Oefenmateriaal T4 1 Grondontsmetting Jaar in jaar uit aardappelen verbouwen op hetzelfde stuk grond is niet goed omdat in de grond het aantal organismen (aaltjes) die de aardappelen aantasten, toeneemt. Door gebruik te maken van grondontsmettingsmiddelen worden de aaltjes bestreden, zodat met wel vaker aardappelen kan telen op hetzelfde stuk grond. Een grondontsmettingsmiddel dat men tegen aaltjes kan gebruiken, heeft de volgende structuurformule: CH2Cl Cl verbinding A H H Van verbinding A bestaan verscheidene isomeren. Eén van die isomeren, verbinding B verschilt alleen n ruimtelijke structuur van verbinding A: Cl H verbinding B H a 3p CH2Cl Geef de systematische naam van verbinding A, zodanig dat daaruit blijkt in welk opzicht verbinding A van verbinding B verschilt. . Hoewel alleen verbinding A werkzaam is tegen aaltjes, werd jarenlang een mengsel van verbinding A en verbinding B gebruikt als grondontsmettingsmiddel tegen aaltjes. Verbinding A en verbinding B zijn onderzocht op giftigheid voor de mens. Hierbij is gebleken dat beide stoffen een zekere mate van mutageniteit bezitten. Op basis hiervan zou het gebruik van beide stoffen verboden moeten worden. De mutagene eigenschappen zijn echter zo gering dat men het risico voor gebruikers en omwonenden verwaarloosbaar klein acht. Daarom heeft men besloten om het gebruik van verbinding A in ieder geval tot het jaar 2004 toe te staan. Het gebruik van mengsels van verbinding A en verbinding B is sinds 1 augustus 1999 echter verboden. Mengsels van verbinding A en verbinding B die bij de bereiding van het ontsmettingsmiddel ontstaan, moeten dus sinds 1 augustus 1999 gescheiden worden. Destillatie is een scheidingsmethode die men vaak kan toepassen om een mengsel van verbindingen te scheiden. Er bestaan echter mengsels van stereo-isomeren die men niet kan scheiden door middel van destillatie. b 2p Leg uit bij welk soort stereo-isomeren een mengsel zeker niet door middel van destillatie te scheiden is. c 2p Leg uit of verwacht mag worden dat een mengsel van verbinding A en verbinding B door middel van destillatie te scheiden is. Geef op basis van bovenstaande gegevens een argument dat de wetgever gebruikt kan hebben om het gebruik van mengsels van verbinding A en verbinding B te verbieden d 2p 2 Parkinson De ziekte van Parkinson is een neurologische aandoening. Wanneer van een bepaalde soort hersencellen een aanzienlijk deel is afgestorven, komt deze ziekte tot uiting. Deze hersencellen produceren de stof dopamine. Dopamine speelt een rol in de overdracht van impulsen vanuit de hersenen naar het ruggenmerg. In deze hersencellen wordt dopamine gevormd via twee opvolgende reacties. In de eerste reactie wordt uit L-tyrosine met behulp van een enzym L-dopa gevormd. De structuurformule van L-dopa is : HO O HO H CH2 C C OH NH2 In de tweede reactie ontstaat dopamine uit L-dopa, onder invloed van het enzym Ldopadecarboxylase. Bij deze reactie ontleedt L-dopa tot dopamine en koolstofdioxide. De aanduiding ‘L’ in L-tyrosine en L-dopa geeft informatie over de ruimtelijke structuur van de moleculen van deze stoffen. In de naam van dopamine is de aanduiding ‘L’ niet nodig. a Geef de reactievergelijking voor de ontleding van L-dopa tot dopamine en koolstofdioxide. Gebruik daarbij structuurformules voor L-dopa en dopamine b Leg aan de hand van de structuurformules uit waarom in L-dopa de aanduiding ‘L’ wel nodig is en waarom die aanduiding in de stofnaam dopamine ontbreekt. 3 Methanal Formaline (een veel gebruikt conserveringsmiddel) is een oplossing van methanal in water. In formaline heeft zich het volgende evenwicht ingesteld : H2C ═ O + H2O ⇆ H2C (OH)2 Hieronder is een infraroodspectrum afgebeeld van formaline. Door bovenstaande gegevens te vergelijking met gegevens in Binas 39B1 wordt duidelijk dat slechts één van de absorptiepieken een aanwijzing vormt voor de aanwezigheid van CH2(OH)2 in de formaline. De andere pieken geven daarvoor geen aanwijzing. Zo wordt de piek bij ongeveer 3500 cm–1 weliswaar veroorzaakt door de aanwezigheid van O─H bindingen in het mengsel, maar deze piek vormt geen aanwijzing voor de aanwezigheid van CH2(OH)2 in de formaline. a Geef de reden waarom de piek bij ongeveer 3500 cm–1 geen aanwijzing vormt voor de aanwezigheid van CH2(OH)2 in de formaline. Leg uit welke piek wél een aanwijzing vormt voor de aanwezigheid van CH2(OH)2 b 4 Dizuren Hexaandizuur is een van de grondstoffen voor de bereiding van sommige soorten nylon. De structuurformule van hexaandizuur is: O HO C O H2 C H2 C H2 C H2 C C OH In de in industrie worden grote hoeveelheden hexaandizuur bereid door cyclohexanol te laten reageren met salpeterzuur. Hierbij ontstaan, behalve hexaandizuur, ook water en stikstofdioxiden. De volgende reactie treedt onder andere op: H2 C O CH H2C + 8NO3 + 8H+ H2C O OH HO H2 C C H2 C H2 C H2 C C OH + 8NO2 + 5H2O CH2 C H2 Deze bereidingswijze heeft bepaalde nadelen. Daarom wordt gezocht naar alternatieven. Eén van de alternatieven die in ontwikkeling is, is de reactie van cyclohexeen in zuur milieu met waterstofperoxide. Bij deze bereidingswijze ontstaat, H2 C O CH H2C + 4H2O2 H2C HO C O H2 C H2 C H2 C H2 C C OH CH C H2 behalve hexaandizuur, uitsluitend water. 2p a Leg met behulp van bovenstaande gegevens uit wat het voordeel is van de bereidingswijze met behulp van waterstofperoxide ten opzichte van de bereidingswijze met behulp van salpeterzuur. Waterstofperoxide is tijdens deze bereiding opgelost in water. Cyclohexeen lost vrijwel niet op in water. Als tijdens de bereiding een stof met de algemene formule R3CH3NHSO4 aanwezig is, kan men een hoog rendement verkrijgen. In R3CH3NHSO4 is R een alkylgroep met 6 tot 8 koolstofatomen. Tijdens een experimentele uitvoering van dit proces heeft men uit 100 gram cyclohexeen 161 gram zuiver hexaandizuur verkregen. 3p b Bereken het rendement van dit proces. +4H2O In het reactiemengsel is R3CH3NHSO4 gesplitst in R3CH3N+ ionen en HSO4 ionen. Het zwakke zuur HSO4 zorgt voor het zure milieu. De R3CH3N+ ionen zorgen voor het hoge rendement van het proces. In de stof R3CH3NHSO4 die tijdens het onderzoek naar de bereiding van ;hexaandizuur uit cyclohexeen en waterstofperoxide werden gebruikt, was het aantal koolstofatomen in de alkylgroepen R gelijk aan 8. De ruimtelijke bouw van en R3CH3N+ ion, met 8 koolstofatomen in elke groep R, kan als volgt worden weergegeven: H3C N De zigzaglijntjes in bovenstaande weergave van een R3CH3+ ion stellen de C8H17 groepen voor. Omdat cyclohexeen en de waterstofperoxide-oplossing niet mengen, moet tijdens de reactie heftig geroerd worden. Door de aanwezigheid van de R3CH3N+ ionen wordt de menging van het cyclohexeen en de waterige fase sterk verbeterd. 3p c Leg uit aan de hand van de bouw van de R3CH3N+ ionen uit hoe het komt dat door de aanwezigheid van deze ionen de menging van het cyclohexeen en de waterige fase sterk wordt verbeterd. Gesubstitueerde cyclohexenen reageren in zuur milieu op dezelfde wijze met waterstofperoxide als cyclohexeen. Zo kan bijvoorbeeld ook 1,2,3,4-butaan O O HO C H2 C H C H C O C C OH OH H2 C C OH O tetracarbonzuur worden bereid. 2p d Geef de structuurformule van een gesubstitueerde cyclohexeen dat als beginstof voor de bereiding van 1,2,3,4-butaantetracarbonzuur kan worden gebruikt. Je hoeft bij het beantwoorden van deze vraag geen rekening te houden met stereo-isomerie.. 5 Broom Het water van de Dode Zee bevat vele opgeloste zouten waaronder bromiden. Door dit water onder invloed van de zon gedeeltelijk te laten verdampen wordt de bromide-concentratie groter en uiteindelijk hoog genoeg om broom te gaan produceren. Dit gebeurt door chloor toe te voegen aan de oplossing die is overgebleven nadat een deel van het water is verdampt a 2p Geef de vergelijking van de omzetting van bromide tot broom door reactie met chloor. Het gevormde broom bestaat uit de isotopen Br-79 en Br-81. Het wordt wel ‘natuurlijk’ broom genoemd. Enkele gegevens van deze isotopen staan in tabel 1. tabel 1 atoommassa percentage voorkomen in de natuur Br-79 78,9 u 50,5 Br-81 80,9 u 49,5 Het massaspectrum van natuurlijk broom is hieronder afgebeeld Natuurlijk broom dat op bovenstaande wijze is bereid, is altijd verontreinigd met wat waterstofbromide. b 2p Leg uit hoe uit het massaspectrum blijkt dat natuurlijk broom is verontreinigd met waterstofbromide. In een laboratorium wil men 81Br2 bereiden. 81Br2 is broom waarvan de moleculen uitsluitend de isotoop Br-81 bevatten. Men gaat daarbij uit van K81Br, kaliumbromide met uitsluitend de isotoop Br-81. De leverancier van het K81Br beweert dat van al het bromide dat in het kaliumbromide aanwezig is, minstens 99,0% Br-81 is en dus dat Br-79 voor 1,0% of minder aanwezig is. Om dit te controleren wordt met een zeer kleine hoeveelheid van het gevormde broom een massaspectrum opgenomen. De hoogte van de piek bij m/z = 162 wordt vergeleken met de hoogte van de piek bij m/z = 160. De verhouding tussen deze piekhoogten blijkt 100,0 : 4,1 te zijn. De hoogte van de piek die bij m/z = 158 ligt, is zo gering dat hij door de massaspectrometer niet meer wordt gemeten. Bij massaspectrometrie is de piekhoogte recht evenredig met de hoeveelheid van het betreffende deeltje c 4p Ga na of de bewering van de leverancier klopt dat het gehalte Br-81 in het geleverde kaliumbromide minstens 99,0% is. Uitwerkingen 1 Grondbemesting a cis- 1,3 di-chloor propeen b Spiegelbeeld-isomeren hebben hetzelfde kookpunt dus deze zijn niet door destillatie te scheiden. c dit zijn geen spiegelbeeld-isomeren dus deze verbindingen hebben niet hetzelfde kookpunt dus kun je ze waarschijnlijk wel scheiden dmv destillatie d Omdat alleen verbinding A effectief is moet je bij een mengsel een dubbele hoeveelheid gebruiten. Verbinding A en B zijn mutageen. 2 a Parkinson HO HO O H CH2 C HO C OH HO H CH2 C NH2 H NH2 b Dopamine bevat geen assymetrisch koolstofatoom meer. 3 a Methanal door het water b door de C–O strek bij 1000 cm–1 deze zit niet in methanal of pieken bij 2800 voor sp3 hybridisatie 4 a Dizuren Bij de reactie met behulp van waterstof peroxide ontstaat niet het schadelijke NO 2 wat wel bij de bereiding met salpeterzuur ontstaat b molecuulmassa cyclohexeen = 6 · 12,01 + 10· 1,008 = 82,14 100;82 100 g cyclohexeen ≙ = 1,217 mol cyclohexeen ≙ 1,217 mol hexaandizuur 14 molecuulmassa hexaandizuur = 6 · 12,01 + 10 · 1,008 + 4· 16 = 146,14 1,217 mol hexaandizuur ≙ 1,217 · 146,14 = 178 g hexaandizuur. Rendement = Error!· 100 = 90,4 % c het R3CH3N+ ion heeft een ionogene kop en apolaire staarten (R). De ionogene kop mengt goed met water en de apolaire staarten goed met het cyclohexeen. Dus is de menging veel beter. d O HO H2 C C CH CH HC C HO 5 O CH C H2 Broom + CO2 a 2Br– + Cl2 → Br2 + 2 Cl– b M (H81Br) = 1,008 + 80,9 = 82 en M(H79Br) = 80 Dus de kleine piekjes bij 80 en 82 wijzen op een hoeveelheid HBr c Piek 160 is een 81Br en één 79Br atoom Piek 162 is 81Br2 4 Verhouding 81Br : 79Br = 102,05 (100 + ) : 2,05 01;2 Percentage 79Br = Error!• 100 = 2,0 % > 1% dus leverancier heeft niet gelijk