Model risicobeleid Wwft - Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

advertisement
MODEL*
RISICOBELEID VOOR HET CLIËNTENONDERZOEK
INGEVOLGE DE
WET TER VOORKOMING VAN WITWASSEN EN
FINANCIEREN VAN TERRORISME (WWFT)
* De WWFT veronderstelt dat het risicobeleid van een instelling voortvloeit uit een
risicoanalyse van de eigen organisatie, het eigen dienstverleningspakket en de eigen te
onderscheiden cliënten(groepen). Dit model is een hulpmiddel om te komen tot een dergelijk
kantoorbeleid.
Augustus 2009
RISICOBELEID [NAAM INSTELLING] VOOR HET CLIËNTENONDERZOEK INGEVOLGE DE
WET TER VOORKOMING VAN WITWASSEN EN FINANCIEREN VAN TERRORISME (WWFT)
INHOUD:
1 ALGEMEEN
2 STANDAARD CLIËNTENONDERZOEK
2.1 Cliënt/natuurlijk persoon
2.2 Cliënt/rechtspersoon
2.3 Vaststellen doel en aard van de beoogde relatie
2.4 Monitoring
3 VEREENVOUDIGD CLIËNTENONDERZOEK
4 CRITERIA VOOR AANVULLEND CLIËNTENONDEZOEK
4.1 Toelichting criteria m.b.t. cliënt, land van vestiging, zakelijke relatie
4.2 PEP status
5 AANVULLEND CLIËNTENONDERZOEK
1 ALGEMEEN
De WWFT eist dat een “cliëntenonderzoek” wordt ingesteld alvorens een “zakelijke relatie” aan te
gaan met een nieuwe cliënt dan wel een “transactie” te verrichten voor een nieuwe cliënt. Het
cliëntenonderzoek dient risico-georiënteerd te zijn.
In het onderhavige “risicobeleid” wordt invulling gegeven aan dit begrip. Het risicobeleid is
afgestemd op de organisatie van [naam instelling] en haar cliënten. Binnen [naam instelling] is
[naam persoon] aangewezen om [als “compliance officer”] de naleving van de WWFT te
bewerkstelligen.
In het onderstaande wordt uitwerking gegeven aan de volgende onderwerpen:
1. Het cliëntonderzoek wordt afgestemd op de risicogevoeligheid voor witwassen en/of
terrorismefinanciering van het type:
a. Cliënt;
b. Zakelijke relatie, product of transactie1.
2. Identificatie en riskbased verificatie van de eventuele “Ultimate Beneficial Owner” (UBO) met
een belang of zeggenschap van meer dan 25% 2.
3. Een aanvullend cliëntenonderzoek is verplicht bij zakelijke relaties en transacties met een
verhoogd risico3.
4. Voor cliënten (natuurlijke personen) die niet fysiek aanwezig zijn, dient een specifiek nader
onderzoek plaats te vinden4.
5. Een instelling dient een op risico gebaseerde procedure te hebben om te bepalen of een cliënt
(natuurlijk persoon niet in Nederland woonachtig) een PEP is 5.
1
Art. 3 lid 4 Wwft
2
Art. 3 lid 2, onderdeel b Wwft juncto art 1, lid 1, onderdeel f Wwft
Art. 8 lid 1 Wwft
4 Art. 8 lid 2 Wwft
5 Art. 8 lid 4 Wwft juncto artikel 1, lid 1, onderdeel e Wwft
3
(2)
2 STANDAARD CLIËNTENONDERZOEK
2.1 Cliënt/natuurlijk persoon
Het wettelijk vereiste basisonderzoek wat betreft identificatie en verificatie van een cliënt/natuurlijk
persoon kan als volgt worden weergegeven:
CLIENT/NATUURLIJK PERSOON
Binnenlandse Cliënt
Buitenlandse Cliënt
Vertegenwoordiger
(binnen- en buitenlands)
Identificatie






Voornamen;
Achternaam;
Geboortedatum;
Adres;
Woonplaats of
Plaats van vestiging (i.g.v. een
onderneming van een natuurlijk
persoon).
 Voornamen;
 Achternaam;
 Geboortedatum .
Verificatie door middel van
Documenten, gegevens of inlichtingen
uit betrouwbare en onafhankelijke bron
c.q. internationaal gebruikelijke bron*
dan wel
in persoon met behulp van een ID door
instelling of door verwijzende instelling.
Als boven doch alleen indien aanvullend
onderzoek vereist is.
Schema 2.1
* De volgende documenten voldoen in elk geval aan dit criterium 6:
a. Een geldig paspoort
b. Een geldige Nederlandse identiteitskaart
c. Een geldige identiteitskaart die is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere
lidstaat en is voorzien van een pasfoto en de naam van de houder
d. Een geldig Nederlands rijbewijs
e. Een geldig rijbewijs dat is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere ldistaat
en is voor zien van een pasfoto en de naam van de houder
f. Reisdocumenten voor vluchtelingen en vreemdelingen
g. Vreemdelingendocumenten afgegeven op grond van de Vreemdelingenwet 2000.
6
Art 4 lid 1 Uitvoeringsregeling Wwft
(3)
2.2 Ciënt/rechtspersoon
Het wettelijk vereiste basisonderzoek wat betreft identificatie en verificatie van een
cliënt/rechtspersoon kan als volgt worden weergegeven:
CLIENT/RECHTSPERSOON
Binnenlandse
Rechtspersoon
Buitenlandse
Rechtspersoon






Identificatie
Rechtsvorm;
Statutaire naam;
Handelsnaam;
Vestigingsadres (adres, postcode, plaats);
Statutaire Zetel;
Registratienummer KvK.
 Rechtsvorm;
 Statutaire naam;
 Vestigingsadres (adres, postcode, plaats)
Verificatie door middel van
Documenten, gegevens of inlichtingen
uit betrouwbare en onafhankelijk bron
c.q. internationaal gebruikelijke bron.*
en/of andere identificerende gegevens.
Vertegenwoordiger
rechtspersoon
(binnen- en buitenlands)
 Voornamen;
 Achternaam;
 Geboortedatum .
Als boven doch alleen indien
aanvullend onderzoek vereist is.
Ultimate Beneficial Owner
 Voornamen en/of initialen;
 Achternaam;
 Adres.
Als boven doch alleen indien
aanvullend onderzoek vereist is7.
Schema 2.2
* De volgende documenten voldoen in elk geval aan dit criterium 8:
a. Een uittreksel uit het handelsregister
b. Een akte of verklaring opgemaakt onderscheidenlijk afgegeven door een in Nederland of een
andere lidstaat gevestigde advocaat, notaris, kandidaat-notaris of een hiermee vergelijkbare,
onafhankelijke beoefenaar van een juridisch beroep
c. Een document waaruit blijkt dat een kerkgenootschap of lichaam waarin zij is verenigd, is
aangesloten bij het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken dan wel dat het kerkgenootschap
of lichaam is aangemerkt als een instelling als bedoeld in artikel 6.33 eerste lid, onderdeel b,
van de Wet inkomstenbelasting 2001
d. Een document waaruit blijkt dat een zelfstandig onderdeel van een kerkgenootschap als
bedoeld in onderdeel c deel uitmaakt van dat kerkgenootschap en het kerkgenootschap
voldoet aan het bepaalde sub c
e. de statuten van een vereniging van eigenaars9 die deel uitmaken van het reglement van de
akte van splitsing10
2.3 Vaststelling doel en aard van de beoogde relatie
De Wwft eist de vaststelling van het doel en de aard van de beoogde relatie 11. Deze beide zullen
vrijwel altijd al duidelijk zijn gezien de dienstverlening12 die van de belastingadviseur of accountant
gevraagd wordt en die veelal in de opdrachtbevestiging wordt vastgelegd. Bij enige twijfel dient
7
Art. 3 lid 1 onder b: Indien de cliënt een rechtpersoon, stichting of trust is dienen op risico gebaseerde maatregelen
genomen te worden om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt.
8 Art 4 lid 2 Uitvoeringsregeling Wwft
9 Als bedoeld in artikel 112, eerste lid onderdeel e van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
10 Als bedoeld in artikel 111 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
11 Wwft art 3 lid 2
12 Mvt TK 2007-2008, 31 238, nr 3 p. 18
(4)
nader onderzoek gedaan te worden, zo nodig in overleg met de intern verantwoordelijke
functionaris.
2.4 Monitoring
Indien een zakelijke relatie bestaat met een cliënt, dient deze cliënt, zijn handelwijze, de
zeggenschaps- of eigendomsstructuur, vermogenssituatie, zakenrelatie en familierelaties (indien
van toepassing) e.d. en zijn handelen regelmatig gemonitord te worden op veranderingen in het
risicoprofiel.
Deze monitoring dient plaats te vinden door degenen die de cliënt bedienen alsook waar mogelijk
gecentraliseerd bijvoorbeeld op het niveau van de cliëntadministratie en de financiële administratie.
(5)
3 VEREENVOUDIGD CLIËNTENONDERZOEK
De WWFT maakt een vereenvoudigd onderzoek mogelijk. [Naam instelling] heeft er voor gekozen
hiervan gebruik te maken op de volgende wijze.
1
Kredietinstelling
Ja
Zetel in EU of
in een door de
Minister
aangewezen
staat13
Ja
2
Financiële instelling
Ja
Ja
Ja
3
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
Ja
5
Geldtransactiekantoor
Levensverzekeraar
(tenzij uitsluitend voor natura-uitvaartverzekeringen)
Beleggingsonderneming
Ja
Ja
Ja
6
Beleggingsinstelling
Ja
Ja
Ja
7
Instelling met beursgenoteerde effecten binnen de EU
Ja
8
Ja
9
100% dochter van een instelling genoemd onder 714
Cliënt met geld op derdenrekening advocaat of notaris
10
Nederlandse overheidsinstanties
Ja
Soort cliënt
4
Registratie bij
DNB
Vereenvoudigd
onderzoek
Ja
Ja
Schema 3.1
Het moet aantoonbaar zijn dat deze toetsing heeft plaatsgevonden. In het cliëntendossier wordt
daartoe bijvoorbeeld een gedateerde print van de registratie bij De Nederlandse Bank 15
opgenomen waaruit blijkt dat sprake is van registratie in de gevallen 1 t/m 6 zonodig aangevuld
met gegevens omtrent de vestigingsplaats. Voor de gevallen 7 en volgende dient eveneens uit
bijvoorbeeld het cliëntendossier of de cliëntenadministratie te blijken dat cliënt onder de genoemde
omschrijving valt.
Indien blijkt dat een directielid, vertegenwoordiger of UBO[ 16] een PEP is, wordt aanvullend
onderzoek ingesteld met behulp van een zoekmachine op het internet[ 17].
De WWFT kent nog meer gevallen waarin een vereenvoudigd cliëntenonderzoek mogelijk is 18.
Omdat het niet eenvoudig kenbaar is of een cliënt hiervoor in aanmerking komt, wordt het
vereenvoudigd cliëntenonderzoek in deze gevallen gedaan in overleg met en met toestemming van
[naam persoon/compliance officer].
13
Art 3 Uitvoeringsregeling Wwft van 25 juli 2008 wijst aan: Argentinië, Aruba, Australië, Brazilie, Canada, Frans Polynesië,
Guernsey, Hongkong, Japan, Jersey, het eiland Man, Mayotte, Mexico, De Nederlandse Antillen, Nieuw Zeeland, de
Russische Federatie, Singapore, Sint Pierre en Miquelon, de Verenigde Staten van Amerika, de Wallis-archipel en Futunaeiland, Zuid-Afrika en Zwitserland.
14
Art 2 Uitvoeringsbesluit Wwft van 15 juli 2008.
15
www.dnb.nl
het is niet verplicht actief de PEP status van deze personen te controleren
17 NB: De instelling kan er voor kiezen een commerciële database hiervoor te gebruiken, waarin zgn PEP-lijsten zijn
opgenomen en deze controle centraal en/of op de achtergrond plaats te laten vinden
18 Zie art. 6 WWFT en art. 3 Uitvoeringsregeling
16 NB:
(6)
4 CRITERIA VOOR AANVULLEND ONDERZOEK
In een aantal gevallen dient aanvullend onderzoek verricht te worden. Dit is deels expliciet
voorgeschreven in de WWFT en deels overgelaten aan het risicobeleid van de instelling. Hoofdstuk
4 betreft de vaststelling in welke gevallen sprake is van een verhoogd risico zodat aanvullend
onderzoek verplicht is. Hoofdstuk 5 betreft de wijze waarop dit onderzoek plaats dient te vinden.
In de volgende schema’s worden de criteria uiteengezet voor de gevallen waarin aanvullend
onderzoek vereist is.
NATUURLIJKE PERSONEN
Binnenlandse Cliënt
Buitenlandse Cliënt
Criteria voor aanvullend onderzoek
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Cliënt niet fysiek aanwezig;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of transactie*.




Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
Cliënt niet fysiek aanwezig;
Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of transactie*;
Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke relatie of
transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
 PEP status.
Vertegenwoordiger Cliënt/Natuurlijk
persoon (binnen- en buitenlands)
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke relatie of
transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
Schema 4.1
RECHTSPERSOON
Binnenlandse rechtspersoon
Criteria voor aanvullend onderzoek
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of transactie*.
Buitenlands Rechtspersoon
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke relatie of
transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
Vertegenwoordiger rechtspersoon
(binnen- en buitenlands)
Ultimate Beneficial Owner
Schema 4.2
* Criterium deels in te vullen door instelling, zie ook hierna.
4.1 Toelichting criteria met betrekking tot cliënt, land van vestiging, zakelijke relatie
In deze paragraaf worden de criteria uitgewerkt voor de risicogevoeligheid voor witwassen en/of
terrorismefinanciering van het type cliënt en zakelijke relatie of transactie.
4.1.1 Toelichting risico cliënt
Ondermeer de volgende omstandigheden leiden tot een verhoogd risico voor een cliënt 19:
1. Geen direct contact met de cliënt bij de aanvang van de relatie en daarna, wanneer dit wel
voor de hand zou liggen;
2. Onduidelijkheid over de positie van tussenpersonen;
3. Onduidelijkheid over de wisseling van eigendom;
19
Deze richtlijnen zijn grotendeels ontleend aan de RBA Guidance for accountants van de FATF van 17 juni 2008. Omdat
de risico’s deels al zijn opgenomen in de WWFT en de schema’s 4.1 en 4.2, beperken we ons hier tot de risico’s die niet
expliciet in de WWFT en schema’s 4.1 en 4.2 zijn voorzien.
(7)
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Onduidelijkheid over de activiteiten van de onderneming;
Veelvuldige wijziging van de juridische structuur van de cliënt;
Directie lijkt te handelen op instructie van onbekende partij(en);
Nodeloos ingewikkelde structuur;
De keuze van cliënt voor [naam instelling] ligt niet voor de hand gezien omvang, specialisatie
of locatie van [naam instelling];
De cliënt is terughoudend of weigerachtig in het verschaffen van de relevante informatie of er
bestaat twijfel over de juistheid en volledigheid van de verstrekte informatie;
Cliënten afkomstig uit delen van de wereld waar sprake is van (burger)oorlogen of andere
gewapende conflicten;
Cliënten die veel met contant geld werken;
Cliënten met een niet verklaarbare voorkeur voor buitenlandse rechtsvormen;
Cliënten waarvan de bron van het vermogen onduidelijk is;
4.1.2. Toelichting risico land van vestiging
Onderstaande landen van vestiging worden geacht een laag risico mee te brengen20.
Top CPI lijst
Top CPI lijst vervolg
Overige EU-staten
1 Australië
18 Luxemburg
A
Bulgarije
2 Barbados
19 Nederland
B
Griekenland
3 België
20 Nieuw Zeeland
C
Hongarije
4 Canada
21 Noorwegen
D
Italië
5 Chili
22 Oostenrijk
E
Letland
6 Cyprus
23 Portugal
F
Litouwen
7 Denemarken
24 Qatar
G
Malta
8 Dominicaanse republiek
25 Saint Lucia
H
Polen
9 Duitsland
26 Saint Vincent and the Grenadines
I
Roemenië
10 Estland
27 Singapore
J
Slowakije
11 Finland
28 Slovenië
12 Frankrijk
29 Spanje
13 Hong Kong
30 Uruguay
14 Ierland
31 Verenigd Koninkrijk
15 Ijsland
32 Verenigde Staten van Amerika
16 Israel
33 Zweden
17 Japan
34 Zwitserland
Vestiginglanden die op de lijst van “Non Co-operative Countries and Territories” (NCCT) van de
FATF21 staan worden geacht een verhoogd risico op witwassen en/of terrorismefinanciering mee te
brengen.
20
Deze lijst is gebaseerd op de Corruption Perceived Index 2008 (www.transparency.org) en bestaat uit de 34 staten met
een “confidence range” beginnend boven de 6. Deze index betreft corruptie in de overheid en publieke sector. Een land met
een overheid en publieke sector die lager dan 6 scoort op deze index zal ook in overige delen van de maatschappij corrupt
gedrag vertonen en derhalve gevoelig zijn voor witwaspraktijken.
De “Overige EU-staten” A t/m J zijn toegevoegd en worden als laag risico beschouwd omdat de EU-regelgeving o.a. op het
gebied van witwassen ook van kracht is.
NB: Afhankelijk van het type van de instelling en de markt waarin zij opereert kan deze lijst aangepast worden. De lijst is
alfabetisch geordend t.b.v. de leesbaarheid, i.p.v. volgens “ranking”. Vetgedrukte staten behoren tot de EU.
21 http//www,fatf-gafi.org
(8)
4.1.3 Toelichting risico zakelijke relatie (product of transactie)
Bij de volgende zakelijke relaties of transacties is sprake van een verhoogd risico 22.
Transacties die niet passen bij de normale activiteiten van de cliënt;
Het opzetten van een onderneming die niet past bij de cliënt;
Bereidheid van cliënt om ongewoon hoge tarieven te willen betalen;
Grote internationale betalingen zonder duidelijke zakelijke reden;
Het opzetten van internationale structuren die eigendom of economisch belang verhullen
bijvoorbeeld door gebruikmaking van trust, rechtspersonen met aandelen aan toonder
enzovoort;
6. Het ontvangen van betalingen van onbekende partijen.
1.
2.
3.
4.
5.
4.2 PEP status
Een PEP is een persoon als bedoeld in de Uitvoeringsrichtlijn 23, tenzij deze de bedoelde functie
langer dan één jaar geleden voor het laatst bekleedde, alsmede diens directe familie en naast
geassocieerden. Van een PEP is sprake indien de betreffende persoon buiten Nederland woont.
Het gaat om de volgende personen (dit zijn de “hoofd-PEP’s”):
 staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen;
 parlementsleden;
 leden van hooggerechtshoven, constitutionele hoven en andere hoge rechterlijke instanties
die arresten wijzen waartegen doorgaans geen verder beroep mogelijk is;
 leden van rekenkamers of van directies van centrale banken;
 ambassadeurs, zaakgelastigden en hoge legerofficieren;
 leden van bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van overheidsbedrijven.
Middelbare of lagere ambtenaren vallen niet onder de onder a) tot en met f) genoemde
categorieën. Onder de onder a) tot en met e) genoemde categorieën vallen, waar toepasselijk, ook
posten op internationaal niveau, waaronder EU-niveau.
De directe familieleden zijn24:
 de echtgenoot of echtgenote;
 een partner die naar nationaal recht als gelijkwaardig met een echtgenoot of echtgenote
wordt aangemerkt;
 de kinderen en hun echtgenoten of partners;
 de ouders.
De “naast geassocieerden” zijn25:
a. een natuurlijke persoon van wie bekend is, dat deze met een PEP de gezamenlijke
uiteindelijke begunstigde is van juridische entiteiten of juridische constructies of met genoemde
persoon andere nauwe zakelijke heeft;
b. een natuurlijke persoon die alleen de juridische begunstigde is van een juridische entiteit of
juridische constructie waarvan bekend is, dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke
begunstiging van de in lid 1 genoemde persoon.
22
Deze richtlijnen zijn grotendeels ontleend aan de RBA Guidance for accountants van de FATF van 17 juni 2008. Omdat
de risico’s deels al zijn opgenomen in de WWFT en de schema’s 4.1 en 4.2 hiervoor, beperken we ons hier tot de risico’s
die niet expliciet in de WWFT en de schema’s 4.1 en 4.2 zijn voorzien.
23 Zie de verwijzing in artikel 1, lid 1, onderdeel e Wwft naar artikel 2, lid 1, lid 2 en lid 3 van de Uitvoeringsrichtlijn
2006/70/EG.
24 Art. 2, lid 2 Uitvoeringsrichtlijn.
25 Art. 3, lid 3 Uitvoeringsrichtlijn.
(9)
De nadruk in de omschrijving van de naast geassocieerden ligt op de zinsnede “van wie bekend
is”. Naar de aanwezigheid van een naaste geassocieerde hoeft geen actief onderzoek ingesteld te
worden. De vraag of een cliënt een direct familielid is van bijvoorbeeld een hoge legerofficier moet
wel actief onderzocht worden.
Indien er op grond van concrete aanwijzingen of vermoedens sprake kan zijn van een PEP, wordt
de betreffende naam gecontroleerd met een zoekmachine op het internet of met een daarvoor
bestemde internationale commerciële database26.
26
NB: de instelling kan er voor kiezen bij cliënten betrokken personen uit bepaalde landen (vgl lijst onder 4.1.2
systematisch te controleren.
(10)
5 AANVULLEND CLIËNTENONDERZOEK
Het aanvullend cliëntenonderzoek kan als volgt schematisch worden weergegeven.
Type cliënt
Criteria voor aanvullend onderzoek
Binnenlandse
Cliënt /Natuurlijk
persoon
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Cliënt niet fysiek aanwezig;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie.
Buitenlandse
Cliënt /Natuurlijk
persoon
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Cliënt niet fysiek aanwezig;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of
transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke
relatie of transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
PEP status
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
Vertegenwoordiger  Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of
Cliënt/Natuurlijk
transactie*;
persoon (binnen Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke
en buitenlands)
relatie of transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
Binnenlandse
Rechtspersoon
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of
transactie*.
Buitenlandse
Rechtspersoon
Vertegenwoordiger
rechtspersoon
 Vermoeden witwassen of financieren terrorisme;
(binnen- en
 Verhoogd risico cliënt + verhoogd risico zakelijke relatie of
buitenlands)
transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico zakelijke
relatie of transactie*;
 Vestiging in land met verhoogd risico + verhoogd risico cliënt*.
Ultimate Beneficial
Owner
Inhoud aanvullend
onderzoek
 Nader onderzoek
naar cliënt;
 Onderzoek naar
herkomst vermogen
gebruikt bij
transactie/relatie.
 Achtergrondinfo
inzake hoofd-PEP;
 Bron vermogen PEP
i.v.m
transactie/relatie
vaststellen.
 Nader onderzoek
naar cliënt;
 Onderzoek naar
herkomst vermogen
gebruikt bij
transactie/relatie.
 Nader onderzoek
naar cliënt;
 Onderzoek naar
herkomst vermogen
gebruikt bij
transactie/relatie.
 Nader onderzoek
naar cliënt en
vertegenwoordiger;
 Onderzoek naar
herkomst vermogen
gebruikt bij
transactie/relatie.
 Nader onderzoek
naar UBO en de
juridische relatie tot
cliënt;
 Verificatie identiteit
(bij twijfel);
Aanvullende
procedure van de
instelling
 Onderzoek internet
m.b.v. webbrowser
of gebruik van
business
information
provider;
 Beslissing [naam
persoon/Complianc
e Officer].
 Onderzoek internet
m.b.v. webbrowser
of gebruik business
information
provider;
 Beslissing [naam
persoon/Complianc
e Officer].
In overleg met [naam
persoon/Compliance
Officer]:
 Juridische band van
UBO met cliënt
onderzoeken
(internet of
business provider)
en controleren en/of
 verificatie identiteit
van betrokkenen.
Schema 5.1
(11)
Download