen in het CLB. www eetexpert be 2004
25
De aanpak van eet- en gewichtsproblemen in de CLB: Theorie eetproblemen
VWVJ en vzw Eetexpert - februari 2009
Download