thuis bij heidegger en deleuze

advertisement
THUIS BIJ HEIDEGGER EN DELEUZE
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Gerjan Streng 533088
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Fundament
Heidegger, Martin: “Bouwen Wonen Denken”,
In: Heidegger, Martin: “Over denken, bouwen, wonen: vier essays”, (1999), SUN,
Nijmegen.
Heidegger schrijft over het bestaan van de mensen. Aan de hand van etymologisch
onderzoek weet hij wonen en bouwen gelijk te stellen aan het zijn of het bestaan.
Het bouwen wordt op deze manier het inruimen van een plek, het ein-frieden.
Hierdoor zijn ruimte en de begrenzing ervan direct gekoppeld aan het subject dat
hiervoor zorg draagt.
Deze subjectivering is een manier om het wonen en het bouwen een plaats te geven
en benadrukt het belang van de grenzen van het thuis. Een belangrijk punt van
kritiek dat moet worden overwonnen is het gemis aan interactie die bestaat in
situaties waarbij er meerdere subjecten zijn. De filosofie van Heidegger is er één van
nogal eenzame subjecten in een leeg landschap.
Borges, Jorge Luis: “The house of Asterion”,
In: Borges, Jorge Luis: “Labyrinths”, (1962), New Directions Publishing Corporation,
New York.
Borges beschrijft het verhaal van Theseus, Ariadne en de minotaurus op een nieuwe
manier, namelijk vanuit het perspectief van Asterion, de minotaurus. Anders dan het
gebruikelijke verhaal van het opgesloten, monsterlijke kind van koningin Pasiphaë
en een stier dat uiteindelijk wordt gedood door Theseus, wordt hier een enigszins
wereldvreemd wezen beschreven dat wanhopig op zoek is naar een thuis.
Voor mij maakt dit verhaal duidelijk dat het wonen en het thuis-zijn, anders dan
bij Heidegger, niet alleen te maken heeft met ruimte en begrenzing, maar vooral
met de uitbreiding van het thuis met externe relaties. Deze worden bijvoorbeeld
mogelijk gemaakt door gastvrijheid.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Deleuze, Gilles en Guattari, Félix: “A thousand plateaus: capitalism and
schizophrenia”, (1987), University of Minnesota Press, Minneapolis.
Romein, Ed; Schuilenburg, Marc; Van Tuinen, Sjoerd [Red.]: “Deleuze compendium”,
(2009), Boom, Amsterdam.
De filosofie van Deleuze en Guattari is niet gericht op uitleg of enkelvoudig begrip:
juist de veelvoudigheid, meerdere en veranderlijke mogelijkheden en momenten
van tijdelijke helderheid kenmerken hun werk. Toch zijn hun ideeën ook toe te
passen op het begrip thuis. Zij bieden een kans om de kritiek op Heidegger op te
lossen. Naast het thuis als begrenzing en vaste vorm zijn de vlucht, de verandering
en de relaties essentieel in hun werk.
Hierdoor komt ook de tweede etymologische basis van thuis, namelijk de
mogelijkheid tot uitgebreidheid, tot uiting.
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Introductie
Dit essay is een poging om inzicht te krijgen in het concept thuis en de mogelijke
invloed van een architect op de vorming ervan. Wat maakt van een huis een
thuis en wat is hierin het belang van de architectuur? Om tot een idee hierover
te komen, zal ik beide woorden allereerst etymologisch onderzoeken. Daarna
volgt een beschouwing van Martin Heideggers essay Wonen Bouwen Denken en
zijn ideeën over de relatie tussen subject en ruimte. Ten slotte zal ik proberen om
deze begrippen te plaatsen in de filosofie van Deleuze en Guattari, waarna een
concluderende uitspraak volgt over de mogelijkheden van de architectuur bij de
vorming van een thuis.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Etymologie
De taalkundige relatie zorgt er in het Nederlands voor dat thuis een functie of een
doel lijkt te zijn van het huis. In andere Germaanse en Scandinavische talen lijken
beide woorden verder uit elkaar te liggen: Haus, house en hus tegenover Heim, home
en hjem.
Het eerste wordt door etymologen teruggebracht tot de Indo-Europese stam
*(s)keu(H)- met de betekenis bedekken, omhullen. Hiervan zijn bijvoorbeeld het
Oudgriekse werkwoord keuqein, dat zowel verbergen als verzwijgen kan betekenen,
en het Latijnse custos – bewaker - afgeleid. Via het Germaanse *husa- zijn hieruit de
woorden huis, Haus en house ontstaan. Hieraan verwant zijn zowel schuilen, schuur
en schedel als huid en hut. De primaire functie van de woning is dan ook altijd de
bescherming tegen een buitenwereld geweest.
De tweede basis wordt gevormd door de stam *kei- dat in het Grieks keimai oplevert
wat dan zoveel betekent als liggen, rusten of zich bevinden. Later krijgt dit een meer
geografische connotatie via kvmh - dorp – en het Scandinavische heimr ofwel hoeve.
In verschillende talen wordt het door deze woorden beschreven gebied steeds
verder uitgebreid van hoeve, via een verzameling boerderijen, naar dorp tot zelfs
de gehele wereld.
Andere afleidingen van deze stam leveren in verschillende talen woorden op die
de betekenis hadden van liefde, geliefde, trouw en trouwen, het naar huis brengen
van een bruid, het naar bed brengen van iemand en in het bijzonder het zorgen
voor nageslacht. Het tweede idee van een thuis is dan ook deze mogelijkheid van
genegenheid en relaties, en uitbreidingen vanuit een bekend gebied.
Witold Rybczynski plaatst het ontstaan van onze moderne, westerse opvatting
van het thuis in de Hollandse steden van de zestiende eeuw. Hier was voor het
eerst sprake van een scheiding van ruimten van arbeid en ruimten van wonen,
waardoor ook een scheiding tussen publiek en privaat ontstond. De burgerij had
de mogelijkheid om de woning exclusief te gebruiken voor de intimiteit van het
gezinsleven. Deze ontwikkeling heeft ervoor gezorgd dat het begrip thuis steeds
meer een gevoel is geworden dat samenhangt met het comfort en het vertrouwen
van een thuisbasis. Het huis is dan de fysieke huid die deze genegenheid mogelijk
maakt en in stand houdt door haar te beschermen tegen de publieke buitenwereld.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Het controleren van deze grens geeft de bewoners van het huis ook het gevoel van
beheersing over het thuis.
Ook in sociologische beschrijvingen van het begrip thuis wordt het belang van
deze controle benadrukt. Toch wordt daar duidelijk dat thuis de fysieke ruimte van
het huis uitbreidt met de sociale en psychologische aspecten van ruimte. Ergens
thuis zijn betekent namelijk ook ergens bekend mee zijn. Het eigen maken van de
wereld gebeurt vanuit het thuis waarbij dit als anker telkens het begin- en eindpunt
van ervaringen vormt. Als centrum van deze subjectieve gewaarwording ontstijgt
het thuis de fysieke beperkingen van het huis.
Zo bezien bestaan er dus huizen die tot thuis kunnen worden als er zich een
bewoner bevindt die zich gerust voelt. Het is dus een subjectieve toevoeging die
van een huis een thuis maakt. Maar, bepaalt de maat van het huis de grenzen van
het thuis of zijn de stenen wanden slechts een bevestiging van een variabele en
uitbreidbare maat die vanuit het subject ontstaat?
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Heidegger
De gedachte van een wereld die vanuit de ervaring van een subject wordt opgebouwd
vinden we terug in de filosofie van fenomenologen als Martin Heidegger. “Houden
woningen echter reeds de garantie in dat men er woont?” vraagt Heidegger zich
af in zijn essay Bouwen Wonen Denken. Men kan ook ergens thuis zijn zonder er te
wonen, denk aan de vrachtwagenchauffeur die op de snelweg thuis is.
Heidegger stelt dat het wonen en het bouwen niet slechts als doel en middel tot
elkaar staan: Bouwen is op zichzelf al wonen. Heidegger verbindt bouwen en wonen
etymologisch met elkaar en stelt ze in oorsprong aan elkaar gelijk. De betekenis
van dit buan strekt zich echter verder uit, namelijk tot ons ben, tot ons zijn. Dit stelt
Heidegger in staat te beweren dat wonen de manier is waarop wij zijn; wonen is het
bestaan van de mens als sterveling op aarde.
Het bouwen – als wonen – heeft twee betekenissen gekregen: Het verbouwen/
bebouwen of telen en het vervaardigen of oprichten. Deze activiteiten hebben
volgens Heidegger de betekenis van het bouwen overgenomen, waardoor de
eigenlijke betekenis, namelijk het wonen, in vergetelheid is geraakt.
Om deze oorspronkelijke betekenis verder te onderzoeken gebruikt Heidegger het
Gotische wunian dat op tevreden zijn, vredig zijn en vrij zijn duidt. Het vrije of frye is
in deze erg belangrijk, aangezien het leidt naar beschermd en behoed tegen schade
en bedreiging ofwel ver-schoond. Het Duitse einfrieden vertelt ons dat de vrede
een omheining nodig heeft om te kunnen bestaan. Wonen betekent dan ook het
omheind blijven in het frye, het vrije dat alles in zijn wezen ver-schoont. Het schept
een plek om alles aan zijn wezen over te laten. Dit verschonen is voor Heidegger de
grondtrek van het wonen.
De wonende sterveling is onderdeel van het vierkant: De eenheid van aarde en
hemel, goddelijken en stervelingen. Aangezien het verschonen de grondtrek van
het wonen is, verschonen de stervelingen bij het wonen het vierkant: ze brengen
alle onderdelen in het vierkant tot hun wezen. De stervelingen wonen voor zover
ze de aarde redden (haar in haar eigen wezen vrijlaten en niet domineren of
onderwerpen), voor zover ze de hemel als hemel ontvangen (ze maken de nacht
niet tot dag en de dag niet tot een jachtig gedoe), voor zover ze de goddelijken
als goddelijken verwachten (hopend houden ze hun het onverhoopte voor) en ze
wonen voor zover ze hun eigen wezen begeleiden als sterfelijken.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Dit verschonen gebeurt niet op een abstracte manier, maar bij de dingen. Het wonen
is een verblijf bij de dingen en dat is dan ook waar het vierkant wordt bewaard of
tot waarheid wordt gemaakt. Het verblijf bij de dingen is dan ook wat de vierheid,
de vier elementen van het vierkant bij elkaar brengt tot eenheid.
Heidegger geeft aan de stervelingen de taak het wezen van het vierkant in de dingen
te brengen en wel door de dingen die over wasdom beschikken te verzorgen en te
telen en door de dingen die dat niet hebben speciaal op te richten. Het wonen is als
dit bewaren een bouwen.
In het tweede deel van zijn essay vraagt Heidegger zich af in hoeverre het bouwen
tot het wonen behoort.
Alleen een oord is een ding dat een plek in kan ruimen, het vierkant van een plek
kan voorzien. Deze dingen verschaffen ruimten, namelijk aan dat wat toegelaten
is binnen zijn grenzen. Heidegger noemt deze dingen die als oorden een plek
verschaffen anticiperende gebouwen. Zij zijn door het oprichtende bouwen te
voorschijn gebracht.
Het oord verschaft een ruimte waarbinnen zich allerlei plaatsen bevinden. De afstand
tussen deze plaatsen is meetbaar en ingeruimd en vormt zo een tussenruimte, of
spatium. Deze tussenruimte is nog te abstraheren tot abstractum: een uitgebreidheid,
of extensio, van de drie dimensies. Heidegger bekritiseert hier ook de idee van maat
als basis voor het wezen van ruimten; de ruimten zijn door oorden ingeruimd en
maat is afgeleid van afstand tussen de plaatsen.
Mens en ruimte zijn bij Heidegger nauw verbonden: De mens bestaat, of woont,
door zijn verblijf bij de dingen en pas vanuit de dingen als oorden ontstaan
ruimten. Ruimten openen zich door het feit dat ze in het wonen van de mens zijn
opgenomen.
Wat is dan de betekenis van het bouwen in deze relatie tussen mens en ruimte? Het
bouwen is het te voorschijn brengen van het oord, van de dingen die het vierkant
toelaten en het vierkant inrichten. Het oprichtende bouwen is het huisvesten van
het verblijf van de mensen en dus het inrichten van oorden die voor het vierkant een
plek inruimen. Het bouwen is een laten-wonen.
Door het naar voren brengen van het oord wordt dit als plaats ingericht in hetgeen
reeds aanwezig is. Het bouwen is dan een combinatie van een menselijk produceren
(aanbrengen) en het uitzichzelf verschijnende Zijn (naar voren brengen of laten
verschijnen).
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Alleen als we vermogen te wonen, kunnen we bouwen. Heidegger zegt dat het
bouwen zijn wezen ontvangt van het wonen, waardoor ook het denken over deze
relatie tot het wonen behoort. Bouwen en denken zijn, als zij voortkomen uit
ervaring en oefening, zelfs absolute noodzaak voor het wonen. Dit is Heideggers
oproep het wonen te leren; de stervelingen brengen hun wezen tot volheid als ze
vanuit het wonen bouwen en voor het wonen denken.
Heidegger wordt door architecten vaak op een nostalgische, rurale manier van
escapisme gelezen. Zijn filosofie lijkt toch allereerst een acceptatie van al het
aanwezige in te houden, een zekere holistische houding waarbij alles in waarde
moet worden gebracht of gelaten. Een thuis wordt gemaakt als een oord wordt
ingeruimd en zo een mens een ruimte verschaft waar hij als sterveling kan bestaan.
Deze daad betekent echter een aanpassing van de situatie door het introduceren
van een grens die direct verbonden is met het vrijgemaakte gebied. Sterker nog,
Heidegger beweert dat ruimte niet eens bestaat zonder deze bevrijding. Op deze
manier zijn de afmeting en de begrenzing van een thuis onlosmakelijk verbonden
met het bewonende subject.
Zijn oproep zou dan ook leiden tot een thuis waarvan de ruimte en de begrenzing
af hankelijk is van de ervaringen en opgedane kennis van de bewonende sterveling.
Heidegger bekijkt het ontstaan van ruimte en oorden altijd vanuit één subject, vanuit
de beleving van één enkele sterveling. De consequentie van het begrip mensheid en
de interferentie van de ‘subjectvelden’ bij een mogelijke ontmoeting wordt door
hem eigenlijk buiten beschouwing gelaten. De ruimte die Heidegger beschrijft is
dus ook vooral beperkt tot de wereld van de enkeling.
De mens, ontdaan van haar sociale aard, als zonderlinge eenling in de wereld
is schrijnend. Aan een architectuur die zich toelegt op het vormgeven van een
eigengemaakte binnenwereld en de begrenzing hiervan - zonder uitnodiging te
bieden tot het aangaan van externe relaties - valt dan ook weinig eer te behalen.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Borges - The house of Asterion
In Het huis van Asterion van Jorge Luis Borges wordt een huis beschreven dat de
maat heeft van de wereld. Sterker nog, zoals de bewoner Asterion zelf zegt, het ís
zijn gehele wereld. Er zijn oneindig veel voerbakken, drinkplaatsen, binnenplaatsen
en regenbakken. Zijn verkenningen hebben hem steden, straten, tempels en zelfs
zeeën laten zien in zijn huis; deze zijn alle oneindig in aantal wat voor hem bevestigd
dat het huis inderdaad de hele wereld bevat. Slechts twee dingen in deze wereld zijn
uniek: Boven, de zon met haar vele gezichten en onder, Asterion zelf.
Asterion heeft zich het huis eigen gemaakt. Zo speelt hij een spel waarbij hij een
denkbeeldige andere Asterion rondleidt door zijn huis en hem de kamers, gangen
en binnenplaatsen laat zien. Dat een dwaling tijdens de rondleiding tot hartelijk
gelach leidt, maakt duidelijk dat dit soort vergissingen uitzonderlijk zijn: Ondanks
de enorme proporties kent Asterion zijn huis goed. Hij vraagt zich zelfs af of hij het
huis misschien ooit zelf gecreëerd heeft en dit is in heideggeriaans opzicht van een
subjectieve ruimte natuurlijk ook zo.
Een huis dat de hele wereld bevat, kent geen begrenzing. Asterion benadrukt dat
hij toch zeker geen gevangene is: Weliswaar zijn er deuren, maar ook hun aantal
is oneindig en zij staan dag en nacht open voor mensen en ook voor dieren. Bij het
passeren van deze slotloze deuren komt Asterion geen buitenwereld tegen maar
enkel nieuwe ruimten in zijn oneindige huis. Toch ontvangt hij zelden echte gasten.
Eens in de negen jaar treden negen jongeren het huis van Asterion binnen, maar
zij sterven bij het zien van hun gastheer. Hun lichamen zorgen weliswaar voor
een herkenbaarheid van de eindeloze gangen, maar Asterion kan niet wachten tot
zijn verlosser komt en hem naar een plek met minder gangen en minder deuren
brengt.
“Would you believe it, Ariadne?” said Theseus. “The Minotaur scarcely defended
himself.”
De minotaurus Asterion was niet in staat om van zijn labyrintische huis een thuis
te maken. Niet omdat hij de beschermende buitengrens niet kon controleren, maar
omdat hij niet in staat was er zijn gastvrijheid uit te dragen. Het is zijn eenzaamheid
dat het huis unheimisch maakt.
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
Deleuze en Guattari
In het werk van Gilles Deleuze en Félix Guattari komen een aantal begrippen aan
bod die een relatie met het huis en het thuis hebben. Daarvoor is het van belang
om een wezenlijk verschil tussen hun filosofie en die van Heidegger aan te wijzen.
De eerder beschreven ideeën van Heidegger tonen namelijk al dat hij uitgaat van
een wereld die eigenlijk betekenisloos of zelfs non-existent is zonder subject om
betekenis aan de ruimte te geven.
Bij Deleuze en Guattari is er geen ordenend subject nodig; zij gaan uit van een wereld
die bestaat uit een veranderlijke chaos van mogelijkheden zonder dat daarin sprake
is van subject of object. Zij noemen dit de virtualiteit. Uit de veelvoudigheid van
deze virtualiteit kunnen concepten ontstaan als er een differentiatie of actualisering
plaatsvindt. Bepaalde eigenschappen of relaties komen sterker naar voren uit de
virtualiteit - zij krijgen consistentie - wanneer ze een immanentievlak delen. Zo’n
immanentievlak dient als een filter dat vooraf gaat aan het concept en ervoor zorgt
dat dit concept verschijnt als een contour in de veranderlijke chaos. Hierdoor is
er ook geen sprake van heldere, vastomlijnde objecten of een individueel subject
dat deze objecten waarneemt, maar bestaat de werkelijkheid uit gebeurtenissen:
momenten waarop de chaotische virtualiteit tijdelijk helder wordt.
Ook deze tijdelijkheid is erg belangrijk in het denken van Deleuze en Guattari: Juist
doordat de werkelijkheid bestaat uit een dynamische chaos, zijn ook de concepten
onderhevig aan verandering. De vluchtlijnen zijn een essentieel onderdeel van de
werkelijkheid en zij zorgen ervoor een gebeurtenis ook slechts tijdelijk duidelijk
omlijnd kan zijn. Er zullen voortdurend nieuwe eigenschappen en relaties op
het immanentievlak verschijnen vanuit de chaotische kluwen. Niets ‘is’, alles is
voortdurend ‘in wording’. Het statische Dasein van Heidegger kan niet bestaan in
deze vloeiende wereld.
In het elfde plateau “Of the Refrain” hebben Deleuze en Guattari het letterlijk
over de vorming van een thuis: Een centrum omsloten door een cirkel houdt de
krachten van de chaos buiten. Het in- en opruimen houden het interieur op orde
en de kracht waarmee dit gepaard gaat, bepaalt de begrenzing van het bekende.
De ritmiek van de orde is het refrein: De toon van herkenning. Het refrein is ook
niet het tegenovergestelde van de chaos, maar het bestaat uit de bekende codes uit
de veelvoudigheid aan codes die de virtualiteit bevat; zij komen uit elkaar voort.
Het resultaat van dit verschil tussen orde en chaos is het territorium. Maar, anders
Architectuur: Filosofie en Kritiek
Thuis bij Heidegger en Deleuze
dan het inruimen van een plek bij Heidegger is dit geen doel op zich, het is niet het
zijn.
Dit essay is dan ook een pleidooi om de mogelijkheid van uitbreiding over de wereld
vanuit het thuis net zo veel aandacht te geven als de controlerende en beschermende
functie ervan. Dit betekent dat het spectrum van gesloten en poreus de belangrijkste
architectonische opgave is bij het ontwerpen van een huis. Het creëren van een
thuis ligt echter buiten de macht van de architect: Dat is een taak die vraagt om
een actieve houding van de bewoners. Wat wel binnen het bereik van de architect
ligt, is het ontwerpen van een huis dat de mogelijkheid biedt tot het ontstaan van de
gebeurtenissen van het thuis-worden. De mogelijkheid van vluchtlijnen is essentieel
om een thuis in voortdurend veranderende vorm te laten functioneren.
Zoals gezegd zijn de veranderlijke chaos, en dus de vluchtlijnen, primair. Uiteindelijk
zal de cirkel zich namelijk openen om zo een vluchtlijn te bieden die inherent
is aan het thuis met een deterritorialisering tot gevolg. Het refrein kan worden
meegedragen in de wereld, waardoor het gedeterritorialiseerde thuis zich elders
kan reterritorialiseren. Ook het thuis is dus voortdurend in-wording. Dit worden
is geen evolutionair proces, geen ontwikkeling, afstamming of verbetering. Het
worden is eerder een samenbrengen van meerdere ongelijke vormen tot een nieuwe
staat.
Toch lijkt een beschrijving van het thuis als iets zo plaatsgebondens als een
territorium niet te passen binnen het denken van Deleuze en Guattari. Het thuis
verschuift en verschaalt voortdurend, het overlapt en wordt vaak gedeeld. Het lijkt
voor de hand te liggen om het thuis dan te beschouwen als een assemblage:
“…a precise state of intermingling of bodies in a society, including all the
attractions and repulsions, sympathies and antipathies, alterations, amalgamations,
penetrations, and expansions that affect bodies of all kinds in their relations to one
another.”
Het thuis wordt op deze manier een onderdeel van de grotere samenleving en
werkt op gelijke wijze als een open combinatie van elementen. Er zijn voor Deleuze
en Guattari twee dimensies die samenhang aan een assemblage geven. Allereerst
is er de horizontale dimensie van een assemblage, de verhouding tussen inhoud en
uitdrukking, is de tweede vorm van consistentie van de assemblage. Wat zijn deze
onderdelen bij de assemblage thuis? De inhoud van het thuis zijn dan de bewoners
en al hun relaties met de attributen die aan het thuis worden toegeschreven, zoals
schuilplaats, plaats van intimiteit en plaats van waaruit ontdekking van en uitbreiding
over de wereld begint. Daarnaast krijgt de inhoud vorm door organisatie. Elk van
deze attributen heeft een eigen uitdrukking in het thuis.
De tweede is de verticale dimensie van het territorium, daar waar de assemblage
van het thuis plaatsvindt. Dit kan het gebouwde huis zijn, maar is zeer uitbreidbaar.
Denk aan gevoelens van behoren bij een buurt, stad of zelfs thuisland; alles wat aan
de hand van een begrenzing beschreven kan worden, kan als territorium voor het
thuis dienen, maar dat gaat met het oog op de context van dit essay wel erg ver. De
altijd aanwezige, door vluchtlijnen veroorzaakte, deterritorialisering geeft ook aan
dat hét territorium niet van essentieel belang is.
Download