Hoofdstuk 1: Rede en Religie (Wetenschappelijke) rede en religie zijn verenigbaar op sommige gebieden, maar komen ook nogal eens in conflict. We zien vandaag de dag: - religieuze heropleving (morele en politieke aanspraak op religie) - wetenschappelijke groei (wetenschap en technologie brengen welvaart en gezondheid) RELIGIE lijkt een universeel verschijnsel, bestemd om mensen te verzoenen met de constanten van de menselijke conditie, zoals dood en geboorte. Één definitie geven is moeilijk: 1. We kunnen religie niet identificeren met één religeuze traditie en we moeten kenmerken niet zomaar toeschrijven aan andere religies of aan religies in andere tijden. 2. We moeten onderscheid maken tussen monotheïstische en polytheïstische godsdiensten en overige, zoals het boeddhisme, dat geen schepper heeft. 3. ‘Religie’ en ‘kerk’ zijn niet zomaar inwisselbaar. ‘kerk’ gaat over hoe een religie georganiseerd is. Ze zijn niet inwisselbaar omdat niet alle religies via de kerk georganiseerd zijn. Kerk en staat gescheiden bij de islam gaat niet op, kan niet bij de islam, is anders georganiseerd. Invalshoeken om een overzicht te krijgen van filosofische problematiek met betrekking tot religie: - Religie en overtuiging inrichting van een specifieke kosmische orde met daarbinnen morele dimensies. Wat is de positie van de mens in het grotere geheel en wat is het ‘hogere’? (=ontologisch) - Religie en zingeving religie geeft waarde of betekenis aan gebeurtenissen in je leven. Ook waardeoordelen en ervaringen zijn hierbij belangrijk. - Religie en praktijk rituelen en handelingen waarbij het actieve aspect van de mens centraal staat. Een ritueel is een geordende en stereotiepe vorm van handelen met een symbolisch karakter. Voorlopige definitie van religie is dus: een verzameling van specifieke overtuigingen over de kosmos en de plaats van de mens daarin; als ervaring of belevingen die aan dit alles een doel, waarde of betekenis geven; en als praktijken die een kosmische of sociale ordening bevestigen en versterken. Het boeddhisme is geen geopenbaarde religie. Deze kosmologie kent namelijk geen God of schepper, en de grondlegger ervan is Gautama Boeddha, een verlichte i.p.v. een profeet. Men moet volgens het boeddhisme inzicht verwerven via de 4 nobele waarheden: 1. Heel het menselijk bestaan komt neer op lijden 2. Lijden ontstaat uit hartstocht en begeerte 3. Opheffen van het lijden door het opheffen van het begeerte 4. Onder andere door juiste opvattingen en juist gedrag moet men het lijden opheffen Doctrines van het boeddhisme: - Het ‘ik’ bestaat niet, want men bestaat uit de 5 veranderlijke en vergankelijke skandha’s, genaamd lichaam, waarneming, gewaarwording, aanleg en bewustzijn. - Reïncarnatie is een straf voor eerdere vergrijpen of tekortkomingen. Daarom moet het menselijk handelen gericht zijn op verlossing van reïncarnatie, en men moet uiteindelijk nirvana bereiken. Er zijn 3 soorten boeddhisme: 1. Theravadaboeddhisme: verlossend inzicht is te verkrijgen door lange meditatie en ascese, alleen voor een aparte klasse van monniken. 2. Mahayanaboeddhisme: iedereen heeft een Boeddha natuur die verwerkelijkt moet worden. Iedereen kan dat, met name door tussenkomst van Bodhisattva’s (verlichte wezens die bij mensen blijven tot de laatste ziel uit de reïncarnatiecyclus is verlost). 3. Ch’an / Zenboeddhisme: China, Japan, Korea, later in het westen belangrijker. Plotselinge verlichting door paradoxen die ons in de war brengen. Alledaagse praktijk en meditatie staan boven rationele en consistente doctrines. REDE werd vroeger begrepen als een vermogen van de ziel. Kant gaf de rede een transcendentale status. Hij benoemde de rede als datgene wat wetenschappelijke en andere kennis mogelijk maakt. Tegenwoordig wordt de rede in verband gebracht met het logisch verantwoorden en rechtvaardigen van opvattingen, genaamd de logica. Invalshoeken om een overzicht te krijgen van filosofische problematiek met betrekking tot rede: - Rede en overtuiging de rede is belichaamd in specifieke redeneermethoden, zoals de predikatenlogica. Dit levert een negatief oordeel over religie, namelijk dat religieuze opvattingen op andere manieren worden gerechtvaardigd dan wetenschappelijke. - Rede en zingeving de wetenschappelijke rede is hier betekenisloos, want waardeoordelen lenen zich niet goed voor een redelijke of logische rechtvaardiging, zoals bij het vorige punt. De wetenschappelijke rede beschouwt de wereld als doelloos, mechanisch en betekenisloos, en als de religie de nadruk op zingeving legt, dan kan de wetenschappelijke rede de vragen over het doel van het menselijk leven niet beantwoorden. - Rede en praktijk de rede omvat manieren van taal gebruiken. Jürgen Habermas hield zich hier mee bezig en stelt dat communicatie vooral de bereidheid tot het rechtvaardigen van je uitspraken is. Je moet dus altijd verantwoording afleggen voor een opvatting. Habermas onderscheidt instrumentele rationaliteit (gericht op individuele doelen) en communicatieve rationaliteit (richt zich op wederzijds begrip en zelfs overeenstemming). Omvat religieus handelen dan wel enige rationaliteit? Foucault kijkt via de genealogische visie en zegt dat religieuze én rationele praktijken in verband te brengen zijn met macht. Rede is dus logisch oordelen en beredeneren; met ervaring en beleving kan de rede weinig aanvangen, en vanuit praktijk bekeken richt rede zich op maatschappelijke autoriteit of macht van religie en wetenschap. Men stuit al snel op sociaal- en politiek-filosofische vraagstukken. Rede en religie zijn altijd vol variatie en verandering geweest. Dat heeft conceptuele en normatieve gevolgen. De hedendaagse tegenstelling en de vraag hoe rede en religie te verenigen zijn, is een typisch product van de verlichting. Rede en religie staan slechts in de moderne westerse tradities tegenover elkaar. - Antiek-Chinese denkers: weinig belangstelling voor de rede als praktijk van logisch redeneren, nog minder voor kosmologische of religieuze speculaties (Confucius, Mencius) - Antiek-Griekse denkers: religieuskosmologische opvattingen zijn geen irrationele dogma’s, maar een kwestie van rederenen of gezond verstand (Aristoteles, Plato) Mate van problematiek tussen rede en religie door de tijd heen: 1. Christelijke jaartelling: nu begint rationele rechtvaardiging van religie. Dit wordt pas een probleem als geopenbaarde religies als het christendom en Jodendom in aanraking komen met de intellectuele tradities van de Romeinen en wanneer de christelijke kerk zich als een maatschappelijke en politieke macht begint te ontwikkelen. 2. Concilies: op concilies als die van Nicaea en Chalcedon probeert men een logisch en filosofisch niet tegenstrijdig ‘credo’ (=geloofsbeleidenis) te formuleren, en dan vooral met betrekking tot de natuur van Christus en de status van de goddelijke drie-eenheid. Toch viel de kerk uiteen in katholiek en Grieks-orthodox. 3. Middeleeuwen: grote tegenstellingen tussen rede en religie beheersten filosofisch en theologisch denken. Zo probeerde Thomas van Aquino stelselmatig de doctrines van Aristoteles met de katholieke dogma’s te verenigen. In die tijd was de verhouding in de klassiek islamitische wereld minder problematisch; het godsbegrip was consequent monotheïstisch en daardoor makkelijk met de doctrines van Aristoteles te verenigen. Ook was er maar één waarheid, en de verschillende manieren daarheen zouden tot hetzelfde eindresultaat leiden.