REGIONAAL CRISISPLAN 2012-2016 REGIONAAL CRISISPLAN 2012 - 2016 Versie juli 2014 Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant - Deze pagina is bewust leeg gelaten - 2 Voorwoord De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant omvat een gebied met veel uiteenlopende risico’s. Veel ramp- en crisisscenario’s kunnen zich potentieel in onze regio voordoen. Deze risico’s zijn opgenomen in het Regionaal Risicoprofiel. Het beperken en beheersen van risico’s is een belangrijk speerpunt in het Regionaal Beleidsplan van de veiligheidsregio met de titel ‘verbinden en versterken’. De grote brand van begin 2011 in Moerdijk geeft aan dat risico’s kunnen ontaarden in incidenten en dat de gevolgen hiervan aanzienlijk kunnen zijn. Ook blijkt het incident in de praktijk anders te verlopen dan de scenario’s die vooraf waren bedacht. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant wil een stevige en flexibele crisisbeheersingsorganisatie neerzetten. Dit Regionaal Crisisplan (RCP) vormt daarvoor een belangrijke basis. Het Regionaal Crisisplan beschrijft de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Daarnaast omvat het de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen. Het Regionaal Crisisplan geeft een antwoord op de vraag ‘wie doet wat’ en ‘wie informeert wie’ in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant bij rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het vervangt de gemeentelijke rampenplannen. Bij het ontwerpen van het Regionaal Crisisplan is gekozen om zowel het Referentiekader Regionaal Crisisplan als de Wet en het Besluit veiligheidsregio’s te volgen. Waar deze conflicteerden, is gekozen om de Wet of het Besluit te volgen. Op 1 december 2012 is het Regionaal Crisisplan 2012-2016 operationeel geworden. Om de rampenbestrijdingsen crisisbeheersingsorganisatie hierop voor te bereiden is een implementatieplan opgesteld. Hierin staat beschreven welke stappen moeten worden gezet om de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie te laten functioneren conform het Regionaal Crisisplan. In aanloop naar 1 december 2012 is aan de hand van het implementatieplan een intensief traject gevolgd om alle betrokken medewerkers de inhoud van Regionaal Crisisplan bij te brengen, en de organisatie fysiek hierop te laten aansluiten. In juli 2014 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant ingestemd met een herziene versie van het Regionaal Crisisplan 2012-2016. Aanleiding voor een tussentijdse herziening was het uitwerken en implementeren van de fasen GRIP 5 en GRIP RIJK. Daarnaast hebben wijzigingen plaatsgevonden in de organisatie omtrent Bevolkingszorg. In de vernieuwde versie is de Gecoördineerde Incidentenbestrijdingsprocedure (GRIP) en het Regionaal Crisisplan samengevoegd tot één document. Samenwerking, sturing en een goede ondersteuning zijn essentieel voor een goede rampenbestrijding en crisisbeheersing. In dit crisisplan is daarvoor de basis gelegd. Het Regionaal Crisisplan zal de komende jaren verder worden doorontwikkeld. Landelijk zijn per kolom ‘werkplaatsen’ actief om de processen en producten verder uit te werken. Voor de processen rondom Informatiemanagement en Resourcemanagement zijn deze werkplaatsen multidisciplinair vormgegeven. De komende jaren worden ook (verdere) afspraken gemaakt met externe crisispartners en worden bestuurlijke netwerkkaarten opgesteld. Hiermee krijgt het ‘crisisnetwerk’ in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant steeds meer vorm wat resulteert in een robuuste crisisorganisatie. 3 Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................................................................................................... 6 1.1 Doel van het Regionaal Crisisplan .............................................................................................................. 7 1.2 Drie delen ................................................................................................................................................... 7 1.3 Multidisciplinair knoppenmodel ................................................................................................................ 7 1.4 Ontwerpkaders .......................................................................................................................................... 7 1.5 Strategische uitgangspunten ..................................................................................................................... 8 1.6 Implementatie en inwerkingtreding .......................................................................................................... 8 1.7 Leeswijzer .................................................................................................................................................. 8 2. De basisvereisten crisismanagement....................................................................................................... 10 2.1 Melding en alarmering ............................................................................................................................. 10 2.2 Op- en afschaling ..................................................................................................................................... 10 2.3 Leiding en coördinatie.............................................................................................................................. 10 2.4 Informatiemanagement ........................................................................................................................... 10 2.5 Crisiscommunicatie .................................................................................................................................. 11 DEEL I - Opschalings- en organisatiestructuur 3. Opschalings- en organisatiestructuur ...................................................................................................... 13 3.1 Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure ................................................................. 13 3.1.1 Uitgangspunten ................................................................................................................................. 13 3.1.2 Organieke structuur ........................................................................................................................... 14 3.1.3 Opschalingscriteria ............................................................................................................................ 16 3.1.4 Evaluatie GRIP-incidenten .................................................................................................................. 17 3.2 Melden, alarmeren, op- en afschalen ...................................................................................................... 18 3.2.1 Melden en alarmeren ........................................................................................................................ 18 3.2.2 Opschalen .......................................................................................................................................... 18 3.2.3 Opkomst en aflossing......................................................................................................................... 19 3.2.4 Afschaling .......................................................................................................................................... 20 3.2.5 Uitwijklocaties ................................................................................................................................... 21 3.3 Bestuurlijke en operationele leiding ........................................................................................................ 22 3.3.1 Bestuurlijke leiding en opperbevel ..................................................................................................... 22 3.3.2 Operationele leiding .......................................................................................................................... 23 3.3.3 Nationale Crisisbeheersingsstructuur ................................................................................................ 23 3.4 Uitwerking GRIP-fasen ............................................................................................................................. 25 3.4.1 Routinefase (nog geen sprake van regionale opschaling).................................................................. 25 3.4.2 GRIP 1 ................................................................................................................................................ 27 3.4.3 GRIP 2 ................................................................................................................................................ 30 3.4.4 GRIP 3 ................................................................................................................................................ 37 3.4.5 GRIP 4 ................................................................................................................................................ 41 3.4.6 GRIP 5 ................................................................................................................................................ 46 3.4.7 GRIP RIJK ............................................................................................................................................ 49 DEEL II - Processen 4. Processen................................................................................................................................................ 52 4.1 Generiek stuurproces ............................................................................................................................... 52 4.2 Toelichting op gemaakte keuzes .............................................................................................................. 53 4.2.1 BOB .................................................................................................................................................... 53 4.2.2 Vijf-paragrafenmodel ........................................................................................................................ 53 4.2.3 Crisis en recht ..................................................................................................................................... 53 4.3 Multidisciplinaire sturing ......................................................................................................................... 54 4.3.1 Factsheet multidisciplinaire sturing ................................................................................................... 54 4.3.2 (Bestrijdings)strategie bepalen .......................................................................................................... 55 4.3.3 Aanpak bepalen ................................................................................................................................. 56 4.3.4 Werk verdelen .................................................................................................................................... 57 4.3.5 Terugkoppelingen .............................................................................................................................. 58 4.3.6 Resourcemanagement ....................................................................................................................... 59 4.3.7 Informatiemanagement..................................................................................................................... 59 4.4 Processen Brandweer .............................................................................................................................. 60 4.4.1 Factsheet Brandweer ......................................................................................................................... 60 4.4.2 Taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding ..................................................................................... 61 4 4.4.3 Taakorganisatie Redding ................................................................................................................... 63 4.4.4 Taakorganisatie Ontsmetting ............................................................................................................ 64 4.4.5 Taakorganisatie Resourcemanagement ............................................................................................ 66 4.4.6 Taakorganisatie Informatiemanagement .......................................................................................... 67 4.5 Processen GHOR ...................................................................................................................................... 69 4.5.1 Factsheet GHOR ................................................................................................................................. 69 4.5.2 Taakorganisatie Spoedeisende Medische Hulpverlening ................................................................... 70 4.5.3 Taakorganisatie Publieke Gezondheidszorg ...................................................................................... 71 4.5.4 Taakorganisatie Resourcemanagement ............................................................................................ 75 4.5.5 Taakorganisatie Informatiemanagement .......................................................................................... 75 4.6 Processen Politie ...................................................................................................................................... 76 4.6.1 Factsheet Politie................................................................................................................................. 76 4.6.2 Taakorganisatie Ordehandhaving ..................................................................................................... 78 4.6.3 Taakorganisatie Mobiliteit................................................................................................................. 80 4.6.4 Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen............................................................................................ 81 4.6.5 Taakorganisatie handhaven netwerken ............................................................................................ 82 4.6.6 Taakorganisatie Opsporing ................................................................................................................ 83 4.6.7 Taakorganisatie Opsporingsexpertise ................................................................................................ 85 4.6.8 Taakorganisatie (Speciale) Interventies ............................................................................................. 87 4.6.9 Taakorganisatie Resourcemanagement ............................................................................................ 88 4.6.10 Taakorganisatie Informatiemanagement .......................................................................................... 89 4.7 Processen Bevolkingszorg ........................................................................................................................ 90 4.7.1 Factsheet Bevolkingszorg................................................................................................................... 90 4.7.2 Taakorganisatie Communicatie ......................................................................................................... 92 4.7.3 Taakorganisatie Publieke Zorg........................................................................................................... 93 4.7.4 Taakorganisatie Evacuatie................................................................................................................. 95 4.7.5 Taakorganisatie Omgevingszorg ....................................................................................................... 96 4.7.6 Taakorganisatie Nafase ..................................................................................................................... 99 4.7.7 Taakorganisatie Ondersteuning....................................................................................................... 101 4.7.8 Taakorganisatie Informatiemanagement ........................................................................................ 102 4.8 Processen Water- en scheepvaartzorg .................................................................................................. 103 4.8.1 Factsheet Water- en scheepvaartzorg ............................................................................................. 103 4.8.2 Taakorganisatie Waterkeren en waterkwantiteitsbeheer ............................................................... 104 4.8.3 Taakorganisatie Waterkwaliteitsbeheer.......................................................................................... 105 4.8.4 Taakorganisatie Scheepvaartzorg ................................................................................................... 106 4.8.5 Taakorganisatie Nautische Verkeersmanagement .......................................................................... 107 4.8.6 Taakorganisatie Search and Rescue ................................................................................................ 108 4.8.7 Taakorganisatie Informatiemanagement ........................................................................................ 109 DEEL III - Partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing 5. Partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing ................................................................................ 111 5.1 Afspraken met crisispartners ................................................................................................................. 111 5.2 Gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD-en) ..................................................................................... 111 5.3 Waterbeheer en scheepvaartzorg ......................................................................................................... 111 5.4 Openbaar Ministerie (OM) ..................................................................................................................... 112 5.5 Defensie ................................................................................................................................................. 112 5.6 Buurregio’s ............................................................................................................................................. 113 5.7 Nationale ramp of crisis ......................................................................................................................... 113 5.8 Internationale samenwerking ................................................................................................................ 114 5.9 Sector Vitale Infrastructuur.................................................................................................................... 114 5.10 Rijksheren .............................................................................................................................................. 114 5.11 Bestuurlijk netwerk ................................................................................................................................ 115 5.12 Overige partners .................................................................................................................................... 115 6. Bijlagen ................................................................................................................................................. 116 6.1 Bijlage 1 – GRIP-schema ......................................................................................................................... 116 6.2 Bijlage 2 – Procesmodel Sturen Rampenbestrijding & Crisisbeheersing ............................................... 117 6.3 Bijlage 3 – Stroomgebieden Waterschappen ......................................................................................... 120 6.4 Bijlage 4 – Stroomgebieden Rijkswaterstaat.......................................................................................... 121 6.5 Bijlage 5 – Afkortingenlijst ..................................................................................................................... 122 6.6 Bijlage 6 – Verzendlijst ........................................................................................................................... 124 5 1. Inleiding De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant vervult een actieve en coördinerende rol bij de bestrijding van rampen en de beheersing van crises. Deze rol is vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr). Het instellen van de veiligheidsregio heeft tot doel: “…de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, met behoud van lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding”. Analoog aan de 1 Strategie Nationale Veiligheid heeft de werkwijze van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in de kern dus betrekking op de volgende vragen: Wat bedreigt de veiligheidsregio en hoe erg is dat? Wat moet de veiligheidsregio dan kunnen wat hebben ze daarvoor nodig? Wie doet wat, en wie informeert wie in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant? Het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft voor het beantwoorden van de eerste twee vragen een Regionaal Risicoprofiel en een Regionaal Beleidsplan vastgesteld. Het Regionaal Risicoprofiel geeft een overzicht van risicovolle situaties in de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden. Het Regionaal Beleidsplan geeft - op basis van het Regionaal Risicoprofiel - een beschrijving van de te behalen operationele prestaties van de diensten en organisaties van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Naast een Regionaal Risicoprofiel en Regionaal Beleidsplan dient de veiligheidsregio conform de Wet veiligheidsregio’s ook een Regionaal Crisisplan en - waar voorgeschreven - ook een aantal rampenbestrijdingsplannen op te stellen. Een Regionaal Crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Tevens omvat het de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen. Het Regionaal Crisisplan heeft dan ook betrekking op de derde vraag ‘wie doet wat’ en ‘wie informeert wie’ in de veiligheidsregio bij rampenbestrijding en crisisbeheersing? Rampenbestrijdingsplannen zijn een verfijning van het Regionaal Crisisplan en richten zich specifiek op bij Algemene Maatregel van Bestuur (het Besluit veiligheidsregio’s) voor bepaalde inrichtingen, bepaalde ramptypen en luchtvaartterreinen. Op basis van dit besluit moeten in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant 38 rampbestrijdingsplannen worden opgesteld. Het Regionaal Crisisplan kan gezien worden als kapstop bij het ontwerpen van de rampbestrijdingsplannen. 1 Met de strategie nationale veiligheid legt de overheid verschillende typen rampen of crises langs eenzelfde meetlat. Zij kijkt daarbij naar de waarschijnlijkheid dat een bepaalde crisis zich zal voordoen, hoe groot de impact van de crisis is als deze zich voordoet en wat daar aan te doen is. In andere woorden: ‘Wat komt er op Nederland af, hoe erg is dat en wat kunnen we daaraan doen?’ (bron: www.rijksoverheid.nl). 6 1.1 Doel van het Regionaal Crisisplan Het Regionaal Crisisplan is een plan op hoofdlijnen en verwijst naar monodisciplinaire deelplannen en multidisciplinaire handboeken. Het doel is te komen tot een uniforme aanpak van de organisatie van de regionale en multidisciplinaire crisisbeheersing. Daarmee wordt door regionale samenwerking uitvoering gegeven aan rampenbestrijding en crisisbeheersing op maat. Het Regionaal Crisisplan is gericht op de verdere professionalisering van de crisisbeheersing waarbij de crisisbeheersingsorganisaties regionaal en eenduidig worden ingericht. Hierdoor is helder, wie, waarvoor verantwoordelijk is en wordt geborgd dat alle betrokken instanties binnen de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant op een zelfde manier met de rampenbestrijding en crisisbeheersing om gaan. Het Regionaal Crisisplan is met de buurregio’s en met België afgestemd met betrekking tot de verhouding van de daar aanwezige (operationele) plannen en procedures op het gebied van crisisbeheersing. 1.2 Drie delen Vanuit de regelgeving zijn eisen geformuleerd ten aanzien van de elementen die in een Regionaal Crisisplan opgenomen moeten worden. De aangegeven elementen betreffen voornamelijk de opbouw en samenstelling van een functiestructuur en richt zich daarmee vooral op de vraag ‘wie doet wat’. Deze elementen staan beschreven in Deel I van dit Regionaal Crisisplan. Daarin worden de (stuur)organen beschreven, inclusief de functies daarbinnen. Het geeft weer hoe de samenwerking tussen de verschillende diensten en organisaties bij de bestrijding van rampen en crises is geregeld. Het biedt structuur en uniformiteit bij de samenwerking ten behoeve van het aanpakken en beheersen van de ramp of crisis met behulp van een slagvaardige professionele crisisorganisatie. Om dat doel te bereiken beschrijft het de inrichting van de regionale multidisciplinaire crisisorganisatie. De taken, verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de organisatie in het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn hiermee vastgelegd. De in het plan beschreven organisatie is generiek en past zich aan de aard en omvang van het incident aan. Het Regionaal Crisisplan gaat uit van de vakinhoudelijke kennis van de professionals. Met de invulling van Deel I is de vraag ‘wie informeert wie’, nog niet duidelijk. In Deel II van dit Regionaal Crisisplan wordt deze vraag wel beantwoorden doordat de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is beschreven op basis van de uit te voeren werkzaamheden (processen). Het heeft als doel het vastleggen van de samenhang tussen deze processen, welke uitgevoerd moeten worden bij de besturing van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, inclusief de daarvoor benodigde informatie. Het tweede deel kan gezien worden als een vervolg op Deel I. Tezamen met Deel III, waarin de afspraken met de partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn opgenomen, vormt het Regionaal Crisisplan een compleet en integraal plan voor de bestrijding van rampen en de beheersing van crises in de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant. 1.3 Multidisciplinair knoppenmodel De beschrijving van de organisatie voor rampenbestrijding en crisisbeheersing is gebaseerd op de gedachte dat het Regionaal Crisisplan voor alle mogelijke rampen en crisissituaties toepasbaar is. Bij een ramp of crisis wordt het Regionaal Crisisplan toegepast op die specifieke situatie. Het Regionaal Crisisplan is gebaseerd op het Referentieader Regionaal Crisisplan. In dit referentiekader is het multidisciplinaire knoppenmodel uitgewerkt. De essentie van het knoppenmodel is dat het een operationele relatie legt tussen de aard van het grootschalige of bijzondere incident en de daarop af te stemmen capaciteit. Het is mogelijk om met dit model – in combinatie met de GRIP – de juiste werkprocessen te activeren (door op de juiste ‘knoppen te drukken’) en de aansturing daarop af te stemmen. Anders gezegd; op basis van wat nodig is, bouwt zich flexibel een organisatie op, die horizontaal wordt ondersteund door te zorgen van beschikbaarheid van middelen en informatie. Crisismanagement is in dit kader functioneel en procesgericht van aard. 1.4 Ontwerpkaders 2 Bij het ontwerpen van het gehele Regionaal Crisisplan heeft het Referentiekader Regionaal Crisisplan het uitgangspunt gevormd. Het referentiekader geeft een weerslag van de landelijke ontwikkelingen van de inzichten op het terrein van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarmee is het een doorontwikkeling van de gedachten zoals die in de wetgeving zijn vastgelegd. Naast het referentiekader zijn bij het vormgeven dit het Regionaal Crisisplan de volgende documenten geraadpleegd: 2 Het referentiekader richt zich op een verdere professionalisering van rampenbestrijding en multidisciplinaire crisisbeheersing. Door de landelijke uitgifte van dit instrument, wordt gewaarborgd dat iedere veiligheidsregio op eenzelfde manier haar crisisorganisatie kan inrichten (bron: www.regionaalcrisisplan.nl). 7 Wet veiligheidsregio’s; 3 Besluit veiligheidsregio’s ; Besluit personeel veiligheidsregio’s; Regeling personeel veiligheidsregio’s; Wet publieke gezondheid; Referentiekader Regionaal Crisisplan; Crisis en recht, schema’s bevoegdheden en verplichtingen tijdens crises (2008); Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing; Bestuurders en Netcentrisch Werken (0.5.1), TNO; Netcentrisch Werken bij Crisisbeheersing (versie 5) (www.crisisplein.nl); Werken met totaalbeeld in Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS) 1.4; Samenvatting workshops klankbordgroep project Doorontwikkeling LCMS, crisisplein.nl; Functionele specificaties LCMS definitief, crisisplein.nl; Start Architectuur LCMS 2.0, crisisplein.nl; Eenheid in verscheidenheid, Veiligheidsberaad (2013); Handboek Nationale Crisisbesluitvorming, NCTV (2013). 1.5 Strategische uitgangspunten In het Regionaal Beleidsplan van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn de operationele prestaties benoemd. Met het vaststellen van het Regionaal Crisisplan worden ook strategische uitgangspunten vastgelegd. Deze strategische uitgangspunten vormen het bestuurlijke referentiekader voor een globale prioriteitstelling ten behoeve van de bestrijdingsstrategie: het redden van levens; het voorkomen van escaleren van het incident; het beperken van de gevolgen voor de getroffenen (verlichten van het lijden); het beschermen van de omgeving (milieu); het beschermen van eigendommen; het faciliteren van justitieel onderzoek en andere onderzoeken (bijvoorbeeld naar de oorzaak); het continueren van de normale dienstverlening op een gepast niveau; het informeren van het publiek; het bevorderen van zelfredzaamheid en herstel; het zo snel mogelijk terugkeren naar de normale situatie; het evalueren van de crisisbeheersing en het identificeren van leerpunten. De eigen veiligheid van de hulpverleners wordt gezien als essentiële randvoorwaarde voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Indien niet aan deze randvoorwaarde wordt voldaan, zijn de hulpverleners niet of onvoldoende in staat om invulling te geven aan bovenstaande doelen. Alle organisaties die betrokken zijn bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing werken, ongeacht hun specifieke verantwoordelijkheden, aan het bereiken van deze doelen. Tijdens een ramp of crisis wordt de strategie nader bepaald op basis van de feitelijke situatie. 1.6 Implementatie en inwerkingtreding Met de vaststelling van het Regionaal Crisisplan is een begin gemaakt met de opbouw van de gewenste crisisorganisatie. Om als crisisorganisatie ook te werken conform hetgeen in het Regionaal Crisisplan is vastgelegd, moet binnen de verschillende organisaties het plan eigen gemaakt worden en moeten de betrokken functionarissen worden voorbereid op hun taak in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Om hiertoe te komen is in samenspraak met de betrokken organisaties een implementatieplan opgesteld waarin is opgenomen welk onderdeel wanneer wordt geïmplementeerd en wie hiervoor verantwoordelijk is. Deze implementatie is op 30 november 2012 afgerond waarna het Regionaal Crisisplan op 1 december 2012 in werking is getreden. In de vernieuwde versie van het Regionaal Crisisplan (juli 2014) zijn ook GRIP 5 en GRIP RIJK in de veiligheidsregio geïntroduceerd. Ten behoeve van het bijscholen van functionarissen die een taak uitoefenen in de rampenbestrijding en crisisbeheersing wordt een separaat implementatieplan opgesteld. 1.7 Leeswijzer Zoals reeds opgemerkt bestaat dit Regionaal Crisisplan uit drie delen. Voorafgaand aan het eerste deel wordt in hoofdstuk 2 stilgestaan bij de basisvereisten die bij de bestrijding of beheersing van iedere ramp of crisis randvoorwaardelijk zijn. Vervolgens staat in hoofdstuk 3 (Deel I) de opschalings- en organisatiestructuur beschreven. Per organisatieonderdeel wordt een beschrijving gegeven van de taken en de samenstelling van het team. Deel II van 3 Het Besluit veiligheidsregio’s codificeert o.a. de Basisvereisten Crisismanagement, de decentrale normen benoemd (LBCB, 2009). 8 het Regionaal Crisisplan is opgenomen in hoofdstuk 4. Het beschrijft de processen waarbij op de eerste plaats het generieke, multidisciplinaire stuurproces aan de orde komt. Daarnaast zijn in dit hoofdstuk de monodisciplinaire processen uitgewerkt. Hoofdstuk 5 bevat het derde deel van het Regionaal Crisisplan waarin de afspraken met de partners in de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn opgenomen. Tenslotte wordt het document afgesloten met een aantal bijlagen waarnaar vanuit de verschillende hoofdstukken wordt verwezen. 9 2. De basisvereisten crisismanagement De basisvereisten crisismanagement bestaan uit een viertal processen welke bij grootschalige incidenten voor effectieve incidentbestrijding als randvoorwaarde altijd multidisciplinair beschikbaar moeten zijn. In dit hoofdstuk worden de basisvereisten nader toegelicht en de onderlinge verbanden weergegeven. De basisvereisten crisismanagement bestaan uit: Melding en alarmering; Op- en afschaling; Leiding en coördinatie; Informatiemanagement. Daarnaast heeft de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Crisiscommunicatie benoemd als kritische succesfactor voor de effectiviteit van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant kiest er daarom voor om Crisiscommunicatie op gelijke hoogte te stellen met de basisvereisten. 2.1 Melding en alarmering Het proces melding en alarmering zorgt voor het verkrijgen van de essentiële gegevens over een incident, de vertaling van deze gegevens naar een eerste hulp- en inzetbehoefte en vervolgens het beschikbaar maken van die hulp. Het proces melden en alarmeren is voor het merendeel ondergebracht bij de Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK). Voor de beschrijving van de GMK wordt verwezen naar paragraaf 3.4. 2.2 Op- en afschaling Het doel van het proces op- en afschaling is het zo optimaal mogelijk inzetten van de eenheden voor het bestrijden van een grootschalig incident. Het proces omvat het activeren van de benodigde mensen en middelen en het afstemmen van de wijze van aansturing hiervan: de overgang van de dagelijkse situatie naar de crisisorganisatie. Ook het waarschuwen van de relevante crisispartners en het activeren van bijstandsafspraken met aangrenzende regio’s behoort tot dit proces. De GRIP-regeling vormt de basis voor de operationele en bestuurlijke opschaling en is in dit document in Deel I geïntegreerd. 2.3 Leiding en coördinatie Het proces leiding en coördinatie beschrijft de generieke wijze waarop het systeem van incidentbestrijding in de regio is georganiseerd, de wijze waarop verantwoordelijkheden zijn verdeeld en gedelegeerd en hoe het opperbevel en de operationele leiding zijn belegd. In de diverse onderdelen van de hoofdstructuur is per team een eenhoofdige leiding benoemd. Het proces sturen rampenbestrijding en crisisbeheersing is uitgewerkt in paragraaf 4.1. 2.4 Informatiemanagement Het doel van informatiemanagement is het zo snel mogelijk verkrijgen van alle informatie die relevant is voor de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en het actief beschikbaar stellen van die informatie aan de functionarissen in de crisisorganisatie die de informatie nodig hebben. Dit doel wordt bevorderd als het informatienetwerk van de crisisorganisatie is ingericht volgens de principes van het zogenoemde netcentrische informatiemanagement. Het netcentrisch informatiemanagement gaat ervan uit dat centraal in het informatienetwerk een totaalbeeld van de rampbestrijding of crisisbeheersing wordt bijgehouden en dat ieder onderdeel van de crisisorganisatie een eigen beeld opbouwt van de situatie, dat complementair is aan het totaalbeeld. Alle onderdelen van de crisisorganisatie hebben toegang tot het totaalbeeld. Zo heeft iedereen op elk moment de beschikking over de meest actuele informatie over de ramp of crisis, de wijze waarop de bestrijding wordt aangepakt en kan ieder onderdeel binnen zijn eigen bevoegdheden op basis van de beschikbare informatie de juiste beslissingen nemen. Ter ondersteuning van de informatieprocessen, maakt de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant gebruik van het landelijk ingestelde systeem ten behoeve van netcentrisch werken, LCMS. 10 2.5 Crisiscommunicatie Het doel van crisiscommunicatie is om de bevolking feitelijk (juist) te informeren over de ramp of crisis en over oorzaak en gevolg. Behalve de technische en fysieke implicaties speelt daarbij ook de maatschappelijke context een belangrijke rol. Crisiscommunicatie wordt door de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant beschouwd als een vijfde basisvereiste, omdat crisiscommunicatie een grote maatschappelijke impact heeft. Crisiscommunicatie is onderdeel van het gemeentelijke proces Bevolkingszorg, welke nader is uitgewerkt in paragraaf 4.7. 11 DEEL I Opschalings- en organisatiestructuur 12 3. Opschalings- en organisatiestructuur Als zich een ramp of crisis voordoet, is het van groot belang dat de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie vlot en als geheel start met de uitvoering van haar taken. Het Besluit veiligheidsregio’s stelt daarom eisen aan de opschaling voor die situaties waarbij een onmiddellijke en totale opschaling noodzakelijk is om de gevolgen van de ramp of crisis vanaf het eerste moment efficiënt en effectief te kunnen bestrijden. Opschalen door middel van GRIP kan met de classificaties: 1 t/m 3 (lokale incidenten), 4 (regionale incidenten), 5 (bovenregionale incidenten) en RIJK (landelijke incidenten). Afhankelijk van de fase komen één of meerdere crisisteams bij elkaar om het incident, de ramp of crisis te managen. 3.1 Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure 3.1.1 Uitgangspunten Aan de uitwerking van deze Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure (GRIP) liggen ten behoeve van de multidisciplinaire operationele en bestuurlijke opschaling bij incidenten, rampen en crises, een aantal uitgangspunten ten grondslag: Van de dagelijkse situatie naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie GRIP beschrijft de systematiek om de coördinatiebehoefte af te stemmen, zowel in de dagelijkse situatie met routinematige incidenten als in een volledig opgetuigde rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. De GRIP-fasen zijn aanvullend Per hogere GRIP-fase worden nieuwe crisisteams actief. Bij elke hogere fase komt de algehele coördinatie op een niveau hoger te liggen. De teams zelf veranderen qua samenstelling niet als een hogere GRIP-fase wordt afgekondigd. De coördinatie tussen de verschillende teams kan wel veranderen. Bij het instellen van een Regionaal Beleidsteam (RBT), komt het Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) te vervallen. De GRIP-fasen zijn niet perse opvolgend Een GRIP-fase kan direct worden afgekondigd zonder dat het lagere niveau is ingesteld. In het geval van GRIP 3 of GRIP 4 dient de keuze weloverwogen te worden gemaakt om, indien mogelijk, een getrapte opschaling van GRIP 3 naar GRIP 4 te voorkomen. ‘De hoogste bieder wint’ Initiële opschalingsopdrachten staan niet ter discussie. Indien één van de hulpverleningsdiensten - inclusief Bevolkingszorg - van mening is dat opschaling noodzakelijk is, volgen de overige diensten dit besluit. Is eenmaal een team operationeel dan wordt op advies van het hoogst opererende team besloten tot eventuele verdere op- of afschaling. Voor GRIP 3 en GRIP 4 geldt dat respectievelijk de burgemeester en de voorzitter van veiligheidsregio het besluit formeel dient te bekrachtigen als hij deze GRIP-fase niet zelf heeft bepaald (bijvoorbeeld bij acute situaties). Evaluatie achteraf wijst uit of de juiste GRIP-fase is afgekondigd. De kernbezetting van een team komt altijd op De kernbezetting ofwel de minimale bezetting van een crisisteam conform de GRIP reageert altijd op de GRIPalarmering en begeeft zich naar de opkomstlocatie van het desbetreffende team. Ook al lijkt op het eerste gezicht voor een bepaalde discipline geen directe aanleiding om op te komen, de andere disciplines hebben voor de bestrijding van de ramp of crisis behoefte aan multidisciplinaire afstemming en scenariodenken. GRIP is een middel en geen doel Indien de situatie dit vereist kunnen de Leider CoPI, de Regionaal Operationeel Leider, de voorzitter GBT (burgemeester) en de voorzitter van de veiligheidsregio gemotiveerd van de regeling afwijken. GRIP is bedoeld als hulpmiddel, dat een duidelijke structuur en standaardisering biedt in de rampenbestrijding en crisisbeheersing. GRIP en de GRIP-fase zijn indicatief en vormen een leidraad. Het vakmanschap van de beslissers is bepalend. 13 Rolvastheid en vakmanschap zijn leidend en vormt de sleutel tot succes Het respecteren van operationeel vakmanschap van het CoPI en rolvastheid van een ieder betrokken bij de incidentbestrijding is leidend en vormt de sleutel tot succes. Kwaliteit van betrokkenen en de teams in samenhang met vakmanschap, leiderschap, lef en authenticiteit zijn bepalend voor slagvaardige incidentbestrijding. De gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines voor het wegnemen van dreiging en/of beperken van schadelijke gevolgen kan uitsluitend succesvol plaatsvinden door verbondenheid tussen de ketenpartners in de crisisbeheersing. 3.1.2 Organieke structuur In het Besluit veiligheidsregio’s is beschreven dat de regionale hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing uit de volgende onderdelen bestaat: De Gemeenschappelijke Meldkamer (GMK); Een Commando Plaats Incident (CoPI) of afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkeld meerdere commando’s incident; Indien er meer dan één commando plaats incident is, heeft het ROT de coördinerende taak; Een Team Bevolkingszorg; Een Regionaal Operationeel Team (ROT); Een Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) bij een lokale ramp of crisis OF; Een Regionaal Beleidsteam (RBT) bij een bovenlokale ramp of crisis; Naast bovenstaande onderdelen kent iedere discipline een eigen taakorganisatie. De onderdelen van de regionale hoofdstructuur en de bijbehorende taakorganisaties kunnen dan als volgt worden weergegeven. 14 3.1.2.1 Crisisteams per GRIP-fase Per GRIP-fase worden de onderstaande crisisteams actief: Routinefase GRIP 1 GRIP 2 GRIP 3 GRIP 4 GRIP 5 5 GRIP RIJK GMK GMK CoPI GMK CoPI(‘s) GMK CoPI(‘s) GMK CoPI(‘s) GMK CoPI(‘s) GMK CoPI(‘s) Operationeel niveau (I)ROT (I)ROT ROT IROT (I)ROT Tactisch niveau GBT RBT 4 IRBT GBT (I)RBT Strategisch niveau ICCb/MCCb Rijksniveau 3.1.2.2 Sectie Bevolkingszorg Het Besluit veiligheidsregio’s introduceert een nieuw onderdeel: Team Bevolkingszorg. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft er voor gekozen om alle processen Bevolkingszorg op regionale schaal te organiseren onder de naam Bevolkingszorg. Vanaf GRIP 1 zal Bevolkingszorg in persoon van de Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) worden geactiveerd en zitting nemen in het CoPI. Vanaf GRIP 2 neemt de Algemeen Commandant Bevolkingszorg (ACBz) deel aan de vergaderingen van het ROT. De AC-Bz stuurt alle gemeentelijke deelprocessen op zowel lokaal als regionaal niveau aan. 4 Interregionale samenwerking en afstemming kan ook plaatsvinden als twee veiligheidsregio’s in GRIP 2 zitten. Er wordt dan geen BT bijeen geroepen, maar wordt één van de ROT’s (uitgangspunt is bronregio) als IROT aangewezen. 5 Afhankelijk van de mate van regionale betrokkenheid bij GRIP RIJK, kunnen regionale crisisteams worden gealarmeerd. GRIP RIJK is niet per definitie een starttrigger voor regionale opschaling naar GRIP 1, 2, 3, 4 of 5. 15 3.1.3 Opschalingscriteria 3.1.3.1 Een plotselinge gebeurtenis ontwikkelt zich tot een ramp of crisis Afhankelijk van de aard en omvang van een incident wordt volgens vaste patronen opgeschaald naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie in volle omvang. De procedure kan worden gestart indien bij de bestrijding van rampen of crises of een dreiging hiervan duidelijk behoefte is aan multidisciplinaire coördinatie en een eenduidige aansturing van de inzet van de diensten door multidisciplinaire teams. Iedere GRIP-fase kent een opschalingsbehoefte, zoals beschreven in de onderstaande tabel. Een nadere uitwerking van de GRIP-fasen is opgenomen in paragraaf 3.4. GRIP-fase GRIP 1 GRIP 2 GRIP 3 GRIP 4 GRIP 5 GRIP RIJK 6 Opschalingscriteria (indicatief) Multidisciplinaire incidentbestrijding ter plaatse (bronbestrijding), waarbij: multidisciplinaire afstemming met eenhoofdige aansturing nodig is; 6 er noodzaak tot en behoefte aan coördinatie op operationele processen vanuit het brongebied bestaat; in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 1 af te kondigen. Grootschalige alarmering dan wel omvangrijke multidisciplinaire incidentbestrijding (bron- en/of effectbestrijding), waarbij: noodzaak tot en behoefte aan coördinatie (ook op tactische processen) vanuit het effectgebied bestaat; effectbestrijding te omvangrijk is voor één CoPI, waardoor het ROT taken van het CoPI moet overnemen; multidisciplinaire logistieke ondersteuning noodzakelijk is; behoefte is aan het inzetten van meerdere CoPI’s; behoefte is aan gecoördineerde informatievoorziening naar bestuur en bevolking; uit aard en aantal van de binnenkomende meldingen duidelijk blijkt dat er sprake is van een effectgebied en/of duidelijke uitstraling naar de omgeving; in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 2 af te kondigen. Omvangrijke multidisciplinaire incidentenbestrijding op lokaal niveau, waarbij: (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact, veelal met belangstelling van regionale en landelijke media; noodzaak tot en behoefte aan coördinatie op strategische processen op bestuurlijk niveau bestaat; sprake is van een bedreiging van het welzijn en/of veiligheid van (grote groepen van) de bevolking en acute voorlichting aan de bevolking belangrijk is; strategische besluitvorming op bestuurlijk niveau noodzakelijk is; de burgemeester behoefte heeft aan ondersteuning van een strategische staf (GBT); waarschuwing van de bevolking noodzakelijk is (bijvoorbeeld d.m.v. sirenes, burgernet, enz.); indien duidelijk is dat het gaat om een bedrijf of inrichting met een zeer groot risico, waarbij een groot incident ter plaatse vrijwel per definitie vraagt om bestuurlijke acties; in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 3 af te kondigen. Omvangrijke multidisciplinaire incidentenbestrijding op bovenlokaal niveau, waarbij: (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact, veelal met belangstelling van regionale en landelijke media; noodzaak tot en behoefte aan gecoördineerde bestuurlijke leiding bestaat; strategische afwegingen op bovengemeentelijk niveau noodzakelijk zijn; de voorzitter van de veiligheidsregio ondersteuning behoeft van een strategische staf (RBT); in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 4 af te kondigen. Omvangrijke interregionale multidisciplinaire incidentbestrijding, waarbij: behoefte is aan multidisciplinaire en bestuurlijke coördinatie bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis in meerdere regio’s of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan; de betrokken voorzitters van de veiligheidsregio’s in gezamenlijkheid besluiten over het overgaan van het gezag (uitgangspunt hierbij is dat de bronregio leidend is, maar de voorzitter van de bronregio neemt de bevoegdheden van de overige betrokken voorzitters VR niet over). Omvangrijke incidenten met een landelijke uitstraling waarbij de nationale veiligheid in het geding is (daarvan is sprake als de vitale belangen van de Nederlandse Staat en/of samenleving zodanig bedreigd worden dat er sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting) en waarbij behoefte is aan sturing door het Rijk; Niet perse het ‘brongebied’; dit kunnen ook plaatsen zijn in het ‘effectgebied’. 16 3.1.3.2 Bovenregionale en nationale rampen en crises In geval van een bovenregionale of nationale ramp of crisis wordt de GRIP-structuur aangevuld met de interregionale en landelijke coördinatiestructuur: GRIP 5 en GRIP RIJK. GRIP 5 Bij GRIP 5 is behoefte aan multidisciplinaire en bestuurlijke coördinatie bij een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis in meerdere regio’s of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, waartoe de betrokken voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s in gezamenlijkheid besluiten omdat het bestuurlijk noodzakelijk wordt gevonden. De voorzitters wijzen samen één coördinerend ROT aan (Interregionaal Operationeel Team). Het uitgangspunt is dat de bronregio coördineert. Het bevoegd gezag ligt bij elke voorzitter voor zich (Wvr 39 in werking in alle betrokken regio’s, na een besluit van elke betrokken individuele voorzitter). Voorzitters maken samen afspraken over het coördinerend voorzitterschap. Het NCC spreekt het operationeel crisisteam initieel aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. De minister van Veiligheid en Justitie of de NCTV benadert de voorzitter die conform de afspraak coördineert. GRIP RIJK In geval van een GRIP RIJK is behoefte aan sturing door het Rijk bij situaties waarbij de nationale veiligheid in het geding is of kan zijn. Het operationele crisisteam is het ROT van de coördinerende veiligheidsregio (ook wel IROT) onder leiding van de Coördinerend Operationeel Leider. Het bevoegd gezag ligt bij de vakministers of de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb). Deze krijgen ondersteuning en adviezen van het Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) en het Adviesteam (AT). In Nederland is bij een ramp van enige omvang al snel sprake van nationale betrokkenheid. Uitgangspunt is dat een (dreigende) ramp of crisis in eerste instantie wordt opgepakt door het departement op wiens beleidsterrein de ramp of crisis zich voordoet. Betrokken ministeries richten daartoe een Departementaal Coördinatiecentrum (DCC) in. Ook wordt het Nationaal Crisiscentrum (NCC) operationeel. Het NCC heeft een coördinerende rol in bijvoorbeeld de informatievoorziening en het leveren van bijstand aan de regio via het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC). Tevens kan de Landelijke Operationele Staf (LOS) worden ingesteld. De LOS is een opschaling van het LOCC. De opschaling op nationaal niveau is overigens niet afhankelijk van de vraag of een incident bovenregionaal of landelijk is. Ook bij lokale incidenten kan het NCC operationeel zijn, zoals bij de poldercrash. In geval van rampen of crises van meer dan regionale betekenis of de ernstige vrees voor het ontstaan ervan, kan de commissaris van de Koning (CdK) de voorzitter veiligheidsregio aanwijzingen geven over het te voeren beleid. 3.1.4 Evaluatie GRIP-incidenten Bij alle incidenten met de classificatie GRIP 2 en hoger vindt door de directeur van de veiligheidsregio en/of burgemeester van de getroffen gemeente en/of voorzitter van de veiligheidsregio, een afweging plaats of het incident moet worden geëvalueerd. Het doel hiervan is het trekken van lering uit de betreffende incidenten met het oog op optimaliseren van de uitvoering van de basisvereisten en kolomspecifieke deelprocessen als beschreven in het Regionaal Crisisplan en deze GRIP-regeling. Wanneer besloten wordt tot evaluatie, wordt deze uitgevoerd conform de door de veiligheidsdirectie vastgestelde evaluatiesystematiek. Naast het evalueren van de basisvereisten en de aan de verschillende kolommen toegekende deelprocessen kunnen in de afweging ook specifieke aandachtspunten worden meegegeven waarop geëvalueerd moet worden. De evaluatiesystematiek is nader uitgewerkt in het ‘Handboek evaluatie Incidenten & Rampen’. 17 3.2 Melden, alarmeren, op- en afschalen 3.2.1 Melden en alarmeren Melding en alarmering heeft tot doel om de eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen zeer korte tijd te activeren en naar de juiste plaats te dirigeren. Binnen twee minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, begint de meldkamer met de alarmering van de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en wordt de burgemeester, of in geval artikel 39 Wvr van toepassing is, de voorzitter van de veiligheidsregio en betrokken burgemeesters geïnformeerd. Afhankelijk van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis, alarmeert de meldkamer andere functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing. 3.2.1.1 Grootschalig alarmeren De verantwoordelijkheid voor het opstellen van criteria voor grootschalig alarmeren van de hoofdstructuur is bij het bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant belegd, en zijn uitgewerkt in paragraaf 3.2.2.1. 3.2.1.2 Vaste bereikbaarheden Voor een snelle en adequate alarmering beschikt ieder teamlid uit de kernbezetting van een crisisteam, over een vaste bereikbaarheid in de vorm van een pager of mobiele telefoon. Alarmering van de functionarissen ten behoeve van het GBT en RBT, alsmede ten behoeve van de secties, kan geschieden in twee fasen. De GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom. 3.2.2 Opschalen Zodra zich een ramp of crisis voordoet of dreigt voor te doen, wordt de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie opgeschaald. Het doel van het proces opschaling is om steeds de juiste aantallen mensen en middelen beschikbaar te hebben voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de acute fase. Het proces omvat het activeren van de benodigde mensen en middelen en het afstemmen van de wijze van aansturing hiervan: de overgang van de dagelijkse situatie naar de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. Ook het waarschuwen van de relevante crisispartners en het activeren van bijstandsafspraken met andere, meestal aangrenzende veiligheidsregio’s behoort tot dit proces. 3.2.2.1 Bevoegdheid tot opschaling Bij de afkondiging van een GRIP-fase door één van de diensten zijn de overige diensten gehouden de afkondiging van de GRIP-fase te volgen. De leidinggevenden plegen vóór het afgeven van een GRIP-fase daarom zo mogelijk onderling overleg. De afgekondigde GRIP-fase wordt zo spoedig mogelijk door de leiding van het hoogst aanwezige GRIP-niveau formeel bekrachtigd. GRIP-fase GRIP 1 & GRIP 2 Bevoegd tot opschalen De CaCo, OvD’s, Leider CoPI of de Regionaal Operationeel Leider. GRIP 3 GRIP 4 GRIP 5 GRIP RIJK De burgemeester van de gemeente (is tevens de voorzitter van het GBT) waar het incident plaatsvindt, eventueel na advies van de vaste leden van het GBT; De CaCo van de meldkamer mag bij de vastgestelde starttriggers GRIP 3 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de Regionaal Operationeel Leider. Het formele besluit voor GRIP 3 moet achteraf door de bevoegd burgemeester bekrachtigd worden. De voorzitter van de veiligheidsregio al dan niet op verzoek van één van de betrokken burgemeesters of op advies van een van de vaste leden van de RBT; De CaCo mag bij vastgestelde starttriggers GRIP 4 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de Regionaal Operationeel Leider. Het formele besluit voor GRIP 4 moet achteraf door de voorzitter van de veiligheidsregio bekrachtigd worden. De voorzitters van de bij het incident betrokken veiligheidsregio’s besluiten gezamenlijk tot opschaling naar GRIP 5. De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing onder voorzitterschap van de minister van VenJ, tenzij de minister-president, de minister van Algemene Zaken, beslist dat hij voorzitter is. De burgemeester van de betrokken gemeente wordt via de AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling. Bij opschaling naar GRIP 2 en hoger wordt tevens de voorzitter van de veiligheidsregio in kennis gesteld. 18 3.2.2.2 Facultatieve bezetting Naast de standaardbezetting, kunnen in de verschillende teams ook facultatief partners worden uitgenodigd om deel te nemen aan de overleggen van het betreffende team. De alarmering van de facultatieve leden is per team op 7 onderstaande wijze belegd : Team CoPI ROT / IROT GBT RBT / IRBT Bevoegd tot alarmering facultatieve bezetting Alarmeren van de facultatieve leden van het CoPI gebeurt in opdracht van de Leider CoPI. Alarmeren van de facultatieve leden ROT gebeurt in opdracht van de Regionaal Operationeel Leider. Alarmeren van de facultatieve leden GBT gebeurt in opdracht van de voorzitter GBT. Alarmeren van de facultatieve leden RBT gebeurt in opdracht van de voorzitter RBT. 3.2.2.3 Monodisciplinaire opschaling Naast multidisciplinair opschalen kunnen de hulpverleningsdiensten en gemeenten (Bevolkingszorg) ook monodisciplinair opschalen. Iedere kolom is verantwoordelijk voor een alerte en adequate opschaling van de eigen organisatie. De leidinggevenden van Brandweer, Politie, GHOR, Bevolkingszorg en Water- en scheepvaartzorg bepalen per incident de omvang van hun eigen organisatie (aantal en soort eenheden). Monodisciplinaire opschaling kan ook plaats vinden zonder dat het incident zich in een GRIP-fase bevindt. Wanneer een kolom besluit op te schalen en de sectie te activeren zonder dat er sprake is van GRIP, wordt de dienstdoende Regionaal Operationeel Leider hierover geïnformeerd. 3.2.3 Opkomst en aflossing 3.2.3.1 Opkomsttijden Vanaf het moment dat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering beginnen de onderdelen of functionarissen van de hoofdstructuur binnen de gestelde tijd met de uitvoering van hun taken. Deze normtijden zijn opgenomen in het Besluit veiligheidsregio’s met als doel dat op het juiste moment, juiste aantallen mensen en middelen van de crisisorganisatie – efficiënt en effectief – beschikbaar zijn voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de acute fase. Om te voldoen aan de gestelde opkomsttijden zijn bereikbaarheidregelingen (o.a. hard of zacht piket) ingesteld. De volgende normtijden worden gehanteerd: Crisisteam CoPI ROT GBT RBT / IRBT Onderdeel/functionaris Alle leden Regionaal Operationeel Leider en Algemeen Commandanten Informatiemanager ROT en Communicatieadviseur ROT Secties ROT Sectie Informatiemanagement Hoofd Communicatie Sectie Bevolkingszorg Sectie Bevolkingszorg Alle leden Alle leden Opkomsttijd < 30 minuten < 45 minuten < 30 minuten < 60 minuten < 40 minuten < 30 minuten 90 minuten 60 minuten 8 60 minuten 3.2.3.2 Aflossing De Leider CoPI en de Regionaal Operationeel Leider zijn verantwoordelijk voor de continuïteit van de bezetting van respectievelijk het CoPI en ROT. In overleg met het eigen team wordt bekeken hoe en wanneer aflossing van eenieder plaatsvindt. De wijze van aflossing van het GBT en RBT wordt door de burgemeester(s) en/of de voorzitter van de veiligheidsregio in hun team ter sprake gebracht. Er kan globaal uit twee systemen worden gekozen: de functionarissen in zijn geheel of gefaseerd aflossen. Laatst genoemd systeem heeft als voordeel dat het ‘collectief geheugen’ in stand blijft. De Algemeen Commandanten zijn verantwoordelijk voor de aflossing binnen hun eigen sectie en taakorganisatie. 7 8 Uitzonderingen op deze paragraaf zijn mogelijk. Deze zijn dan specifiek in de planvorming uitgewerkt. De tijd voor het RBT is regionaal vastgesteld. Er is hiervoor geen tijd opgenomen in het Besluit veiligheidsregio’s. 19 3.2.4 Afschaling Als blijkt dat de ramp of crisis met minder multidisciplinaire coördinatie kan worden bestreden en ook de directe effecten minder operationele aansturing behoeven, wordt met de afschaling van de ingezette bestuurlijke en operationele teams begonnen. In tegenstelling tot de opschaling, vindt het afschalen trapsgewijs per GRIP-fase plaats, te beginnen bij het hoogst ingestelde regionale crisisteam. Uitzondering hierop betreft het afschalen van GRIP 4. Hierbij kan men besluiten GRIP 3 over te slaan. Afschaling van een team vindt niet eerder plaats dan dat daarover afstemming heeft plaatsgevonden bij het onderliggende team (RBT/GBT bij ROT, ROT bij CoPI). Wanneer besloten wordt een team op te heffen, zijn alle functionarissen van het betreffende team, zelf verantwoordelijk om hun collegae in het onderliggende team op de hoogte te stellen van de laatste stand van zaken en dragen zij de lopende zaken over. Ook zijn situaties denkbaar waarbij een GRIP-fase wel in stand blijft, maar bepaalde teams of functionarissen niet langer nodig blijken te zijn. Het kan zo zijn dat voor een CoPI geen werk meer is, terwijl het ROT nog volop bezig is met de coördinatie van het effectgebied. Om te voorkomen dat kolommen afschalen zonder onderlinge samenspraak, is het opheffen van team alleen mogelijk als de leiding van het bovengelegen GRIP-niveau daar toestemming voor geeft (bijvoorbeeld het ROT geeft toestemming dat het CoPI opgeheven kan worden). Tijdens het afschalen zal tevens een onderscheid moeten worden gemaakt tussen de afschaling zoals hiervoor bedoeld en de opbouw van de nazorgfase, die al start wanneer nog niet volledig is afgeschaald. Voordat bestuurlijke en operationele teams geheel worden ontbonden, moet de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio zeer nadrukkelijk beleidsbeslissingen over de nazorg nemen. 3.2.4.1 Bevoegdheid tot afschaling De Regionaal Operationeel Leider of Leider CoPI zal in overleg met de leden van het eigen team en in overleg met eventueel andere geactiveerde teams afschalen of de procedure beëindigen. De voorzitter van het GBT of RBT bepaalt de bestuurlijke afschaling van het eigen team. Alle mededelingen over het stopzetten van de alarmering en opheffen van de GRIP-teams geschieden via de GMK. Deze stelt hiervan alle betrokken diensten en organisaties in kennis. GRIP-fase GRIP RIJK GRIP 5 GRIP 4 GRIP 3 GRIP 2 GRIP 1 Bevoegd tot afschalen De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing onder voorzitterschap van de Minister van VenJ, tenzij de minister-president, de Minister van Algemene Zaken, beslist dat hij voorzitter is. De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten gezamenlijk over afschaling naar lagere GRIPfasen. De voorzitter van de veiligheidsregio besluit tot afschaling naar GRIP 3 of bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het RBT. De burgemeester besluit tot bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het GBT. De Regionaal Operationeel Leider besluit tot operationele afschaling vanuit GRIP 2 naar GRIP 1. Hij stemt daartoe af met de leden van het ROT en de Leider CoPI. De Leider CoPI besluit tot operationele afschaling vanuit GRIP 1 naar de routinefase. De burgemeester van de betrokken gemeente wordt bij een afschaling van GRIP 4 naar een lager GRIP-fase, via de AOV geïnformeerd over het besluit tot afschaling. Bij afschaling van GRIP 3 naar GRIP 2 en GRIP 2 naar GRIP 1, wordt tevens de voorzitter van de veiligheidsregio in kennis gesteld. 3.2.4.2 Monodisciplinaire afschaling Naast het multidisciplinair afschalen kunnen de hulpverleningsdiensten en gemeenten ook monodisciplinair afschalen. Iedere kolom is verantwoordelijk voor het afschalen van de eigen organisatie. Het is denkbaar dat bepaalde specifieke organisatieonderdelen (teams) eerder of juist later worden afgeschaald dan andere onderdelen. Alvorens monodisciplinair wordt afgeschaald, vindt hierover afstemming plaats in het CoPI en/of ROT. 20 3.2.5 Uitwijklocaties Bij rampen en crises kan het voorkomen dat de vooraf aangewezen en voorbereide ruimte van een onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in het bron- of effect gebied ligt. Voor functionarissen is het dan niet veilig meer de werkzaamheden op die locatie uit te voeren. Om de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen, zijn uitwijklocaties aangewezen. Crisisteam GMK ROT / RBT GBT Uitwijklocatie In het geval dat de GMK (Tilburg) moet uitwijken, worden de taken van de meldkamer gecontinueerd in het politiebureau aan de Ringbaan Zuid te Tilburg. Op deze uitwijklocatie is slechts beperkt radioverkeer mogelijk en zijn de overige middelen en werkplekken beperkt. De aanname van 112 meldingen geschied door de meldkamer in Zeeland. In het geval dat het ROT en het RBT (Tilburg) uit moet wijken wordt voorgesteld – afhankelijk van het incident – uit te wijken naar het stadkantoor in Tilburg of Breda. In het geval een GBT moet uitwijken, wordt uitgeweken naar een GBT van een naburige gemeente, welke buiten het effectgebied van het incident is gelegen. 21 3.3 Bestuurlijke en operationele leiding Binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn in hoofdlijnen twee vormen van leiding en coördinatie te onderscheiden, namelijk bestuurlijke en operationele leiding. Beide begrippen worden in dit hoofdstuk toegelicht. 3.3.1 Bestuurlijke leiding en opperbevel De bestuurlijke leiding bij en de eindverantwoordelijkheid voor (de afhandeling van) incidenten, rampen en crises ligt bij de burgemeester van de getroffen gemeente. De burgemeester heeft het opperbevel, wat inhoudt dat degenen die aan de bestrijding van een ramp of crisis deelnemen, onder zijn bevel staan. Het opperbevel is tweeledig: enerzijds gaat het om de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid, anderzijds om de zeggenschap over ieder die aan de bestrijding van de ramp of crisis deelneemt, in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie. De burgemeester heeft als bevoegd gezag in het kader van de openbare orde en veiligheid de brandweer en politie ter beschikking. In normale situaties bestaat geen gezagsverhouding met de GHOR (bij rampen of de ernstige vrees voor het ontstaan ervan heeft de burgemeester wel het opperbevel over de GHOR). De burgemeester kan de ambulancevervoerders in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel uit oogpunt van openbare orde noodzakelijk is. De burgemeester laat zich ondersteunen door een GBT. De mate van betrokkenheid van een burgemeester hangt nauw samen met de impact die de ramp of crisis met zich mee brengt en de invloed hiervan op de maatschappij en de politiek. Een signaal hiervoor kan bijvoorbeeld zijn de bovenmatige aandacht voor het incident vanuit regionale en landelijke media. In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bevoegd toepassing te geven aan een aantal taken van de betrokken burgemeesters. De belangrijkste hierbij is het opperbevel en het informeren van de bevolking en de bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing betrokken personen over de ramp of crisis . De voorzitter laat zich hierbij ondersteunen door een RBT. 3.3.1.1 Algemene en functionele keten Rampenbestrijding en handhaving van de openbare orde vormen tezamen de algemene keten. Kenmerkend daarvoor is dat het algemene bevolkingszorg betreft. Daarentegen wordt in een functionele keten één specifiek terrein bestreken, zoals elektriciteit, sociale zekerheid, financieel verkeer, voedselveiligheid of een milieucomponent als bodem. Alleen in de algemene keten worden maatregelen getroffen jegens de bevolking in het algemeen, zoals een besluit tot evacuatie. Partijen in de functionele ketens doen dat niet. Afstemming tussen de ketens vindt op twee niveaus plaats: regionaal (veiligheidsregio) en nationaal (tussen ministeries). Vertegenwoordigers van ministeries (rijksheren) kunnen daarom deelnemen aan de vergadering van een Regionaal Beleidsteam (RBT) en er kan operationele afstemming plaatsvinden in het Regionaal Operationeel Team (ROT). De positie van de rijksheren ten aanzien de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, worden uitgewerkt in de bestuurlijke netwerkkaarten. 3.3.1.2 Rol Openbaar Ministerie en het Regionaal Driehoeksoverleg Als het gaat om een situatie waarin opsporingsbelangen in het geding zijn, heeft de hoofdofficier van justitie het gezag over de politie en kan hij aan de politie de nodige aanwijzingen geven voor het optreden bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Er zijn nauwelijks rampen of crises denkbaar waarbij de strafrechtelijke handhaving niet aan de orde is. Ook als de strafechtelijke component pas in tweede instantie een belangrijke rol gaat spelen, bijvoorbeeld omdat eerst levensreddende werkzaamheden uitgevoerd moeten worden, is het de taak van de hoofdofficier van justitie om de belangen van het strafrechtelijk onderzoek zoveel mogelijk veilig te stellen. De burgemeester (of voorzitter veiligheidsregio) stemt af met de officier van justitie vanwege het opsporingsbeleid, de tweehoofdige leiding over de politie, tolerantiegrenzen en afspraken over het elkaar informeren. Deze afstemming vindt plaats in de driehoek, naast een eventueel RBT. Naast de burgemeester en hoofdofficier van justitie, sluit de leidinggevende van de politie aan in de driehoek. Een duidelijk criterium om in driehoeksverband te vergaderen is de vertrouwelijkheid van informatie, zoals: De vertrouwelijke informatie van de criminele inlichtingeneenheid (CIE), de algemene of militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten (AIVD of MIVD); De bespreking van vertrouwelijke inzetscenario’s van de Dienst speciale Interventies (DSI). In beide gevallen zal uiteraard de vraag spelen in hoeverre deze vertrouwelijke informatie gedeeld ‘vertaald’ kan worden, zodat andere betrokkenen wel voldoende geïnformeerd kunnen worden. De vertrouwelijke informatie kan namelijk van vitaal belang zijn voor de hulpverleningsdiensten bij de uitvoering van de werkzaamheden. De eventuele betrokken gezagsdriehoek kan op verzoek van de gezagsdriehoek of op advies, ter advisering, worden uitgebreid. 22 3.3.2 Operationele leiding Operationele leiding houdt in: de bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio geven van bindende aanwijzingen van de bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de afzonderlijke diensthoofden aangaande de wijze van uitvoeren van de taken. De operationele leiding wordt primair ingevuld door de hoogst operationeel leidinggevende van iedere kolom. Ieder grootschalig incident, ramp of crisis kent echter ook een eenhoofdige operationele leiding: Bij GRIP 1 is sprake van coördinatie van Brandweer, Politie, GHOR, Bevolkingszorg en eventueel Water- en scheepvaartzorg op operationeel niveau door het CoPI en ligt de eenhoofdige leiding bij de Leider CoPI. Bij GRIP 2, 3 en 4 en 5 is sprake van coördinatie van Brandweer, Politie, GHOR, Bevolkingszorg en eventueel Water- en scheepvaartzorg op operationeel niveau (CoPI), op tactisch niveau (ROT) en ligt de eenhoofdige operationele leiding in de handen van de Regionaal Operationeel Leider in het ROT. Wanneer sprake is van een crisis zonder duidelijke aanwijsbare plaats incident, kan een ROT zonder CoPI worden ingesteld. 3.3.2.1 Leider CoPI en (Coördinerend) Regionaal Operationeel Leider De Leider CoPI leidt het overleg van de operationele staf ter plaatse en bewaakt het besluitvormingsproces in het CoPI. Afhankelijk van de GRIP-fase waarin het incident zich bevindt informeert deze door tussenkomst van de AOV de burgemeester of rapporteert hij aan de Regionaal Operationeel Leider. Laatst genoemde is door het bevoegd gezag aangewezen om de operationele leiding uit te oefenen vanuit het ROT. Hij informeert en adviseert de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio over strategische aangelegenheden en dilemma’s. De door de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio genomen beleidsbeslissingen vertaalt hij binnen het ROT in operationele opdrachten en hij coördineert de uitvoering daarvan. 3.3.3 Nationale Crisisbeheersingsstructuur Wanneer tijdens een crisis verschillende ministeries zijn betrokken bij de aanpak daarvan, treedt de nationale crisisstructuur in werking. De hoofdlijnen van het crisisbeheersingsbeleid en van het stelsel met betrekking tot de crisisorganisatie van de overheid op rijksniveau zijn vastgelegd in het voorliggende Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. Het Handboek legt op hoofdlijnen de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en kerntaken vast van de belangrijkste actoren binnen de nationale crisisstructuur. Deze structuur bestaat uit drie interdepartementale gremia:het Adviesteam (AT), de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) en de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb). Deze structuur wordt zo nodig flexibel toegepast. In beginsel geldt de volgorde AT-ICCbMCCb, tenzij de situatie anderszins vereist. Het Nationaal Crisiscentrum ondersteunt deze crisisteams met informatiemanagement, zijn netwerk, expertise en faciliteiten en fungeert tevens als één loket voor de veiligheidsregio als het gaat om informatie-uitwisseling, contactpunten en advisering en middelen op het gebied van crisiscommunicatie. 3.3.3.1 Adviesteam Dit team adviseert over maatregelen aan de Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) en zorgt voor de uitvoering van besluiten. Dit team is veelal samengesteld uit adviseurs van verschillende ministeries en het NCC, aangevuld met experts. 3.3.3.2 Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCb) Deze bestaat uit Directeuren Generaal van de verschillende ministeries. De ICCb adviseert de voorzitter van de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) per situatie met betrekking tot het bijeenkomen van de MCCb en adviseert vervolgens over de voorbereiding, respons en nafase bij crises en rampen. De ICCb nemen ook besluiten, bijvoorbeeld over het instellen van het Nationaal Voorlichtingscentrum. 3.3.3.3 Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) De MCCb besluit (bij meerderheid van stemmen) over een samenhangende aanpak van het geheel van maatregelen en voorzieningen, dat het Rijk treft in samenwerking met andere organisaties ter voorbereiding op, ten tijde van en met betrekking tot de nafase van intersectorale crises waarbij de nationale veiligheid in het geding is. 23 3.3.3.4 Crisisbeheersingsstelsel op hoofdlijnen 24 3.4 Uitwerking GRIP-fasen 3.4.1 Routinefase (nog geen sprake van regionale opschaling) Omschrijving Routinefase Na melding van een incident rukken de hulpverleningsdiensten uit. Afhankelijk van het incident zullen eenheden van politie, brandweer, ambulancedienst, Bevolkingszorg en eventueel water- en scheepvaartzorg meewerken aan de incidentenbestrijding. Bij een dergelijk incident coördineert de meldkamer hierbij en is er (nog) geen sprake van georganiseerde multidisciplinaire (opgeschaalde) afstemming. De hulpverleningsdiensten beginnen op routinematige wijze en volgens de eigen (monodisciplinaire) regels en procedures met de bestrijding van het incident. Indien nodig voeren de diensten ad hoc en op basis van gelijkwaardigheid operationeel overleg, ook wel motorkapoverleg genoemd. Deelnemers zijn in ieder geval de functionarissen die leiding geven aan de operationele eenheden ter plaatse. Daar waar nodig kan dit overleg worden aangevuld met functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben, bijvoorbeeld externe partners (Rijkswaterstaat, waterschap, nutsbedrijven, enz.) of een bedrijfsspecialist. Starten en eindigen routinefase Alarmering De betrokkenen worden door de GMK gealarmeerd. Opkomst Locatie: Incidentterrein . Tijd: Conform monodisciplinaire procedures . Leiding en coördinatie Leiding Hanteren eigen monodisciplinaire bevelsstructuren. Reikwijdte Routinematig; de bestrijding van het incident valt binnen de normale dagelijkse werkwijzen van de betrokken hulpverleningsdiensten; Multidisciplinaire afstemming door middel van motorkapoverleg. Taken Afstemmen en afspraken maken; Collegiaal overleg en samenwerking. Leidinggevenden Processen Functionaris Brandweer Bevelvoerder, of Officier van Dienst Brandweer (OvD-B). GHOR Verpleegkundige eerste ambulance, of Officier van Dienst GHOR (OvD-G). Politie Medewerker basiseenheid, of Officier van Dienst Politie (OvD-P). Bevolkingszorg Officier van Dienst Bevolkingszorg (OvD-Bz) Voorlichting Via de eigen organisatie Informatiemanagement Calamiteitencoördinator (CaCo) Kernbezetting GMK GMK CaCo (als eenhoofdige leidinggevende); Plotter; Brandweercentralist; Verpleegkundig centralist; Politiecentralist. Taken GMK Zodra is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering wordt de meldkamer door één leidinggevende aangestuurd: de calamiteitencoördinator (CaCo). Binnen twee minuten na vaststelling dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, begint de GMK met de alarmering van het CoPI en ROT. Afhankelijk van de aard en omstandigheden van de ramp of crisis, alarmeert de meldkamer andere relevante externe functionarissen en eenheden die nodig zijn voor de bestrijding van de ramp of crisis. Binnen twee minuten na vaststelling dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering informeert de GMK de burgemeester. In geval van bovenlokale rampen en crises worden de voorzitter van Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de betrokken burgemeesters geïnformeerd. Binnen vijf minuten na vaststelling dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering geeft de meldkamer, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de alle betrokken onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en externe betrokken eenheden en functionarissen. 25 Meldkamer & Informatiemanagement Een incident dat naar oordeel van de meldkamer multidisciplinaire coördinatie vraagt of kan gaan vragen, wordt aangemaakt in LCMS. Het criterium hiervoor is ‘vanaf groot incident’ of een incident wat naar verwachting opgeschaald gaat worden. Voorlichting Hulpverleningsdiensten werken conform monodisciplinaire protocollen (ook aangaande communicatie/voorlichting). Indien extra (crisis)communicatie inspanningen noodzakelijk zijn, kan men via de lokale AOV een beroep doen op de inzet van de lokale afdeling Communicatie. Woordvoering wordt verzorgd door de persvoorlichter Politie m.u.v. woordvoering bij branden (dit doet de Brandweer zelf), tenzij het een (vermoeden tot) misdrijf betreft zoals bijvoorbeeld brandstichting, zwaar gewonden of dodelijke slachtoffers te betreuren zijn, of wanneer overgegaan moet worden tot evacuatie van de omgeving. 26 3.4.2 GRIP 1 Omschrijving GRIP 1 - CoPI Als blijkt (indicatief) dat door de aard van het incident de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de bestrijding veranderen en de situatie vraagt om een multidisciplinair gecoördineerde aanpak, wordt opgeschaald naar GRIP 1 en daarmee het CoPI opgestart. De oorzaken voor deze verandering kunnen, niet limitatief, zijn: de behoefte aan eenhoofdige operationele leiding, de vraag om gestructureerde coördinatie, de behoefte aan meer materieel en de complexiteit van het incident. Het CoPI verzorgt de aansturing en uitvoering van operationele processen ter plaatse. Het CoPI staat onder leiding van een Leider CoPI. De Leider CoPI werkt ontkleurd, wat inhoudt dat deze handelt en besluit in de belangen van alle diensten. De functie kan niet gecombineerd worden met een andere functie binnen of buiten het CoPI. Naast de Leider CoPI wordt het CoPI gevormd door een kernteam van functionarissen die leiding geven aan de operationele eenheden van Politie, Brandweer, GHOR, Bevolkingszorg, een Voorlichter, een Informatiemanager en een Plotter. Op verzoek van de Leider CoPI of op aangeven van de CoPI-leden kan het team worden aangevuld met functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben voor het functioneren van het CoPI. Bijvoorbeeld een adviseur gevaarlijke stoffen (AGS), veiligheidsfunctionaris, specialisten water- en scheepvaartzorg, liaison van een externe partner (bijvoorbeeld Defensie) of een bedrijfsspecialist. Starten en eindigen GRIP 1 Bevoegd tot opschalen naar GRIP 1 Alarmering Opkomst CoPI Bevoegd tot afschalen van GRIP 1 Leiding en coördinatie Leiding Reikwijdte Leidinggevende functionarissen op officiersniveau van Brandweer, Politie, GHOR, Bevolkingszorg en Water- en scheepvaartzorg die zijn gealarmeerd voor of ingezet bij het incident; CaCo. De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd; Alarmeren van de facultatieve leden CoPI gebeurt in opdracht van de Leider CoPI door de GMK; De burgemeester van de betrokken gemeente wordt via zijn of haar AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 1 of afschaling naar de routinefase. Locatie: Incidentterrein (hiervan kan afgeweken worden). Tijd: < 30 minuten. Leider CoPI. Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI; OvD’s sturen hun eenheden aan; Alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg. Multidisciplinaire incidenten met eenhoofdige operationele aansturing die ter plaatse worden bestreden; Multidisciplinaire coördinatie op operationele processen van incidentbestrijding vanuit het brongebied; Wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 1 af te kondigen. Taken CoPI 9 Het CoPI is belast met de operationele leiding ter plaatse ; Het CoPI staat onder leiding van de leider CoPI; Het CoPI Is belast met de afstemming met alle bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing betrokken partijen; 10 Het CoPI werkt conform de methodiek sturen rampenbestrijding & crisisbeheersing : o het bepalen van de bestrijdingsstrategie; o het bepalen van de aanpak; o het verdelen van het werk; o het geven van een terugkoppeling. Het CoPI houdt een eigen beeld bij over: o de ontwikkeling en effecten van een incident; o de risico’s voor de veiligheid van de hulpverleners en de personen in het getroffen gebied; o de aanpak van het incident en de daarvoor benodigde mensen en middelen. Het CoPI is belast met het adviseren van het ROT; Bij meerdere CoPI’s op de plaats van één incident, treedt het ROT op als coördinerend orgaan (GRIP 2). 9 Niet perse het ‘brongebied’; dit kunnen ook plaatsen zijn in het ‘effectgebied’. Zie paragraaf 4.1 en verder voor een uitgebreide weergave van het proces sturen rampenbestrijding en crisisbeheersing. 10 27 Kernbezetting CoPI Processen Leiding Brandweer GHOR Politie Bevolkingszorg Crisiscommunicatie Informatiemanagement Facultatief Water- en scheepvaartzorg Openbaar Ministerie Overigen Kernbezetting GMK GMK Functionaris Leider CoPI OvD Brandweer OvD GHOR OvD Politie OvD Bevolkingszorg Voorlichtingsfunctionaris CoPI Informatiemanager CoPI Plotter CoPI OvD Waterschap OvD Rijkswaterstaat Officier van justitie AGS, veiligheidsfunctionaris, liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners, (externe) deskundigen, bedrijfsspecialist, enz. CaCo Centralisten Meldkamer & Informatiemanagement De GMK geeft binnen vijf minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de onderdelen van de hoofdstructuur. De volgende informatielijnen worden gebruikt: o De OvD-B informeert de hoofdofficier van dienst (HOvD), die informeert vervolgens de Regionaal Commandant van Dienst (RCvD); o De OvD-G informeert de AC GHOR, die informeert vervolgens de Directeur Publieke Gezondheid; o De OvD-P informeert de leidinggevende van politie, die informeert vervolgens de korpsleiding; o De OvD-Bz informeert de burgemeester van de betrokken gemeente; o De CaCo informeert de Informatiemanager CoPI. De Informatiemanager CoPI is verantwoordelijk voor het multidisciplinaire totaalbeeld van het incident, dat is gebaseerd op het startbeeld van de GMK. De Leider CoPI en de OvD’s leveren en ontvangen van de Informatiemanager CoPI relevante multidisciplinaire informatie. De operationele diensten en Bevolkingszorg zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. Het totaalbeeld en het eigen beeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen (voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden). Het NCC spreekt initieel een operationeel crisisteam aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. Crisiscommunicatie De voorlichtingsfunctionaris adviseert het CoPI over het proces crisiscommunicatie en geeft hier invulling aan. Indien extra (crisis)communicatie inspanningen noodzakelijk zijn, kan men via de OvD BZ een beroep doen op de lokale afdeling communicatie. Afhankelijk van de invulling en omvang van het proces crisiscommunicatie kan daarnaast de regionale voorlichterspool, op aangeven van voorlichtingsfunctionaris ingezet worden. De alarmering van de regionale voorlichterspool gebeurt via de OvD BZ/AOV. Indien aanvullend aan de regionale voorlichterspool, het piketteam crisiscommunicatie geactiveerd moet worden, is dit aanleiding om op te schalen naar GRIP 2 of hoger. Bijzonderheden Bij de alarmering van een CoPI worden gelijktijdig de Mobiele Commando Unit (MCU) samen met het bedienend personeel van de brandweer gealarmeerd. Deze eenheden zijn mobiel en bevatten de vergaderfaciliteiten op locatie. 28 3.4.2.1 Schematische weergave GRIP 1 29 3.4.3 GRIP 2 Omschrijving GRIP 2 - ROT Als een incident een duidelijke uitstraling heeft naar de omgeving, dus ook effecten buiten de plaats incident heeft, wordt naast een CoPI ook een ROT ingesteld (indicatief). De Regionaal Operationeel Leider is eindverantwoordelijk voor de operationele bestrijding van een ramp of crisis en geeft als zodanig kaders aan waarbinnen de Leider CoPI zelfstandig opereert. De Regionaal Operationeel Leider vertaalt beleidsbeslissingen in samenhangende uitvoeringsopdrachten en draagt zorg voor een gecoördineerde uitvoering van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door deelnemende organisaties en disciplines. Nadruk ligt op het sturen van de tactische processen met betrekking tot het effectgebied en het coördineren van de informatievoorziening voor de bevolking en het bestuur. Bron- en effectgebied Bij de taakverdeling van CoPI en ROT dient (uitzonderingen zijn mogelijk) onderscheid gemaakt te worden tussen het bronen effectgebied. CoPI en ROT dienen hierover overeenstemming te bereiken. Het CoPI is verantwoordelijk voor het brongebied, het ROT voor het effectgebied. Onder brongebied wordt verstaan: het gebied waar alles, waaronder het betrokken object, zich bevindt dat te maken heeft met de directe incidentbestrijding en is de daarmee het ‘werkveld’ van de hulpverleningsdiensten. We spreken van een effectgebied indien een incident effecten heeft naar de omgeving en deze van een zodanige aard en omvang zijn, dat sprake is van een bedreigende situatie voor de bevolking (bijvoorbeeld het vrijkomen van gevaarlijke stoffen, instorting van gebouwen, stroomuitval). Wanneer sprake is van een crisis zonder duidelijke aanwijsbare plaats incident, kan een ROT (zonder CoPI) worden ingesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grootschalige en langdurige stroomstoring. Samenstelling ROT Het ROT staat onder leiding van een Regionaal Operationeel Leider. Deze functie kan niet gecombineerd worden met een andere functie binnen of buiten het ROT. De Regionaal Operationeel Leider is ontkleurd, wat wil zeggen dat uit de taakuitvoering blijkt dat deze in het belang van alle afzonderlijke diensten handelt. Het ROT wordt naast de Regionaal Operationeel Leider gevormd door de secties Brandweer, GHOR, Politie, Bevolkingszorg, Sectie Informatiemanagement, Sectie Resourcemanagement, een liaison Defensie en ondersteunende functies. Een Sectie bestaat uit minimaal twee functionarissen: een Algemeen Commandant, die aan de vergaderingen van het ROT deelneemt en een sectiemedewerker, die de sectie bemant. Daar waar nodig kan het ROT worden aangevuld met een Algemeen Commandant t.b.v. water- en scheepvaartzorg, liaisons van externe partners (o.a. nutsbedrijven) of functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben. Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK hierover te worden geïnformeerd. Starten en eindigen GRIP 2 Bevoegd tot opschalen naar GRIP 2 Alarmering Opkomst ROT Bevoegd tot afschalen van GRIP 2 Leidinggevende functionarissen op officiersniveau van Brandweer, GHOR, Politie, Bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg die zijn gealarmeerd voor of ingezet bij het incident; Leider CoPI; Als de meetplanorganisatie van de regionale waarschuwings- en verkenningsdienst (WVD) wordt opgestart, geldt automatisch opschaling naar GRIP 2; CaCo. De kernbezetting wordt binnen twee minuten, nadat is vastgesteld dat aan de criteria voor grootschalige alarmering is voldaan, door de GMK gealarmeerd.; Alarmeren van de facultatieve leden ROT gebeurt in opdracht van de ROL door de leden ROT, leden secties ROT en/of de GMK; De burgemeester van de betrokken gemeente en de voorzitter van de veiligheidsregio worden via hun AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 2 of afschaling naar GRIP 1. Locatie: RCC Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Ringbaan-West 232 te Tilburg. Tijd: Kernbezetting < 45 minuten, met uitzondering van: o Informatiemanager ROT < 30 min. o Communicatieadviseur ROT < 30 min. o Secties: < 60 min. o Sectie infomanagement: < 40 min. o Hoofd Communicatie Sectie Bevolkingszorg < 30 min. Regionaal Operationeel Leider, na overleg met de Leider CoPI. 30 Leiding en coördinatie Leiding Reikwijdte Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI; OvD’s sturen hun eenheden aan en zijn zelfsturend binnen de door de Algemeen Commandanten aangegeven operationele kaders; Regionaal Operationeel Leider stuurt de Leider CoPI aan, de Leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de Regionaal Operationeel Leider; Regionaal Operationeel Leider geeft leiding aan de ROT-leden; Algemeen Commandanten geven leiding aan hun secties; Informatiemanager ROT stuurt de sectiemedewerker(s) Informatiemanagement, Plotter(s) en ondersteunende functies aan; Alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg. Omvangrijke incidentbestrijding, waarbij: o sprake is van een effectgebied waarbij gevaarlijke stoffen 11 vrijkomen en de meetplanorganisatie wordt opgestart; o effecten in bredere zin van het woord bestaan waarbij behoefte is aan intensieve communicatie naar de bevolking (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval) of o het ROT taken van het CoPI moet overnemen o het ROT meerdere CoPI’s inzet; o multidisciplinaire logistieke ondersteuning noodzakelijk is. In situaties waarbij er sprake is van effectgebied zonder brongebied binnen de veiligheidsregio (bijvoorbeeld ‘een ramp op afstand’) Wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 2 af te kondigen Taken ROT Het ROT is verantwoordelijk voor de operationele leiding; Het ROT staat onder leiding van de Regionaal Operationeel Leider; Het ROT is belast met de afstemming met alle bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing betrokken partijen. 12 Het ROT werkt conform de methodiek sturen rampenbestrijding & crisisbeheersing : o het bepalen van de bestrijdingsstrategie; o het bepalen van de aanpak; o het verdelen van het werk; o het geven van een terugkoppeling. De Regionaal Operationeel Leider adviseert de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio inzake de bestuurlijk te nemen maatregelen; De Regionaal Operationeel Leider is belast met het adviseren van het GBT of RBT; De Regionaal Operationeel Leider ontvangt bevelen van de voorzitter GBT (niet zijnde bovenlokale rampen en crisis); De Regionaal Operationeel Leider ontvangt bevelen van de voorzitter van de veiligheidsregio i.v.m. de uitvoering van de door hem (voorzitter) genomen besluiten in het geval van bovenlokale rampen en crisis; De Regionaal Operationeel Leider stelt bij bovenregionale incidenten de Regionaal Operationeel Leider van de aangrenzende betrokken veiligheidsregio(’s) in kennis; Het ROT treedt bij meerdere CoPI’s op de plaats van één incident, op als coördinerend orgaan. Kernbezetting ROT Processen Functionaris Leiding Regionaal Operationeel Leider Brandweer AC Brandweer GHOR AC GHOR Politie AC Politie Bevolkingszorg AC Bevolkingszorg Crisiscommunicatie Communicatieadviseur ROT Defensie Liaison Defensie Informatiemanagement Informatiemanager ROT Informatiecoördinator ROT Plotter ROT 11 De meetplanorganisatie adviseert het CoPI en ROT over te ondernemen acties in het effectgebied bij het vrijkomen van gevaarlijke stoffen. 12 Zie paragraaf 4.1 van het Regionaal Crisisplan 2012-2016 en verder voor een uitgebreide weergave van het proces sturen rampenbestrijding en crisisbeheersing. 31 Resourcemanagement Facultatief Water- en scheepvaartzorg Openbaar Ministerie Rijksheren / Overigen Kernbezetting GMK GMK Sectie Brandweer Taken Samenstelling kernbezetting Facultatief Sectie GHOR Taken 13 Hoofd Resourcemanagement AC Waterschap AC Rijkswaterstaat Rechercheofficier van justitie Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en (externe) 13 deskundigen, Rijksheren . CaCo Centralisten Op tactisch niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de Brandweer in de regio; signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners; met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de Brandweer in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook het monitoren daarvan maakt hier deel van uit. Op operationeel niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken voor uitvoerend en ondersteunend werk. verdelen en monitoren van het uitvoerend werk: o Bron- en emissiebestrijding. verdelen en monitoren van ondersteunend werk: o Resourcemanagement Personele voorzieningen (sturen) Brandweer; Facilitaire voorzieningen (sturen) Brandweer. o Informatiemanagement Informatievoorzieningen (sturen) Brandweer. Algemeen Commandant Hoofd Bron- en Emissiebestrijding Hoofd Informatie (Informatiemanagement) Hoofd Ondersteuning (Resourcemanagement) Hoofd Redding Hoofd Ontsmetting Adviseurs Sectie brandweer, zoals: veiligheidscoördinator Brandweer (o.a. arbo en opvang en nazorg personeel), adviseur gevaarlijke stoffen (regionaal officier). Op tactisch niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio; signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners; met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd. 32 werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de geneeskundige zorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook het monitoren daarvan maakt hier deel van uit. Samenstelling kernbezetting Facultatief Sectie Politie Taken Samenstelling kernbezetting Facultatief Op operationeel niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken voor uitvoerend en ondersteunend werk; verdelen en monitoren van het uitvoerend werk: o Acute gezondheidszorg; o Publieke gezondheidszorg. verdelen en monitoren van ondersteunend werk: o Resourcemanagement; Personele voorzieningen (sturen) GHOR Facilitaire voorzieningen (sturen) GHOR o Informatiemanagement; Informatievoorzieningen (sturen) GHOR Algemeen Commandant Hoofd Acute gezondheidszorg Hoofd Informatie (Informatiemanagement) Hoofd Ondersteuning (Resourcemanagement) Adviseurs Sectie brandweer, zoals: veiligheidscoördinator GHOR (o.a. arbo en opvang en nazorg personeel), gezondheidskundige adviseur gevaarlijke stoffen, adviseur hygiëne- en infectiepreventie, adviseur gezondheidsonderzoeken. Op tactisch niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de politiezorg in de regio; signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners; met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de politiezorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook het monitoren daarvan maakt hier deel van uit. Op operationeel niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Het selecteren, doorgeleiden en afhandelen van verzoeken voor uitvoerend en ondersteunend werk; verdelen en monitoren van het uitvoerend werk: o Ordehandhaving; o Opsporing. verdelen en monitoren van ondersteunend werk: o Resourcemanagement; Personele voorzieningen (sturen) Politie Facilitaire voorzieningen (sturen) Politie o Informatiemanagement; Informatievoorzieningen (sturen) Politie Algemeen Commandant Hoofd Ordehandhaving Hoofd Opsporing Hoofd Informatie (Informatiemanagement) Hoofd Ondersteuning (Resourcemanagement) Hoofd Mobiliteit Hoofd Bewaken en Beveiligen Hoofd Opsporingsexpertise Hoofd Handhaven netwerken 33 Sectie Bevolkingszorg Taken Samenstelling kernbezetting Facultatief Sectie Informatiemanagement Taken Samenstelling kernbezetting Hoofd (speciale) Interventie Adviseurs Sectie Politie, zoals veiligheidscoördinator Politie (o.a. arbo en opvang en nazorg personeel) Op tactisch niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Met ketenpartners verzamelen en verwerken van veiligheidsinformatie: het sturen op het verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie op het terrein van de bevolkingszorg in de regio; signaleren, adviseren en met ketenpartners bepalen van de aanpak: het maken van afspraken over ieders bijdrage in het behalen van bepaalde operationele prestaties binnen de regio, binnen een bepaalde tijd en continueren daarvan over een bepaalde periode. Daaronder wordt ook begrepen het adviseren van ketenpartners; met ketenpartners kiezen en monitoren van het uitvoerend en ondersteunend werk: bepalen welke uitvoerende en ondersteunende werkzaamheden dienen te worden verricht op het terrein van de bevolkingszorg in de regio en welke personele en facilitaire voorzieningen daaraan worden toegekend. Ook het monitoren daarvan maakt hier deel van uit. Op operationeel niveau gaat het over de volgende kernactiviteiten: Selecteren, doorgeleiden en afhandelen verzoeken voor uitvoerend en ondersteunend werk; verdelen en monitoren van het uitvoerend werk: o Communicatie; o Publieke zorg; o Omgevingszorg; o Informatie & ondersteuning. verdelen en monitoren van ondersteunend werk: o Resourcemanagement; Personele voorzieningen (sturen) Bevolkingszorg Facilitaire voorzieningen (sturen) Bevolkingszorg o Informatiemanagement; Informatievoorzieningen (sturen) Bevolkingszorg Algemeen Commandant Communicatieadviseur ROT Hoofd Sectie Publieke Zorg (ondersteund door sectielid) Hoofd Omgevingszorg (ondersteund door sectielid) Hoofd Sectie Informatie & Ondersteuning (ondersteund door sectielid) Hoofd Sectie Nazorg (ondersteund door sectielid) Hoofd Sectie Evaluatie (ondersteund door sectielid) Overige adviseurs Sectie Bevolkingszorg De Sectie Informatiemanagement voert de volgende kerntaken uit: opstellen totaalbeeld incident; beheren, monitoren en up-to-date houden totaalbeeld; monitoren landelijk beeld; opstellen, beheren, monitoren en up-to-date houden eigen beelden CoPI, GBT en RBT; monitoren beelden secties ROT. Hoofd Sectie Informatiemanagement Informatiecoördinator ROT Plotter ROT Informatiemanager CoPI Plotter CoPI Informatiecoördinator BT De CaCo van de GMK levert een belangrijke bijdrage aan het vullen en up-to-date houden van het totaalbeeld. Deze functionaris maakt echter geen deel uit van de Sectie Informatiemanagement. De Sectie Informatiemanagement werkt samen met de hoofden Informatiemanagement van de secties in het ROT 34 Sectie Resourcemanagement Taken Samenstelling kernbezetting De Sectie Resourcemanagement is belast met de volgende taken: Coördineren van bijstandsaanvragen; monitoren van en adviseren over capaciteitsproblemen (personeel en materieel). Hoofd Sectie Resourcemanagement De Sectie Resourcemanagement werkt samen met de functionarissen in de Secties ROT die zijn belast met Resourcemanagement. Meldkamer & Informatiemanagement Bij een rechtstreekse opschaling naar GRIP 2 geeft de GMK binnen vijf minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de onderdelen van de hoofdstructuur. In geval van een getrapte opschaling (van GRIP 1) vormt het totaalbeeld van de Informatiemanager CoPI de basis voor het totaalbeeld van de Informatiemanager ROT. Het CoPI, de operationele diensten, Bevolkingszorg en de eventueel aanwezige betrokken externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de Leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager CoPI. De Informatiemanager CoPI en sectiemedewerkers Informatiemanagement leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager ROT. Bij een GRIP 2 is de Informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld, gebaseerd op het startbeeld. Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. Het NCC spreekt initieel een operationeel crisisteam aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. De volgende informatielijnen worden gebruikt: OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1. De Leider CoPI informeert de ROL; De ROL informeert en adviseert de voorzitter van het GBT; De AC’s gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen, waarbij: o de AC Brandweer informeert de Regionaal Commandant Brandweer; o de AC GHOR informeert de Directeur Publieke Gezondheid; o de AC Politie informeert het korpspiket van politie en de officier van justitie; o de AC Bevolkingszorg informeert de voorzitter hoofden taakorganisaties van de betrokken gemeente; De Informatiemanager ROT informeert het NCC en LOCC. Crisiscommunicatie Door de AC-Bz wordt invulling gegeven aan het proces crisiscommunicatie. Relevante informatie, strategie en proces wordt afgestemd en uitgewisseld met de voorlichtingsfunctionaris in het CoPI. De Communicatieadviseur ROT neemt zitting in ROT en ondersteunt hierbij de AC-Bz. De Communicatieadviseur ROT ontvangt de omgevingsanalyse en het communicatieadvies vanuit de taakorganisatie. Indien relevant stemt de Communicatieadviseur ROT de communicatieboodschap en –strategie af met de persofficier van het Openbaar Ministerie. Bijzonderheden Afhankelijk van de aard en de wijze waarop de ramp of crisis zich ontwikkelt, kunnen meerdere CoPI’s worden ingericht, waarbij het ROT als coördinerend onderdeel fungeert. Worden meerdere CoPI’s ingezet, dan is dus altijd sprake van een GRIP 2. Het OM kan naar aanleiding van het scenario bepalen een liaison af te vaardigen naar het ROT. Het is echter meer voorstelbaar dat het OM aansluit bij de Sectie Politie. 35 3.4.3.1 Schematische weergave GRIP 2 36 3.4.4 GRIP 3 Omschrijving GRIP 3 - GBT Als bij de bestrijding van een ramp op crisis (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact en/of besluitvorming is vereist, schaalt de burgemeester op naar GRIP 3 (indicatief). Indien (tijdige) afstemming met de burgemeester niet mogelijk is, kunnen de (operationeel) leidinggevenden van Brandweer, GHOR, Politie, Bevolkingszorg en water- en scheepvaartzorg na onderling overleg ook besluiten tot opschaling. In die gevallen bekrachtigt de burgemeester achteraf. In een GRIP 3 situatie is het incident van een dermate grote omvang, of bestaat ernstige vrees voor het ontstaan ervan, dat de gevolgen voor de samenleving ingrijpend zijn. In deze fase is naast operationele en tactische ook eenhoofdige strategische aansturing noodzakelijk. Hiertoe wordt het GBT bijeen geroepen. Het ROT ondersteunt en adviseert het GBT. Het GBT ondersteunt de burgemeester in de rol van Voorzitter GBT. De operationele leiding over de uitvoering van de rampenbestrijding en crisisbeheersing ligt ook nu bij de Regionaal Operationeel Leider. Samenstelling GBT De burgemeester van de betrokken gemeente is voorzitter van het GBT. Het GBT ondersteunt de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing en bestaat uit de ROL, de hoofdofficier van justitie, voorzitter van het waterschap (indien een water gerelateerd incident) de strategisch adviseurs Brandweer, Politie, en Bevolkingszorg (d.w.z. de Regionaal Commandant Brandweer, de districtschef Politie, Directeur Publieke Gezondheid, gemeentesecretaris van de getroffen gemeente of hun vervangers). Aan het GBT worden ook een strategisch communicatieadviseur, een informatiecoördinator en een bestuurlijk adviseur toegevoegd. Daar waar nodig kan het GBT worden aangevuld met liaisons van externe partners of functionarissen die vanuit hun specialisme een toegevoegde waarde hebben. Indien een Rijksheer een rol vervult in het GBT dan dient de CdK te worden geïnformeerd. Burgemeester De bevoegdheden van de burgemeester als Voorzitter GBT (zoals zijn bevelsbevoegdheid en noodverordeningbevoegdheid) zijn in de Gemeentewet (artikelen 172, 175 en 176) en de Wet veiligheidsregio’s (artikelen 2 t/m 7) beschreven. Tijdens en na afloop van het incident is de burgemeester tevens verantwoordelijk voor informatievoorziening aan de bevolking en de in zijn gemeente bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing betrokken personen. Na een incident legt hij verantwoording af aan de gemeenteraad. Starten en eindigen GRIP 3 Bevoegd tot opschalen naar GRIP 3 Alarmering Opkomst GBT Bevoegd tot afschalen van GRIP 3 Leiding en coördinatie Leiding De burgemeester van de gemeente waar het incident plaatsvindt schaalt op naar GRIP 3, eventueel na advies van de vaste leden van het GBT. De CaCo van de meldkamer mag bij de vastgestelde starttriggers GRIP 3 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de Regionaal Operationeel Leider. Het formele besluit voor GRIP 3 moet achteraf door de bevoegd burgemeester bekrachtigd worden. De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd (dit kan geschieden in twee fasen: de GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom). Alarmeren van de facultatieve leden GBT gebeurt in opdracht van de burgemeester door de GMK. De voorzitter van de veiligheidsregio wordt via zijn of haar AOV geïnformeerd over het besluit tot opschaling naar GRIP 3 of afschaling naar GRIP 2. Locatie: Gemeentehuis betrokken gemeente Tijd: Kernbezetting < 60 minuten De voorzitter van het GBT besluit tot bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het GBT. De Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI. De OvD’s sturen hun eenheden aan. De OvD’s zijn zelfsturend binnen de door de AC’s aangegeven operationele kaders. De Regionaal Operationeel Leider stuurt de Leider CoPI aan. De Leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de Regionaal Operationeel Leider. De Regionaal Operationeel Leider geeft leiding aan de leden van het ROT. De AC’s geven leiding aan hun secties. De voorzitter van het GBT bepaalt het beleid en laat zich hierbij ondersteunen door het GBT. 37 Reikwijdte De voorzitter van het GBT stuurt de Regionaal Operationeel Leider aan. De Regionaal Operationeel Leider is zelfsturend binnen de kaders die door de burgemeester worden aangeven. Alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg. Omvangrijke multidisciplinaire incidenten met bestuurlijke impact. De redenen voor opschaling naar GRIP 3 zijn: (naar verwachting) sprake van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact, veelal met veel belangstelling van de media; strategische besluitvorming op bestuurlijk niveau noodzakelijk; de burgemeester behoeft gevraagd (en ongevraagd) ondersteuning van een strategische staf; wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 3 af te kondigen. Taken GBT De burgemeester roept een GBT bijeen. De burgemeester heeft het gezag bij brand alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft en hierbij de bevoegdheid heeft bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn. De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen, staan onder zijn bevel. In lokale crisissituaties heeft de burgemeester het gezag over de meldkamer, ten aanzien van alle disciplines, waarbij echter ook de (hoofd)officier van justitie gezagsdrager is indien er opsporingsbelangen in het geding zijn. De burgemeester kan de ambulancevervoerders in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt, aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit het oogpunt van openbare orde. De burgemeester geeft – op basis van artikel 6, derde lid van de Wet publieke gezondheid – leiding aan de bestrijding van een epidemie van een infectiezieke, behorend tot groep B1, B2 of C, alsook de directe voorbereiding daarvan. De burgemeester draagt zorg voor de toepassing van de maatregelen bedoeld in 14 hoofdstuk V van de Wet publieke gezondheid . De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn (handelingsperspectief). De burgemeester zorgt ervoor dat aan personen die in zijn gemeente zijn betrokken bij de rampenbestrijding of de crisisbeheersing, informatie wordt verschaft over die ramp of crisis, de risico’s die hun inzet daarbij heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen. De burgemeester stemt zijn informatievoorziening, zoals hiervoor beschreven, af met de informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van Onze bij rampen en crises betrokken Ministers. De Commissaris van de Koning wordt geïnformeerd indien een rijksheer een rol vervult in het ROT en/of GBT. De burgemeester neemt besluiten. De burgemeester informeert, adviseert en voert overleg met de voorzitter van de veiligheidsregio. Het GBT ondersteunt de burgemeester bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het GBT wordt geadviseerd door het ROT. De burgemeester ontbindt het GBT. Besluiten worden door het GBT niet genomen. Aan het GBT als zodanig zijn geen bevoegdheden toegekend. De deelnemers die in het kader van de ontstane situatie bevoegdheden uitoefenen, maken in het GBT enerzijds melding van besluiten die zij hebben genomen en kunnen anderzijds in het GBT sonderen of voorgenomen besluiten passen in het geheel van genomen en te nemen maatregelen. Kernbezetting GBT Processen Leiding ROT Brandweer GHOR Politie Bevolkingszorg Openbaar Ministerie Crisiscommunicatie Informatiemanagement 14 15 Functionaris Voorzitter GBT (burgemeester) Regionaal Operationeel Leider Strategisch adviseur Brandweer Strategisch adviseur GHOR Strategisch adviseur Politie 15 Strategisch adviseur Bevolkingszorg (hoofd)officier van justitie Strategisch communicatieadviseur Informatiecoördinator BT Actuele wettekst is te raadplegen op: www.wetten.nl. De functie van strategisch adviseur Bevolkingszorg wordt ingevuld door een functionaris van de betreffende gemeente. 38 Resourcemanagement Facultatief Water- en scheepvaartzorg Provincie Rijksheren / Overigen Kernbezetting GMK GMK Bestuurlijk adviseur 17 Verslaglegger 16 Voorzitter Waterschap HID Rijkswaterstaat Strategisch adviseur provincie Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en (externe) 18 deskundigen, Rijksheren CaCo Centralisten Meldkamer & Informatiemanagement Vanaf GRIP 2 is de Informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld. Het CoPI, de operationele diensten, Bevolkingszorg, het GBT en de eventueel aanwezige externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de Leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager CoPI. De Informatiemanager CoPI, hoofden Informatiemanagement binnen de secties en de Informatiecoördinator BT, leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager ROT. Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. Het NCC spreekt initieel een operationeel crisisteam aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. De volgende informatielijnen worden gebruikt: o OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1; o De Leider CoPI informeert de Regionaal Operationeel Leider; o De ROL informeert en adviseert de burgemeester van de betrokken gemeente; o De Algemeen Commandanten (AC’s) gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 2; o De Informatiemanager CoPI en Informatiecoördinator BT informeren de Informatiemanager ROT; o De Informatiemanager ROT informeert het NCC en het LOCC; o De burgemeester draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van VenJ of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden. Crisiscommunicatie De Communicatieadviseur GBT neemt zitting in het overleg en adviseert de voorzitter en leden van het GBT. De Communicatie adviseur GBT en de adviseur ROT ontvangen en delen (inhoudelijke) informatie met de adviseur taakorganisatie in de taakorganisatie. 16 De functie van bestuurlijk adviseur wordt ingevuld door een functionaris van de betreffende gemeente. De functie van verslaglegger wordt ingevuld door een functionaris van de betreffende gemeente. 18 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd. 17 39 3.4.4.1 Schematische weergave GRIP 3 40 3.4.5 GRIP 4 Omschrijving GRIP 4 - RBT Als bij de bestrijding van een ramp op crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact en/of besluitvorming is vereist, zal worden opgeschaald naar GRIP 4. Een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis is een gebeurtenis of situatie die meer dan één gemeente treft respectievelijk gevolgen heeft voor meer dan één gemeente en daarom maatregelen vraagt die zich niet tot het grondgebied van één gemeente beperken. Deze opschaling vindt uitsluitend op bestuurlijk niveau plaats en voorziet in de afstemming tussen de verschillende gemeenten en eventuele externe overheden en partners. In deze fase wordt naast het CoPI en ROT opgeschaald naar een RBT dat op bestuurlijk niveau strategische beslissingen neemt (alleen de voorzitter van de veiligheidsregio neemt beslissingen) ten aanzien van de bestrijding van het incident. In een GRIP 4 situatie bestaan geen GBT’s meer. Samenstelling RBT De samenstelling van het RBT is vastgelegd in de Wet veiligheidsregio’s en bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis en de (hoofd)officier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het Beleidsteam. De Regionaal Operationeel Leider neemt deel aan de vergaderingen van het RBT. Voor de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is gekozen ook de strategisch adviseurs van de Brandweer, GHOR, Politie en Bevolkingszorg (d.w.z. Regionaal Commandant Brandweer, Directeur Publieke Gezondheid, politiechef regionale eenheid en gemeentesecretaris uit de gemeente waar de voorzitter veiligheidsregio uit afkomstig is) te laten plaats nemen in het RBT. Het RBT wordt ondersteund door de Informatiecoördinator BT. Vanuit Bevolkingszorg wordt een strategisch communicatieadviseur toegevoegd. De Directeur Veiligheidsregio sluit aan en onderhoud de externe contacten op landelijk niveau. Afhankelijk van de aard van het incident kunnen aan het RBT op ad hoc basis externe deskundigen worden toegevoegd, zoals diverse rijksheren (o.a. landelijke inspecteurs van bijvoorbeeld RWS, VROM of LNV) of directeuren van nutsbedrijven. Voorzitter Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De voorzitter van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant neemt bij een GRIP 4 het opperbevel over van de lokale 19 burgemeesters en heeft daarmee het gezag over de brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening . De voorzitter van de veiligheidsregio zit het RBT voor en draagt zorg voor het informeren van de CdK en de Minister van VenJ. In principe neemt de voorzitter geen besluiten zonder het RBT daarover te raadplegen. Een betrokken burgemeester kan schriftelijk bezwaar doen aantekenen indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt. Na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis brengt de voorzitter van de veiligheidsregio, in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten. Starten en eindigen GRIP 4 Bevoegd tot opschalen naar GRIP 4 Alarmering Opkomst RBT Bevoegd tot afschalen van GRIP 4 Leiding en coördinatie Leiding 19 De voorzitter van de veiligheidsregio schaalt op naar GRIP 4, al dan niet op verzoek van één van de betrokken burgemeesters of op advies van een van de vaste leden van de RBT. De CaCo mag bij vastgestelde starttriggers GRIP 4 maken, na overleg met een leidinggevende ter plaatse van het incident of de Regionaal Operationeel Leider. Het formele besluit voor GRIP 4 moet achteraf door de voorzitter van de veiligheidsregio bekrachtigd worden. De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd (dit kan geschieden in twee fasen: de GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom) Alarmeren van de facultatieve leden RBT gebeurt in opdracht van de voorzitter door de GMK Locatie: RBT Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant: Ringbaan-West 232 te Tilburg Tijd: Kernbezetting < 60 minuten De voorzitter van de veiligheidsregio besluit tot afschaling naar GRIP 3 of bestuurlijke afschaling naar GRIP 2. Hij laat zich hierbij adviseren door de leden van het RBT. de Leider CoPI geeft leiding aan de leden van het CoPI; de OvD’s sturen hun eenheden aan. De OvD’s zijn zelfsturend binnen de door de AC’s aangegeven operationele kaders; Bij afwezigheid van de voorzitter, wordt deze vervangen conform een vooraf opgesteld vervangingsschema. 41 Reikwijdte de Regionaal Operationeel Leider stuurt de Leider CoPI aan. De Leider CoPI is zelfsturend binnen de operationele kaders die worden aangegeven door de Regionaal Operationeel Leider; de Regionaal Operationeel Leider geeft leiding aan leden van het ROT; de AC’s geven leiding aan hun secties; de voorzitter van de veiligheidsregio bepaald het beleid en laat zich hierbij ondersteunen door het RBT; de voorzitter van de veiligheidsregio geeft leiding aan het RBT; de voorzitter van de veiligheidsregio stuurt de Regionaal Operationeel Leider aan. De Regionaal Operationeel Leider is zelfsturend binnen de kaders die door de burgemeester worden; alle leden nemen op basis van gelijkwaardigheid deel aan het overleg. De fase GRIP 4 wordt gekenmerkt door: omvangrijke multidisciplinaire incidenten van meer dan plaatselijke betekenis; de noodzaak tot het nemen van strategische beslissingen op bovengemeentelijk niveau voor de effecten van de bestrijding van het incident; strategische leiding door de voorzitter veiligheidsregio; bestuurlijke coördinatie vanuit Regionaal Beleidsteam voor meerdere gemeenten; wanneer in een rampbestrijdingsplan is bepaald om bij specifieke incidenten GRIP 4 af te kondigen; Taken RBT In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis (bovenlokaal), of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter van de veiligheidsregio (hierna te noemen voorzitter) ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan: o Het gezag bij brand alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft en hierbij de bevoegdheid heeft bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn. o Het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Ieder die aan de bestrijding van een ramp deelnemen, staan onder zijn bevel waarbij echter ook de hoofdofficier van justitie gezagsdrager is indien er opsporingsbelangen in het geding zijn. o Het geven van aanwijzingen aan de ambulancevervoerders in de regio indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit het oogpunt van openbare orde. o Het zorg dragen voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A, of een directe dreiging daarvan. De voorzitter is dan ten behoeve van deze bestrijding bij uitsluiting bevoegd om toepassing te geven aan de artikelen 34, vierde lid, 47, 51,54, 55 of 56 Wet publieke gezondheid. o Ervoor zorg draagt dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente(n) bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. o Ervoor zorg draagt dat aan personen die in betrokken gemeente(n) zijn betrokken bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing, informatie wordt verschaft over die ramp of crisis, de risico’s die hun inzet daarbij heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen. o Het afstemmen van zijn informatievoorziening, zoals hiervoor beschreven, met de informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van onze bij rampen en crises betrokken ministers. o Artikel 172 t/m 177 van de Gemeentewet, m.u.v. artikel 176, 3e t/m 6e lid. o Artikel 12, 15 lid 1, 54 lid 1, 57 lid 1 en 60b lid 1 van de Politiewet 1993. o Artikel 5 t/m 9 van de Wet openbare manifestaties. De voorzitter roept een RBT bijeen dat minimaal bestaat uit de voorzitter van de veiligheidsregio, burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het RBT (burgemeesters van de bij de ramp of crisis betrokken gemeenten kunnen zich laten blijven ondersteunen). De voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een ROT. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het RBT. De voorzitter nodigt voorts de functionarissen uit van wie de aanwezigheid i.v.m. de omstandigheden van belang is, deel te nemen aan de vergaderingen. M.u.v. spoedgevallen, neemt de voorzitter niet eerder besluiten met toepassingen onder de eerste bullet genoemd, dan nadat het RBT daarover is geraadpleegd. De voorzitter kan besluiten nemen waarover in het RBT geen overeenstemming kan worden bereikt. 42 De voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht i.v.m. de uitvoering van de door hem genomen besluiten. De Commissaris van de Koning wordt geïnformeerd (aanwijzingsbevoegdheid). Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het RBT. De voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het RBT, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. De voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het RBT, schriftelijk vragen die de raden na ontvangst van voornoemd verslag stellen. De voorzitter verstrekt in een raad van een gemeente uit deze veiligheidsregio mondelinge inlichtingen over de besluiten voornoemd, indien de betreffende raad daarom verzoekt. Behoeft de voorzitter in geval van en brand, ramp of crisis of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan bijstand, dan richt hij een verzoek daartoe aan Onze Minister. Hij stelt de commissaris van de Koning van het verzoek in kennis. Het RBT is het gremium voor advisering en coördinatie tussen de voorzitter en de betrokken crisispartners over door hem te nemen besluiten met betrekking tot de bestrijding van de ramp of crisis, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Het RBT wordt geadviseerd door het ROT. Het RBT neemt als zodanig geen besluiten, noch over inhoudelijke maatregelen noch over maatregelen ter zake van de openbare orde. De voorzitter dient in het RBT in ieder geval met de burgemeesters van de betrokken gemeenten te overleggen over het beleid en de besluiten die nodig zijn in het kader van de uitoefening van het bovenlokaal gezag. De samenstelling van het RBT vraagt telkens maatwerk, toegesneden op het type incident. Besluiten worden door het RBT niet genomen. Aan het RBT als zodanig zijn geen bevoegdheden toegekend. Alleen de voorzitter van de veiligheidsregio neemt besluiten. De voorzitter heeft het ‘opperbevel’ en neemt strategische beslissingen. Hij laat zich daarbij adviseren door het RBT. Het RBT onderzoekt of de genomen besluiten in het totaal van de genomen operationele, tactische en strategische maatregelen passen. Kernbezetting RBT Processen Leiding Aansluitende bestuurders ROT Brandweer GHOR Politie Bevolkingszorg Openbaar Ministerie Crisiscommunicatie Informatiemanagement Resourcemanagement Facultatief Water- en scheepvaartzorg Openbaar Ministerie Provincie Rijksheren / overigen Kernbezetting GMK GMK Functionaris 20 Voorzitter veiligheidsregio Burgemeesters betrokken gemeenten Regionaal Operationeel Leider Strategisch adviseur Brandweer Strategisch adviseur GHOR Strategisch adviseur Politie 21 Strategisch adviseur Bevolkingszorg (hoofd)officier van justitie Strategisch communicatieadviseur Informatiecoördinator BT 22 Bestuurlijk adviseur 23 Verslaglegger Voorzitter Waterschap HID Rijkswaterstaat (hoofd) officier van justitie Strategisch adviseur provincie Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en (externe) 24 deskundigen, Rijksheren CaCo Centralisten 20 Indien de voorzitter van de veiligheidsregio niet in de gelegenheid is de functie van voorzitter RBT te vervullen, wordt deze functie ingevuld op basis van een van te voren opgesteld vervangingsschema. 21 De functie van strategisch adviseur Bevolkingszorg wordt ingevuld door een functionaris van de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is. 22 De functie van bestuurlijk adviseur wordt ingevuld door een functionaris van de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is. 23 De functie van verslaglegger wordt ingevuld door een functionaris van de gemeente waar de voorzitter RBT uit afkomstig is. 24 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd. 43 Meldkamer & Informatiemanagement Vanaf GRIP 2 is de Informatiemanager ROT verantwoordelijk voor het multidisciplinair totaalbeeld. Het CoPI, de operationele diensten, Bevolkingszorg, het RBT en de eventueel aanwezige externe partners/overheden zijn ieder verantwoordelijk voor hun monodisciplinaire eigen beeld. De OvD’s en de Leider CoPI leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager CoPI. De Informatiemanager CoPI, hoofden Informatiemanagement binnen de secties en de Informatiecoördinator BT, leveren relevante informatie aan bij, en ontvangen relevante informatie van de Informatiemanager ROT. Het totaalbeeld wordt langs geautomatiseerde weg zo spoedig mogelijk en voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is geverifieerd en beschikbaar gesteld aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en andere bij de ramp of crisis betrokken partijen, voor zover zij deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken en bevoegdheden. Gegevens worden nadat zij beschikbaar zijn binnen tien minuten verwerkt in het eigen beeld en voor zover mogelijk geverifieerd. Het NCC spreekt initieel een operationeel crisisteam aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. De volgende informatielijnen worden gebruikt: o OvD’s gebruiken hun eigen monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 1 o De Leider CoPI informeert de Regionaal Operationeel Leider o De ROL informeert en adviseert de burgemeester van de betrokken gemeente o De Algemeen Commandanten (AC’s) gebruiken hun monodisciplinaire informatielijnen zoals beschreven onder GRIP 2 o De Informatiemanager CoPI en Informatiecoördinator BT informeren de Informatiemanager ROT o De Informatiemanager ROT informeert het NCC en het LOCC o De burgemeester draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van VenJ of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden Crisiscommunicatie De Communicatieadviseur RBT neemt zitting in het overleg en adviseert de voorzitter en leden van het RBT. De Communicatie adviseur GBT en de adviseur ROT ontvangen en delen (inhoudelijke) informatie met de adviseur taakorganisatie in de taakorganisatie. Bijzonderheden De Dijkgraaf/Watergraaf (waterschap) en HID (Rijkswaterstaat) in Midden- en West-Brabant worden uitgenodigd deel uit te maken van het RBT. De dijkgraaf beslist aan de hand van de aard van het incident of dit wenselijk of noodzakelijk is. 44 3.4.5.1 Schematische weergave GRIP 4 45 3.4.6 GRIP 5 Omschrijving interregionale opschaling Als bij de bestrijding van een ramp op crisis van meer dan regionale betekenis, of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, (naar verwachting) sprake is van maatschappelijke en politiek-bestuurlijke impact en/of besluitvorming is vereist, zal worden opgeschaald naar GRIP 5. Een ramp of crisis van meer dan regionale betekenis is een gebeurtenis of situatie die meer dan één veiligheidsregio treft respectievelijk gevolgen heeft voor meer dan één veiligheidsregio en daarom maatregelen vraagt die zich niet tot het grondgebied van één veiligheidsregio beperken. Deze opschaling vindt uitsluitend op bestuurlijk niveau plaats en voorziet in de afstemming tussen de betrokken veiligheidsregio’s en eventuele externe overheden en partners. Operationele leiding en coördinatie De voorzitters wijzen samen één coördinerend ROT aan (Interregionaal Operationeel Team) dat onder leiding staat van een Coördinerend Operationeel Leider (COL). Het uitgangspunt is dat de bronregio coördineert. Het NCC spreekt het operationeel crisisteam initieel aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. De minister van Veiligheid en Justitie of de NCTV benadert de voorzitter die conform de afspraak coördineert. Bevoegd gezag Omdat de Wet veiligheidsregio’s geen voorziening treft voor het overgaan van het gezag dienen de betrokken voorzitters van de veiligheidsregio’s gezamenlijk te besluiten over het coördinerend voorzitterschap. Uitgangspunt hierbij is dat de bronregio leidend is. De voorzitter van de bronregio neemt de bevoegdheden van de overige betrokken voorzitteers VR niet over, maar zij nemen juist de besluiten van de bronregio over. Wanneer de bron onduidelijk is of de betrokken voorzitters hier gezamenlijk toe besluiten kan van bovenstaand uitgangspunt worden afgeweken. De coördinerend voorzitter is ook het door de minister van Veiligheid en Justitie of NCTV te benaderen bevoegd gezag. Ondersteuning en advisering van/aan het bevoegd gezag In principe houden alle Regionaal Operationeel Leiders en Beleidsteams hun adviestaken ten opzichte van hun eigen bevoegd gezag. De ROL en het RBT uit de regio waarvan de voorzitter coördineert hebben daarmee een bijzondere positie. Ook hier geldt het uitgangspunt dat de ROL van de bronregio, net als het RBT van de van de bronregio, coördinerend optreedt. Samenstelling crisisteams De samenstelling van de crisisteams is identiek aan de teams die bij een GRIP 4 zijn ingesteld. Echter, besluiten de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s gezamenlijk over een coördinerend ROT (ook wel Interregionaal Operationeel Team genoemd) en RBT (ook wel Interregionaal Beleidsteam genoemd). Aanvullend schuiven liaisons namens de Operationeel Leiders van de betrokken veiligheidsregio’s aan in het IROT. Starten en eindigen interregionale opschaling Bevoegd tot opschalen naar GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten gezamenlijk tot het opschalen naar GRIP-5 Alarmering De kernbezetting wordt door de GMK gealarmeerd (dit kan geschieden in twee fasen: de GMK alarmeert een verantwoordelijk functionaris van het betreffende organisatieonderdeel, welke op zijn/haar beurt zorg draagt voor alarmering van de noodzakelijke functionarissen binnen die betreffende kolom) Alarmeren van de facultatieve leden gebeurt in opdracht van de voorzitter door de GMK Opkomst (I)RBT Locatie: RBT Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant: Ringbaan-West 232 te Tilburg Tijd: Kernbezetting < 60 minuten Bevoegd tot afschalen van GRIP 5 De voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s besluiten gezamenlijk tot het afschalen naar een lager GRIP-niveau, waarbij de coördinerende taak van het IROT, CRBT en de COL komt te vervallen. Leiding en coördinatie Leiding De Coördinerend Operationeel Leider (COL) heeft de operationele leiding over het gehele incident. De voorzitter van het Interregionale Beleidsteam (IRBT) heeft de bestuurlijke leiding over het gehele incident. 46 Reikwijdte De fase GRIP 5 wordt gekenmerkt door: omvangrijke multidisciplinaire incidenten van meer dan regionale betekenis; de noodzaak tot het nemen van strategische beslissingen op interregionaal niveau voor de effecten van de bestrijding van het incident; Taken Interregionaal Operationeel Team (IROT) De operationele coördinatie richt zicht primair op het verkrijgen, veredelen en delen van operationeel relevante informatie, het duiden van en besluiten omtrent gezamenlijke acties en het analyseren van de mogelijke ontwikkeling van de ramp of crisis. Taken Interregionaal Beleidsteam (IRBT) De taak van het IRBT is het op bestuurlijk niveau samenwerken en afstemmen over een te volgen strategie met betrekking tot de ramp of crisis. Kernbezetting IROT Processen Functionaris Operationele coördinatie Coördinerend Operationeel Leider Operationele processen Idem als bij regulier ROT (vanaf GRIP 2) Operationele vertegenwoordiging Liaisons namens de Operationeel Leider van de betrokken veiligheidsregio’s regio’s Kernbezetting IRBT Bestuurlijke coördinatie Coördinerend voorzitter veiligheidsregio (na gezamenlijk besluit) Informatiemanagement Informatiecoördinator BT Processen Idem als bij regulier RBT bij GRIP 4 Facultatief IRBT Water- en scheepvaartzorg Voorzitter Waterschap HID Rijkswaterstaat Provincie Strategisch adviseur provincie Rijksheren / overigen Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en (externe) 25 deskundigen, Rijksheren Kernbezetting GMK GMK CaCo Centralisten Meldkamer & Informatiemanagement De Informatiemanager ROT van de regio waarvan de voorzitter coördineert, informeert de Informatiemanagers ROT van de betrokken veiligheidsregio’s, het NCC en het LOCC door het actuele multidisciplinaire totaalbeeld te delen. De Informatiecoördinator BT presenteert het totaalbeeld en de grafische plot in het IRBT. De Informatiecoördinator BT voert de besluiten en actiepunten van het IRBT in het netcentrisch informatiesysteem. De voorzitter van de coördinerende veiligheidsregio draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van VenJ of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden. Het NCC spreekt initieel een operationeel crisisteam aan via de CaCo, daarna volgens afspraak. Crisiscommunicatie Het RBT van de coördinerende (bron)regio stuurt de crisiscommunicatie aan. Alle communicatie, van partners binnen en buiten de regio en op rijksniveau, dient in lijn te liggen met de communicatie vanuit het brongebied en dus aldaar afgestemd te worden. Het halen en brengen is een verantwoordelijkheid van iedere betrokken partij. Als het Rijk op deelaspecten een sturende rol aanneemt, is dat altijd inclusief de crisiscommunicatie over dat deelaspect. Het NCC kan de veiligheidsregio/gemeente ondersteunen met expertise, netwerk en middelen. Andere regio’s faciliteren en ondersteunen de betreffende regio desgewenst met capaciteit en expertise. Bijzonderheden Bij het bijeenroepen van een IRBT staat het de voorzitter van de veiligheidsregio vrij om al dan niet artikel 39 Wvr toe te passen. 25 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd. 47 3.4.6.1 Schematische weergave GRIP 5 48 3.4.7 GRIP RIJK Omschrijving interregionale opschaling Omvangrijke incidenten met een landelijke uitstraling waarbij de nationale veiligheid in het geding is (daarvan is sprake als de vitale belangen van de Nederlandse Staat en/of samenleving zodanig bedreigd worden dat er sprake is van (potentiële) maatschappelijke ontwrichting) en waarbij behoefte is aan sturing door het Rijk. De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCb) – voorgezeten door de Minister van Veiligheid en Justitie of de Minister-president –op rijksniveau is belast met de coördinatie van de intersectorale crisisbeheersing en besluitvorming over de samenhangende aanpak daarvan. Het Rijk neemt de operationele uitvoering niet over maar stelt de betrokken partijen in staat uitvoering te geven aan aanwijzingen. GRIP RIJK kan in alle situaties van kracht worden verklaard (routinefase t/m GRIP 5). Indien noodzakelijk, en onder 26 buitengewone omstandigheden , kunnen maatregelen worden genomen op basis van ongeschreven noodrecht. Starten en eindigen interregionale opschaling Bevoegd tot opschalen naar GRIP 5 De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing onder voorzitterschap van de Minister van VenJ, tenzij de minister-president, de Minister van Algemene Zaken, beslist dat hij voorzitter is. Alarmering De MCCb informeert, via het NCC, het bevoegd gezag in de algemene of functionele kolom met de verbonden consequenties. Opkomst Voor GRIP RIJK is geen specifieke opkomst geformuleerd. Deze is incidentspecifiek. Bevoegd tot afschalen van GRIP 5 De Ministeriële Commissie Crisisbeheersing onder voorzitterschap van de Minister van VenJ, tenzij de minister-president, de Minister van Algemene Zaken, beslist dat hij voorzitter is. Leiding en coördinatie Leiding De operationele leiding verloopt zoals dat ook bij de routinefase t/m GRIP 5 verloopt. De betrokken vakminister en de MCCb hebben de bestuurlijke leiding. De voorzitters van het RBT hebben de bestuurlijke leiding over het gehele incident voor zover dit niet onder de vakminister en de MCCb valt. Reikwijdte De fase GRIP RIJK wordt gekenmerkt door: De MCCb voert de regie zolang het incident een landelijke uitstraling heeft. De regio waar de bron van de ramp of crisis zich bevindt, voert in principe de regie met betrekking tot de strategische en operationele coördinatie van de afhandeling van het incident in zowel de acute, als de nafase (tenzij anders wordt besloten door de voorzitters van de betrokken veiligheidsregio’s). De operationele uitvoering valt onder de veiligheidsregio die, gezien de aard van het incident en afhankelijk van de situatie, het best geëquipeerd is. Taken ROT of IROT Indien het ROT bijeenkomt, richt de operationele coördinatie zich primair op het verkrijgen, veredelen en delen van operationeel relevante informatie, het duiden van en besluiten omtrent gezamenlijke acties en het analyseren van de mogelijke ontwikkeling van de ramp of crisis. Voorbereiden van bestuurlijke besluitvorming (BT, MCCb of minister). Taken RBT of IRBT De taak van het BT is het op bestuurlijk niveau samenwerken en afstemmen over een te volgen strategie met betrekking tot de ramp of crisis. Kernbezetting ROT of IROT Processen Functionaris Operationele coördinatie Coördinerend Operationeel Leider Operationele processen Idem als processen regulier ROT bij GRIP 2 Operationele vertegenwoordiging Liaisons namens de Operationeel Leider van de betrokken veiligheidsregio’s regio’s 26 Buitengewone omstandigheden zijn omstandigheden waarin een vitaal belang van de samenleving wordt bedreigd of aangetast en waardin de normale bevoegdheden niet toereikend zijn. 49 Kernbezetting RBT of IRBT Bestuurlijke coördinatie Informatiemanagement Facultatief Water- en scheepvaartzorg Provincie Rijksheren / overigen Coördinerend voorzitter veiligheidsregio (na gezamenlijk besluit) Informatiecoördinator BT Voorzitter Waterschap HID Rijkswaterstaat Strategisch adviseur provincie Liaison(s) van publiek/private organisatie c.q. crisispartners en (externe) 27 deskundigen, Rijksheren Informatiemanagement De Informatiemanager ROT van de regio waarvan de voorzitter coördineert, is verantwoordelijk voor het multidisciplinaire totaalbeeld (inclusief het beeld van de eventuele betrokken veiligheidsregio’s). De Informatiemanager ROT van de regio waarvan de voorzitter coördineert, informeert de Informatiemanagers ROT van de betrokken veiligheidsregio’s, het NCC, het LOCC en vice versa. De Informatiecoördinator BT presenteert het totaalbeeld en de grafische plot in het BT. De Informatiecoördinator BT is voert de besluiten en actiepunten van het BT in het netcentrisch informatiesysteem. De voorzitter van de coördinerende veiligheidsregio draagt zorg voor het informeren van de bevolking, de CdK en zo nodig de Minister van VenJ of andere betrokken ministers, burgemeesters van buurgemeenten, externe partners en overheden. Het NCC spreekt een operationeel crisisteam aan via de CaCo. Crisiscommunicatie De crisiscommunicatie wordt aangestuurd vanuit het RBT van de bronregio. In situaties waarin de coördinerende (bron)regio de leiding heeft over de crisiscommunicatie, dient alle communicatie, van partners binnen en buiten de regio en op rijksniveau, in lijn te liggen met de communicatie vanuit het brongebied en dus aldaar afgestemd te worden. Het halen en brengen is een verantwoordelijkheid van iedere betrokken partij. Als het Rijk op deelaspecten een sturende rol aanneemt, is dat altijd inclusief de crisiscommunicatie over dat deelaspect. Het NCC kan de veiligheidsregio/gemeente ondersteunen met expertise, netwerk en middelen. Andere regio’s faciliteren en ondersteunen de betreffende regio desgewenst met capaciteit en expertise. Bijzonderheden Bij expliciete behoefte is het mogelijk één van de actieve ROT’s aan te wijzen als IROT, waarbij de Regionaal Operationeel Leider van dat ROT fungeert als COL, en waarbij andere ROT’s liaisons naar het IROT kunnen afvaardigen. Bij het bijeenroepen van een IRBT staat het de voorzitter van de veiligheidsregio vrij om al dan niet artikel 39 Wvr toe te passen. 27 Indien een rijksheer een rol vervult in het ROT dient de CdK te worden geïnformeerd. 50 DEEL II Processen 51 4. Processen 4.1 Generiek stuurproces De opvatting dat de betrokken (hulp)diensten en organisaties in tijden van rampen en crises over het algemeen hun reguliere kerntaken uitvoeren in een opgeschaalde situatie is ook hier aangehouden. In die zin ‘meer van hetzelfde’ in een dreigende, urgente en onzekere situatie. Om die reden focust het Regionaal Crisisplan van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zich op het sturen c.q. faciliteren van deze professionals in die situaties. We gaan daarbij uit van drie niveaus van sturing: strategisch, tactisch en operationeel. Het stuurproces: leidinggeven en coördineren, waaronder begrepen informatie- en resourcemanagement wordt uitgewerkt in dit hoofdstuk. Het beschrijven van een generiek stuurproces is uitgangspunt geweest. Hiermee wordt bedoeld dat het stuurproces in alle (opgeschaalde) situaties geldig moet zijn; strategisch, tactisch en operationeel sturen komt in iedere opschalingsituatie voor. Bij de toedeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn er uiteraard verschillen per opschalingsituatie; het proces blijft echter gelijk. Dit sturen richt zich vervolgens op de volgende uitvoerende en ondersteunende processen: Brandweer o Bron- en Emissiebestrijding o Redding o Ontsmetting GHOR o Acute Gezondheidszorg o Publieke Gezondheidszorg Politie o Ordehandhaving o Opsporing o Mobiliteit o Bewaken en Beveiligen o Handhaven Netwerken o Opsporingsexpertise o (Speciale) Interventies Bevolkingszorg o Communicatie o Publieke zorg o Evacuatie o Omgevingszorg Resourceproces o Personele voorzieningen (sturen) rampenbestrijding/crisisbeheersing o Facilitaire voorzieningen (sturen) rampenbestrijding/crisisbeheersing Informatieproces o Informatievoorzieningen (sturen) rampenbestrijding/crisisbeheersing In onderstaand figuur is de relatie tussen de diverse hierboven vermelde onderdelen en daarmee samenhangende uitgangspunten weergegeven. 52 4.2 Toelichting op gemaakte keuzes 4.2.1 BOB De systematiek van beeldvormen, oordeelvormen en besluitvormen (BOB) is gehanteerd, omdat deze aansluit bij andere ontwikkelingen binnen het domein rampenbestrijding en crisisbeheersing. Met de termen beeldvormen, oordeelvormen en besluitvormen worden in de praktijk vaak vergadermomenten aangeduid. In dit document gaat het niet om de vorm (vergaderen) maar wel om de functie van deze werkwoorden. In die zin hoeft bijvoorbeeld ‘beeldvorming’ niet (geheel) in een bijeenkomst plaats te vinden. In combinatie met netcentrisch werken (een altijd actueel totaalbeeld) kan iedere betrokkene geïnformeerd zijn, waarbij in een vergadering in de beeldvormingfase dan nog slechts vastgesteld hoeft te worden of men ook eenzelfde interpretatie heeft van de situatie. Daarmee komt er meer tijd en ruimte voor oordeelsvorming, hetgeen kan leiden tot efficiëntere en effectievere besluitvorming. 4.2.2 Vijf-paragrafenmodel Bij het opstellen van productbeschrijvingen is gebruikt gemaakt van (delen van) het vijf-paragrafenmodel gehanteerd, aangezien dat inmiddels een ‘best practice’ is geworden in het domein ‘veiligheid’. Een beschrijving van de achtergrond van dit model en de gekozen indeling is als bijlage opgenomen. 4.2.3 Crisis en recht Binnen 'Crisis en recht, Schema's bevoegdheden en verplichtingen tijdens crises' worden veel informatieproducten aangeduid, in de vorm van aanwijzingen, voorzieningen en bevelen. Het informatieproduct ‘Verzoek/aanwijzingen/voorzieningen’ is in dit document niet nader gespecificeerd vanwege de grote diversiteit en het gegeven dat dit binnen het hiervoor genoemde document ‘Crisis en recht’ al is afgehandeld. 53 4.3 Multidisciplinaire sturing Het doel van het hoofdproces sturen van rampenbestrijding en crisisbeheersing is dat de multidisciplinaire bestrijding van een ramp- of crisissituatie zo effectief mogelijk gestuurd wordt. Dit proces zorgt ervoor dat er een optimale strategie gekozen wordt en dat een passende aanpak voor die strategie ontwikkeld en uitgezet wordt. Veelal zal het daarbij gaan om het zo snel mogelijk herstellen van de normale situatie. Het kenmerk van dit proces is dat dit een zichzelf continu herhalend proces is. Resourcemanagement en Informatiemanagement zijn ondersteunende processen ten behoeve van het sturingsproces. 4.3.1 Factsheet multidisciplinaire sturing Hoofdproces Proces (Bestrijdings)strategie bepalen Aanpak bepalen Sturen rampenbestrijding en crisisbeheersing Werk verdelen Terugkoppelingen Resourcemanagement - Informatiemanagement - Doel In dit proces wordt bepaald wat er bereikt moet worden bij de beheersing van de crisis c.q. de bestrijding van de ramp (te realiseren prestaties) en welke beleids- en tolerantiegrenzen daarbij in acht moeten worden genomen. Er wordt een efficiënte en veilige aanpak gekozen c.q. ontwikkeld waarmee aangegeven wordt hoe de (bestrijding)strategie integraal gerealiseerd moet worden, inclusief de door betrokken partijen in te zetten capaciteiten. De aanpak wordt tenslotte vertaald in concrete werkopdrachten naar de betrokken uitvoerende en ondersteunende organisaties. Vanuit de uitvoerende en ondersteunende organisaties wordt informatie teruggekoppeld. Op basis van deze informatie kunnen stuurbesluiten worden genomen of bijgesteld, al dan niet voorafgegaan door een advies hiervoor. Het tijdig en in de juiste kwaliteit en kwantiteit verwerven en ter beschikking stellen van personele en facilitaire voorzieningen, zoals huisvesting, services & middelen en ICT. Het tijdig en in de juiste kwaliteit verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. Daaronder worden begrepen de interne communicatie en integrale advisering. 54 4.3.2 (Bestrijdings)strategie bepalen Proces Doel Kernvragen Activiteiten (Bestrijdings)strategie bepalen Bepalen wat er bereikt moet worden bij de beheersing van de crisis c.q. de bestrijding van de ramp (te realiseren prestaties) en welke beleids- en tolerantiegrenzen daarbij in acht moeten worden genomen. Wat is er aan de hand? Wat hebben we daar eerder voor bedacht? Welke aanpassingen op die plannen moeten we maken? Wat moet er bereikt worden? Beeldvormen De eerste stap in het proces is het eigen maken van de (gewijzigde) situatie: beeldvorming. Dat gebeurt in eerste instantie door iedere betrokkene persoonlijk op basis van de aangereikte informatie in de alarmeringsboodschap, de informatie die via netcentrisch werken beschikbaar is gekomen, eigen waarneming(en) en het geïnformeerd worden door collega’s. In een multidisciplinaire vergadering wordt vervolgens getoetst of ieder eenzelfde perceptie heeft van de actuele situatie. Oordeelvormen Een vergelijking van de actuele toestand met voor soortgelijke situaties ontwikkelde plannen en scenario’s, in combinatie met een inschatting van benodigde en beschikbare capaciteiten, levert zicht op mogelijke strategieën die aangewend kunnen worden. Besluitvormen In onderling overleg wordt een strategie vastgesteld, waarin aangegeven wordt wat er bereikt moet worden, inclusief de daarvoor geldende (beleids)kaders. Tenslotte wordt deze strategie gecommuniceerd. Zo nodig wordt tevens actie ondernomen om aanvullende capaciteiten te verwerven. Belangrijkste informatieproduct Besluit bestrijdingstrategie Brongebied Verantwoordelijken Effectgebied Afnemers Brongebied Effectgebied Leider CoPI, met inachtneming van door andere organen (ROT, GBT/RBT, andere regio’s) gemaakte strategieën. Operationeel leider (c.q. leider CoPI bij GRIP 1). Voorzitter GBT/RBT bij respectievelijk GRIP 3/4. Leden CoPI c.q. leider CoPI voor door andere organen (ROT, GBT/RBT, andere regio’s) gemaakte strategieën bij GRIP 2 t/m 4. Leden ROT c.q. regionaal operationeel leider bij GRIP 3/4. 55 4.3.3 Aanpak bepalen Proces Doel Kernvragen Activiteiten Aanpak bepalen Kiezen c.q. ontwikkelen van een aanpak waarmee aangegeven wordt hoe de (bestrijding)strategie integraal gerealiseerd moet worden, inclusief de door betrokken partijen in te zetten capaciteiten. Waar wijkt de strategie af van de (eerdere) plannen? Welke capaciteiten staan ter beschikking? Met welke samenhangende aanpak kan de strategie het beste gerealiseerd worden? Welke processen moeten opgestart worden? Beeldvormen Op basis van de gecommuniceerde bestrijdingstrategie wordt bekeken waar deze afwijkt van: De geplande (en geoefende) strategieën op basis van het crisisplan en eventuele rampenbestrijdingsplannen; De voorgaande versie (bij herijking van de strategie). In eerste instantie zal dit gebeuren vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid, waarna in een multidisciplinair overleg een nieuw gezamenlijk beeld van de situatie wordt gevormd. Oordeelvormen De vraag hoe de gewenste resultaten doelmatig en veilig bereikt kunnen worden met behulp van de beschikbare (en op korte termijn beschikbaar komende) capaciteit en binnen de gegeven kaders staat nu centraal. Meerdere aanpakken c.q. varianten op een aanpak worden ontwikkeld. Besluitvormen De aanpak, die het beste voldoet, wordt gekozen en gecommuniceerd middels een inzetplan. Belangrijkste informatieproduct Verantwoordelijken Afnemers Inzetplan. Brongebied Effectgebied Brongebied Effectgebied Leider CoPI; bij aanwezigheid ROT na afstemming met regionaal operationeel leider Regionaal operationeel leider (c.q. leider CoPI bij GRIP 1) Leden CoPI Leden ROT 56 4.3.4 Werk verdelen Proces Doel Kernvragen Activiteiten Werk verdelen Vertalen van de aanpak in concrete werkopdrachten naar de betrokken uitvoerende en ondersteunende organisaties. Welke maatregelen moeten uitgevoerd worden om het gewenste resultaat te bereiken? Wat is de onderlinge afhankelijkheid/samenhang tussen de netwerkpartners? Welke opdracht(en) geven we? Hoe ver zijn we gevorderd met de uitvoering? Beeldvormen Op basis van het gecommuniceerde inzetplan wordt bekeken waar dit afwijkt van: De geplande (en geoefende) inzetplannen op basis van het crisisplan en eventuele rampenbestrijdingsplannen; De voorgaande versie (bij herijking van het inzetplan). In eerste instantie zal dit gebeuren vanuit ieders eigen verantwoordelijkheid, waarna in een multidisciplinair overleg een nieuw gezamenlijk beeld van de situatie wordt gevormd. Oordeelvormen In samenhang (multidisciplinair) bepalen welke maatregelen door welke taakorganisatie uitgevoerd zouden moeten worden om het gewenste resultaat te bereiken. Daarbij kunnen ‘beste oplossingen’ vanuit één discipline negatieve gevolgen hebben voor andere disciplines. Hier wordt dan ook gezocht naar een voor het collectief optimale set maatregelen. Daarnaast wordt de voortgang bewaakt en worden zo nodig aanvullende maatregelen bepaald. Besluitvormen De ontwikkelde set maatregelen wordt vertaald in inzetopdrachten en naar de taakorganisaties gecommuniceerd. Belangrijkste informatieproduct Verantwoordelijken Afnemers Inzetopdracht. Brongebied Effectgebied Brongebied Effectgebied Leider en leden CoPI Leden ROT (c.q. leden CoPI bij GRIP 1) Uitvoerende en ondersteunende eenheden Uitvoerende en ondersteunende eenheden 57 4.3.5 Terugkoppelingen Proces Doel Kernvragen Informatieproducten Terugkoppelingen De stuurorganen voorzien van actuele informatie. Welke maatregelen zijn uitgevoerd en wat is het effect daarvan? (Voortgang) Waarom kunnen prestaties niet gehaald kunnen worden c.q. reden waarom opdracht niet/deels uitgevoerd kan worden? Inclusief een voorstel voor aanpassingen van de maatregelen of condities. (Afwijkingsinformatie) Hoe kan de inzet of strategie het beste aangepast worden? (Adviezen) Voortgangsinformatie (in totaalbeeld) Afwijkingsinformatie. Inzetadvies. Strategieadvies Voortgang: Uitvoerende en ondersteunende eenheden, leden CoPI. Afwijking: Uitvoerende en ondersteunende eenheden, leden CoPI. Brongebied Inzetadvies: Leden CoPI, leider CoPI vanaf GRIP 2. Strategieadvies: Leden CoPI, leider CoPI vanaf GRIP 2. Voortgang: Uitvoerende en ondersteunende eenheden. Verantwoordelijken Afwijking: Uitvoerende en ondersteunende eenheden. Effectgebied Inzetadvies: Leden CoPI bij GRIP 1, leden ROT vanaf GRIP 2. Strategieadvies: Leden CoPI bij GRIP 1, Leden ROT bij GRIP 2, Operationeel leider bij GRIP 3/4. Voortgang: Leden CoPI, leider CoPI. Afwijking: Leden CoPI, leider CoPI. Brongebied Inzetadvies: Leider CoPI, regionaal operationeel leider vanaf GRIP 2. Strategieadvies: Leider CoPI, Operationeel leider vanaf GRIP 2. Voortgang: Leider en leden CoPI, leden ROT vanaf GRIP 2. Afnemers Afwijking: Leden CoPI bij GRIP 1, leden ROT vanaf GRIP 2. Effectgebied Inzetadvies: Leider CoPI bij GRIP 1, regionaal operationeel leider vanaf GRIP 2. Strategieadvies: Leider CoPI bij GRIP 1, regionaal operationeel leider bij GRIP 2, Voorzitter GBT/RBT bij GRIP 3/4. 58 4.3.6 Resourcemanagement Proces Doel Proceseisen Verantwoordelijken Afnemers Resourcemanagement Het tijdig en in de juiste kwaliteit en kwantiteit verwerven en ter beschikking stellen van personele en facilitaire voorzieningen, zoals huisvesting, services & middelen en ICT. Het proces Resourcemanagement moet bruikbaar zijn om mensen, middelen en expertise regionaal te managen. Hetzelfde proces moet bruikbaar zijn wanneer een incident de capaciteiten in een regio overstijgen. Dan moet naadloos geschakeld kunnen worden naar nationaal niveau voor bijstand. Daarnaast moet het de bijstandsverlening kunnen faciliteren. De specificatie van dit proces wordt opgesteld door een landelijke werkplaats Resourcemanagement, waarna de regionale implementatie plaats kan vinden. Defensie wordt opgenomen in de Sectie Resourcemanagement. Brongebied Leider en leden CoPI. Effectgebied Hoofd Sectie Resourcemanagement. Brongebied Uitvoerende en ondersteunende eenheden. Effectgebied Uitvoerende en ondersteunende eenheden. 4.3.7 Informatiemanagement Proces Doel Informatiemanagement Het tijdig en in de juiste kwaliteit verwerven, verwerken, veredelen en verstrekken van informatie. Daaronder worden begrepen de interne communicatie en integrale advisering. Het proces Informatiemanagement moet bruikbaar zijn om een optimale informatievoorziening voor alle betrokkenen te realiseren. Proceseisen Verantwoordelijken Afnemers De specificatie van dit proces wordt opgesteld door een landelijke werkplaats Informatiemanagement, waarna een nadere regionale invulling plaats kan vinden. Brongebied Informatiemanager CoPI. Effectgebied Informatiemanager ROT (c.q. informatiemanager CoPI bij GRIP 1). Brongebied Uitvoerende en ondersteunende eenheden. Effectgebied Uitvoerende en ondersteunende eenheden. 59 4.4 Processen Brandweer De brandweer is verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van de brandweerprocessen. De brandweertaken zijn onderverdeeld in de hoofdprocessen: Bron- en Emissiebestrijding, Redding en Ontsmetting. Deze hoofdprocessen kunnen ondersteunend zijn aan andere processen die plaatsvinden bij de bestrijding van rampen, zware ongevallen en andere crises. De Regionaal Commandant heeft de leiding en eindverantwoordelijkheid over de brandweer en de multidisciplinaire afstemming daarvan. Deze bedient zich daarbij van een crisisorganisatie. De crisisorganisatie bestaat uit een Sectie Brandweer met een Algemeen Commandant aan het hoofd. Bij een crisis geeft de sectie leiding aan alle brandweerprocessen en de totale inzet van brandweereenheden. De Algemeen Commandant bepaalt de omvang en de samenstelling van de sectie waarbij in ieder geval de processen Bron- en Emissiebestrijding, Resourcemanagement en Informatiemanagement worden geactiveerd. Indien noodzakelijk wordt de sectie uitgebreid met de processen Redding en Ontsmetting. 4.4.1 Factsheet Brandweer Hoofdproces Bron- en emissiebestrijding Proces Doel Brandbestrijding Bestrijding van brand en emissie van gevaarlijke stoffen gaat over het voorkomen van uitbreiding en het terugdringen van de fysische oorzaak en de daarmee samenhangende fysische effecten van een ramp. Hiermee wordt de toename van het aantal slachtoffers en van schade voorkomen of beperkt. Ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen Decontaminatie Redding (Specialistische) redding Technische hulpverlening Hulpbehoevende mensen en dieren zo spoedig mogelijk bevrijden uit levensbedreigende of benarde situaties en slachtoffers zo snel als mogelijk toegang geven tot geneeskundige hulpverlening, waar zo nodig (eerste) hulp geboden wordt. Hieronder valt het ook het zoeken en redden naar en van ingesloten of bedolven slachtoffers bij rampen. Ontsmetting Ontsmetting mens en dier Ontsmetting voertuigen Ontsmetting infrastructuur Het na emissie van chemische, biologische en/of nucleaire stoffen coördineren en uitvoeren van een zo spoedig mogelijk uitwendige ontsmetting van hulpverleners, burgers, dieren, infrastructuur, objecten en hulpverleningsmaterieel en materiaal om verdere verspreiding en besmetting te voorkomen of te beperken. Resourcemanagement - Het beschikbaar stellen- in de vereiste hoeveelheden en kwaliteitvan mensen, middelen en diensten. Waarnemen en meten Informatiemanagement Waarschuwen bevolking Het verkennen, georganiseerd verzamelen en analyseren van (meet)gegevens en monsters over de aard, ernst en omvang van een gevaartoestand om beslissingen over de veiligheid van de bevolking en de hulpverleners te kunnen nemen. Dit vormt de basis voor de gevaarinschatting. Waarnemen en meten levert feitelijke informatie op waarmee veronderstellingen over de situatie in zowel het bron- als het effectgebied geverifieerd kunnen worden of een beter beeld kan worden opgebouwd. Dit is van groot belang voor de directe bestrijding van het incident en de strategiebepaling. Op basis van de analyse kan de bevolking worden gewaarschuwd. 60 4.4.2 Taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding Taakorganisatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Bron- en Emissiebestrijding Maakt deel uit van de Sectie Brandweer. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Brandweer. Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Bron- en Emissiebestrijding De Taakorganisatie Bron- en Emissiebestrijding bestaat uit de teams: Brandbestrijding Ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen Decontaminatie 4.4.2.1 Brandbestrijding Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Brandbestrijding Het bestrijden van, en voorkomen van uitbreiding van een incident waardoor de toename van het aantal slachtoffers en de toename van schade wordt voorkomen of beperkt. Alle personen in en rondom het relevante gebied bestaande uit de bevolking en alle bij de hulpverlening betrokken organisaties en hun medewerkers. Uitbreiding voorkomen en het bestrijden en beperken van de bron. Voorkomen, beperken en bestrijden van samenhangende effecten. Het inzetten van de beschikbare middelen op een zodanige wijze dat binnen aanvaardbare risico's dit efficiënt, veilig en op een doeltreffende wijze gebeurt. In het beheer c.q. op het grondgebied van private ondernemingen of (semi) overheidsinstellingen maakt de brandweer gebruik van de eventueel daar aanwezige expertise en/of middelen, of laat deze waar nodig aanwenden. Daar waar de brandweer behoefte heeft aan specialistisch materieel ten behoeve van de brandbestrijding kan zij een beroep doen op het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) of zelf specialistische hulp in roepen ter ondersteuning van de bestrijding. In overleg met andere partners uit de rampenbestrijdings- en crisisorganisatie bepalen van het veilige en onveilige gebied en vaststellen wanneer andere hulpverleners zich in het ‘onveilige’ gebied mogen begeven. Officier van Dienst – Brandweer (OvD) Pelotonscommandant Compagniescommandant Plv. Compagniescommandant Veiligheidsfunctionaris 61 4.4.2.2 Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Ongevalbestrijding Gevaarlijke Stoffen Het bestrijden en het voorkomen van uitbreiding en het terugdringen van de fysische oorzaak en de daarmee samenhangende fysische effecten bij een incident waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Hiermee wordt de toename van het aantal slachtoffers en van schade voorkomen of beperkt. Alle personen in en rondom het relevante gebied bestaande uit de bevolking en alle bij de hulpverlening betrokken organisaties en hun medewerkers. Uitbreiding voorkomen en het bestrijden en beperken van de bron. Voorkomen, beperken en bestrijden van samenhangende effecten. Het inzetten van de beschikbare middelen op een zodanige wijze, dat binnen aanvaardbare risico's dit efficiënt, veilig en op een doeltreffende wijze gebeurt. In het beheer c.q. op het grondgebied van private ondernemingen of (semi) overheidsinstellingen maakt de brandweer gebruik van de eventueel daar aanwezige expertise en/of middelen, of laat deze waar nodig aanwenden. Daar waar de brandweer behoefte heeft aan specialistisch materieel ten behoeve van de brandbestrijding kan zij een beroep doen op het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) of zelf specialistische hulp in roepen ter ondersteuning van de bestrijding. Deze specialistische hulp kan ook bestaan uit het inwinnen van extra kennis van experts zoals bijvoorbeeld DCMR, RIVM, BOTMI, enz. Opstarten van het regionaal meetplan (er kunnen ook metingen worden verricht in en om het brongebied zonder het in werking stellen van het regionaal meetplan). In overleg met andere partners uit de rampenbestrijdings- en crisisorganisatie bepalen van het veilige en onveilige gebied en vaststellen wanneer andere hulpverleners zich in het ‘onveilige’ gebied mogen begeven. OvD Brandweer Pelotonscommandant Compagniescommandant Plv. Compagniescommandant Adviseur Gevaarlijke Stoffen Veiligheidsfunctionaris 4.4.2.3 Decontaminatie Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Decontaminatie Het ontsmetten van eigen eenheden. Ingezette eenheden van de brandweer in of in de nabijheid van de gevaarlijke stof. Ontsmetten van eigen eenheden. Het vaststellen van de aard, omvang en graad van de besmetting. Voorkomen/beperken van verdere ontsmetting. Het nemen van ontsmettingsmaatregelen. OvD Brandweer Ontsmettingsleider Adviseur Gevaarlijke Stoffen Veiligheidsfunctionaris 62 4.4.3 Taakorganisatie Redding Taakorganisatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Redding Maakt deel uit van de Sectie Brandweer. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Brandweer. Verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Redding De Taakorganisatie Redding kan bestaat uit de teams: (Specialistische) Redding Technische Hulpverlening 4.4.3.1 (Specialistische) redding Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen (Specialistische) Redding Hulpbehoevende mensen en dieren zo spoedig mogelijk bevrijden uit levensbedreigende of benarde situaties en slachtoffers zo snel als mogelijk toegang geven tot geneeskundige hulpverlening, waar zo nodig (eerste) hulp geboden wordt. Hieronder valt het ook het zoeken en redden naar en van ingesloten of bedolven slachtoffers bij rampen. Organisaties en personen die bij dit proces betrokken zijn, inclusief slachtoffers. Het opsporen, redden, bevrijden en in veiligheid brengen van slachtoffers (specialistisch materieel). Het zo nodig zelf zorg dragen voor de eerste levensreddende handelingen. Bijstand van de specialismen van andere regio’s (bijvoorbeeld het team Redden op hoogte). Het gecoördineerd zoeken, bevrijden en redden naar en/of van ingesloten of bedolven slachtoffers bij incidenten en rampen is bijstand mogelijk van landelijke teams zoals USAR of de reddingshondenteams. Geredde slachtoffers worden overgedragen aan de ambulancedienst. OvD Brandweer Pelotonscommandant (Specialistische) Redding Veiligheidsfunctionaris 4.4.3.2 Technische hulpverlening Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Technische Hulpverlening Hulpbehoevende mensen en dieren zo spoedig mogelijk bevrijden uit levensbedreigende of benarde situaties en slachtoffers zo snel als mogelijk toegang geven tot geneeskundige hulpverlening, waar zo nodig (eerste) hulp geboden wordt. Organisaties en personen die bij dit proces betrokken zijn, inclusief slachtoffers. Stabiliseren van incident en toegankelijk en begaanbaar maken van de incidentlocatie voor de overige hulpverleners. Dit schept de voorwaarden voor een snelle bron- en effectbestrijding en geneeskundige hulpverlening. In overleg met andere partners uit de rampenbestrijdings- en crisisorganisatie bepalen van het veilige en onveilige gebied en vaststellen wanneer andere hulpverleners zich in het ‘onveilige’ gebied mogen begeven. OvD Brandweer Pelotonscommandant (Specialistische) Redding Veiligheidsfunctionaris 63 4.4.4 Taakorganisatie Ontsmetting Taakorganisatie Doel Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Ontsmetting Het na emissie van chemische, biologische en/of nucleaire stoffen het coördineren en (gedeeltelijk) uitvoeren van het zo snel mogelijk uitwendig ontsmetten van hulpverleners, burgers, dieren, infrastructuur, objecten, hulpverleningsmateriaal en voertuigen om de verdere verspreiding van besmetting te voorkomen of te beperken. Maakt deel uit van de Sectie Brandweer; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Brandweer; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau/bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Ontsmetting De Taakorganisatie Redding kan bestaan uit de teams: Ontsmetting mens en dier Ontsmetting voertuigen Ontsmetting infrastructuur 4.4.4.1 Ontsmetting mens en dier Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Ontsmetting mens en dier Het zo spoedig mogelijk ontsmetten van hulpverleners, burgers en dieren, om de verdere verspreiding van chemische, biologische en/of nucleaire besmetting te voorkomen of te beperken. Alle besmet geraakte mensen en dieren. De brandweer is alleen uitgerust voor kleinschalige ontsmettingen. Bij grotere ontsmettingen zal bijstand noodzakelijk zijn van de landelijke pelotons CBRN, Defensie, LOCC en het BOT-MI; Het vaststellen van de aard, omvang en graad van de besmetting (chemisch, biologisch, radioactief); Verzamelen/opvang van besmette (afval)producten. (kleding, water e.d.) om te voorkomen dat besmetting zich uit kan breiden; Voorkomen/beperken van besmetting door chemische, biologische en/of radioactieve stoffen, met name door gerichte bronbestrijding en voorlichting; Het nemen van ontsmettingsmaatregelen, waar mogelijk; In overleg met communicatie informeren van de bevolking en de hulpverleningsketen betreffende de hiervoor genoemde taken; Adviseren van de bevolking via gerichte voorlichting over voorkomen van besmetting; Beperken en afscherming van het gevarengebied; Uitgangspunt bij ontsmetting van mensen is dat de betrokkenen niet gewond zijn. Als dit wel het geval is, wordt per individu beoordeeld of medische hulpverlening voorrang krijgt boven ontsmetting; De Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) vervult een vooraanstaande rol bij de uitvoering van dit proces; Bij het ontsmetten van slachtoffers en of dieren wordt samengewerkt met de GHOR. Er vindt ter plaatse zowel afstemming plaats met de Geneeskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) en de OvD GHOR. De AGS stemt zijn manier van ontsmetting af met de GAGS. Adviseur Gevaarlijke Stoffen Ontsmettingsleider Veiligheidsfunctionaris 64 4.4.4.2 Ontsmetting voertuigen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Ontsmetting voertuigen Het zo spoedig mogelijk ontsmetten van hulpverleningsmateriaal en voertuigen om de verdere verspreiding van chemische, biologische en/of nucleaire besmetting te voorkomen of te beperken. Al het besmet geraakte hulpverleningsmaterieel. Inrichten van ontsmettingslocaties voor hulpverleningsmaterieel door speciale teams (ter plaatse geformeerd) op de uitgangsstelling of in het rampterrein; De brandweer is alleen uitgerust voor kleinschalige ontsmettingen. Bij grotere ontsmettingen zal bijstand noodzakelijk zijn van de landelijke pelotons CBRN, Defensie, LOCC en diverse ministeries gecoördineerd door het Nationaal Crisiscentrum (NCC); Het vaststellen van de aard, omvang en graad van de besmetting (chemisch, biologisch, radioactief); Verzamelen/opvang van besmette (afval)producten. (kleding, water e.d.) om te voorkomen dat besmetting zich uit kan breiden; Voorkomen/beperken van besmetting door chemische, biologische en/of radioactieve stoffen, met name door gerichte bronbestrijding; Het nemen van ontsmettingsmaatregelen, waar mogelijk; Beperken en afscherming van het gevarengebied; Adviseur Gevaarlijke Stoffen Ontsmettingsleider Veiligheidsfunctionaris 4.4.4.3 Ontsmetting infrastructuur Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Ontsmetting infrastructuur Het zo spoedig mogelijk ontsmetten infrastructuur en of objecten om de verdere verspreiding van chemische, biologische en/of nucleaire besmetting te voorkomen of te beperken. Alle besmet geraakte objecten en infrastructuur. De taak van de brandweer is het in kaart brengen van de omvang en soort besmetting. De brandweer is niet uitgerust voor infrastructurele ontsmettingen. Bijstand is bijvoorbeeld nodig van professionele bedrijven, Defensie, LOCC en BOT-MI; Het vaststellen van de aard, omvang en graad van de besmetting (chemisch, biologisch, radioactief); Verzamelen/opvang van besmette (afval)producten. (kleding, water e.d.) om te voorkomen dat besmetting zich uit kan breiden; Voorkomen/beperken van besmetting door chemische, biologische en/of radioactieve stoffen, met name door gerichte bronbestrijding; Het nemen van ontsmettingsmaatregelen, waar mogelijk; Beperken en afscherming van het gevarengebied; Adviseur Gevaarlijke Stoffen Ontsmettingsleider Veiligheidsfunctionaris 65 4.4.5 Taakorganisatie Resourcemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Resourcemanagement Het beschikbaar stellen - in de vereiste hoeveelheid en kwaliteit - van mensen, middelen en diensten. Alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten. Maakt deel uit van de Sectie Brandweer; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Brandweer; Taken bij dit proces zijn o.a.: Het vraaggericht faciliteren van het veld met betrekking tot het incident; Zorg dragen voor de restdekking; Zorg dragen voor de aflossing van personeel en materieel; Zorg dragen voor externe bijstand (contacten LOCC en andere regio’s); Organiseren van de logistiek van onder andere klassemiddelen I t/m V; Hoofd Ondersteuning 66 4.4.6 Taakorganisatie Informatiemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Informatiemanagement Het vergaren, veredelen, ontsluiten en uitgeven van benodigde informatie aan relevante partijen. Dit zowel binnen de Sectie Brandweer als aan het Informatiemanagement ROT. Alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten. maakt deel uit van de Sectie Brandweer; ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Brandweer; relevante partijen binnen de Sectie Brandweer en het Informatiemanagement ROT voorzien van de benodigde informatie Hoofd Informatie Waarnemen en meten Waarschuwen bevolking 4.4.6.1 Waarnemen en meten Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Waarnemen en Meten Het verkennen, georganiseerd verzamelen en analyseren van (meet)gegevens en monsters over de aard, ernst en omvang van een incident om beslissingen over de veiligheid van de bevolking en de hulpverleners te kunnen nemen. Hulpverleners en de bevolking die bij dit proces betrokken zijn. Het in kaart brengen van het risicogebied door gespecialiseerde eenheden/deskundigen, zoals: o Meetplanorganisatie van de regionale brandweer (meetploegen regionaal meetplan); o Stationaire- en mobiele meetnetten van andere meetdiensten, zoals o.a. RIVM en NRG; o Laboratoria van milieu- en keuringsdiensten, zoals o.a. Keuringsdienst van Waren en RIVM. Het adviseren aan het bevoegd gezag betreffende: o De grootte en de effecten van het risicogebied; o De te nemen maatregelen om de risico's voor de bevolking en de bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen tot een minimum te beperken; Op basis van de meetresultaten en in voorkomende gevallen op basis van een klachtenplot in combinatie met de vrijgekomen stof, adviseert de MPL de Algemeen Commandant Brandweer over de te nemen maatregelen in het effectgebied. Hierbij vindt ook overleg plaats met de GAGS. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het waarschuwen van de bevolking middels het waarschuwing – en alarmeringsstelsel (WAS), evacuatie van bepaalde delen van het effectgebied, etc.. Verdere voorlichting en informatie richting de bevolking, over te nemen maatregelen en het tijdstip van ontalarmering, wordt aangestuurd vanuit het ROT, G(R)BT, afhankelijk van het niveau van opschaling. De MPL heeft hierbij een adviserende rol aan het ROT via de Algemeen Commandant Brandweer. De brandweer bepaalt het veilige en onveilige gebied in overleg met de GHOR en Politie en stelt vast wanneer andere hulpverleners zich in het “onveilige” gebied mogen begeven. Adviseur Gevaarlijke Stoffen Algemeen Commandant Brandweer GAGS-GHOR. Leider meetplanorganisatie (Meetplanleider). WVD meetploegen Externe deskundigen (RIVM, nationaal meetnet radioactiviteit, voedsel en waren autoriteit) 67 4.4.6.2 Waarschuwen en alarmeren van de bevolking Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Waarschuwen en alarmeren van de bevolking Het ten tijde van een incident/calamiteit/crisis (of dreiging daarvan), op een snelle wijze waarschuwen van de bevolking ingeval er acuut gevaar dreigt. Het is van belang dat de bevolking van het getroffen gebied snel en doelmatig geïnformeerd wordt (waarschuwingsberichten). Het tijdig alarmeren van de bevolking zodat maatregelen kunnen worden getroffen ter bescherming tegen de vrijgekomen stoffen en gezondheid bedreigende gevaren. Voorkomen/beperken materiële en immateriële schade voor zowel mens als dier De bevolking van het bedreigde gebied. Gericht alarmeren (van beperkte gebieden) op basis van de door de operationele diensten gemaakte gevaarsinschatting; Het waarschuwen van de bevolking d.m.v. het WAS; Het waarschuwen en informeren van de bevolking door middel van bijvoorbeeld geluidswagens, burgernet (via politie), etc.; Nader informeren van de bevolking via de calamiteitenzender (radio/tv middels het standaard bericht); Afstemmen met de Taakorganisatie Communicatie; Het ontalarmeren van de bevolking. Bevoegdheden: Burgemeester is bevoegd voor het inwerkingstellen van WAS; HOvD-B (Algemeen Commandant Brandweer ROT) heeft ondermandaat (via de Regionaal Commandant) om bij acute situaties WAS in werking te stellen. Meetplanleider HOvD Brandweer (Algemeen Commandant Brandweer ROT) Hoofd Sectie Ondersteuning, Brand-en Ongevalbestrijding Centralist brandweer GMK 68 4.5 Processen GHOR Het onderdeel GHOR Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant richt zich vooral op de gezondheid van de bewoners en bezoekers van deze regio. Gezondheid vormt ons kostbaarste ‘bezit’ en we doen al het mogelijke om gezondheidsschade te voorkomen of beperken en gezondheidswinst te bereiken. Dat is de missie van de GHOR en daartoe heeft de overheid een aantal taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden toegewezen Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. 4.5.1 Factsheet GHOR Hoofdproces Spoedeisende Medische Hulpverlening Proces Doel Triage Minimaliseren van ziekte, blijvend letsel en sterfte van ongevalslachtoffers. Het garanderen van snelle en adequate geneeskundige hulp aan gewonden, direct na het ontstaan van een ramp of zwaar ongeval. Hierbij wordt uitgegaan van een keten van samenhangende en georganiseerde geneeskundige handelingen, vanaf het opsporen/redden van gewonden, eerste hulp en transport, tot het moment dat verdere behandeling (in een ziekenhuis) niet meer nodig is. Behandelen Vervoeren / Verwijzen Psychosociale Hulpverlening Publieke Gezondheidszorg Medische Milieukunde: Gezondheidskundige Advisering risico’s gevaarlijke Stoffen Advies Gezondheidsonderzoek na rampen Getroffenen helpen zo snel mogelijk het gevoel van zelfcontrole terug te krijgen: als personen door een plotselinge, levensbedreigende gebeurtenis worden overvallen, wordt een groot beroep gedaan op hun probleemoplossende vaardigheden als ze daarna de draad van hun leven weer op willen pakken. Hoe sneller zij het gevoel van zelfcontrole terugkrijgen, des te groter is de kans op een goede verwerking van de gebeurtenis. Collectieve opvang van getroffenen direct na een incident in gemeentelijke opvangcentra met als doel: bevorderen herstel van het psychische evenwicht van getroffenen vroegtijdige herkenning van verwerkings- stoornissen en het bevorderen van adequate behandeling hiervan identificatie van getroffenen die dringend psychiatrische hulp nodig hebben en deze hulp verlenen of regelen. Het proces is gericht op: Bescherming van de volksgezondheid bij ongevallen of rampen met een gevaar voor mens en milieu, om (extra) gewonden of verergering van letsel te voorkomen het proactief voorkómen van incidenten, het beoordelen van nadelige invloeden op de gezondheid van incidenten door verspreiding via voedsel, drinkwater en leefomgeving en het (laten) treffen van maatregelen de beheersing van resterende omgevingsrisico’s/effecten na een incident. Infectieziektebestrijding: Bron- en contactopsporing Beschermende maatregelen Hygiënemaatregelen Isolatie en quarantaine Infectieziektebestrijding, gericht op het voorkomen en het beperken van de effecten van besmetting met virussen en bacteriën via lucht, voedsel en lichamelijk contact. Gezondheidsonderzoek: Individueel onderzoek Onderzoek bij groepen Monitoring publieke gezondheid Gezondheidsonderzoek, gericht op het bijdragen aan het herstel van de lichamelijke en psychische gevolgen van degenen die bij een ramp zijn betrokken 69 Resourcemanagement Informatiemanagement - Het beschikbaar stellen- in de vereiste hoeveelheden en kwaliteit- van mensen, middelen en diensten. - Het vergaren, veredelen, ontsluiten en uitgeven van benodigde informatie aan relevante partijen. Dit zowel binnen de Sectie GHOR als aan het Informatiemanagement ROT. 4.5.2 Taakorganisatie Spoedeisende Medische Hulpverlening Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Teams Spoedeisende Medische Hulpverlening (SMH) Minimaliseren van ziekte, blijvend letsel en sterfte van incidentslachtoffers. Het gaat om het realiseren van snelle en adequate geneeskundige hulp ten behoeve van gewonden direct na het ontstaan van een ramp of zwaar ongeval. Hierbij wordt uitgegaan van een keten van samenhangende en georganiseerde geneeskundige handelingen, vanaf het opsporen/redden van gewonden, eerste hulp en transport tot het moment dat verdere behandeling (in een ziekenhuis) niet meer nodig is. Het proces SMH tijdens incidenten of rampen omvat regie op en coördinatie van: Triage; Behandelen; Vervoeren / Verwijzen. Gewonde slachtoffers en andere betrokkenen bij het proces SMH. Verantwoordelijkheid voor voorbereiding en uitvoering van het proces ligt bij de directeur GHOR. Zorgverlenende instellingen blijven zelf verantwoordelijk voor de door hen uitgevoerde inhoudelijke medische zorg. Met elke geneeskundige partner is een convenant gesloten om de onderlinge relatie vast te leggen. De GHOR is bij incidenten en rampen verantwoordelijk voor coördinatie en regie van triage, behandelen en vervoeren. Taken, functies en verantwoordelijkheden van de sleutelfuncties zijn omschreven in de procesbeschrijving Spoedeisende Medische hulpverlening GHOR Midden- en West-Brabant. Hoofd SMH is lid van de Sectie GHOR. Naast de reguliere hulpverleners kunnen de volgende sleutelfuncties binnen het proces SMH worden genoemd: Coördinator Gewonden Vervoer (CGV); Hoofd Gewondennest (HGN); Lid Sectie GHOR in ROT; Hoofd Actiecentrum GHOR; e Ambulanceverpleegkundige en – chauffeur 1 ambulance; Ambulanceverpleegkundige Geneeskundige Combinatie; Ambulancechauffeur Geneeskundige Combinatie; Mobiel Medisch Team (MMT); Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie (SIGMA). De regio beschikt over vier Geneeskundige Combinaties (GNK-C), standplaatsen: Roosendaal/Bergen op Zoom; Breda; Tilburg; Woudrichem. 70 4.5.3 Taakorganisatie Publieke Gezondheidszorg 4.5.3.1 Psychosociale hulpverlening Team Doel Doelgroep Psychosociale hulpverlening Collectieve opvang van getroffenen (direct) na een incident met als doel: Bevorderen natuurlijk herstel van het psychische evenwicht van getroffenen en bevorderen zelfredzaamheid; Signaleren getroffenen en vroegtijdige herkenning verwerkingsstoornissen en bevorderen van adequate behandeling hiervan; Verwijzen getroffenen en identificatie van getroffenen die dringend psychiatrische hulp nodig hebben en deze verlenen of regelen. Er zijn twee categorieën te onderscheiden: Direct getroffenen: personen die de crisis/ramp hebben meegemaakt (aan den lijve hebben ondervonden) en in een (levens)bedreigende situatie hebben verkeerd; Indirect getroffenen: personen die de crisis/ramp niet zelf hebben meegemaakt, maar daar door de relatie met de direct getroffenen – beroepsmatig of anderszins – betrokken of getroffen worden door de ramp. Verantwoordelijkheid voor voorbereiding en uitvoering van het proces ligt bij de directeur Publieke Gezondheid. Zorgverlenende instellingen blijven zelf verantwoordelijk voor inhoudelijke psychosociale zorg. Naast de GHOR is een belangrijke rol weggelegd voor de GGD. De verantwoordelijkheid voor de coördinatie tussen de uitvoerende instellingen ligt bij de GGD. Het proces Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (PSHOR) is opgedeeld in drie fasen: Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Acute fase: Beslaat de periode direct na de gebeurtenis en duurt in principe niet langer dan 3x24 uur met een verlengingsmogelijkheid tot maximaal 7x24 uur. Na afloop van deze fase worden de opvangteams afgeschaald. 1e Nazorgfase: Na sluiting van de (gemeentelijke) opvangcentra wordt het Kernteam – na opdracht van de directeur Publieke Gezondheid – belast met de uitvoering van de voortgezette opvang en begeleiding van getroffenen. In deze periode worden door het Kernteam voorbereidingsmaatregelen getroffen voor overdracht van getroffenen die extra hulp nodig hebben. Tijdsduur van deze fase is 2 tot 12 weken. De directeur Publieke Gezondheid neemt initiatief om partijen voor de hulpverlening bij elkaar te roepen en de overdracht van verantwoordelijkheden naar de reguliere hulpverlening te regelen. Deze activiteiten dienen ingebed te worden in het gemeentelijk proces nazorg. Hierbij heeft de GGD een belangrijke rol. Na afloop van deze fase wordt het Kernteam afgeschaald; 2e Nazorgfase: De start van deze fase is afhankelijk van de behoefte van de getroffenen en wordt waar mogelijk al voorbereid. Deze fase kan jarenlang duren. De verantwoordelijkheid ligt bij de GGD. De PSHOR is onder normale omstandigheden een lege organisatie. Wanneer sprake is van een ramp wordt de organisatie opgeschaald in opdracht van de Directeur Publieke Gezondheid. In welke mate de opschaling plaatsvindt, is afhankelijk van de aard en omvang van de ramp. Functionarissen/rollen Operationele fase Om vorm te geven aan de PSHOR zijn door de Directeur Publieke Gezondheid convenanten afgesloten met de GGZ instellingen, Slachtofferhulp en de instellingen voor Maatschappelijk Werk in de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant . De psychosociale opvang wordt door medewerkers van deze organisaties ingevuld. 71 De PSHOR wordt ingevuld door de volgende sleutelfuncties. Taken, functies en bevoegdheden zijn beschreven in de Procesbeschrijving proces PSHOR. Leider Kernteam PSHOR Lid Kernteam PSHOR Leider Opvangteam PSHOR Lid Opvangteam PSHOR Nazorg De PSHOR draagt zorg voor de follow-up van de psychische hulpverlening van getroffenen in de reguliere zorgsector. 4.5.3.2 Medische Milieukunde Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Operationele fase 28 Gezondheid Milieu en Veiligheid Gezondheidskundige Advisering Gevaarlijke Stoffen (GAGS) is gericht op: Bescherming van de volksgezondheid bij ongevallen of rampen met een gevaar voor mens en milieu; Het geven van behandelingsadviezen aan hulpverleners en artsen; Het proactief voorkómen van incidenten op dit terrein; Op het beoordelen van nadelige invloeden op de gezondheid tijdens incidenten en de beheersing van resterende omgevingsrisico’s / effecten na een incident. Blootgestelde en/of besmette slachtoffers, hulpverleners, omwonenden, burgers in het effectgebied van een incident en andere betrokkenen Verantwoordelijkheid voor voorbereiding en uitvoering van het proces ligt bij de directeur Publieke Gezondheid. Taken en verantwoordelijkheden tussen GHOR en GGD zijn vastgelegd in een convenant. Taken, functies en verantwoordelijkheden van de sleutelfuncties zijn omschreven in het GGD Rampenopvangplan (GROP) en de 24-uurs bereikbaarheidsovereenkomst GAGS. Gezondheidskundige Advisering Gevaarlijke Stoffen: De OvD-GHOR is de eerste geneeskundige operationele en coördinerende functionaris met inzicht in en kennis van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De OvD-G, Algemeen Commandant GHOR of Directeur Publieke Gezondheid kunnen zich laten adviseren door de GAGS. De AGS informeert de GAGS over aard en hoeveelheid stof, bronsterkte, meetresultaten en concentraties. De aard van de 28 gevaarlijke stoffen kan worden onverdeeld conform de CBRNE systematiek. Onder de C-categorie vallen ook incidenten met brandbare of explosieve stoffen. Daarnaast zijn er niet CBRNE rampen te noemen waar de GHOR een rol heeft; extreme weersomstandigheden en uitval van nutsvoorzieningen. Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair. 72 4.5.3.3 Infectieziektebestrijding Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Operationele fase Infectieziekten Infectieziektebestrijding bestaat uit de deelprocessen: Bron en Contactopsporing; Beschermende maatregelen; Hygiënemaatregelen; Isolatie en Quarantaine. Blootgestelde en/of besmette slachtoffers, hulpverleners, omwonenden, burgers in het effectgebied van een incident en andere betrokkenen Verantwoordelijkheid voor voorbereiding en uitvoering van het proces ligt bij de directeur Publieke Gezondheid. Taken en verantwoordelijkheden tussen GHOR en GGD zijn vastgelegd in een convenant. Taken, functies en verantwoordelijkheden van de sleutelfuncties zijn omschreven in het GROP. Als er sprake is van een grootschalige uitbraak van een infectieziekte, of als sprake is van een pandemie, kan het GROP in werking treden. In geval van opschaling vanwege een grootschalige uitbraak infectieziekte of pandemie heeft de GHOR tijdens de repressieve fase een coördinerende rol bij beschermende en medische maatregelen en taken als: Isolatie, quarantaine en bewegingsbeperking van grote aantallen mensen; Diagnostiek, medicatie en vaccinatie; Griepspreekuren. Als er sprake is van een bedreiging van de volksgezondheid door een infectieziekteuitbraak, ligt de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij de GGD op basis van de Wet Publieke Gezondheid. Wanneer sprake is van opschaling door (dreiging van) een ziektegolf – waarbij verstoring van de Openbare Orde en Veiligheid is te verwachten – ligt de verantwoordelijkheid en regie bij de voorzitter Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant op grond van de Wet veiligheidsregio’s. De directeur Publieke Gezondheid rapporteert en adviseert de voorzitter betreffende de multidisciplinaire geneeskundige hulpverlening. De directeur GHOR is ambtelijk verantwoordelijk voor het verloop van het proces, waarbij de uitvoerende diensten/zorgverleners hun medisch professionele verantwoordelijkheid blijven behouden. In geval van een multidisciplinaire inzet is de GHOR de link naar de overige diensten die betrokken zijn bij het proces Publieke Gezondheidszorg. 73 4.5.3.4 Gezondheidsonderzoek (na rampen) Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Operationele fase Gezondheidsonderzoek (na rampen) Het bijdragen aan het herstel van de lichamelijke en psychische gevolgen van een ramp bij betrokkenen. Bestaande uit de deelprocessen: Monitoren Publieke Gezondheid; Onderzoek bij groepen; Onderzoek individueel. Dit proces wordt uitgevoerd door de GGD. Ook kan het onderzoek worden uitgevoerd door landelijke instituten, zoals het CGOR van het RIVM. Blootgestelde en/of besmette slachtoffers, hulpverleners, omwonenden, burgers in het effectgebied van een incident en andere betrokkenen. Verantwoordelijkheid voor voorbereiding en uitvoering van het proces ligt bij de directeur Publieke Gezondheid; Taken en verantwoordelijkheden tussen GHOR en GGD zijn vastgelegd in een convenant; Taken, functies en verantwoordelijkheden van de sleutelfuncties zijn omschreven in het GROP. De burgemeester neemt na een ramp de beslissing over de uitvoering van een gezondheidsonderzoek. Hierbij adviseert de Directeur Publieke Gezondheid (GHOR en GGD), de burgemeester, of de voorzitter veiligheidsregio bij grootschalige alarmering, of een gezondheidsonderzoek noodzakelijk is. Zij kunnen hierover advies inwinnen bij het Centrum voor Gezondheid en Milieu van het RIVM en bij de GAGS. Het RIVM kan ook overgaan tot ongevraagde advisering. De GHOR faciliteert een eventueel te starten gezondheidsonderzoek en creëert de randvoorwaarden hiervoor en de GGD verzorgt het uitvoerende deel. 74 4.5.4 Taakorganisatie Resourcemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Operationele fase Resourcemanagement De met de incidentbestrijding belaste diensten en organisaties dragen in principe zelf zorg voor de verzorging van het personeel en de bevoorrading en aanvulling van gebruiks- en verbruiksgoederen. Dit geldt ook voor de aan hen toegevoegde hulp en bijstandverlenende eenheden. Voor een effectieve en efficiënte aanpak van de verzorging en in verband met een mogelijke schaarste is het noodzakelijk dat bij langdurige incidentbestrijdingsacties het proces van verzorging en logistiek wordt gecoördineerd (zie proces Ondersteuning Brandweer). Het proces Ondersteuning onderscheidt ondersteuning op het gebied van facilitaire voorzieningen, personele voorzieningen, informatie voorzieningen en draagt zorg voor zorgcontinuïteit in relatie tot ziekenhuizen en zorginstellingen. Het beschikbaar stellen, beheren, verzorgen en op peil houden van persoonlijke en materiële middelen die noodzakelijk zijn voor het bestrijden van het incident, de ramp of het zware ongeval. Een verbijzondering betreft de verbindingen ten behoeve van informatievoorzieningen en interne communicatie. Daarnaast draagt het proces Ondersteuning zorg voor continuïteit van zorg. Alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten en de ziekenhuizen en overige zorginstellingen met betrekking tot continuïteit van zorg. De procesverantwoordelijkheid ligt bij de directeur Publieke Gezondheid. Taken bij dit proces zijn o.a.: Zorg dragen voor planning, uitvoering en bewaking van de logistieke en facilitaire ondersteuning zoals materiaal, voeding en veiligheidsmateriaal; Zorg dragen voor aflossing van het personeel; Bijhouden van informatieoverzichten over het aantal gewonden van het gewondenspreidingsplan; Acties afstemmen met de calamiteitencoördinator meldkamer ambulancezorg; Informeren van ziekenhuizen over aard en omvang van het incident, het aantal te verwachten slachtoffers en eventuele behandelprotocollen Toezien op alarmering en informatie verstrekking; Zorg dragen voor logboeken en rapportages. Bij de procesondersteuning moet een aantal specifieke activiteiten worden verricht. In het handboek Actiecentrum GHOR zijn activiteiten, taken en bevoegdheden van operationele functionarissen beschreven. Er is altijd een ondersteuner aanwezig in de Sectie GHOR in het ROT. Dit kan worden uitgebreid. 4.5.5 Taakorganisatie Informatiemanagement Taakorganisatie Functionaris/rol Teams Informatiemanagement De HIN vult het eigen beeld in het LCMS en monitort de acties voor de eigen discipline in het totaalbeeld. Er is altijd een ondersteuner aanwezig in de Sectie GHOR in het ROT. Dit kan worden uitgebreid. 75 4.6 Processen Politie De politie is verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van de politieprocessen. Vanuit haar wettelijke taak is de politie verantwoordelijk voor de voorbereiding op en de uitvoering van haar taken in de drie domeinen: openbare orde, rampenbestrijding en grootschalige justitiële opsporing. De politietaken zijn onderverdeeld in de hoofdprocessen: Mobiliteit, Bewaken en Beveiligen, Ordehandhaving, Handhaven Netwerken, Opsporing, Opsporingsexpertise en Speciale Interventies. Deze hoofdprocessen kunnen ondersteunend zijn aan andere processen die plaatsvinden bij de bestrijding van rampen, zware ongevallen en andere crises. De politiechef van de regionale eenheid heeft de leiding en de eindverantwoordelijkheid over de politiële inzet en de multidisciplinaire afstemming daarvan. Deze bedient zich daarbij van de projectorganisatie staf grootschalig en bijzonder optreden (SGBO) onder leiding van een Algemeen Commandant Politie. De SGBO is de “wakende” organisatievorm binnen de politie, die kan worden geactiveerd voor het (ketengeoriënteerd) besturen en afstemmen van grootschalige en bijzondere politiemaatregelen. De SGBO is een instrument binnen de politie dat in de drie domeinen, openbare orde, rampenbestrijding en grootschalige justitiële opsporing, de kwaliteit waarborgt voor een doelmatig en doeltreffend politieoptreden. 4.6.1 Factsheet Politie Hoofdproces Proces Crowdmanagement en crowdcontrol Ordehandhaving Riotcontrol Dynamische verkeersgeleiding Mobiliteit Statische verkeersgeleiding Persoonsbeveiliging Bewaken en Beveiligen Beveiliging objecten / diensten Handhaven Netwerken Handhaven netwerken Doel Alle grootschalige of bijzondere maatregelen die zijn gericht op het scheppen, handhaven van de orde en veiligheid, inclusief de voorbereidingen daarop. Rondom grote groepen mensen/menigten. De grootschalige of bijzondere politiemaatregelen gericht op het herstellen van de orde en veiligheid tijdens of na het ontstaan van rellen. Dynamische maatregelen voor het scheppen en in stand houden van de gewenste mobiliteit en/of herstellen van de niet bestaande mobiliteit op de weg, op het water, op het spoor en in de lucht. Tevens de begeleiding van de bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen, ter voorkoming van stagnatie in de hulpverlening. Statische maatregelen voor het scheppen en in stand houden van de gewenste mobiliteit en/of herstellen van de niet bestaande mobiliteit op de weg, op het water, op het spoor en in de lucht. Tevens het voorkomen van stagnatie in de hulpverlening De grootschalige of bijzondere (ketengeoriënteerde) politiemaatregelen, gericht op het bewaken en beveiligen van personen. Het omvat het observeren, signaleren en de daaraan verbonden maatregelen tot het afslaan van de (dreigende) aantasting van de integriteit van de te beveiligen persoon. De grootschalige of bijzondere (ketengeoriënteerde) politiemaatregelen, gericht op het bewaken en beveiligen van objecten en/of diensten. Het omvat het observeren, signaleren en de daaraan verbonden maatregelen tot het afslaan van de (dreigende) aantasting van de integriteit van objecten en/of diensten (inclusief de daarin/bij behorende personen, inclusief het geven van advies aan daartoe geëigende personen/instanties. Het bundelen van kennis van publieke en private netwerken en het actief onderhouden van relevante netwerken ter voorkoming van maatschappelijke escalatie met betrekking tot een bepaald (dreigend) incident. 76 Tactische opsporing Opsporing Technisch/ forensische opsporing Toepassen Recherchemaatregelen Explosieven-verkenning Politioneel onderhandelen Specialistische observatie Opsporingsexpertise Toepassen specialistische recherchetoepassingen Specialistische forensische opsporing (bijv. branden, identificatie lichamen, digitaal onderzoek) (Speciale) interventies Gebruiken van Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE) Speciale Interventies Resourcemanagement (ondersteuning) Informatiemanagement 29 De aanpak c.q. oplossing van complexe (strafrechtelijke) rechercheonderzoeken, vaak met grote maatschappelijke impact als gevolg, door middel van tactisch onderzoek (Regionaal georganiseerd) Specialistisch onderzoek met behulp van technisch/ forensische opsporingsmethoden , leidend naar de toedracht van het incident, ongeval, ramp of aanslag. Niet gespecialiseerd rechercheonderzoek en -ondersteuning, het toepassen van plaats delict management (PDM) en/of arrestantenafhandeling. Opsporen en onderkennen van, alsmede advisering rondom het behandelen van (de melding van) verdachte objecten, 29 waaronder ook CBRN -objecten vallen Met onderhandelen een levensbedreigende situatie keren. Onderhandelingen, onder meer met gijzelnemers, vinden daarom in principe alleen plaats door daartoe aangewezen politieonderhandelaars. Het doel van de onderhandelaar is altijd het redden van levens. Het waarnemen respectievelijk volgen van een of meer personen, objecten en/of situaties met als doel informatievergaring. Met hoogwaardige tactische en technische expertise, vaak in de vorm van integrale inzetconcepten, ondersteuning bieden in de bestrijding van de zware, georganiseerde criminaliteit en het terrorisme Deskundigen op het gebied van forensische opsporing en slachtofferidentificatie die zoeken naar sporen die kunnen leiden naar de toedracht van het incident, ongeval, ramp of aanslag. Bijvoorbeeld: onderzoek explosieven, branden, technisch ongeval, CBRNE middelen, PD onder water, digitaal onderzoek en berging en identificatie lichamen en lichaamsdelen. Ingesteld om bij aanhoudingen te zorgen voor de veiligheid van de burger, de politieambtenaar en de verdachte. De inzet van een AOE is erop gericht om geweld te voorkomen of te beheersen, onder andere door snel en vooral verrassend op te treden. Bestrijden van alle voorkomende vormen van grof geweld dan wel terrorisme over het gehele geweldsspectrum en het uitvoeren van specifiek door de minister van Justitie opgedragen taken Het beschikbaar stellen - in de vereiste hoeveelheid en kwaliteit - van mensen, middelen en diensten. Het vergaren, veredelen, ontsluiten en uitgeven van benodigde informatie aan relevante partijen. Dit zowel binnen de Sectie Politie als aan het Informatiemanagement ROT. Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair 77 4.6.2 Taakorganisatie Ordehandhaving Taakorganisatie Indeling Taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Ordehandhaving Het proces ordehandhaving omvat de taakorganisaties Ordehandhaving, Handhaving Mobiliteit, Bewaken en Beveiligen en Handhaving Netwerken. Deze taakorganisaties staan onder leiding van het Hoofd Ordehandhaving. Naar het oordeel van de Algemeen Commandant Politie kunnen voor de taakorganisaties Handhaving Mobiliteit, Bewaken en Beveiligen en Handhaving Netwerken eigen hoofden worden aangesteld. Deze hoofden maken dan naast het Hoofd Ordehandhaving ook deel uit van de Sectie Politie. Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan een Taakcommandant Crowdmanagement en Crowdcontrol en/of Taakcommandant Riotcontrol; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Ordehandhaving (HOha) De Taakorganisatie Ordehandhaving kan bestaan uit de teams: Crowdmanagement en Crowdcontrol Riotcontrol Als de Taakorganisatie Opsporing niet geactiveerd is dan staat het Team Recherchemaatregelen (bijvoorbeeld arrestantenafhandeling) onder leiding van het Hoofd Ordehandhaving. Teams uit de taakorganisaties Mobiliteit, Bewaken en Beveiligen, Handhaven netwerken en het Team Recherchemaatregelen worden verderop afzonderlijk beschreven. 4.6.2.1 Crowdmanagement en crowdcontrol Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Crowdmanagement en Crowdcontrol Alle grootschalige of bijzondere maatregelen die zijn gericht op het scheppen, handhaven van de orde en veiligheid, inclusief de voorbereidingen daarop Alle personen in en rondom het relevante gebied. Hierbij kan nader onderscheid gemaakt worden tussen: Kijkers/ramptoeristen; Ordeverstoorders/plunderaars; Bijzondere doelgroepen: de slachtoffers en familie van slachtoffers. Overig aanwezig publiek Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Ordehandhaving; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Crowdmanagement en Crowdcontrol en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Crowdmanagement (zoals Officier van Dienst – Politie (OvD-P)) en Taakcommandant Crowdcontrol (zoals Commandant Horeca-eenheden) 78 4.6.2.2 Riotcontrol Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Riotcontrol De grootschalige of bijzondere politiemaatregelen gericht op het herstellen van de orde en veiligheid. Alle personen in en rondom het relevante gebied. Hierbij kan nader onderscheid gemaakt worden tussen: Kijkers/ramptoeristen; Ordeverstoorders/plunderaars; Bijzondere doelgroep: de slachtoffers. Overig aanwezig publiek Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Ordehandhaving; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Riotcontrol en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Riotcontrol (denk hierbij aan een ME-commandant) 79 4.6.3 Taakorganisatie Mobiliteit Taakorganisatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Mobiliteit Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan een Taakcommandant Dynamisch Verkeersmanagement en/of Taakcommandant Statisch Verkeersmanagement; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Mobiliteit (HMob) (indien door de Algemeen Commandant Politie aangewezen) en anders Hoofd Taakorganisatie Ordehandhaving. Dynamische verkeersgeleiding Statische verkeersgeleiding 4.6.3.1 Dynamische verkeersgeleiding Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Dynamische Verkeersgeleiding Dynamische maatregelen voor het scheppen en in stand houden van de gewenste mobiliteit en/of herstellen van de niet bestaande mobiliteit op de weg, op het water, op het spoor en in de lucht. Tevens de begeleiding van de bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen, ter voorkoming van stagnatie in de hulpverlening. De bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen, de bevolking en overige belanghebbenden. Denk daarbij aan zowel de publieke en private sector, zoals ambulances, brandweervoertuigen, takelbedrijven, verkeersregelaars, etc. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Mobiliteit; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Dynamisch Verkeersmanagement en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Dynamisch Verkeersmanagement (zoals Commandant motorrijders) 4.6.3.2 Statische verkeersgeleiding Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Statische Verkeersgeleiding Statische maatregelen voor het scheppen en in stand houden van de gewenste mobiliteit en/of herstellen van de niet bestaande mobiliteit op de weg, op het water, op het spoor en in de lucht, waaronder bedoelt wordt het vrijhouden van aan- en afvoerwegen ten behoeve van de hulpverlening. De bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen, de bevolking en overige belanghebbenden. Denk daarbij aan zowel de publieke en private sector, zoals ambulances, brandweervoertuigen, takelbedrijven etc. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Mobiliteit; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Statisch Verkeersmanagement en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Statisch Verkeersmanagement (Commandant Afzettingen) 80 4.6.4 Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen Taakorganisatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Bewaken en Beveiligen Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan een Taakcommandant Persoonsbeveiliging en/of een Taakcommandant Beveiliging van objecten; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen (HBB) (indien door de Algemeen Commandant Politie aangewezen) en anders Hoofd Takorganisatie Ordehandhaving. Persoonsbeveiliging (dynamische beveiliging) Beveiliging van objecten, diensten en/of evenementen (statische beveiliging) 4.6.4.1 Persoonsbeveiliging Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Persoonsbeveiliging De grootschalige of bijzondere (ketengeoriënteerde) politiemaatregelen, gericht op het bewaken en beveiligen van personen. Het omvat het observeren, signaleren en de daaraan verbonden maatregelen tot het afslaan van de (dreigende) aantasting van de integriteit van de te beveiligen persoon. Alle te beveiligen personen en belanghebbende personen Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen ; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Bewaken en Beveiligen subjecten en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; 30 Taakcommandant Persoonsbeveiliging (denk hierbij aan Commandant DKDB ) 4.6.4.2 Beveiliging objecten, diensten en/of evenementen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol 30 Beveiliging objecten, diensten en/of evenementen De grootschalige of bijzondere (ketengeoriënteerde) politiemaatregelen, gericht op het bewaken en beveiligen van objecten en/of diensten. Het omvat het observeren, signaleren en de daaraan verbonden maatregelen tot het afslaan van de (dreigende) aantasting van de integriteit van objecten en/of diensten. Het te beveiligen object, dienst en/of evenement waaronder de daarbij behorende personen en/of goederen. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen ; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Bewaken en Beveiligen objecten/diensten en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Beveiliging objecten, diensten en/of evenementen (denk hierbij aan de Commandant van de eenheid Bewaken en Beveiligen). Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging 81 4.6.5 Taakorganisatie handhaven netwerken Taakorganisatie Taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Handhaven netwerken Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer Taakcommandant(en) Handhaven Netwerken; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Handhaven Netwerken (HHN) (indien door de Algemeen Commandant Politie aangewezen) en anders Hoofd Taakorganisatie Ordehandhaving. Handhaven netwerken 4.6.5.1 Handhaven netwerken Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Handhaven netwerken Het bundelen van kennis van publieke en private netwerken en het actief onderhouden van relevante netwerken ter voorkoming van maatschappelijke escalatie met betrekking tot een bepaald (dreigend) incident. De getroffen/betrokken bevolkingsgroepen en/of bewoners van de directe omgeving van het incident en/of bewoners van het effectgebied van het incident. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Handhaven Netwerken; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de Organisatie Handhaving Netwerken en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Handhaven Netwerken (denk hierbij aan een [expert-]wijkagent) 82 4.6.6 Taakorganisatie Opsporing Taakorganisatie Indeling Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Opsporing Het proces Opsporing omvat de taakorganisaties Tactische Opsporing, Technisch/Forensische Opsporing en Recherchemaatregelen. deze taakorganisaties staan onder leiding van het Hoofd Opsporing (HOps). Naar het oordeel van de Algemeen Commandant Politie kunnen voor de Taakorganisatie Opsporingsexpertise en (Speciale) Interventies eigen hoofden worden aangesteld. Bij de inzet van de Dienst Speciale Interventies van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is altijd sprake van de inzet van een Hoofd (Speciale) Interventies. Deze hoofden maken naast het Hoofd Ordehandhaving ook deel uit van de Sectie Politie. Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan een Taakcommandant Tactische Opsporing en/of Technisch/Forensische Opsporing en/of Taakcommandant Intelligence ; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Opsporing (HOps) Tactische Opsporing Technische / Forensische Opsporing Recherchemaatregelen 4.6.6.1 Tactische Opsporing Team Indeling Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Tactische opsporing Het Team Tactische Opsporing wat een verschijningsvorm kan hebben van een Team Grootschalige Opsporing (TGO) is een organisatie die bestaat uit een vaste kern en uit een variabel contingent. Het is een snel inzetbare en eenduidige opvolgorganisatie, voorbereid op onderlinge samenwerking in (inter-)regionaal en (inter-)nationaal verband, met de mogelijkheid mensen en materiaal uit te wisselen tussen politiekorpsen. de aanpak c.q. oplossing van complexe (strafrechtelijke) rechercheonderzoeken, vaak met grote maatschappelijke impact als gevolg , door middel van tactisch onderzoek Veroorzakers van een ramp of ongeval en andere crises enerzijds en slachtoffers, nabestaanden, overige benadeelden anderzijds en instanties belast met opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporing; Geeft leiding aan één of meer teams binnen het Tactisch Opsporingsproces en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Tactische Opsporing (zoals Leider Team Grootschalige Opsporing (TGO)) 83 4.6.6.2 Technische/Forensische Opsporing Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Technisch / forensische opsporing (Regionaal georganiseerd) Specialistisch onderzoek met behulp van technische/ forensische opsporingsmethoden , leidend naar de toedracht van het incident, ongeval, ramp of aanslag. Bijvoorbeeld: technisch onderzoek PD bij moord/doodslag, (on)natuurlijke dood, identiteit slachtoffer achterhalen, zedenzaken, brand, verkeersongevallenanalyse en schietincidenten. Veroorzakers van een ramp of ongeval en andere crises enerzijds en slachtoffers, nabestaanden, overige benadeelden anderzijds en instanties belast met opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporing; Bij de aanwezigheid van een Taakcommandant Specialistische Forensische Opsporing valt dit team onder die taakcommandant en dus ook onder het Hoofd Opsporingsexpertise Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Technische / Forensische Opsporing en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Technische / Forensische Opsporing (denk hierbij aan leidend technisch rechercheur) 4.6.6.3 Recherchemaatregelen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Recherchemaatregelen Niet gespecialiseerd rechercheonderzoek en -ondersteuning, het toepassen van PDM en/of arrestantenafhandeling. Veroorzakers van een ramp of ongeval en andere crises enerzijds en slachtoffers, nabestaanden, overige benadeelden anderzijds en instanties belast met opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporing. Indien de Taakorganisatie Opsporing niet geactiveerd is aan het Hoofd van de Taakorganisatie Ordehandhaving; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de taakorganisatie en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Recherchemaatregelen (denk hierbij aan Coördinator Arrestantenafhandeling- en vervoer of Leider Plaats Delict (PD)) 84 4.6.7 Taakorganisatie Opsporingsexpertise Taakorganisatie Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Opsporingsexpertise Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan een Taakcommandant Explosievenverkenning, Politioneel Onderhandelen, Specialistische Observatie, Specialistische Recherchetoepassingen en/of Specialistische Forensische Opsporing. Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Opsporingsexpertise (HOpex) Explosievenverkenning Politioneel Onderhandelen Specialistische Observatie Specialistische Recherchetoepassingen Specialistische Forensische Opsporing 4.6.7.1 Explosievenverkenning Team Doel Doelgroepen Explosievenverkenning Opsporen en onderkennen van, alsmede advisering rondom het behandelen van (de 31 melding van) verdachte objecten, waaronder ook CBRN -objecten vallen Melder van bommelding, dader van plaatsing verdacht object, omstanders Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Analyse en evaluatie bommelding, inschatten van de risico’s en gevaren; Initiëren van de veiligheids- en beschermende maatregelen; Opstellen van expert advies aan bevoegd gezag; Op basis van expertise t.a.v. explosieven het opsporingsonderzoek ondersteunen; Onderzoek n.a.v. een bommelding; Onderzoek van verdachte objecten; Teamleiders Explosievenverkenning (TEV) 4.6.7.2 Politioneel Onderhandelen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol 31 Politioneel Onderhandelen Met onderhandelen een levensbedreigende situatie keren. Onderhandelingen, onder meer met gijzelnemers, vinden daarom in principe alleen plaats door daartoe aangewezen politieonderhandelaars. Het doel van de onderhandelaar is altijd het redden van levens. Terroristen, gijzelnemers, suïcidale personen en andere personen waarmee te onderhandelen zou kunnen zijn. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporingsexpertise; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Politioneel Onderhandelen en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders. Taakcommandant Politioneel Onderhandelen. (denk hierbij aan Commandant Onderhandelaarscel) Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair 85 4.6.7.3 Specialistische observatie Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Specialistische Observatie Het (heimelijk) waarnemen respectievelijk volgen van een of meer personen, objecten en/of situaties met als doel informatievergaring. Te waarnemen personen of objecten Statische observatie; het waarnemen vanuit een min of meer vast punt, bijvoorbeeld vanuit een woonhuis met een verrekijker en/of videocamera nagaan wie een bepaald pand in- en uitgaan; Mobiele/dynamische observatie; het volgend waarnemen van personen of goederen; Persoonsobservatie; het waarnemen van verdachten en andere personen; Objectobservatie; het waarnemen van goederen, bijvoorbeeld op een loods, container, vaartuig, voertuig om de aanwezigheid of verplaatsing van zulke voorwerpen vast te stellen, bijvoorbeeld door plaatsing van een peilbaken. Taakcommandant Specialistische Observatie (denk hierbij aan Chef OT) 4.6.7.4 Specialistische recherchetoepassingen Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Specialistische Recherchetoepassingen Met hoogwaardige tactische en technische expertise, vaak in de vorm van integrale inzetconcepten, ondersteuning bieden in de bestrijding van de zware, georganiseerde criminaliteit en het terrorisme. Te waarnemen personen, objecten of diensten Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporingsexpertise; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Politioneel Onderhandelen en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders. Taakcommandant Specialistische Recherchetoepassingen (denk aan Chef DSRT) 4.6.7.5 Specialistische forensische opsporing Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Specialistische Forensische Opsporing (Nationaal georganiseerde) deskundigheid op het gebied van forensische opsporing en slachtofferidentificatie die zoeken naar sporen die kunnen leiden naar de toedracht van het incident, ongeval, ramp of aanslag. Bijvoorbeeld: onderzoek explosieven, branden, technisch ongeval, CBRNE middelen, PD onder water, digitaal onderzoek en berging en identificatie lichamen en lichaamsdelen. Veroorzakers van een ramp of ongeval, andere crises en verdachten van strafbare feiten enerzijds en slachtoffers, nabestaanden, overige benadeelden en instanties belast met opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten anderzijds. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Opsporingsexpertise; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Forensische Opsporing en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandant Specialistische Forensische Opsporing (denk hierbij aan Commandant LTFO) 86 4.6.8 Taakorganisatie (Speciale) Interventies Taakorganisatie Taken verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams (Speciale) Interventies Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie (behalve indien de functie Hoofd Interventies wordt uitgeoefend door het Hoofd DSI, omdat deze gelijke bevoegdheid heeft als de Algemeen Commandant Politie); Geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer taakcommandanten binnen de taakorganisatie; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de taakorganisaties op basis van de aangereikte strategische kaders (vertaling van beleid en beleidsbeslissingen naar uitvoering en het informeren en adviseren van het strategisch niveau / bevoegd gezag), het bewaken van de samenhang tussen de verschillende operationele eenheden en de afstemming met het tactische niveau van de ketenpartners. Hoofd Taakorganisatie Speciale interventies (HInt) (indien de Dienst Speciale Interventies van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie wordt ingezet of indien door de Algemeen Commandant Politie aangewezen) en anders Hoofd Taakorganisatie Opsporing. Aanhouding- en Ondersteuningseenheden (AOE) Dienst Speciale Interventies (DSI) 4.6.8.1 Aanhoudings- en ondersteuningseenheden (AOE) Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Aanhouding- en Ondersteuningseenheden (AOE) De AOE is ingesteld om bij aanhoudingen er voor te zorgen dat de veiligheid van de burger, de politieambtenaar en de verdachte niet in het geding komt. De inzet van een AOE is erop gericht om geweld te voorkomen of te beheersen. Door snel en vooral verrassend op te treden wordt bij de aanhouding het gevaar voor derden tot een minimum beperkt. Type verdachten waarvan redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er levensbedreigende omstandigheden dreigen voor de politie of anderen. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Interventies; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Aanhouding en Ondersteuning en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders; Taakcommandanten Aanhouding en Ondersteuning 4.6.8.2 Dienst Speciale Interventies (DSI) Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Dienst Speciale Interventies (DSI) De DSI heeft tot taak het bestrijden van alle voorkomende vormen van grof geweld dan wel terrorisme over het gehele geweldsspectrum en het uitvoeren van specifiek door de minister van Justitie opgedragen taken. Terroristen en verdachten die alle vormen van grof (levensbedreigend) geweld (zullen) gebruiken. Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan het Hoofd Taakorganisatie Speciale Interventies; Geeft leiding aan één of meer teams binnen de organisatie Speciale Interventies en is verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling ervan; Is verantwoordelijk voor het plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen van de operationele activiteiten binnen de tactische kaders. Hoofd DSI. Als de DSI geactiveerd wordt, vervult het Hoofd DSI automatisch de functie van Hoofd Taakorganisatie Speciale Interventies. Onder leiding van de Hint kan er een Taakcommandant (Speciale) Interventies werkzaam zijn. 87 4.6.9 Taakorganisatie Resourcemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Resourcemanagement Het beschikbaar stellen - in de vereiste hoeveelheid en kwaliteit - van mensen, middelen en diensten. De relevante hoofden van de eerder genoemde taakorganisaties Alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Taken bij dit proces zijn o.a.: Zorg dragen voor planning, uitvoering en bewaking van de logistieke en facilitaire ondersteuning zoals materiaal, voeding en financiën ; Zorg dragen voor aflossing van het personeel; Zorg dragen voor logboeken en rapportages en regierol bij het tot stand komen van draaiboeken. (preparatie) nazorg politiemedewerkers Zorg dragen voor veilige werkomgeving Verslaglegging journaal en evaluatie, Hoofd Taakorganisatie Ondersteuning (HON) BackOffice ondersteuning Team Logistieke coördinatie Veiligheidscoördinator 88 4.6.10 Taakorganisatie Informatiemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Teams Informatiemanagement Het vergaren, veredelen, ontsluiten en uitgeven van benodigde informatie aan relevante partijen. Dit zowel binnen de Sectie Politie als aan het Informatiemanagement ROT. De relevante hoofden van de eerder genoemde taakorganisaties Alle bij de hulpverlening betrokken operationele en bestuurlijke diensten Maakt deel uit van de Sectie Politie; Ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Politie; Relevante partijen binnen de Sectie Politie en het Informatiemanagement ROT voorzien van de benodigde informatie Hoofd Taakorganisatie Informatie (HIN) Verkenningseenheid Waarnemingseenheid 4.6.10.1 Verkenningseenheid Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Verkenningseenheid Het (heimelijk) waarnemen respectievelijk volgen van een of meer personen, objecten en/of situaties met als doel informatievergaring Te observeren personen, objecten en/of situaties Mobiele/dynamische observatie; het volgend waarnemen van personen of goederen. Persoonsobservatie; het waarnemen van verdachten en andere personen; Taakcommandanten Verkenningseenheid (denk hierbij aan groepscommandant VE) 4.6.10.2 Waarnemingseenheid Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionaris/rol Waarnemingseenheid Het herkenbaar waarnemen respectievelijk vastleggen van groepen personen, objecten en/of situaties met als doelen informatievergaring en bewijsvoering Te observeren groepen personen, objecten en/of situaties Statische observatie; het waarnemen vanuit een min of meer vast punt, bijvoorbeeld vanuit een voertuig door middel van videocamera nagaan wie deel is van een bepaalde groepering; Dynamische observatie, het mobiel waarnemen en vastleggen van groeperingen en/of situaties. Taakcommandanten Waarnemingseenheid (denk hierbij aan commandant videowagen) 89 4.7 Processen Bevolkingszorg De gemeenten in Midden- en West-Brabant zijn verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van de processen binnen Bevolkingszorg. In een opgeschaalde situatie conform de GRIP-regeling neemt de Algemeen Commandant Bevolkingszorg (AC-Bz) vanaf GRIP 2 plaats in het ROT. De AC-Bz stuurt in de warme fase de processen binnen Bevolkingszorg aan. 4.7.1 Factsheet Bevolkingszorg Hoofdproces Communicatie Proces Pers- en publieksvoorlichting Opvang Voorzien in primaire levensbehoeften Publieke Zorg Registreren gedupeerden Registratie schademeldingen Verplaatsen mens en dier (kleinschalig) Verwanteninformatie Milieubeheer Omgevingszorg Ruimtebeheer Bouwbeheer Doel Strategisch: Betekenisgeving: duiding, dat wil zeggen duidelijk maken wat de crisis betekent voor de samenleving. Dit is expliciet een taak voor de verantwoordelijk burgemeester: de burgemeester als boegbeeld en burgervader. Operationeel: Schadebeperking: waarschuwen voor dreigende situaties en het voorkomen van materiële, milieu- en of gezondheidsschade of de gevolgen hiervan beperken door het geven van gedrags- en handelingsadviezen / -instructies aan burgers en het verstrekken van communicatie adviezen aan het Beleidsteam. Informatieverstrekking: feitelijk over situatie, het verloop van het incident, de genomen en de te treffen maatregelen, openbaarmaking, verklaring en toelichting van het beleid van de burgemeester over de bestrijding van de crisis. Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués, behandelde gewonden en dieren. Het nemen van maatregelen om voedsel, drinkwater, kleding, geld en medicijnen te verstrekken en tijdelijke huisvesting te regelen. Het treffen van maatregelen in geval van (collectieve/grootschalige) uitval van nutsvoorzieningen, gas- of telecomvoorzieningen. Het opstarten van het proces en het organiseren van de personele inzet hierbij. Het opstarten van het proces en het organiseren van de personele inzet hierbij. Het nemen van maatregelen ten aanzien van het evacueren van mens en dier. De organisatie en uitvoering van de evacuatie uit een bepaald gebied. Het verstrekken van geautoriseerde informatie aan familieleden en verwanten over personen en dieren die door een crisis zijn getroffen. Het nemen van maatregelen met als doel het milieu te beschermen. Hieronder vallen toezicht- en handhavingstaken maar ook afvalverwerkingstaken (waaronder het inzamelen van besmette waren) en andere taken op het gebied van bodembescherming en luchtkwaliteit. Het nemen van maatregelen met als doel de leefbaarheid en de sociale veiligheid van de openbare ruimte te beschermen. Het gaat om taken op het gebied van openbare verlichting, rioleringen, wegen, water, groen, et cetera. Het waarborgen van een veilige bebouwde omgeving. Het gaat hierbij om toezicht- en handhavingstaken op het gebied van bouw- en woning toezicht, maar ook over het beheer van monumenten, cultureel erfgoed, openbare gebouwen, kunstwerken. 90 Evacuatie Verplaatsen mens en dier ( grootschalig) Bijzondere uitvaartverzorging Nafase Nazorg Algemene ondersteuning Ondersteuning Bestuurs- en juridische ondersteuning Informatiemanagement Ondersteuning Informatie Het nemen van maatregelen ten aanzien van het evacueren van mens en dier. De organisatie en uitvoering van de evacuatie uit een bepaald gebied. Het nemen van maatregelen ten aanzien van bijzondere uitvaartverzorging, al zorgen voor de mogelijkheid tot (gemeenschappelijke) rouwverwerking, herdenkingsdiensten, stille tochten, en uitvaartdiensten. Bij grote aantallen doden valt hieronder ook het organiseren van de (nood-) begrafenis en teraardebestelling. Het voorbereiden van maatregelen om na de ramp of crisis zo snel mogelijk terug te keren naar een "genormaliseerde" situatie. Daartoe hoort ook het voorbereiden en primair inrichten van een Informatie en Advies Centrum (IAC). Deze organisatie bouwt op als de crisisorganisatie afschaalt. Het organiseren van faciliteiten en infrastuctuur voor taakuitvoering van taken plus bijbehorende personele ondersteuning. Bieden van personele capaciteit en expertise t.b.v. bestuurlijk- juridische advisering op gemeentelijke producten en processen. Verzamelen en doorgeleiden van informatie. 91 4.7.2 Taakorganisatie Communicatie Taak organisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Communicatie In de communicatie staan, ongeacht het type crisis, in essentie drie basisdoelstellingen centraal: Informatievoorziening: Mensen informeren over de situatie, het verloop daarvan, de stand van zaken van de hulpverlening en de genomen maatregelen, e.d.. Schadebeperking: Handelingsperspectief bieden. Instructies die vanuit de overheid worden gegeven aan burgers om hun voorbereidingen te treffen en schade voor henzelf te beperken. Betekenisgeving: Het duiden van de crisis. Betekenis geven aan de feiten, vanuit de behoeften die de samenleving agendeert. Hiermee wordt een brug geslagen tussen de crisisorganisatie en de getroffen bevolking. Media getroffenen (gedupeerden) en hun verwanten; mensen in de directe omgeving van het getroffen gebied; belangstellenden Snelle opbouw van een slagvaardige communicatie waarbij mensen gemobiliseerd worden en goed toegerust aan de slag gaan met communicatieadvisering, omgevingsanalyse en pers- en publieksvoorlichting. Aansluiting op eerdere communicatieactiviteiten richting media en op informatiestroom en -uitwisseling vanuit media via adequate communicatiemiddelen. Communicatieprofessionals stellen binnen hun mandaat eigenstandig vast welke communicatiemiddelen het meest doeltreffend zijn om de communicatiedoelstellingen te bereiken. Multidisciplinaire samenwerking tussen communicatieprofessionals Communicatie: haalt de buitenwereld naar binnen om een informatiepositie op te bouwen en om een communicatieaanpak te ontwikkelen; brengt de binnenwereld weer naar buiten om gericht te voorzien in informatiebehoeften. Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie Assistent Manager Actiecentrum Crisiscommunicatie Logger Omgevingsanalist Coördinator Persvoorlichting Persvoorlichter Coördinator Publieksvoorlichting Publieksvoorlichter Contactpersoon rampenzender Webredacteur 92 4.7.3 Taakorganisatie Publieke Zorg Taakorganisatie Teams Functionarissen / rollen Publieke zorg Directe Zorg (Opvang & Primaire levensbehoeften ) Registeren gedupeerden Registreren schademeldingen Verplaatsing van mens en dier (kleinschalig) Verwanteninformatie Hoofd Taakorganisatie Publieke Zorg: maakt deel uit van de staf van de Sectie Bevolkingszorg; ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Bevolkingszorg; geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer Teamleiders binnen de Taakorganisatie Publieke Zorg en de Taakorganisatie Omgevingszorg en de Taakorganisatie Evacuatie. Wanneer de Algemeen Commandant Bevolkingszorg hiertoe besluit, neemt een tweede Hoofd Taakorganisatie Publieke Zorg de aansturing van de teams van de Taakorganisatie Omgevingszorg en/of Evacuatie over. Teamleider Opvang Teamleider Primaire levensbehoeften Teamleider Registratie Gedupeerden Teamleider Registratie Schade Teamleider verplaatsing van mens en dier Afhankelijk van de situatie kunnen taakorganisaties, teams en/of functies gecombineerd worden. 4.7.3.1 Directe zorg Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Opvang &Voorzien in primaire levensbehoeften Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués, behandelde gewonden en dieren en het nemen van maatregelen om voedsel, drinkwater, kleding, geld en medicijnen te verstrekken en tijdelijke huisvesting te regelen. Het treffen van maatregelen in geval van (collectieve/grootschalige) uitval van nutsvoorzieningen, gas- of telecomvoorzieningen. Een ieder die betrokken is bij een incident of crisis: Daklozen; Evacués; Behandelde gewonden; Huisdieren; Vee. Inrichten van opvangcentra voor mensen die als gevolg van een crisis hun verblijfplaats moeten verlaten; Het opvangen en verzorgen van deze mensen; Het (laten) inrichten van opvanglocaties voor huisdieren en vee; Het (laten) opvangen en verzorgen van deze dieren; Zorgdragen voor (her)huisvesting en het verstrekken van voedsel, kleding, geld en medicijnen; Zorgdragen voor (gedeeltelijk) herstellen van energievoorziening; Zorgdragen voor distributie van nood(drink) water. Teamleider Opvang Teamleider Primaire levensbehoeften 93 4.7.3.2 Registreren gedupeerden Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Registratie Gedupeerden Het registreren op locatie van alle van belang zijnde gegevens over getroffenen van een crisis ten behoeve van het bevoegd gezag, de verwanteninformatie en de nazorg. Slachtoffers Betrokkenen Mensen en dieren die worden opgevangen Het verzamelen van gegevens over getroffenen van een incident en deze informatie verwerken in een centraal (digitaal) systeem en waar nodig aanvullen op basis van de gemeentelijke basisadministratie. Teamleider Registratie Gedupeerden 4.7.3.3 Registratie Schade Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Registratie Schade Verkrijgen van inzicht in de totale omvang van de schade. Registratie en coördinatie van schademeldingen Gedupeerden met schade Het registeren van schademeldingen die door particulieren en bedrijven of instellingen bij de gemeente worden gedaan. Het registreren en zo mogelijk vaststellen van schade aan gemeentelijke eigendommen. Het registreren van experts en taxateurs en hun opdrachtgevers. Het registreren van de schademeldingen en bevindingen van experts en taxateurs, alsmede het aansturen van experts en taxateurs. Zorgdragen voor een quick damage assessment op basis waarvan (nood)reparaties uitgevoerd kunnen worden om onnodige vervolgschade te voorkomen. Teamleider Registratie Schade 4.7.3.4 Verplaatsen mens en dier (kleinschalig) Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Verplaatsen van mens en dier Het nemen van maatregelen ten aanzien van het evacueren van mens en dier. De organisatie en uitvoering van de evacuatie uit een bepaald gebied. Na een beslissing door het bevoegd gezag moeten ten minste de bewoners voor korte of langere tijd een gebied verlaten. Dit om de mogelijke schadelijke gevolgen van een incident /calamiteit (of dreiging daarvan) zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Evacuatie betreft dus een door de overheid (al dan niet gedwongen en meestal onder begeleiding) gelaste verplaatsing van groepen personen en dieren. De politie kan bij dit proces een belangrijke rol spelen en dient hierbij betrokken te worden. Ook het veiligstellen van bijzondere (kunst)objecten en cultureel erfgoed valt binnen dit proces . Mensen en dieren die in een bepaald gebied (al dan niet tijdelijk) verblijven, evacueren . Advisering over de (on)mogelijkheden van evacuatie in specifieke situaties; Na besluitvorming maatregelen treffen om een evacuatie uit te voeren; Coördinatie van uitvoering maatregelen evacuatie. Teamleider Verplaatsen mens en dier 94 4.7.4 Taakorganisatie Evacuatie Taakorganisatie Team Functionarissen / rollen Evacuatie Verplaatsing van mens en dier (grootschalig) Hoofd Taakorganisatie Evacuatie: o maakt deel uit van de staf van de Sectie Bevolkingszorg; o ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Bevolkingszorg; o geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer Teamleiders binnen Taakorganisatie Evacuatie. Teamleider Evacuatie 4.7.4.1 Evacuatie Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Evacuatie Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués, behandelde gewonden en dieren. Mensen en dieren die in een bepaald gebied (al dan niet tijdelijk) verblijven, evacueren. Advisering over de (on)mogelijkheden van evacuatie in specifieke situaties; Na besluitvorming maatregelen treffen om een evacuatie uit te voeren; Coördinatie van uitvoering maatregelen evacuatie. Teamleider Evacuatie 95 4.7.5 Taakorganisatie Omgevingszorg Taakorganisatie Teams Rollen binnen de Taakorganisatie Omgevingszorg Omgevingszorg Milieubeheer Ruimtebeheer Bouwbeheer Hoofd Taakorganisatie Omgevingszorg: o maakt, wanneer de Algemeen Commandant Bevolkingszorg hiertoe besluit, deel uit van de staf van de Sectie Bevolkingszorg; o ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Bevolkingszorg; o geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer Teamleiders binnen de Taakorganisatie Omgevingszorg. Teamleider milieubeheer, Teamleider ruimtebeheer, Teamleider bouwbeheer: o ontvangen leiding van en leggen verantwoording af aan het hoofd Omgevingszorg; o geven leiding aan één of meer Teams binnen de Taakorganisatie Omgevingszorg en zijn verantwoordelijk voor het realiseren van de taakstelling er van. Afhankelijk van de situatie kunnen taakorganisaties, teams en/of functies gecombineerd worden. 4.7.5.1 Milieubeheer Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Milieubeheer Het nemen van maatregelen met als doel het milieu te beschermen. Hieronder vallen toezicht- en handhavingstaken maar ook afvalverwerkingstaken (waaronder het inzamelen van besmette waren) en andere taken op het gebied van bodembescherming en luchtkwaliteit. Hulpverleners; Burgers; Bedrijven; Grond- en waterbeheerders. Het nemen van maatregelen met als doel het milieu te beschermen. Hieronder vallen: Toezichts- en handhavingstaken; Afvaltaken (waaronder het inzamelen van besmette waren); Taken voortvloeiend uit wet- en regelgeving. Teamleider Milieubeheer 96 4.7.5.2 Ruimtebeheer Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Ruimtebeheer Tijdens een ramp of crisis maatregelen nemen voor het beheer van de openbare ruimte van de gemeente. Het gaat om taken op het gebied van openbare verlichting, rioleringen, wegen, water, groen, etc.. Burgers van de getroffen gemeente(n) Beheerders infrastructuur (wegen, spoor, water) Gebruikers infrastructuur (hulpdiensten, transporteurs, particulieren) Grondeigenaren en gebruikers Algemeen Het nemen van maatregelen op het gebied van het beheer van de openbare ruimte van de gemeente. Het betreft taken op het gebied van openbare verlichting, rioleringen, wegen, groen, bodem, etc. Beeldvorming Het in kaart brengen van de gevolgen van het incident in de fysieke leefomgeving om te kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden en welke instanties betrokken moeten worden. Het beoordelen van de staat van wegen en openbare ruimten. Het verzamelen van meldingen van apparatuur (rioleringsignalering). Beheer openbare ruimte Het zo nodig afsluiten van riolen, met het oog op het vrijkomen van gevaarlijke stoffen. Het ondersteunen bij het gebruik en/of de afzetting van de openbare ruimte. Beheer openbare ruimte (groen, verlichting, etc.). Teamleider Ruimtebeheer 97 4.7.5.3 Bouwbeheer Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Bouwbeheer Het waarborgen van een veilige en gezonde bebouwde omgeving. Dit door het nemen van maatregelen op het gebied van het beheer van gebouwen. Het gaat hierbij om toezicht- en handhavingstaken op het gebied van bouwregelgeving, maar ook over het beheer van monumenten, cultureel erfgoed, openbare gebouwen, kunstwerken, enz. Gebouweigenaren en bewoners; Beheerders gemeentelijke gebouwen, musea, archieven en monumenten. Algemeen Het nemen van maatregelen op het gebied van het beheer van gebouwen. Het gaat hierbij om toezichts- en handhavingstaken op het gebied van bouwregelgeving, maar ook het beheer van monumenten, cultureel erfgoed, openbare gebouwen, kunstwerken e.d.. Het behartigen van de belangen van de gemeente als eigenaar van bouwwerken die schade hebben opgelopen of voor opvang of herstelwerk noodzakelijk zijn. Het nemen van maatregelen voor monumenten en cultureel erfgoed. Het verzorgen van noodmaatregelen om gevaarlijke situaties aan bouwwerken aan te pakken of verdergaande schade te voorkomen (noodsloop, stutten). Het veiligstellen en herstellen van distributienetten voor nutsvoorzieningen en communicatie. Beeldvorming Het in kaart brengen van de gevolgen van het incident voor wat betreft de staat van bebouwing om te kunnen bepalen welke maatregelen genomen moeten worden en welke instanties erbij betrokken moeten worden. Beoordelen bouwkundige staat bouwwerken. Functionarissen / rollen Wettelijke basis Woningwet Wabo Monumentenwet Teamleider Bouwbeheer 98 4.7.6 Taakorganisatie Nafase Taakorganisatie Teams Rollen binnen de Taakorganisatie Nafase Omgevingszorg Bijzondere uitvaartverzorging Nazorg Hoofd Taakorganisatie Nafase: o maakt, wanneer de Algemeen Commandant Bevolkingszorg hiertoe besluit, deel uit van de staf van de Sectie Bevolkingszorg; o ontvangt leiding van en legt verantwoording af aan de Algemeen Commandant Bevolkingszorg; o geeft, afhankelijk van de aard en grootte van het incident, leiding aan één of meer Teamleiders binnen de Taakorganisatie Nafase. Teamleider Bijzondere uitvaartverzorging; Teamleider Nazorg: o ontvangen leiding van en leggen verantwoording af aan het hoofd Nafase; o geven leiding aan één of meer Teams binnen de Taakorganisatie Nafase. Afhankelijk van de situatie kunnen taakorganisaties, teams en/of functies gecombineerd worden. 4.7.6.1 Bijzondere uitvaartverzorging Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Bijzondere uitvaartverzorging Het nemen van maatregelen ten aanzien van bijzondere uitvaartverzorging Overledenen Nabestaanden Betrokkenen Hulpverleners Het coördineren van het totale proces rondom de bijzondere uitvaartzorg. In geval van één of meerdere dodelijke slachtoffer(s) zorgen voor de mogelijkheid tot (gemeenschappelijke) rouwverwerking, herdenkingsdiensten, stille tochten en het opvangen van nabestaanden van overledenen. De regie voeren over de organisatie van een stille tocht en/of herdenkingsdienstbijeenkomst. Het bij grote aantallen doden organiseren van een (nood-)begrafenis en een (nood-) begraafplaats (in samenwerking met lokale uitvaartondernemers) Teamleider Bijzondere uitvaartverzorging 99 4.7.6.2 Nazorg Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Nazorg Het voorbereiden van maatregelen om na de ramp of crisis zo snel mogelijk terug te keren naar een "genormaliseerde" situatie. Daartoe hoort ook het voorbereiden en primair inrichten van een Informatie en Adviescentrum (IAC). In deze fase wordt een (project-) organisatie ingericht voor het halen van bepaalde prestaties c.q. het continueren daarvan. De activiteiten zijn gericht op specifieke behoeften aan nazorg bij de slachtoffers. Deze organisatie bouwt op als de crisisorganisatie afschaalt. Getroffenen Familieleden Hulpverleners / betrokken medewerkers Gemeenteraad (in het kader van de verantwoording) Bedrijven Inzicht krijgen in de omvang en gevolgen van de ramp waarbij in ieder geval aandacht bestaat voor psychosociale, medische, materiële en financiële schade en de wijze waarop deze kan worden hersteld en indien van toepassing vergoed. Het opstellen van een advies, plan van aanpak of projectplan met betrekking tot de Nafase ten behoeve van bestuur en/of management. Het IAC draagt zorg voor: één informatiepunt naar de bevolking; het verstrekken van informatie aan betrokkenen; het verzamelen van vragen en peilen van gevoelens van bevolking; het faciliteren, ondersteunen van organisaties werkzaam in het IAC (bijvoorbeeld RIAGG, Sociale zaken, woningbouwcorporaties). Teamleider Nazorg Voor het IAC zijn nodig: Teamleider Informatiecentrum Op de juiste tijd, juiste plaats en in de juiste kwaliteit en kwantiteit (ver)werven, verwerken en leveren van personele en facilitaire voorzieningen. Klantmanager Is verantwoordelijk voor de klantcontacten. Medewerkers Informatie- en adviescentrum Uitvoeren van de werkzaamheden tot het leveren van personele en facilitaire voorzieningen. 100 4.7.7 Taakorganisatie Ondersteuning Taakorganisatie Teams Functionarissen / rollen Ondersteuning Algemene ondersteuning Bestuurs- juridische ondersteuning Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. 4.7.7.1 Algemene Ondersteuning Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Algemene ondersteuning Het organiseren van faciliteiten en infrastructuur voor taakuitvoering en taken plus bijbehorende personele onderst ondersteunen van de crisisorganisatie ten tijde van een ramp of crisis. Crisisorganisatie Advisering en ondersteuning op het gebied van juridische, facilitaire, personele financiële en protocollaire zaken. Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. 4.7.7.2 Bestuurs- en juridische ondersteuning Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Bestuurs- en juridische ondersteuning Het ondersteunen van de crisisorganisatie ten tijde van een ramp of crisis. Crisisorganisatie Bieden van personele capaciteit en expertise t.b.v. bestuurs -juridische ondersteuning op gemeentelijke producten en processen. Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. 101 4.7.8 Taakorganisatie Informatiemanagement Taakorganisatie Teams Functionarissen / rollen Informatiemanagement Ondersteuning Informatie Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. 4.7.8.1 Ondersteuning Informatie Team Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen / rollen Ondersteuning Informatie Verzamelen en doorgeleiden van informatie. Crisisorganisatie Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. Wordt nader ingevuld in taakorganisatieplan. 102 4.8 Processen Water- en scheepvaartzorg Waterbeheer en scheepvaartzorg is in de regio Midden- en West-Brabant de verantwoordelijkheid van meerdere organisaties. In de regio zijn de waterschappen Brabantse Delta, Rivierenland en De Dommel en Rijkswaterstaat (RWS) Noord-Brabant, RWS Zuid-Holland, RWS Zeeland en de provincie Noord-Brabant, de organisaties die waterbeheertaken behartigen. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater, de waterkwantiteit, dijken en scheepvaart: Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater, de waterkwantiteit, en keringen in de gemeenten Aalburg, Woudrichem, Werkendam en gedeeltelijk Drimmelen. Waterschap De Dommel is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit, het zuiveren van afvalwater, de waterkwantiteit, en keringen in de gemeenten Hilvarenbeek, Goirle en gedeeltelijk Tilburg en Alphen en Chaam. Waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor de scheepvaart op de Markvlietboezem, de waterkwaliteit, het zuiveren van afvalwater, de waterkwantiteit, keringen in de overige gemeenten van Midden- en West-Brabant. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit, waterkwantiteit, scheepvaart en nautisch beheer van de volgende rivieren: RWS Zeeland is verantwoordelijk voor het Volkerak-Zoommeer, de Westerschelde en de Schelderijnverbinding; RWS Zuid Holland is verantwoordelijk voor de Maas, het Hollands Diep, de insteekhavens Moerdijk, Nieuwe Merwede en de Waal; RWS Noord-Brabant is verantwoordelijk voor het Oude Maasje, het Markkanaal, het Wilhelminakanaal, de Donge en de Amertak. Een overzicht van de stroomgebieden van het Waterschap en Rijkswaterstaat, is opgenomen als bijlage 3 (paragraaf 6.3) en 4 (paragraaf 6.4). 4.8.1 Factsheet Water- en scheepvaartzorg Proces Waterbeheer: Waterkeren en waterkwantiteitsbeheer Waterbeheer: Waterkwaliteitsbeheer Scheepvaartzorg: Nautisch verkeersmanagement Scheepvaartzorg: Search and Rescue Informatiemanagement Doel De zorg voor de regulatie van de waterhoeveelheden en het peilbeheer in het waterhuishoudkundige systeem. De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en het behoud van het afgesproken niveau of herstel naar dat niveau, inclusief het opruimen van (opdrijvende) stoffen of objecten op water of oevers die het waterbeheer en/of het nautisch beheer hinderen. Het proces vindt zowel plaats tijdens ‘normale’ omstandigheden als bij incidenten en kent twee doelen: Verkeersopstoppingen of verkeersstremmingen te voorkomen en op te lossen, zowel binnen als buiten het rampterrein, om de hulpverlening en bestrijdingsactiviteiten zo min mogelijk te belemmeren en een vlotte verkeersafwikkeling te bevorderen; Economische schade zoveel mogelijk beperken door het scheepvaartverkeer zo spoedig mogelijk weer doorgang te laten vinden, eventueel via een alternatieve route. Opsporing en redding van in nood verkerende mensen en dieren op/onder water in de periode dat er nog overlevingskansen zijn. Relevante partijen binnen de regionale crisisorganisatie voorzien van de benodigde informatie. 103 4.8.2 Taakorganisatie Waterkeren en waterkwantiteitsbeheer Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Waterkeren en waterkwantiteitsbeheer Het beheren en in stand houden van waterkeringen om veiligheid te bieden tegen overstromingen vanuit rijks- en regionale wateren. De zorg voor het reguleren van waterhoeveelheden (peilbeheer) in rijks- en regionale wateren, alsmede het grondwater. Alle instanties die betrokken zijn bij het beheer van waterkeringen en bij het waterkwantiteitsbeheer. Specifiek zijn dit: Rijkswaterstaat, de waterschappen, de Provincie Noord-Brabant, de gemeenten en de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant. Taken: Waterkeren: het in stand houden van waterkeringen volgens de veiligheidsnormen zoals bepaald in de Wet op de waterkeringen en Provinciale Verordening op Regionale Waterkeringen. Waterkwantiteitsbeheer: het handhaven van de vastgestelde peilen in de rijkswateren, zoals vastgelegd in de Wet beheer rijkswateren. Voor de regionale wateren is dit vastgelegd in de door de waterschappen vastgelegde Peilbesluiten. Zorgen voor droge voeten en voor voldoende water (niet te veel en niet te weinig). Verantwoordelijkheden: Waterbeheerders zorgen voor het beheersen en het verminderen van bestaande risico’s op overstromingen, wateroverlast en watertekort. In buitengewone omstandigheden nemen de waterbeheerders maatregelen om de effecten (schade en slachtoffers) voor mens, dier en milieu te beperken. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen binnendijkse en buitendijkse gebieden. In het buitendijkse gebied zijn de gemeenten verantwoordelijk voor bestrijdingsmaatregelen. Bevoegdheden: In de Bestuurlijke Netwerkkaarten worden de bevoegdheden voor het beheer van waterkeringen en wateren beschreven. In het boek ‘Crisis en Recht’ (Ministerie van BZK) worden deze bevoegdheden schematisch nader toegelicht. Burgemeesters; Commissaris van de Koning; Voorzitter bestuur veiligheidsregio; Voorzitter waterschap; Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat (HID); Minister van Infrastructuur en Milieu; Havenmeester. 104 4.8.3 Taakorganisatie Waterkwaliteitsbeheer Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Waterkwaliteitsbeheer De zorg voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en het behoud van het afgesproken niveau of herstel naar dat niveau, inclusief het opruimen van (opdrijvende) stoffen of objecten op water of oevers die het waterbeheer en/of het nautisch beheer hinderen. Onder waterkwaliteitsbeheer valt ook het zuiveren van het afvalwater. De zorg voor de kwaliteit van oppervlaktewaterlichamen behelst het zuiveren van het afvalwater van gemeentelijke rioleringen en van bedrijven, het reguleren van lozingen en het nemen van andere maatregelen in het oppervlaktewaterlichaam. De risico’s die aan het uitvoeren van deze taak verbonden zijn betreffen verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam, door lozing van afvalstoffen of door een natuurlijke oorzaak, en uitval van een zuiveringstechnisch werk. Alle instanties die betrokken zijn bij het waterkwaliteitsbeheer. Als waterkwaliteitsbeheerders worden aangemerkt: Rijkswaterstaat, de Provincie NoordBrabant, waterschappen, gemeenten, Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en bedrijven. Taken: De waterkwaliteitsbeheerder draagt zorg voor het toezicht op de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Verontreiniging van deze wateren kan veroorzaakt worden door bijvoorbeeld: het lozen van olie, verontreinigd bluswater, thermische verontreiniging, nucleaire besmetting, uitval of storing waterzuiveringsinstallatie, botulisme en blauwalg. Verantwoordelijkheden: De waterkwaliteitsbeheerders in rijkswateren (Rijkswaterstaat) of de regionale wateren (de waterschappen) zijn verantwoordelijk voor het beheer van de kwaliteit van water. Binnen het gebied van de regio ligt het opperbevel in geval van een ramp dan wel zwaar ongeval bij de burgemeester(GRIP 3) of voorzitter van de veiligheidsregio (GRIP 4 en 5). De provincie heeft bijzondere bevoegdheden en kan bijvoorbeeld een acute sluiting van zwemwater gelasten. De gemeente en de provincie zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Milieubeheer (toelichten) Bevoegdheden: De Bestuurlijke Netwerkkaarten beschrijven de bevoegdheden voor het waterkwaliteitsbeheer. In ‘Crisis en Recht’ (Ministerie van BZK) worden deze bevoegdheden schematisch toegelicht. Burgemeesters; Commissaris van de Koning; Voorzitter bestuur Veiligheidsregio; Dijkgraaf /watergraaf waterschap; Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat; Minister van Infrastructuur en Milieu; Havenmeester. 105 4.8.4 Taakorganisatie Scheepvaartzorg Taakorganisatie Inleiding Achtergrondinformatie en wettelijk kader Organisatie Rijkswaterstaat (Rijks-)Havenmeester Waterschappen Scheepvaartzorg Het hoofdproces Scheepvaartzorg heeft betrekking op de integrale scheepvaartzorg in crisissituaties. Er wordt onderscheid gemaakt in: Nautisch verkeersmanagement; Search and Rescue. Ten aanzien van Scheepvaartzorg gelden verschillende bevoegdheden. Per proces worden deze verantwoordelijkheden en bevoegdheden nader gespecificeerd. Bestuurlijke netwerkkaarten Crisisbeheersing; Handboek incidentbestrijding Waterrand; Scheepvaartverkeerswet; Wet beheer Rijkswaterstaatwerken; Wet veiligheidsregio’s; Wrakkenwet. Verantwoordelijkheid Buiten het beheergebied van het Havenbedrijf op rijkswateren. Binnen het beheergebied van de (Rijks)havenmeester (havens binnen de gemeenten). Binnen het beheergebied van de waterschappen op regionale wateren. 106 4.8.5 Taakorganisatie Nautische Verkeersmanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Nautisch verkeersmanagement Een vlotte en veilige doorstroming van de scheepvaart op vaarwegen en binnenwateren. Primaire doelgroep is het scheepvaartverkeer. Het waterschap en Rijkswaterstaat kunnen beide optreden in het kader van nautisch verkeersmanagement. Waterschappen treden in het kader van nautisch verkeersmanagement op in regionale wateren. Taken: Verkeersbegeleiding; Verkeersplanning; Regulering in geval van wijzigingen en toegangsbeperking. Verantwoordelijkheden: De nautisch beheerder is verantwoordelijk voor de zorg voor de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer buiten het plaats incident. Naast het waterschap, Rijkswaterstaat en het Havenbedrijf kunnen de Provincie en gemeenten het beheer hebben over bruggen en sluizen in regionale wateren. Binnen het gebied van de regio is het opperbevel in geval van een ramp dan wel zwaar ongeval toegekend aan de burgemeester (GRIP 3) of de voorzitter van de veiligheidsregio (GRIP 4). Bevoegdheden: De bevoegdheden zijn opgenomen in de Scheepvaartverkeerswet en aanverwante wetgeving. Burgemeesters; Commissaris van de Koning Noord-Brabant; Voorzitter bestuur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant; Dijkgraaf /watergraaf waterschap; Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat; Minister van Infrastructuur en Milieu; Inspectie leefomgeving en transport ; Landelijke Eenheid van de Nationale Politie (voor handhaving buiten beheergebied); Provincie; Havenmeester. 107 4.8.6 Taakorganisatie Search and Rescue Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Functionarissen/rollen Search and Rescue Opsporing en redding van in nood verkerende bemanningen en passagiers van schepen. Een ieder die op of in het betreffende water gezocht en/of gered moet worden. Taken: Bij een incident op het water kunnen slachtoffers en/of letsel ontstaan. Slachtoffers en gewonden krijgen door middel van Search and Rescue toegang tot de geneeskundige hulpverleningsketen. Redding van personen kan vanuit het water, reddingsvlotten of vanuit een (veer)boot plaatsvinden. In alle gevallen moeten de geredde personen naar een veilige plek, de aanlandingsplaats, om aan land te geraken. Verantwoordelijkheden: In eerste instantie dienen er aan boord van het betrokken (lucht)vaartuig voldoende reddingsmiddelen aanwezig te zijn voor alle opvarenden; In tweede instantie dient er een beroep te worden gedaan op de capaciteit van in de nabijheid van het incident aanwezige scheepvaart; In derde instantie zal een beroep worden gedaan op de aanwezige reddingscapaciteit van hulpverleningsdiensten zoals helikopters en reddingboten. SAR is een specialistische vorm van redden en is op verschillende wateren verschillend geregeld: Op de Noordzee is de Directeur Kustwacht verantwoordelijk voor de SARtaak, op basis van internationale regelgeving; Op de ruime binnenwateren is ook de Directeur Kustwacht verantwoordelijk gesteld met de uitvoering van SAR, op basis van de Regeling inzake de SARdienst 1994. Deze regeling (tussen de minister van V&W en de minister van Defensie) betreft een uitbreiding van de internationale verantwoordelijkheid; Op de overige wateren (waar de Kustwacht geen verantwoordelijkheid heeft), is de brandweer belast met het redden van mens en dier, op basis van de Wet veiligheidsregio’s. Burgemeester; Hoofdingenieur-directeur Rijkswaterstaat; Dijkgraaf /watergraaf waterschap; Directeur Kustwacht; Brandweer; Korps Landelijke Politiediensten; Havenmeester. 108 4.8.7 Taakorganisatie Informatiemanagement Taakorganisatie Doel Doelgroep Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden Informatiemanagement Koppeling van informatiebronnen en -systemen ten behoeve van eenduidige beeldvorming in de algemene kolom en in de waterkolom; Optimale ontsluiting en beschikbaarheid van informatie in de voorbereiding op en ten tijde van een incident ten behoeve van de crisisbeheersing; Afstemming over welke informatie door alle partijen gedeeld moet worden en hoe kolomspecifieke informatie verwerkt moet worden om buiten de kolom gebruikt te kunnen worden; Vastlegging van gegevens ten behoeve van evaluatie. Alle in de preparatie betrokken partijen; De besluitvormende overleggroepen en operationele actiecentra die betrokken zijn bij de bestrijding van een aan deze processen gerelateerd incident. Taken: Realiseren van mogelijkheden tot uitwisseling van informatie tussen de verschillende systemen; In beide kolommen benoemen van een functionaris die verantwoordelijk is voor de verwerking van informatie tussen de algemene kolom en waterkolom; Vertalen van gedetailleerde, kolomspecifieke informatie in hoofdlijnen of eindconclusies die noodzakelijk zijn voor de beeldvorming en/of besluitvorming in de andere kolom en/of de eigen kolom; Zorgen voor verslaglegging van de overleggen, waarbij genomen besluiten expliciet worden gemaakt en met alle andere partijen in het proces worden gedeeld; Zorgen voor het bijhouden van een logboek per betrokken functionaris, liaison en/of actiecentrum; Zorgen voor archivering van documenten, bestanden, beeldmaterialen en andere gegevens met betrekking tot een incident. Verantwoordelijkheden: Betrokken organisaties dragen zorg voor opleiding van de functionarissen die in de voorbereiding op of ten tijde van een incident een rol vervullen (dit kan binnen de eigen organisatie of multidisciplinair plaatsvinden); Betrokken organisaties dragen zorg voor de organisatorische inrichting van de genoemde taken, zoals bijvoorbeeld het beschikbaar maken en/of koppelen van systemen. Functionarissen/rollen Bevoegdheden: Betrokken functionarissen krijgen toegang tot alle voor hun taakvervulling relevante systemen en bestanden. De sleutelfunctionaris in de informatie-uitwisseling tussen de algemene kolom en de waterkolom zijn de liaisons van de Waterschappen, Rijkswaterstaat en het Havenbedrijf Moerdijk. De liaisons van de bij het proces Waterbeheer & Scheepvaartzorg betrokken partijen nemen plaats in het CoPI en ROT; zij brengen hun specifieke informatie in, hetzij mondeling in het overleg, hetzij op afstand via de Informatiemanager in het besluitvormingsproces. In de backoffices van het ROT neemt een coördinator van de betrokken organisaties plaats die de informatie-uitwisseling met de eigen organisatie onderhoudt. Betrokken organisaties benoemen binnen de eigen ondersteuningsgroepen, operationele teams en/of besluitvormende overleggen een functionaris die belast is met het informatiemanagement en als aanspreekpunt fungeert voor de liaison in het CoPI en/of ROT. 109 DEEL III Partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing 110 5. Partners in rampenbestrijding en crisisbeheersing In elke crisis moet de crisisorganisatie haar activiteiten afstemmen met de activiteiten van tal van andere overheden en externe partners. Met welke partijen moet worden samengewerkt, hangt direct samen met de aard en omvang van het incident. In de Wet veiligheidsregio’s is vastgelegd dat in het Regionaal Crisisplan afspraken met crisispartners over risico- en crisisbeheersing worden opgenomen. De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant heeft met een aantal partners afspraken gemaakt. In het kader van de implementatie van het Regionaal Crisisplan zullen deze afspraken worden geactualiseerd en verder worden uitgewerkt. Voor andere partners geldt dat de afspraken nog moeten worden gemaakt. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de bestaande en nog te maken afspraken met crisispartners. 5.1 Afspraken met crisispartners Met de crisispartners maakt de regio in convenanten, rampbestrijdingsplannen en overige plannen afspraken over de aansluiting in de crisisorganisatie van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Dit heeft betrekking op de aansluiting op: Sturende processen: hiermee worden afspraken bedoeld over leidinggevende functionarissen of liaisons die aansluiten in een CoPI of ROT. Ondersteunende processen: hiermee worden afspraken bedoeld over het uitwisselen van informatie tijdens een incident ten behoeve van het totaalbeeld over het incident. In de samenwerking met andere overheden en externe partners hanteren de samenwerkende partijen de volgende uitgangspunten: Alle partijen zijn zich bewust van de eigen (wettelijke) verantwoordelijkheden en bevoegdheden en van die van de andere betrokken partijen. Alle partijen tonen zich bereid om in geval van conflicterende verantwoordelijkheden en bevoegdheden keuzes te maken en geschillen te beslechten vanuit het maatschappelijk belang. 5.2 Gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD-en) Op het gebied van publieke gezondheid werkt de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant samen met de regionale GGD-en van West-Brabant en Hart voor Brabant. De afstemming met de GGD vindt plaats binnen de geneeskundige keten, onder regie van de GHOR. Met betrekking tot (voorbereiding op) de bestrijding van infectieziekten behorend tot de categorie A is in de Wet Publieke Gezondheid een aantal bevoegdheden neergelegd bij de voorzitter van de veiligheidsregio. De veiligheidsregio en de GGD-en zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de voorbereiding op de infectieziektebestrijding. Het deel van het crisisplan dat betrekking heeft op infectieziektebestrijding wordt daarom ook ter vaststelling voorgelegd aan de besturen van de GGD-en. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot infectieziektebestrijding zijn uitgewerkt in paragraaf 4.5.3.3. 5.3 Waterbeheer en scheepvaartzorg De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant werkt bij de bestrijding van incidenten en calamiteiten op, in en door het water samen met de relevante ‘waterpartners’: Waterschap Brabantse Delta (coördinerend waterschap in met name de planvorming en OTO); Waterschap Rivierenland; Waterschap De Dommel; Waterschap Aa en Maas; Rijkswaterstaat, dienstonderdelen Zee en Delta, Zuid-Nederland en West-Nederland Zuid. In bijlage 3( paragraaf 6.3) is een grafisch overzicht opgenomen van de verschillende stroomgebieden van de waterschappen. De waterpartners zullen er zorg voor dragen dat er bij water gerelateerde incidenten en calamiteiten er een vertegenwoordiging aanwezig zal zijn ter advisering in het CoPI, ROT, GBT en RBT. Deze vertegenwoordiger zal mogelijk worden bijgestaan door een assistent liaison. De afspraken met de waterpartners worden vastgelegd in een convenant. In Deel II zijn de processen met betrekking tot waterbeheer en scheepvaartzorg opgenomen. 111 5.4 Openbaar Ministerie (OM) In situaties van gijzeling, ontvoering, terrorisme, continuïteit strafrechtspleging en – uitvoering is het OM het bevoegde gezag dat primair aan zet is bij de crisisbeheersing. In deze situaties is de gezagrol van de hoofdofficier van justitie op basis van art. 13 Politiewet leidend. De burgemeester (GRIP 3) of de voorzitter van de veiligheidsregio (GRIP 4) stemt maatregelen ter handhaving van de openbare orde af met de hoofdofficier van justitie. Desgewenst vindt de afstemming plaats in een apart (regionaal) driehoeksoverleg. Het OM houdt rekening met de maatschappelijke impact en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de (lokale) overheid. Bij opschaling naar GRIP 3 en GRIP 4 maakt een vertegenwoordiger van het OM deel uit van de kernbezetting van het GBT c.q. RBT. 5.5 Defensie Defensie kent een aantal vormen van ondersteuning aan de civiele autoriteiten. Militaire bijstand op grond van de Politiewet 1993 Onder militaire bijstand wordt verstaan: de door de bestuurlijke of justitiële autoriteiten gevraagde hulpverlening door de krijgsmacht ter handhaving van de openbare orde of strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, evenals de hulpverlening van de krijgsmacht in het geval van een ramp of zwaar ongeval of bij de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Bij militaire bijstand wordt defensiepersoneel op basis van de artikelen 58, 59 en 60 van de Politiewet 1993 onder gezag van een civiele autoriteit geplaatst. De handhaving van de openbare orde geschiedt onder gezag van de burgemeester, terwijl de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en het verrichten van taken ten dienste van de justitie geschiedt onder gezag van de officier van justitie. Van belang is dat deze inzet een getrapte systematiek heeft: wanneer er een behoefte is aan bijstand, zal eerst in de behoefte moeten worden voorzien door andere regiokorpsen. Wanneer niet in deze behoefte kan worden voorzien, kan een beroep worden gedaan op de krijgsmacht. Militaire bijstandbij rampen of zware ongevallen op grond van de Wet veiligheidsregio’s In de Wet veiligheidsregio’s is de militaire bijstand geregeld in artikel 51. Dit artikel bepaalt dat de voorzitter van de veiligheidsregio een verzoek tot bijstand kan doen aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Aanvragen voor militaire bijstand worden uitgevoerd volgens de procedure, omschreven in het Handboek 32 Bijstand van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) . Toetsing van aanvragen alsmede het stellen van eventuele prioriteiten worden uitgevoerd door het NCC/LOCC. Militaire Steunverlening in het openbaar belang Onder militaire steunverlening wordt verstaan: de steun door de krijgsmacht –niet zijnde militaire bijstandin situaties waarbij openbare belangen in het geding zijn. Het betreft goederen of diensten die dringend benodigd zijn en waarin niet, niet afdoende of niet tijdig door het aanvragende bestuursorgaan kan worden voorzien. Het operationeel bevel over de eenheden belast met de uitvoering van de steunverlening berust bij de door de minister van Defensie aangewezen commandant. De commandant handelt op aanwijzing en onder verantwoordelijkheid van het aanvragende bestuursorgaan. Naast inzet van Defensie bij crisisbeheersing en rampenbestrijding, worden er structureel een aantal nationale taken uitgevoerd voor civiele overheden. Voor deze taken hoeft geen apart verzoek te worden ingediend. Voorbeelden van deze taken zijn kustwachttaken, explosieve opruiming en de bestrijding van luchtvaartterrorisme. Defensie stelt gegarandeerde en niet gegarandeerde capaciteiten ter beschikking, daar waar de civiele kolommen niet tijdig kwalitatief en/of kwantitatief in eigen middelen kunnen voorzien . Hierbij moet benadrukt worden dat dit landelijke capaciteiten zijn en daarom niet regionaal gegarandeerd worden. Defensie beschikt verder over unieke en specifieke capaciteiten die niet in de Catalogus ICMS zijn opgenomen. Bij behoefte kunnen deze Defensiecapaciteiten worden aangevraagd. Zij zijn echter niet gegarandeerd. Aanvragen worden uitgevoerd volgens de procedure, omschreven in het Handboek Bijstand van het LOCC Toetsing van aanvragen alsmede het stellen van eventuele prioriteiten worden uitgevoerd door het NCC/LOCC. De Officier Veiligheidsregio (OVR) is de militair adviseur binnen de veiligheidsregio. In de warme fase is de OVR lid van de Sectie Resourcemanagement in het ROT. De OVR wordt gealarmeerd vanaf GRIP 2. Hij adviseert over en ondersteunt bij de aanvraag van (specifieke) defensiecapaciteiten. Daarnaast zorgt hij ervoor dat de daadwerkelijke inzet van de gevraagde capaciteiten zo veel als mogelijk bespoedigd wordt. 32 Het Handboek Bijstand staat op de website van het LOCC: www.hetlocc.nl 112 De burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio kan een liaison van Defensie uitnodigen voor het GBT en RBT bij opschaling naar respectievelijk GRIP 3 en GRIP 4. In Deel II zijn de taken van Defensie opgenomen onder het proces Resourcemanagement. De afspraken met Defensie worden nader uitgewerkt in navolging op de resultaten van de landelijke werkplaats Resourcemanagement. In de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant liggen twee militaire vliegvelden, de vliegbasis Gilze-Rijen en de vliegbasis Woensdrecht. De afspraken met Defensie voor de bestrijding van calamiteiten op deze vliegvelden zijn vastgelegd in rampbestrijdingsplannen. 5.6 Buurregio’s Voor risico- en crisisbeheersing op bovenregionale schaal en voor interregionale bijstand sluit de regio convenanten over samenwerking af met de volgende buurregio’s: Veiligheidsregio Brabant-Noord Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond Veiligheidsregio Zeeland Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid 5.7 Nationale ramp of crisis In situaties waarin de nationale veiligheid in het geding is doordat één of meer vitale belangen worden aangetast en waarin de reguliere structuren en/of hulpmiddelen niet toereikend zijn om de stabiliteit te handhaven, is sprake van een nationale crisis en wordt de crisisbeheersing aangestuurd en gecoördineerd door de landelijke crisisorganisatie. Voor de veiligheidsregio is het Nationaal Crisis Centrum (NCC) een belangrijke partner. Het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) is verantwoordelijk voor de afhandeling van bijstandsverzoeken van de veiligheidsregio’s. Het NCC vervult de functie van interdepartementaal facilitair communicatiecentrum en knooppunt van en voor de bestuurlijke informatievoorziening. Het NCC ondersteunt de (inter)departementale crisisbesluitvorming Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing (ICCB) en Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCB), op ambtelijk als op politiek-bestuurlijk niveau. Daarnaast zijn in Nederland ongeveer twintig instanties betrokken bij terrorismebestrijding. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTV) is aangesteld om de samenwerking tussen al deze instanties te verbeteren. De coördinator is verantwoordelijk voor: Analyse van (inlichtingen-)informatie; Beleidsontwikkeling; Regie over te nemen beveiligingsmaatregelen bij de bestrijding van terrorisme. De NCTV en zijn medewerkers vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie. Organisatorisch en beheersmatig is de organisatie van de NCTV ondergebracht bij het ministerie van Veiligheid en Justitie, op vergelijkbare wijze als een directoraat-generaal. De taken van de NCTV zijn: Combineren, analyseren en integreren van informatie van inlichtingenverschaffende diensten, bestuurlijke, wetenschappelijke en overige bronnen. Zo kunnen integrale analyses, dreigingsbeelden en andere kennisproducten worden gemaakt inzake terrorisme en radicalisering. Deze vormen de inhoudelijke basis voor beleidsontwikkeling. Ontwikkeling van een helder, samenhangend en eenduidig beleid op het vlak van terrorismebestrijding. Dit geldt ook voor strategische en internationale beleidsontwikkeling; Regie op samenwerking van de verschillende partijen die betrokken zijn bij terrorismebestrijding. Dit geldt zowel voor structurele en incidentele samenwerking. Regie op voorlichting, woordvoering en communicatiestrategie op het vlak van terrorismebestrijding. Onderhouden, uitvoeren en vernieuwen van het nationaal stelsel van bewaken en beveiligen. Toezien op beveiliging van de burgerluchtvaart. Bij de beveiliging van de burgerluchtvaart en het stelsel bewaken en beveiligen gaat het niet alleen om terroristische dreigingen maar ook om andere soorten dreigingen, zoals gewelddadige actievoerders en verwarde personen. Met het bundelen van deze taken wordt de slagvaardigheid van de overheid vergroot. Het LOCC ondersteunt de veiligheidsregio’s namens de minister van Veiligheid en Justitie in alle (multidisciplinaire) operationele aspecten in geval van dreigende of acute crises, rampen, grootschalige incidenten en evenementen 113 (nationaal en internationaal). Het LOCC coördineert de bovenregionale inzet en bijstand van politie- en veiligheidsregio’s, en krijgsmacht in de voorbereidings- en responsfase. Op verzoek van de voorzitter van de MCCB kan de Landelijk Operationele Staf (LOS) worden geactiveerd. De LOS bestaat uit een voorzitter en vertegenwoordigers afkomstig vanuit de brandweer-, GHOR-, politie- en Defensieorganisatie. De LOS heeft tot taak het leveren van operationeel advies over de beschikbaarheid van mensen en middelen ten behoeve van nationale rampenbestrijding en crisisbeheersing in het kader van openbare orde. Om dit te kunnen doen is de LOS opgebouwd uit vier secties: Planning en Advies, Operaties en Bijstandscoördinatie, Informatiemanagement en Facilitaire Ondersteuning. Deze secties worden bemand door personeel van het LOCC. In geval van langdurig en intensief optreden bij een ramp van nationale omvang kan het Staf Detachement Nationale Operaties van het Ministerie van Defensie aansluiten bij het LOCC, met name voor het leveren van planningscapaciteit. Het advies van de LOS verloopt alleen via de nationale besluitvormingsstructuur. De LOS draagt verder zorg voor de communicatie over en de afstemming van de in de nationale crisisbesluitvormingsstructuur genomen besluiten richting de operationele diensten via het NCC. 5.8 Internationale samenwerking De Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant ligt aan de Belgische grens. Voor risico- en crisisbeheersing op bovenregionale schaal maakt de regio met de Belgische overheden afspraken over samenwerking bij grensoverschrijdende incidenten, rampen en crises. 5.9 Sector Vitale Infrastructuur Bij rampen en crises waarbij de vitale infrastructuur is getroffen of wordt bedreigd werkt de veiligheidsregio samen met externe partners die verantwoordelijk zijn voor de vitale voorzieningen. Het gaat om de volgende partners: Drinkwatervoorziening; Gas en elektra (netbeheerders en energiemaatschappijen); Telecom; Openbaar vervoer (vervoerders en spoorbeheerder). Het Regionaal Risicoprofiel wordt verder uitgewerkt voor het scenario ‘uitval nutsvoorzieningen’. Hierin worden mogelijk andere relevante externe partners geïdentificeerd. De veiligheidsregio zal convenanten afsluiten met de partners uit de sector vitale infrastructuur. 5.10 Rijksheren Rijksheren zijn rechtstreeks bestuurlijk vertegenwoordiger van de vakminister in hun eigen territoriaal gebied. Zij mogen bij een crisis tijdelijk bestuurlijke noodbevoegdheden van hun minister uitoefenen. Aan twee voorwaarden moet er zijn voldaan: de desbetreffende noodbevoegdheden zijn ten tijde van de concrete crisis door de Minister-president in werking gesteld, en de vakminister verleent ten tijde van die crisis een speciaal noodmandaat voor het gebruik van een of meer van de inwerkinggestelde noodbevoegdheden. De vakminister bepaalt of hij het noodzakelijk vindt dat in een concrete crisis een of meer van zijn eigen rijksheren optreden. Pas als hij besluit dat ‘het nuttig en nodig is’ en als gevolg hiervan een noodmandaat verleent, is de rijksheer gelegitimeerd tot optreden. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de rijksheer noodbevoegdheden mag gebruiken in een crisis. De minister kan zo’n mandaat ook clausuleren door aan te geven in welk geval de noodbevoegdheid mag worden uitgeoefend. De rijksheren leggen na de crisis rekening en verantwoording af aan hun eigen minister. Veel departementen hebben hun eigen rijksheren, elk voor hun eigen gebied. Binnen de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn de volgende rijksheren relevant: Ministerie Rijksheer Binnenlandse Zaken Commissaris van de Koning Veiligheid en Justitie Buitenlandse Zaken Infrastructuur en Milieu Hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Directeur Kamer van Koophandel en fabrieken Volksgezondheid, Welzijn en Sport Regionaal Geneeskundig Inspecteur Defensie Regionaal Militair Commandant Zuid De Commissaris van de Koning is tevens de coördinerend rijksheer voor alle rijksheren. 114 5.11 Bestuurlijk netwerk Bestuurlijke netwerkkaarten maken inzichtelijk wie in een crisis verantwoordelijk is op bestuurlijk niveau. Hierin worden ook de positie van de rijksheren ten aanzien de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uitgewerkt. Voor de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant worden de bestuurlijke netwerkkaarten uitgewerkt en bestuurlijk vastgesteld . 5.12 Overige partners Naast bovengenoemde partners zijn er op dit moment ook convenanten afgesloten met Omroep Brabant ten aanzien van het fungeren als rampenzender. Het BOT-mi, de Kustwacht en de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij. 115 6. Bijlagen 6.1 Bijlage 1 – GRIP-schema33 33 Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming, NCTV, april 2013. 116 6.2 Bijlage 2 – Procesmodel Sturen Rampenbestrijding & Crisisbeheersing Het proces sturen rampenbestrijding en crisisbeheersing wordt weergegeven in het processchema hieronder en levert drie producten op: besluit bestrijdingsstrategie; inzetplan; inzetopdracht. Het volledige procesmodel Sturen Rampenbestrijding & Crisisbeheersing is beschikbaar op de website van Infopunt Veiligheid (www.infopuntveiligheid.nl). Besluit bestrijdingstrategie Doel: Bereiken dat bekend wordt wat er bereikt moet worden bij de beheersing van de crisis c.q. de bestrijding van de ramp (te realiseren prestaties) en welke beleids- en tolerantiegrenzen daarbij in acht moeten worden genomen. Minimale inhoud van het Besluit bestrijdingsstrategie: 1 Toestand (omgevingsinformatie, condities) 1.1 Totaalbeeld: incidentbeschrijving 1.2 Regionaal Risicoprofiel incidentscenario: 1.2.1 Waarschijnlijkheid 1.2.2 Impact 2 Beleid 2.1 Beleiduitgangspunten (uit Regionaal Beleidsplan) 2.2 Afspraken bestuurlijke ketenpartners 2.3 Verzoek/aanwijzingen/voorzieningen 3 Maatregelen 3.1 Te behalen bestuurlijke en operationele prestaties (in incident-/herstelfase): te bereiken effecten 3.2 Te hanteren beleiduitgangspunten (o.a. risico’s voor hulpverleners) 3.3 Te hanteren tolerantiegrenzen 3.4 Bestuurlijke condities: toepassing (nood)bevoegdheden 3.5 Toelichting / onderbouwing 4 Ondersteuning Bereikbare en beschikbare Personele voorzieningen Facilitaire voorzieningen Mate van bijstand 117 Inzetplan Doel: Bereiken dat bekend wordt hoe de (bestrijdings)strategie integraal gerealiseerd moet worden, inclusief de door betrokken partijen in te zetten capaciteiten. Minimale inhoud: 1 Toestand (omgevingsinformatie, condities) 1.1 Totaalbeeld: incidentbeschrijving 1.2 Regionaal Risicoprofiel incidentscenario: 1.2.1 Waarschijnlijkheid 1.2.2 Impact 1.2.3 Beïnvloedingsmogelijkheden 2 Beleid (bestrijdingstrategie) 2.1 Te behalen operationele prestaties (in incident-/herstelfase) 2.2 Te hanteren beleiduitgangspunten 2.3 Te hanteren tolerantiegrenzen 2.4 Bestuurlijke condities: toepassing (nood)bevoegdheden 2.5 Toelichting / onderbouwing 2.6 Bereikbare en beschikbare personele en facilitaire voorzieningen, mate van bijstand 2.7 Wijzigingen t.o.v. eerdere versie bestrijdingstrategie 3 Maatregelen 3.1 Maatregelen en voorzieningen: start van processen / knoppen 3.1.1 Brandweer 3.1.2 GHOR 3.1.3 Bevolkingszorg 3.1.4 Politie 3.1.5 Overige sectoren 4 Ondersteuning 4.1 Personele voorzieningen 4.1.1 Dienstroosters 4.1.2 Opvang en briefing 4.1.3 Nazorg 4.1.4 Alarmering (op- en afschalen) 4.2. Facilitaire voorzieningen 4.2.1 Huisvesting 4.2.1.1 Locatie aansturingniveaus 4.2.1.2 Opkomstlocaties 4.2.2. Middelen 4.2.2.1 Uitrusting en kleding 4.2.2.2 Catering 4.2.2.3 Materieel en vervoersdiensten 4.2.2.4 Communicatiemiddelen (C2000) 4.2.3. ICT 4.2.3.1 Crisismanagementsysteem (LCMS) 4.2.4. Financiën 4.2.4.1 Kosten maatregelen en voorzieningen 4.2.4.2 Verrekening van kosten 5. Organisatieaspecten 5.1 Organisatiestructuur 5.1.1 Organogram 5.1.2 Functiestructuur leiding & coördinatie 5.2 Verbindingsschema 118 Inzetopdracht Doel: Bereiken dat het werk kan worden uitgevoerd. Minimale inhoud: 1 Toestand (omgevingsinformatie, condities) 1.1 Totaalbeeld: incidentbeschrijving 1.2 Context ten behoeve van specifieke uitvoering 2 Beleid (bestrijdingstrategie) 2.1 Beleiduitgangspunten 2.2 Tolerantiegrenzen 2.3 Bestuurlijke condities: toepassing (nood)bevoegdheden 2.4 Toelichting / onderbouwing 2.5 Wijzigingen t.o.v. eerdere inzetopdracht 3 Maatregelen 3.1 Te realiseren prestatie / uit te voeren maatregelen Zo nodig nadere invulling door werkplaatsen. 4 Ondersteuning 4.1 Personele voorzieningen 4.1.1 Dienstroosters 4.1.2 Opvang en briefing 4.1.3 Nazorg 4.1.4 Alarmering (op- en afschalen) 4.2 Facilitaire voorzieningen 4.2.1 Huisvesting 4.2.1.1 Locatie aansturingniveaus 4.2.1.2 Opkomstlocaties 4.2.2 Middelen 4.2.2.1 Uitrusting en kleding 4.2.2.2 Catering 4.2.2.3 Materieel en vervoersdiensten 4.2.2.4 Communicatiemiddelen (C2000) 4.2.3 ICT 4.2.3.1 Crisismanagementsysteem (LCMS) 4.2.4 Financiën 4.2.4.1 Kosten maatregelen en voorzieningen 4.2.4.2 Verrekening van kosten 5 Organisatieaspecten 5.1 Organisatiestructuur 5.1.1 Organogram 5.1.2 Functiestructuur leiding & coördinatie 5.2 Verbindingsschema 119 6.3 Bijlage 3 – Stroomgebieden Waterschappen 120 6.4 Bijlage 4 – Stroomgebieden Rijkswaterstaat 121 6.5 Bijlage 5 – Afkortingenlijst AC Ac-Bz AGS AIVD AOE AOV AT BOB BOT BOT-mi BT Bvr BZK CaCo CBRN€ CdK CGOR CGV CIE COL CoPI DCC DCMR DKDB DPG DSI DSRT EL&I GAGS GBT GGD GGZ GHOR GMK GNK-C GRIP GROP HBB HGN HHN HID HIN HMob HOha HON HOpex HOps HOvD HOvJ IAC ICCB IRBT IROT LCMS LNV LOCC LOS LTFO MCCB MCU ME Algemeen Commandant Algemeen Commandant Bevolkingszorg Adviseur Gevaarlijke Stoffen Algemene Inlichten- en Veiligheidsdienst Aanhoudings en ondersteuningseenheid Ambtenaar Openbare Veiligheid Adviesteam Beeldvormen, oordeelsvormen en besluitvormen Beleids Ondersteunend Team Beleidsondersteunend Team Milieu Incidenten Beleidsteam Besluit veiligheidsregio’s Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Calamiteitencoördinator Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair, (Explosief) Commissaris van de Koning Centrum voor Gezondheidsonderzoek bij Rampen Coördinator Gewondenvervoer Criminele Inlichtingen Eenheid Coördinerend Operationeel Leider Commando Plaats Incident Departementaal Coördinatie Centrum Milieudienst Rijnmond Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging Directeur Publieke Gezondheid Dienst Speciale Interventies Dienst Specialistische Recherche Toepassingen Economische Zaken, Landbouw en Infrastructuur Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen Gemeentelijk Beleidsteam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheidszorg Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio Gemeenschappelijke Meldkamer Geneeskundige Combinatie Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure GGD Rampen Opvangplan Hoofd Taakorganisatie Bewaken en Beveiligen Hoofd Gewondennest Hoofd Taakorganisatie Handhaven Netwerken Hoofdingenieur-directeur Hoofd Taakorganisatie Informatie Hoofd Taakorganisatie Mobiliteit Hoofd Taakorganisatie Handhaving Hoofd Taakorganisatie Ondersteuning Hoofd Taakorganisatie Opsporingsexpertise Hoofd Taakorganisatie Opsporing Hoofdofficier van Dienst Hoofdofficier van justitie Informatie Advies Centrum Interdepartementale Commissie Crisisbeheersing Interregionaal Beleidsteam Interregionaal Operationeel Team Landelijk Crisis Management Systeem Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum Landelijke Operationele Staf Landelijk Team Forensische Opsporing Ministeriële Commissie Crisisbeheersing Mobiele Commando Unit Mobiele Eenheid 122 MIVD MMT MPL NCC NCTV NRG OM OvD OvD-B OvD-Bz OvD-GHOR OvD-P OvD-RWS OvJ OVR PD PDM PSHOR RAV RBT RCC RCP RCvD RIVM ROL ROT RRCP RWS SAR SGBO SIGMA SMH TEV TGO V&W VE VenJ VRMWB VROM Vz WABO WAS WVD Wvr Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst Mobiel Medisch Team Meetplanleider Nationaal Crisiscentrum Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Nucleaire dienstverlening voor Energie, Milieu en Gezondheid Openbaar Ministerie Officier van Dienst Officier van Dienst Brandweer Officier van Dienst Bevolkingszorg Officier van Dienst GHOR Officier van Dienst Politie Officier van Dienst Water- en Scheepvaartzorg Officier van justitie Officier Veiligheidsregio Plaats Delict Plaats Delict Management Psychosociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Regionale Ambulance Voorziening Regionaal Beleidsteam Regionaal Coördinatie Centrum Regionaal Crisisplan Regionaal Commandant van Dienst Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Operationeel Leider Regionaal Operationeel Team Referentiekader Regionaal Crisisplan Rijkswaterstaat Search and Rescue Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden Snel Inzetbare Groep ter Medische Assistentie Spoedeisende Medische Hulp Team Explosievenverkenning Team Grootschalige Opsporing Verkeer & Waterstaat Verkenningseenheid Veiligheid en Justitie Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Voorzitter Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht Waarschuwings- en Alarmeringsstelsel Waarschuwings- en Verkenningsdienst Wet veiligheidsregio’s 123 6.6 Bijlage 6 – Verzendlijst De commissaris van de Koning van de provincie Noord-Brabant De burgemeesters en locoburgemeesters van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De colleges van burgemeester en wethouders De gemeentesecretarissen van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De gemeenteraden van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De ambtenaren rampenbestrijding van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De algemeen directeur Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De Regionaal Commandant Brandweer De directeur Publieke Gezondheid De directeur Gemeenschappelijke Meldkamer De Ondernemingsraad van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De leden van het Multiteam De leden van de Werkgroep MDBO en de Werkgroep MDP van het Veiligheidsbureau De eenheidschef van de Politie Eenheid Zeeland West-Brabant De hoofdofficier en de plv. van justitie arrondissement Zeeland – West-Brabant De directeur van het Havenschap Moerdijk De directeur van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant De dijkgraaf van Waterschap Rivierenland De dijkgraaf van Waterschap Aa en Maas De dijkgraaf van Waterschap Brabantse Delta De watergraaf van Waterschap De Bommel De hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland De calamiteitencoördinatoren van de Waterschappen in de regio Midden- en West-Brabant De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Zeeland De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Brabant-Noord De algemeen directeur van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost De raden van bestuur van ziekenhuizen in de regio Midden- en West-Brabant De commissaris van de Koning van de provincie Zuid-Holland De commissaris van de Koning van de provincie Zeeland De commissaris van de Koning van de provincie Gelderland De Gouverneur van Antwerpen De directeuren van de (Brzo-)bedrijven met rampbestrijdingsplan De Officier Veiligheidsregio van de veiligheidsregio Midden- en West-Brabant De Regionaal Militair Commandant van 13 Gemechaniseerde Brigade van Defensie De Koninklijke Marechaussee De commandant van de vliegbasis Gilze-Rijen De commandant van de vliegbasis Woensdrecht De directie van Veolia De directie van de NS De directie van Prorail De directeur van de Gasunie De directeur van Netbeheer Nederland De directeur van Enexis De directeur van Brabant Water De directie van Evides De directie van Omroep Brabant De directeur van de KNRM De directeur Kustwacht De algemeen directeur van het Nederlandse Rode Kruis De minister van Veiligheid en Justitie De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid De korpschef van de Nationale Politie Het Nationaal CrisisCentrum Het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum De algemeen directeur van de Kamer van Koophandel Het hoofd van de Inspectie Veiligheid en Justitie 124 De Inspecteur-generaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg De Inspecteur-generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport De algemeen directeur van het Instituut Fysieke Veiligheid Het bureau Veiligheidsberaad 125