‘De grenzen van de Grondwet’ - Petra Kingma Promovenda sectie staatsrecht 1. Inleiding: aanleiding; probleemstelling; methodologie; enz. De huidige Nederlandse Grondwet stamt uit 1814/15 en hoewel er in de afgelopen (bijna) twee eeuwen met enige regelmaat aan de randen daarvan geknutseld is, staat de structuur nog altijd fier overeind. Dat betekent overigens niet dat over kernonderdelen van de Grondwet geenszins intensief gedebatteerd is, uiteenlopend van juridische noodzakelijkheid tot politieke wenselijkheid, alsmede geleid door in de praktijk ontstane juridische problemen dan wel door theoretisch wisselende inzichten. Zo ook is er met enige regelmaat gesproken over wat de reikwijdte van de Grondwet is. Waar en voor wie geldt de Nederlandse Grondwet eigenlijk? Wat op het eerste gezicht voor een leek een wellicht eenvoudige vraag lijkt te zijn, blijkt dat juridisch geenszins. De vraag valt niet eenvoudig te beantwoorden door Nederland, respectievelijk Nederlanders in te vullen. Het antwoord roept juridisch verschillende complicaties op, allereerst waar het gaat over beantwoording van de vraag naar de werking van de Grondwet binnen het Nederlandse territorium, wat sinds de opheffing van de Nederlandse Antillen een actueel probleem geworden is. Daarnaast bestaat er in de verhouding tussen de Nederlandse Grondwet en het sinds 1954 in werking getreden Statuut voor het Koninkrijk nog steeds de nodige ambiguïteit waar het de verstrengeling van beide documenten aangaat en ten slotte bestaat er onduidelijkheid over de verhouding tussen de Grondwet en het internationale recht binnen de Nederlandse rechtsorde. Waar en op welke wijze ontmoeten Grondwet en verdragen elkaar binnen deze Nederlandse rechtsorde? De vraag die bij deze uiteenlopende juridische vragen centraal staat is op welke wijze de Nederlandse constitutie uitdrukking geeft aan de bovenstaande verhoudingen? Op welke manier geeft de Grondwet (of de bredere constitutie) een antwoord op dergelijke aan de grenzen van de Grondwet rakende vragen? Hoewel de werking van de Nederlandse Grondwet ongetwijfeld op meerdere manieren, dan de drie hierboven genoemde, begrensd wordt, behoren de in deze dissertatie besproken grenskwesties, binnen de staatsrechtelijke doctrine thans tot de meest prangende. Naast een uiteenzetting over de aanleiding van dit dissertatieonderzoek zal in dit eerste, inleidende hoofdstuk ook de probleemstelling geformuleerd worden, alsmede het kader worden aangegeven waarbinnen de hier gestelde vragen behandeld zullen worden. Daarnaast zal verantwoording afgelegd worden over de te gebruiken methodologie. Evenzo zal in het kader van het rechtsvergelijkende onderdeel van deze studie de persoonlijke keuze voor de geselecteerde landen beargumenteerd te berde worden gebracht. Een plan van aanpak met een korte uiteenzetting over de inhoud van de komende hoofdstukken zal niet ontbreken. 2. Kern: Analyse van drie ter zake doende juridische grenzen van de Grondwet. Op het inleidende hoofdstuk zal een tweede hoofdstuk volgen waarin een antwoord gezocht zal worden op de vraag voor welk territorium binnen de Nederlandse rechtsorde de Grondwet gelding heeft? Hoewel het door de opheffing van de Nederlandse Antillen halsoverkop een bijzonder actueel onderwerp geworden is, is de vraag de afgelopen twee eeuwen eerder aan de kaak gesteld. Zo zal in dit hoofdstuk een schets gegeven worden van de ontwikkeling van de juridische status van de overzeese gebieden als zijnde in den beginne slechts ‘bezittingen’, vervolgens opgewaardeerd -1- tot ‘koloniën’ van Nederland, om zich nadien te ontwikkelen naar autonome ‘landen’ binnen een nieuwe rechtsorde, genaamd het Koninkrijk der Nederlanden om ten slotte (althans de ‘BES-eilanden’: Bonaire; St. Eustatius en Saba) weer terug te keren in de rechtsorde van het land Nederland. Op welke wijze heeft de Grondwet sinds zijn inwerkingtreding antwoord gegeven op haar reikwijdte binnen deze juridisch verschillend gekwalificeerde onderdelen van het rijk binnen achtereenvolgens de Nederlandse, alsmede de rechtsorde van het Koninkrijk? Vanuit deze historische analyse zal gekeken worden naar de toekomstige situatie van de gelding van de Grondwet binnen het nieuwe grondgebied van Nederland. Zo als de vlag er thans bij staat zullen bepaalde onderdelen van de Grondwet benevens diverse Nederlandse wetgeving niet gaan gelden in het hernieuwde, overzeese grondgebied van Nederland. Een hier bijzonder relevante vraag is of de huidige Grondwet wel voorziet in een regeling waarin de gelding van de Grondwet of een deel daarvan zich niet automatisch over het gehele Nederlandse Grondgebied uitstrekt? Oftewel is het op basis van de huidige Grondwet mogelijk dat de Nederlandse rechtsorde niet automatisch samenvalt met het Nederlandse grondgebied? Indien geconcludeerd zal moeten worden tot een bestaande afwijking tussen beide, zal onderzocht dienen te worden op welke wijze de Grondwet in een dergelijk verschil zal kunnen, moeten voorzien. In het kader van het hierboven gestelde is het aardig om in dit derde hoofdstuk een rechtsvergelijkende blik te werpen richting Frankrijk en (evt.) Denemarken, zijnde beide eenheidsstaten met verschillende overzeese gebieden (Frankrijk: de vier overzeese departementen: Guadeloupe, Martinique, Frans Guyana en Réunion en een zestal collectivités d’outre mer: Polynésie, Wallis-et-Futuna, Saint-Pierre-et-Miquelon, Mayotte, Saint-Barthélemy en Saint-Martin - Denemarken: de Fær¢er en Grønland) waaraan binnen de Franse en Deense constitutie een verschillende juridische status is toegekend. Vanwege het feit dat de Nederlandse Grondwet sinds de grondwetsherziening van 1983 geen bepaling meer kent over de reikwijdte van de Grondwet is het interessant om te kijken hoe de Fransen en Denen de werking van hun Grondwet binnen hun territoir juridisch hebben vorm gegeven. In een derde hoofdstuk zal gekeken worden naar het profiel van de Nederlandse constitutie. Hoe ziet de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden eruit en wat is de positie van de Nederlandse Grondwet binnen dit Koninkrijk? Waar ontmoet de Nederlandse Grondwet het Statuut van het Koninkrijk? In welke categorie ‘grondwetten’ laat de Nederlandse Grondwet zich indelen en in welke het Statuut? Welke rol speelt de Grondwet binnen de staatsvorm van het Koninkrijk? Dat deze schets geen gemakkelijke opgave is, blijkt bijvoorbeeld reeds uit het feit dat verschillende artikelen uit de Grondwet het Statuut ‘ingetakeld’ worden en derhalve hiërarchisch een hogere status hebben dan de overige artikelen van de Grondwet. In dit tweede hoofdstuk zal derhalve enerzijds een analyse gegeven worden van de plaats die de Nederlandse Grondwet, alsmede het Statuut innemen binnen de bestaande categorisering van grondwetsfamilies om zo de relevante bepalingen en de daarover bestaande opvattingen (afkomstig van de wetgever, alsmede bestaande binnen de literatuur) in een juridisch juist kader te plaatsen. Met name vanwege het feit dat deze dissertatie juist vanuit het perspectief van de Grondwet geschreven wordt en niet vanuit de invalshoek van de afzonderlijke - hierboven genoemde - juridische knelpunten. Anderzijds zal in dit hoofdstuk een analyse gegeven worden van de verhouding tussen de Nederlandse Grondwet en het Statuut, oftewel de eerste bespreking van één der grenzen aan de werking van de Nederlandse Grondwet. Nadat is vastgesteld wat het karakter van de Nederlandse Grondwet is binnen Nederland, alsmede binnen het Koninkrijk zal in een vierde hoofdstuk gekeken worden -2- naar een laatste grensvlak van de Grondwet, namelijk de verhouding tussen de Grondwet en het internationale recht. De Grondwet kent een regeling voor de doorwerking van internationaal recht binnen de Nederlandse rechtsorde. Zij geeft onder andere een specifieke regeling in artikel 91 lid 3 over de doorwerking van internationaal recht binnen de Nederlandse rechtsorde in afwijking van de Nederlandse Grondwet. Hoewel deze bepaling een gewichtige rol zou moeten vervullen gezien de in dit land geldende overheersende opvatting over de doorwerking van volkenrecht binnen de Nederlandse rechtsorde, wordt in de wetgevingspraktijk deze bepaling echter in weinig gevallen van toepassing verklaard. Voorgaande gebaseerd op de opvatting dat er vaak überhaupt geen sprake zou zijn van strijd tussen de Grondwet en een verdrag, daar de Grondwet slechts ‘interne gelding’ heeft. Dit roept derhalve de vraag op wat de juridische betekenis is van ‘interne gelding’ van de Grondwet binnen de Nederlandse rechtsorde? Ook deze laatste van de drie in dit onderzoek gestelde vragen omtrent het grensgebied van de werking van de Grondwet leent zich voor rechtsvergelijking, daar bovenstaande opvatting betreffende de doorwerking van internationaal recht binnen de nationale rechtsorde kenmerkend voor de Nederlandse lijkt te zijn en derhalve niet gedeeld wordt door de ons omringende landen. Ook hier zal een blik geworpen worden richting Frankrijk en (evt.) Denemarken, niet enkel vanwege het feit dat zij beide eenzelfde staatsvorm kennen als Nederland, maar benevens vanwege het feit dat de Fransen ook het juridische verschijnsel ‘doorwerking’ kennen, terwijl de Denen een geheel andere opvatting lijken te hebben dan Nederland over de ‘doorwerking’ van internationaal recht binnen de nationale rechtsorde. Daarnaast lijkt het zinvol om in verband met de samenhang van de behandeling tussen de drie verschillende juridische grensvlakken in deze dissertatie wederom naar Frankrijk en (evt.) Denemarken te kijken, zoals ook reeds in het derde hoofdstuk gedaan is. 3. Afsluiting: conclusie, alsmede eventuele aanbevelingen In een laatste hoofdstuk zullen conclusies getrokken worden uit het voorafgaande onderzoek eventueel aangevuld met nodige aanbevelingen. 4. Samenvatting Ten slotte zal deze dissertatie afgesloten worden met een Nederlandse, alsmede Franse en (evt.) Deense samenvatting. -3-