SGA Stedelijk Gymnasium Arnhem K LAS D ATUM 1 07-10-03-Nl P ROEFWERK latijn S TOF lingua latina hst.1 A.Vragen bij de tekst: 1. r.3 valde gaudet... a. Wie is het subject? b. wat is de reden van dat valde gaudet c. aan welk Latijnse woordje zie je dat je hier met een reden te maken hebt. 2. Maak op je blaadje 3 kolommen: zelfst.naamwoorden werkwoorden bijwoorden. en zet alle woorden (behalve pauca verba facit, et en nam) van r. 6 t/m 8 in de juiste kolom. 3. In r. 9/10 worden 6 goden genoemd: a. Schrijf van 5 goden op hoe ze familie van elkaar zijn? (je mag ook een kleine stamboom tekenen) b. Schrijf van alle 6 goden op waarvan of waarover ze de god zijn. 4. r. 11 t/m 14 (ubi....plaudit) a.Wat doet Marcus als het beeld van Venus voorbij komt? b.Waarom reageert hij zo? c.Aan welk Romeinse woordje zie je dat je hier met een oorzaak te maken hebt? 5. Een bijwoord zegt iets over de handeling, nl. a.waar, b.wanneer, of c.hoe het plaats vindt. Geef uit de tekst één voorbeeld van a., één van b. en één van c. Vermeld steeds het regelnummer erbij. B. Cultuurvragen. 1. Welke 3 typen huizen hadden de Romeinen en welk type mensen woonder erin? 2. Uit welke onderdelen bestond de volledige naam van een Romeins burger? Leg het uit aan de hand van de volledige naam van Marcus 3. a.Wanneer was Trajanus keizer over het Romeinse Rijk? b. De Romeinen noemden hem optimus princeps. Waaraan had hij deze titel te danken? Noem ten minste 3 punten. C. Vertaling. Vertaal de volgende tekst in goed Nederlands. Marcus en zijn vader zijn in het Circus Maximus… Populus clamat. Marcus tacet et audit. Tum iterum turba clamat : “Ave, Caesar!”, nam modo imperator intrat. Et pater clamat. Valde gaudet et plaudit. Marcus non clamat. Tacet et circumspectat1. Amat enim… et Aemilia non adest2. Ecce ! Ibi Aemilia sedet ! Tum èt Marcus ridet et gaudet, nam Aemilia placet. 1 2 circumspectat = kijkt om zich heen adest = is aanwezig, is er Bestandsnaam via autotekstfragment