File - Engels proefwerkweek 3!

advertisement
Hoofdstuk 1: Rede en Religie
(Wetenschappelijke) rede en religie zijn verenigbaar op sommige gebieden, maar komen ook nogal
eens in conflict. We zien vandaag de dag:
- religieuze heropleving (morele en politieke aanspraak op religie)
- wetenschappelijke groei (wetenschap en technologie brengen welvaart en gezondheid)
RELIGIE lijkt een universeel verschijnsel, bestemd om mensen te verzoenen met de constanten van
de menselijke conditie, zoals dood en geboorte. Één definitie geven is moeilijk:
1. We kunnen religie niet identificeren met één religeuze traditie en we moeten kenmerken
niet zomaar toeschrijven aan andere religies of aan religies in andere tijden.
2. We moeten onderscheid maken tussen monotheïstische en polytheïstische godsdiensten en
overige, zoals het boeddhisme, dat geen schepper heeft.
3. ‘Religie’ en ‘kerk’ zijn niet zomaar inwisselbaar. ‘kerk’ gaat over hoe een religie georganiseerd
is. Ze zijn niet inwisselbaar omdat niet alle religies via de kerk georganiseerd zijn. Kerk en
staat gescheiden bij de islam gaat niet op, kan niet bij de islam, is anders georganiseerd.
Invalshoeken om een overzicht te krijgen van filosofische problematiek met betrekking tot religie:
- Religie en overtuiging  inrichting van een specifieke kosmische orde met daarbinnen
morele dimensies. Wat is de positie van de mens in het grotere geheel en wat is het
‘hogere’? (=ontologisch)
- Religie en zingeving  religie geeft waarde of betekenis aan gebeurtenissen in je leven. Ook
waardeoordelen en ervaringen zijn hierbij belangrijk.
- Religie en praktijk  rituelen en handelingen waarbij het actieve aspect van de mens
centraal staat. Een ritueel is een geordende en stereotiepe vorm van handelen met een
symbolisch karakter.
Voorlopige definitie van religie is dus: een verzameling van specifieke overtuigingen over de kosmos
en de plaats van de mens daarin; als ervaring of belevingen die aan dit alles een doel, waarde of
betekenis geven; en als praktijken die een kosmische of sociale ordening bevestigen en versterken.
Het boeddhisme is geen geopenbaarde religie. Deze kosmologie kent namelijk geen God of schepper,
en de grondlegger ervan is Gautama Boeddha, een verlichte i.p.v. een profeet.
Men moet volgens het boeddhisme inzicht verwerven via de 4 nobele waarheden:
1. Heel het menselijk bestaan komt neer op lijden
2. Lijden ontstaat uit hartstocht en begeerte
3. Opheffen van het lijden door het opheffen van het begeerte
4. Onder andere door juiste opvattingen en juist gedrag moet men het lijden opheffen
Doctrines van het boeddhisme:
- Het ‘ik’ bestaat niet, want men bestaat uit de 5 veranderlijke en vergankelijke skandha’s,
genaamd lichaam, waarneming, gewaarwording, aanleg en bewustzijn.
- Reïncarnatie is een straf voor eerdere vergrijpen of tekortkomingen. Daarom moet het
menselijk handelen gericht zijn op verlossing van reïncarnatie, en men moet uiteindelijk
nirvana bereiken.
Er zijn 3 soorten boeddhisme:
1. Theravadaboeddhisme: verlossend inzicht is te verkrijgen door lange meditatie en ascese,
alleen voor een aparte klasse van monniken.
2. Mahayanaboeddhisme: iedereen heeft een Boeddha natuur die verwerkelijkt moet worden.
Iedereen kan dat, met name door tussenkomst van Bodhisattva’s (verlichte wezens die bij
mensen blijven tot de laatste ziel uit de reïncarnatiecyclus is verlost).
3. Ch’an / Zenboeddhisme: China, Japan, Korea, later in het westen belangrijker. Plotselinge
verlichting door paradoxen die ons in de war brengen. Alledaagse praktijk en meditatie
staan boven rationele en consistente doctrines.
REDE werd vroeger begrepen als een vermogen van de ziel. Kant gaf de rede een transcendentale
status. Hij benoemde de rede als datgene wat wetenschappelijke en andere kennis mogelijk maakt.
Tegenwoordig wordt de rede in verband gebracht met het logisch verantwoorden en rechtvaardigen
van opvattingen, genaamd de logica.
Invalshoeken om een overzicht te krijgen van filosofische problematiek met betrekking tot rede:
- Rede en overtuiging  de rede is belichaamd in specifieke redeneermethoden, zoals de
predikatenlogica. Dit levert een negatief oordeel over religie, namelijk dat religieuze
opvattingen op andere manieren worden gerechtvaardigd dan wetenschappelijke.
- Rede en zingeving  de wetenschappelijke rede is hier betekenisloos, want waardeoordelen
lenen zich niet goed voor een redelijke of logische rechtvaardiging, zoals bij het vorige punt.
De wetenschappelijke rede beschouwt de wereld als doelloos, mechanisch en betekenisloos,
en als de religie de nadruk op zingeving legt, dan kan de wetenschappelijke rede de vragen
over het doel van het menselijk leven niet beantwoorden.
- Rede en praktijk  de rede omvat manieren van taal gebruiken. Jürgen Habermas hield zich
hier mee bezig en stelt dat communicatie vooral de bereidheid tot het rechtvaardigen van je
uitspraken is. Je moet dus altijd verantwoording afleggen voor een opvatting. Habermas
onderscheidt instrumentele rationaliteit (gericht op individuele doelen) en communicatieve
rationaliteit (richt zich op wederzijds begrip en zelfs overeenstemming). Omvat religieus
handelen dan wel enige rationaliteit? Foucault kijkt via de genealogische visie en zegt dat
religieuze én rationele praktijken in verband te brengen zijn met macht.
Rede is dus logisch oordelen en beredeneren; met ervaring en beleving kan de rede weinig
aanvangen, en vanuit praktijk bekeken richt rede zich op maatschappelijke autoriteit of macht van
religie en wetenschap. Men stuit al snel op sociaal- en politiek-filosofische vraagstukken.
Rede en religie zijn altijd vol variatie en verandering geweest. Dat heeft conceptuele en normatieve
gevolgen. De hedendaagse tegenstelling en de vraag hoe rede en religie te verenigen zijn, is een
typisch product van de verlichting.
Rede en religie staan slechts in de moderne westerse tradities tegenover elkaar.
- Antiek-Chinese denkers: weinig belangstelling voor de rede als praktijk van logisch redeneren, nog
minder voor kosmologische of religieuze speculaties (Confucius, Mencius)
- Antiek-Griekse denkers: religieuskosmologische opvattingen zijn geen irrationele dogma’s, maar een
kwestie van rederenen of gezond verstand (Aristoteles, Plato)
Mate van problematiek tussen rede en religie door de tijd heen:
1. Christelijke jaartelling: nu begint rationele rechtvaardiging van religie. Dit wordt pas een probleem
als geopenbaarde religies als het christendom en Jodendom in aanraking komen met de
intellectuele tradities van de Romeinen en wanneer de christelijke kerk zich als een
maatschappelijke en politieke macht begint te ontwikkelen.
2. Concilies: op concilies als die van Nicaea en Chalcedon probeert men een logisch en filosofisch niet
tegenstrijdig ‘credo’ (=geloofsbeleidenis) te formuleren, en dan vooral met betrekking tot de natuur
van Christus en de status van de goddelijke drie-eenheid. Toch viel de kerk uiteen in katholiek en
Grieks-orthodox.
3. Middeleeuwen: grote tegenstellingen tussen rede en religie beheersten filosofisch en theologisch
denken. Zo probeerde Thomas van Aquino stelselmatig de doctrines van Aristoteles met de
katholieke dogma’s te verenigen. In die tijd was de verhouding in de klassiek islamitische wereld
minder problematisch; het godsbegrip was consequent monotheïstisch en daardoor makkelijk met
de doctrines van Aristoteles te verenigen. Ook was er maar één waarheid, en de verschillende
manieren daarheen zouden tot hetzelfde eindresultaat leiden.
Download