UDL Leuven, 2 maart 2017 A. Cloots MARTIN HEIDEGGER (1989-1976) Martin Heidegger is ongetwijfeld één van de meest invloedrijke denkers van de 20 e eeuw, althans binnen de Europese filosofie, ondanks zijn problematische relatie met het nationaalsocialisme in de jaren 1930-1940. Aanvankelijk sterk door de theologie gevormd ontwikkelde Heidegger zich tot een rasecht filosoof, op zoek naar wat ‘mens-zijn’ eigenlijk wil zeggen en wat ‘Zijn’ eigenlijk wil zeggen. In die zoektocht werd hij een van de eerste filosofen die een ‘metafysica’ zonder God poogt te ontwikkelen, ook al zal zijn visie altijd sterke religieuze trekken blijven behouden. In het denken van Heidegger wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen de vroegere Heidegger en de latere – al heeft Heidegger zelf altijd benadrukt dat die zgn. Kehre, die ommekeer, niet een breuk is met zijn vroeger denken maar een verdieping ervan. De vroegere Heidegger is de Heidegger van Sein und Zeit (1927). Daarin is het Heidegger te doen om de vraag naar het mens-zijn: wat betekent het mens te zijn en wat is een authentiek mens-zijn? Die vraag, die eigenlijk ook de vraag is van het existentialisme, zal Heidegger, onder invloed van de fenomenologie van zijn leermeester Edmund Husserl (1859-1938), uitwerken op een heel eigen manier. Ze kan worden samengevat in een uitdrukking die op het eerste zicht banaal lijkt, maar eigenlijk een hele ommekeer betekent in de moderne filosofie, nl. “Dasein ist in-der-Weltsein” (mens-zijn is in-de-wereld-zijn). Daarin zit meteen een nieuwe opvatting van de mens, tegenover bijvoorbeeld Descartes, maar ook een nieuwe opvatting van de wereld (als ‘leefwereld’ – de altijd concrete en veranderende wereld van de concrete mens) en een nieuwe opvatting van waarheid (als ‘on-verborgenheid’ [“alètheia”]). De openheid op de wereld is op de eerste plaats een openheid op betekenis en zin (en onzin). Dat onderzoek naar wat mens-zijn wil zeggen is voor Heidegger echter op de eerste plaats een voorbereiding van het onderzoek naar wat ‘Zijn’ wil zeggen. Want ‘zijn’ is er niet zonder de mens – hoe vreemd we zo’n visie op het eerste gezicht kunnen vinden, maar eigenlijk is het niet anders dan de logische conclusie uit de filosofie van Kant. De latere Heidegger is vooral begaan met wat hij noemt ‘het denken van het Zijn’. En dat denken draait rond elk van die drie woorden: wat betekent ‘Zijn’, maar ook wat betekent ‘denken’ en wat soort denken is nodig om het ‘Zijn’ te denken? En tenslotte: wat betekent ‘van’ wanneer we spreken over ‘het denken van het Zijn’? Wie denkt er eigenlijk wanneer er wordt gedacht? Is dat eigenlijk wel zonder meer de mens? Is de mens meester van zijn eigen denken, of denkt het Zijn in ons? Voor Heidegger is het Zijn geen ding, ook niet de verzameling van alle dingen en ook niet God (zoals in de middeleeuwse filosofie). Zijn is een werkwoord, geen zelfstandig naamwoord. Als werkwoord verwijst het op de eerste plaats naar een ‘gebeuren’: het zijn van de dingen is het gebeuren van de dingen. Het is het gebeuren waarin de dingen tot verschijnen komen en tot hun waarheid. Zijn heeft voor Heidegger dus met het gebeuren van de dingen te maken, het gebeuren waarin ze tot hun waarheid komen. Uiteindelijk komen ze tot hun waarheid in het denken, het spreken, en het handelen van de mens: daar kunnen de dingen in hun eigenheid naar voren treden. Maar dat veronderstelt een nieuwe manier van denken. Niet een beheersend en ‘rekenend’ denken maar een bedachtzamer denken. Want de mens is niet de heer van het Zijn, noch van het denken, maar de hoeder ervan, die in zijn denken, spreken en handelen het Zijn kan laten gebeuren. Vandaar dat Heidegger eigenlijk de moderne filosofie met haar volle nadruk op de mens openbreekt (hoewel hij er sterk schatplichtig aan blijft): hoe belangrijk de mens ook is in het gebeuren van het Zijn, toch is dat gebeuren iets dat hem overstijgt en waarin de mens altijd al opgenomen is en er door bepaald, zowel in zijn denken, zijn spreken als zijn handelen. Ook de ‘zijnsvergetelheid’ die voor Heidegger zo kenmerkend is voor heel de filosofie, al sinds Plato, en zeker in de moderne wetenschap en techniek, is uiteindelijk niet zomaar aan de mens te wijten – en ook niet zomaar door de mens op te heffen. Maar hij kan en moet er wel denkend aandacht voor vragen. Literatuur Veruit het beste Nederlandstalige boek over Heidegger is nog altijd dat van Sam Ijsseling uit 1964, Heidegger. Denken en danken, geven en zijn. Het is onlangs (in 2014) heruitgegeven door Uitgeverij Vantilt in Nijmegen.