Sagalassos Aglasun

advertisement
Sagalassos
Bezoekersgids
Deze gids werd gepubliceerd als onderdeel van een project gefinancierd
binnen het kader van het 2011 Ondersteuningsfonds Programma van het West
Mediterranean Development Agency, met referentienummer TR61/11/TURIZM/
KAMU/01-35 en met als titel “Voorbereiding en Promotie van de Culturele en
Natuurlijke Hulpbronnen van Ağlasun ten Behoeve van Duurzaam Toerisme”.
Sagalassos:
Een Beknopte Biografie
Dit boekje heeft drie doelen: het wil uw bezoek aan Sagalassos rijker maken. Na uw bezoek
doet het dienst als een mooie herinnering. En voor wie (nog) niet in Sagalassos is geweest, is
het een kennismaking in woord en beeld met deze prachtige site.
U vindt hier:
• een beknopte biografie van de stad en de streek, van 10.000 v.Chr. tot de
13de eeuw n.Chr.;
• de (licht aangepaste) tekst van de panelen die op de site het verhaal van
Sagalassos en zijn vele bouwwerken en monumenten vertellen, met
beelden. Zo maakt u een virtuele wandeling door de stad;
• een getuigenis van professor Marc Waelkens, die Sagalassos op de
archeologische wereldkaart heeft gezet.
In het zuidwesten van Turkije, iets meer
dan honderd kilometer ten noorden van
de kustplaats Antalya, ligt Sagalassos.
Tegenwoordig maakt de regio deel uit
van de provincie Burdur. De antieke stad
bevindt zich in het Taurusgebergte, met in
het zuiden de Middellandse Zee en aan haar
noordkant de hoogvlakte van Anatolië.
Sagalassos was eeuwenlang de belangrijkste
stad van het antieke Pisidië, het binnenland
van het huidige zuidwest-Anatolië. Ze ligt
op een berghelling die naar het zuiden is
georiënteerd, op een hoogte van 1450 tot
1600 meter. Aan haar oostkant bevindt zich
de top van de indrukwekkende Akdağ, 2271
meter hoog.
Geleidelijk aan onderwierp het antieke
Sagalassos een aantal belangrijke valleien
in zijn omgeving. De eerste en belangrijkste
in de rij was, ten laatste in het begin van
de 2de eeuw v.Chr., de vallei van Burdur.
Hierdoor werd het landbouwareaal van de
stad aanzienlijk groter en kon men ook de
verbinding leggen met het latere Romeinse
wegennet in Anatolië. In de tijd van
Augustus kwamen daar nog de valleien van
Bağsaray en Çeltikçi in het zuiden bij.
Waarom kwamen mensen op deze
behoorlijk steile berghellingen wonen?
Daar hadden ze in de oudheid goede
redenen voor. Veiligheid was er een van,
en de overvloed aan natuurlijke bronnen
een andere: door de bodemgesteldheid
– een laag kalksteen die water doorlaat,
met daaronder een kleilaag – vormden
zich ter hoogte van Sagalassos tientallen
bronnen. In die bodem troffen mensen ook
klei aan voor het maken van hoogwaardige
keramiek en bouwstenen, en ertsen voor
de metaalproductie. De nabijgelegen
valleien waren in de oudheid bovendien
vruchtbaarder dan in onze tijd. In de
bloeitijd van de stad tijdens de Romeinse
keizertijd kwam daar nog een belangrijk
argument bij: Sagalassos was voortaan
aangesloten op het Anatolische wegennet
en werd zo verbonden met het binnenland
en met de havens aan de Ionische westkust
en de Pamphylische zuidkust. Dat alles
lokte mensen naar een rijke stad die almaar
meer prestige genoot en openstond voor
vernieuwing. Graan, olijven, wellicht ook
dennenbomen en hoogwaardig roodgeslibd
tafelgerei vormden er de basis van de
economie en werden geëxporteerd.
3
Sagalassos vóór
Sagalassos
Sagalassos wordt
Grieks
De metamorfose van
een stad
“De eerste stad van
Pisidië”
De pre- en protohistorie. Van
10.000 tot 546 v.Chr.
De Perzische en de
hellenistische tijd. Van de 6de
tot de 1ste eeuw v.Chr.
Keizer Augustus en de
1ste eeuw
Keizer Hadrianus en de 2de
en 3de eeuw n.Chr.
De oudste menselijke sporen in het
gebied van het latere Sagalassos
dateren van 10.000 v.Chr. De oudst
gekende permanente nederzettingen
zijn van omstreeks 6500 v.Chr., toen
hier ook al keramiek werd gemaakt.
De eerste landbouwvestigingen in de
vallei van Ağlasun zijn van even voor
4000 v.Chr. en nog voor 3000 v.Chr.
was er een web van nederzettingen die
elk een territorium controleerden. Deze
evolutie stokt rond 2300/2200 v.Chr.:
Indo-Europese bevolkingsgroepen (de
Hettieten, de Luwiërs) trekken dan
Anatolië binnen. Rond de 14de eeuw
v.Chr. bevindt de locatie van Sagalassos
zich in Luwische invloedssfeer en is er
al Myceense import. Kort na 1200 v.Chr.
gaan de grote rijken uit de bronstijd ten
onder en worden ze opgevolgd door
de Phrygiërs, de Lydiërs en ten slotte
de Perzen. Uit de vroegere Luwische
staten ontwikkelden zich inmiddels
verschillende groepen. Eén daarvan
zijn de Pisidiërs, die ook de regio van
Sagalassos bevolkten.
Al in de tijd van de Perzen zijn in
Pisidië, en wellicht ook in Sagalassos,
helleniserende invloeden merkbaar. Die
evolutie wordt versneld en versterkt na
de doortocht van Alexander de Grote,
onder zijn opvolgers en in de Romeinse
tijd: Sagalassos wordt, sneller dan
sommige andere Pisidische steden, een
polis van het type van de autonome
‘stadsstaten’ in het oude Griekenland.
Die ‘progressieve’ ontwikkeling
gaat vermoedelijk ten koste van de
‘conservatieve’ naburige nederzetting
Düzen Tepe.
Augustus, Romes eerste keizer
(25 v.Chr.-14 n.Chr.), is wellicht het
invloedrijkste personage in het verhaal
van Sagalassos. Niet dat hij rechtstreeks
met de stad te maken had, maar onder
zijn bewind kwam er rust, was er een
gunstig investeringsklimaat, werd het
belastingsysteem hervormd, verbond
een weg Sagalassos met de zee en
groeide de bevolking sterk aan. De
lokale elite zag meteen de kansen die de
nieuwe context bood, ook en vooral op
economisch vlak. Ze trok, in tegenstelling
tot de rest van Pisidië, de Romeinse
kaart zonder aan haar identiteit te
verzaken. De 1ste eeuw n.Chr. was dan
ook een bloeitijd voor Sagalassos..
In de periode 124-132 n.Chr. bezocht
keizer Hadrianus Klein-Azië zeker drie
keer. Wellicht tijdens zo’n bezoek nam
hij een beslissing die voor de toekomst
van Sagalassos grote gevolgen had:
de stad werd van de provincie ‘Galatia’
overgeheveld naar ‘Lycia et Pamphylia’,
waar zij het officiële centrum van de
keizercultus van de nieuw toegevoegde
regio ‘Pisidië’ werd. Ze werd ook erkend
als ‘eerste stad’ van Pisidië. Dit was een
bekroning van de ambities die Sagalassos
sinds Augustus aan de dag legde, een
officiële bekrachtiging van een bestaande
realiteit. Het betekende ook het begin
van een nieuwe bloeitijd, met een intense
economische en bouwactiviteit. Die bleef
tot en met het begin van de 3de eeuw
duren.
Dit is een inscriptie waarin Sagalassos trots uitpakt
met zijn status. Er staat in het Grieks: “De stad van
de Sagalassiërs, de eerste van Pisidië, vriend en
bondgenoot van de Romeinen”. De piëdestal bevond
zich op de Bovenste Agora.
Deze asurne uit de 2de eeuw v.Chr. heeft de vorm
van een huisje. Ze diende voor as en verbrande
beenderresten. Het schild is met een leeuwenkop
versierd, en erachter zijn een gekruist zwaard en
een speer te zien. Sagalassos beroemde zich op de
krijgsvaardigheid van zijn burgers. Dit exemplaar
bevindt zich in de zuidelijke necropool van de stad.
Deze aardewerken schalen uit ca. 6000-5800 v.Chr.
zijn gevonden in een van de oudste permanente
nederzettingen van West-Anatolië: Hacılar, op 25
kilometer ten westen van Burdur. De site was al
omstreeks 6500 v.Chr. bewoond.
4
De ca. 6 n.Chr. onder keizer Augustus aangelegde Via
Sebaste verbond het territorium van Sagalassos met de
havens aan de zuidkust van Anatolië.
5
Een nieuwe cultuur:
Sagalassos wordt
christelijk
Een einde in fasen
De 6de eeuw en verder
Het verhaal van de
ontdekking van Sagalassos
(1706-1982)
De 4de en de 5de eeuw
Na de vergrieksing en de eeuwenlange
‘Romeinse periode’ beleeft Sagalassos
vanaf de 4de eeuw n.Chr. een derde
ingrijpende verandering: de stad wordt
christelijk. Er doen zich belangrijke
bestuurlijke ontwikkelingen voor en na
een bouwstop sinds ongeveer 235 n.Chr.
herneemt de bouwactiviteit al op het
einde van de 4de eeuw. De elite laat zich
wel minder dan vroeger in met haar stad.
Vanaf de 5de eeuw is de verchristelijking
goed zichtbaar in Sagalassos.
In 120-125 n.Chr. liet Titus Flavius Severianus Neon
de naar hem genoemde Neon-bibliotheek bouwen.
De man was Sagalassos’ grootste weldoener ooit.
Vermoedelijk onder de heidense keizer Julianus
(361-363 n.Chr.) werd dit symbool van de heidense
cultuur gerestaureerd en kreeg de bibliotheek een
mozaïekvloer. Op het einde van de 4de eeuw werd ze
met opzet vernield. Het mythologische tafereel in het
midden van de vloer – de Griekse held Achilles neemt
afscheid van zijn moeder, de godin Thetis – was daar
mee het slachtoffer van.
6
Verbazing en
verrukking
Drie gebeurtenissen uit de 6de
en vroege 7de eeuw n.Chr. zijn
verantwoordelijk voor de geleidelijke
neergang van Sagalassos: een
aardbeving aan het begin van beide
eeuwen, en een pestepidemie in 541-542
n.Chr. Ook daarna nog blijven er mensen
wonen die vooral aan landbouw doen,
tot in de 13de eeuw n.Chr. de laatste
sporen van Sagalassos verdwijnen.
Inmiddels ontwikkelt het naburige
Ağlasun zich.
Nadat het antieke en middeleeuwse
Sagalassos in de 13de eeuw n.Chr.
definitief werd verlaten, was het wachten
tot 1706 op de herontdekking. Die eer
viel Paul Lucas, een Franse diplomaat
van Lodewijk XIV, te beurt. De naam
Sagalassos werd echter pas in 1824
geïdentificeerd. Tegen het einde van
de 19de eeuw was ‘Sagalassos’ een
begrip, maar de site raakte vervolgens
in het vergeetboek, weggedrumd door
opgravingen in de grote antieke steden
aan de Turkse westkust. Onder meer de
Poolse graaf Karol Lanckorónski vormt
de uitzondering op deze regel. In de
20ste eeuw concentreerden archeologen
zich op enkele deelfacetten, tot in
1983 Marc Waelkens voor het eerst in
Sagalassos kwam, er vanaf 1986 onder
leiding van Stephen Mitchell en hemzelf
vier campagnes volgden en hij in 1990
definitief de toestemming kreeg om op
te graven in de stad en te prospecteren
op het grondgebied.
Zicht op de Alexanderheuvel vanaf de stad. Deze
conische heuvel heeft een betekenisvolle plaats in
de geschiedenis van Sagalassos. “De Sagalassiërs
wachtten de komst van de Macedoniërs af op de
heuvel voor hun stad, omdat dat een even sterke
positie was voor de verdediging als de stadsmuur,”
schrijft de historicus Arrianos aan het begin van zijn
korte beschrijving van het verloren gevecht dat de
Sagalassiërs in 333 v.Chr. met het leger van Alexander
de Grote leverden. Deze heuvel bood gedurende de
12de-13de eeuw n.Chr. ook een onderkomen aan het
laatste Byzantijnse garnizoen, waarna het wellicht door
de Seldjoekse Turken werd vernield.
Paul Lucas en een medereiziger,
afgebeeld naast het titelblad van
zijn reisverslag. Lucas was de eerste
westerling die op 20 november 1706 de
ruïnes van Sagalassos zag.
7
Een Wandeling
Door Sagalassos
22
23
21
20
24
Wandelroute A: Een uur / 1,5 km
Wandelroute A: twee uur / 2,5 km
Wandelroute C: vier uur / 4 km Uitgebreid bezoek
19
17
15
18
14
1
Heuvel van Alexander de Grote
2
Hadrianus en Antoninus Pius
Heiligdom voor de keizercultus
8
3
Vroeg-Byzantijnse versterking
7
4
Grote Colonnadestraat
Poort uit de tijd van Tiberius
16
12
13
10
9
Ingang
11
6
5
5
6
7
4
8
9
3
10
11
12
2
13
14
15
16
17
18
1
19
N
0
8
100
200
300
400
Onderste Agora
Severisch Nymphaeum
Laat-Hadrianisch Nymphaeum
Christelijke basiliek binnen het
Heiligdom voor Apollo Klarios
Odeon (overdekt theater)
Keizerlijke Thermen
Stadsvilla
Macellum (voedselmarkt)
Bovenste Agora
Antonijns Nymphaeum
Bouleuterion (Stadssenaat)
Basiliek van St. Michaël
Dorische Tempel
Noordwestelijke Heroön
20
Martelarenkerk in het stadion
21
Hellenistisch Brongebouw
22
Bibliotheek van Neon
23
Theater
24
Pottenbakkerswijk
500 Meter
9
Route A: Eén uur / 1,5 km
• Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora en het odeon
• Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en
het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning
• Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora
• Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel
• Wandel via het bovenste pad naar de hellenistische fontein en de bibliotheek
van Neon
• Keer terug via het centrale pad
• Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten
Route B: Twee uur / 2,5 km
• Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora
• Bezoek het nymphaeum van Hadrianus, de tempel van Apollo Klarios en het odeon
• Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en
het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning
• Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora
• Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel
• Wandel via het bovenste pad naar de hellenistische fontein en de bibliotheek
van Neon
• Wandel verder naar het theater en de oostelijke voorstad
• Keer terug via het centrale pad langs de luxueuze stadswoning
• Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten
We maken een wandeling door Sagalassos en we belichten de belangrijkste
monumenten en plaatsen. De wandeling neemt u via de zuidelijke colonnadestraat
mee naar het stadscentrum en achtereenvolgens naar de Onderste en Bovenste
Agora. Vandaar uit loopt u eerst naar het westen, in de richting van het stadion, om
vervolgens terug over het stadscentrum naar het oostelijke uiteinde van de stad te
gaan, waar het theater en de oostelijke voorstad zich bevinden. Dit is de langste tour
van de site (Route C). Er bestaan ook kortere, alternatieve wandelingen (Routes A en
B).
Op alle routes kunt u ervoor kiezen om na het odeon de karavaanroute naar het
westen te nemen als alternatief voor het centrale pad naar de Bovenste Agora. Via
de karavaanroute bereikt u de westelijke necropolis, de zone met het heroön en de
Dorische tempel en het stadion meer naar het westen.
We beginnen bij de Alexanderheuvel. Wie de stad vanuit het zuiden benaderde, kwam
voorbij die heuvel.
Route C: Drie uur / 4 km
• Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora
• Bezoek het nymphaeum van Hadrianus, de tempel van Apollo Klarios en het odeon
• Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en
het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning
• Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora
• Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel
• Wandel naar de westelijke necropool en het stadion
• Keer terug naar het heroön en wandel via het bovenste pad naar de hellenistische
fontein en de bibliotheek van Neon
• Wandel verder naar het theater en de oostelijke voorstad
• Keer terug via het centrale pad langs de luxueuze stadswoning
• Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten
11
De Alexanderheuvel
Een nieuwe tempel
voor de keizercultus
Een heuvel met geschiedenis
De tempel voor Hadrianus en
Antoninus Pius
Toen in 333 v.Chr. Alexander de Grote
in de buurt van Sagalassos kwam,
verdedigden de Sagalassiërs hun stad
op de ‘Alexanderheuvel’. Sagalassos
was toen al een belangrijke plaats in
Pisidië. De heuvel is een afgevlakte,
kegelvormige en strategisch gelegen
hoogte. Hij controleert de zuidelijke
toegang tot Sagalassos. Uiteindelijk
versloeg Alexander de Sagalassiërs en
nam hij hun stad in. Ze maakte voortaan
deel uit van de hellenistische wereld.
De heuvel was wellicht nooit bewoond.
In de Romeinse keizertijd lag op zijn
flanken een van de oudste en grootste
van de vier begraafplaatsen van
Keizer Hadrianus (117-138 n.Chr.) maakte
van Sagalassos het officiële centrum
van de keizercultus van heel Pisidië. Er
begon toen voor de stad een nieuwe
bloeitijd, met een intense bouwactiviteit.
Hadrianus kende Sagalassos ook de
eretitel ‘eerste stad van Pisidië, vriend en
bondgenoot van de Romeinen’ toe.
Sagalassos. Die besloeg uiteindelijk
15,7 hectare. Op de vlakke top stond
waarschijnlijk een tempel en vanaf
de 5de of 6de eeuw een kleine kerk,
die omstreeks het jaar 1000 werd
heropgebouwd of verfraaid.
De jongste sporen dateren uit de late
12de en vroege 13de eeuw: toen bevond
zich hier een ommuurd fort bemand
door een garnizoen. Brandsporen wijzen
erop dat de heuvel in 1204 met geweld
moet zijn veroverd. Daarna verloor hij
zijn functie.
Tempel voor de keizercultus voor heel Pisidië, gewijd
aan de vergoddelijkte Hadrianus en Antoninus Pius (ca.
125-145 n.Chr). Naar G. Niemann, 1884.
Hier kwamen elk jaar delegaties van alle
Pisidische steden samen om de keizer te
eren met offers, festivals en processies
die langs de Colonnadestraat trokken.
Tot aan het eind van de 4de eeuw
bleef dit dé plek voor de keizercultus.
Het tempelplein stond toen vol met
beelden en eremonumenten voor
keizers, priesters en overwinnaars in de
spelen. Op het einde van de 4de eeuw
verschenen op het domein de eerste
private constructies.
Een sarcofaag van de zuidelijke necropolis, die zich
uitstrekt rondom de hellingen van de Alexanderheuvel.
Een versierde kalkstenen deurlinteel aangetroffen
tijdens opgravingen op de Alexanderheuvel (ca. 1000
n.Chr). Hoogstwaarschijnlijk behoorde de steen tot de
kerk op de heuvel.
12
De nieuwe keizertempel, een
prestigebouw, verrees op een natuurlijk
promontorium met drie steile hellingen.
Hij was van ver zichtbaar. De bouw
begon onder keizer Hadrianus zelf
en werd voltooid onder zijn opvolger
Antoninus Pius (138-161 n.Chr.). Het werd
een van de rijkst versierde gebouwen
in de stad, met een voorhof van meer
dan 70 meter lang en een muur met
portieken eromheen. Een bouwopschrift
vermeldde voor het eerst trots de
nieuwe eretitel van Sagalassos.
Aanzet van de wijdingsinscriptie op de architraaf van
de tempel voor de Pisidische keizercultus. Het rechtse
fragment lag al eeuwen aan de oppervlakte en werd
in 1884-1885 niet opgemerkt door het team van graaf
K. Lanckorónski. Het bijpassende fragment werd bij
testopgravingen door ons blootgelegd.
De Griekse tekst van de eerste regel luidt “[ΘΕ] Ω
ΑΔΡІΑΝΩ” of “Aan de god Hadrianus”, wat betekent dat
de keizer toen al overleden was. Op de tweede regel is
van de eretitel van “Eerste stad van Pisidië enz.” nog
[“De eerbiedwaardige stad] van de Sagalassiërs” te
lezen.
Deze plek bleef het langst bewoond
van heel Sagalassos, tot op het einde
van de 11de eeuw. De goed versterkte
nederzetting zette de naam ‘Sagalassos’
voort. Daarna gingen mensen in Ağlasun
wonen.
13
Overblijfselen van de verdedigingsmuur dwars over
de colonnadestraat; deze toevoeging uit de 7de eeuw
n.Chr. moest de laatste nederzetting ten zuiden ervan
beschermen.
De zuidelijke poort
De Colonnadestraat
Torens op een flessenhals
Een prestigestraat
De zuidelijke toegang tot Sagalassos
bestond vóór de Romeinse tijd uit een
poort geflankeerd door twee torens.
Deze torens werden later tot op hun
funderingen ontmanteld en pas rond
het midden van de 7de eeuw n.Chr.
opnieuw opgebouwd. Bij deze fase
werd een muur tussen beide torens
in gebouwd, waardoor de geplaveide
colonnadestraat werd afgesloten
zonder dat er een poort was. Voor deze
constructie werd materiaal hergebruikt
van andere gebouwen. Een van de torens
is opgegraven.
De Colonnadestraat is de geplaveide
prestigestraat die in het tweede kwart
van de 2de eeuw n.Chr. werd aangelegd.
De aanleg was een dure aangelegenheid.
Zo moest een kloof handmatig worden
opgevuld met duizenden kubieke meter
aarde, stenen en rotsblokken.
De muur is gebouwd op een
flessenhals, met de torens gericht
naar het noorden, richting Sagalassos.
Deze verdedigingsstructuren waren
bedoeld om aanvallers vanuit het
noorden, wellicht Arabische troepen,
te beletten om het terras in het zuiden
te bereiken. Hoewel het heiligdom van
de keizercultus reeds op het eind van
de 4de eeuw n.Chr. buiten gebruik
was geraakt, werd het promontorium
zelf vanaf de tweede helft van de 5de
eeuw opnieuw ingenomen door lokale
inwoners.
Luchtfoto (naar het zuiden) van de dwarsmuur die
de colonnadestraat afsluit, en de twee flankerende
torens uit de 7de eeuw n.Chr. De oostelijke toren is
opgegraven.
14
De colonnadestraat van Sagalassos na opgravingen;
zicht vanuit het zuiden.
De Colonnadestraat was een kleine 300
meter lang en zowat 10 meter breed.
Links en rechts stond een overdekte
zuilengaanderij van ongeveer 3,5 meter
breed, en daarachter lagen winkeltjes,
eethuizen en ateliers. Aan het noordelijke
en zuidelijke uiteinde stonden twee
erepoorten die onder Tiberius werden
opgetrokken.
Wie naar Sagalassos kwam, bereikte de
Colonnadestraat via de weg rondom
de voet van de Alexanderheuvel en de
monumentale poort aan het zuiden van
de straat. De straat werd zeker tot in de
6de eeuw goed onderhouden.
Deze korintische ‘hartvormige’ zuil was een onderdeel
van een gebouw dat er reeds stond voor de straat
werd aangelegd. De hoekzuil werd vervolgens
opgenomen in de portiek van de straat. Eén
ontbrekende trommel van de zuil was hergebruikt in
de verdedigingsmuur uit de 7de eeuw die de straat in
het zuiden afsluit. De zuil is hier tijdelijk weer in elkaar
gezet voor onderzoeksdoeleinden.
Een beeldje van de god Apollo en één van de godin
Hygieia. Beide beeldjes werden tentoongesteld op
consoles die werden geïntegreerd in de pilaren van
de colonnades tijdens een renovatie uit de 6de eeuw
n.Chr.
15
De Tiberiuspoort
De Onderste Agora
Een keizerlijke poort
Stadsplein
Toen de Colonnadestraat als pronkweg
werd aangelegd, verrezen onder keizer
Tiberius (14-37 n.Chr.) in het zuiden
en het noorden twee erepoorten. De
noordelijke poort, met zijn korinthische
zuilen, was een van de meest verfijnde
monumenten in Sagalassos. Deze poorten
hadden een louter decoratieve functie
en speelden geen rol in de verdediging
van de stad. Het bezat een fries met rijke
fruitguirlandes. Dat was een symbool
voor de gouden eeuw die onder keizer
Augustus (31 v.Chr.-14 n.Chr.) was
begonnen.
Met de poort was een monumentaal
trappencomplex verbonden. Ook aan
de zuidpoort waren er trappen. Met
andere woorden: de Colonnadestraat was
bestemd voor voetgangers en dieren, niet
voor wagens, zoals de meeste straten in
Sagalassos. Ze deed ook dienst als straat
voor religieuze processies. Lastdieren,
zoals ezels en muilezels, verzorgden het
transport in de stad.
De noordelijke poort werd verwoest
door een aardbeving, vermoedelijk
omstreeks 500 n.Chr. De trappen werden
nadien heraangelegd, onder meer met
bouwelementen van de ingestorte Poort
van Tiberius. De noordwestelijke hoek
van de poort werd ook herbouwd rond
een standbeeld van keizer Julianus de
Afvallige.
De Onderste Agora is in de tijd van keizer
Augustus aangelegd (27 v.Chr.-14 n.Chr.).
Waarschijnlijk had het plein lang een meer
commercieel karakter dan de Bovenste
Agora. Maar er stonden ook erebeelden
voor belangrijke personaliteiten. Daar zijn
aan de oostkant nog enkele basissen van.
Daarachter liep een zuilengalerij met een
reeks winkels.
Aan de westkant stond een identieke
portiek, maar zonder winkels. De
zuilengaanderij beschermde voetgangers
tegen regen, hitte, sneeuw enz. Bij de
renovatie van de benedenstad in het
tweede kwart van de 6de eeuw werd de
westelijke portiek opgedeeld in kleine
eethuisjes en wijnbars. De oostelijke
portiek werd een groot eethuis met een
gelagzaal, een keuken, een slaapkamer,
een opslagruimte.
Wat we vandaag de dag zien is niet de
oorspronkelijke fontein van de Onderste
Agora. Oorspronkelijk was hier omstreeks
80- 100 n.Chr. een pronkfontein gebouwd.
De façade was op een gelijkaardige
manier aangelegd, maar ze was langer
(negen nissen) dan de latere fontein. De
oudste fontein was het eerste gebouw
in Sagalassos dat gebruik maakte van
Romeins beton bekleed met baksteen,
nauwelijks tien jaar na de grote steden
Ephese en Milete.
Rond 120 n.Chr. werd de noordkant
heraangelegd. Sindsdien vormde
een gebogen terrasmuur met een
straatfontein de nieuwe monumentale
toe- en uitgang; de negende nis werd toen
afgebroken. Bustes van zes belangrijke
stadsgoden versierden de fontein op deze
symbolische plaats.
Aan de noordzijde van de agora zijn
de overblijfselen van een nymphaeum
(een monumentale fontein) zichtbaar.
Water stroomde via de achterwand in
het grote bekken ervoor, waardoor de
voorbijgangers van verfrissing konden
genieten. De achterwand is opgedeeld in
acht standbeeldnissen en een serie zuilen
boven op piëdestals.
5
4
2
3
Standbeeld van de godin Nikè,
afkomstig van de opgravingen
van het nymphaeum
op de Onderste Agora.
Tentoongesteld in het
Burdur Museum.
Reconstructietekening van de
Tiberiuspoort (14-37 n.Chr.). Naar C.
Licoppe, 1997.
16
1
Plattegrond van de tweede renovatie van de fontein
(Severisch nymphaeum) met acht nissen, afwisselend
gebogen en rechthoekig van vorm, op de Onderste Agora.
17
Tempel van Apollo Klarios na de renovatie in 103-104 n.
Chr. Naar G. Niemann, 1884
De Apollotempel
De ’Oude Thermen’
Een tempel voor Apollo en...
Augustus
Een badhuis à l’italienne
Vlak bij de Onderste Agora verrees in
de tijd van keizer Augustus (27 v.Chr.-14
n.Chr.) een tempel ter ere van Apollo
Klarios. (Klaros was een orakelheiligdom
bij Ephese.) De kleine ionische tempel
had oorspronkelijk alleen aan de vooren mogelijk ook aan de achterzijde
halfzuilen.
Reeds rond de tijd van keizer Augustus
beschikte Sagalassos over een
badcomplex (10-30 n.Chr.). Dit is voor
Anatolië voorlopig het oudste voorbeeld
van zo’n badhuis in Romeinse stijl. Later
werd het ingewerkt in de nieuwe grote
thermen uit de 2de eeuw of gedeeltelijk
opgevuld om dit complex te kunnen
dragen. Het oude badhuis zelf kan maar
deels worden opgegraven.
Apollo, die voordien in Sagalassos
geen hoofdrol speelde, was dé god
waar Augustus mee uitpakte. De keizer
beschouwde hem als zijn beschermheer.
Hierdoor eerde en vereerde de nieuwe
Apollotempel op een indirecte manier
ook de keizer zelf.
Vanaf Vespasianus (69-79 n.Chr.) deed
de Apollotempel officieel dienst in de
stedelijke keizercultus. In 103 - 104
n.Chr. werd hij daarom verfraaid, deels
met privégeld: het interieur kreeg een
marmeren bekleding en er kwam een
ionische zuilengalerij van 6 x 11 zuilen aan
de vier zijden. De keizercultus had een
zichtbaar grote invloed op de uitbouw
van Sagalassos.
Close-up van het ionische kapiteel, hergebruikt in de
kerk die rond 450 n.Chr. werd gebouwd met stenen
van de tempel. De zuil en het kapiteel zijn opnieuw
opgebouwd tijdens de opgravingscampagne van
2005.
De ‘Oude Thermen’ bestonden uit
aan elkaar grenzende ruimtes met
opeenvolgend baden met warm, lauw
en koud water. Uiteraard was er ook een
stookruimte. We kennen prototypes met
deze opbouw in Pompeji in Campanië.
Mogelijk hebben veteranen uit
Centraal-Italië, die onder Augustus in
de streek rond Sagalassos gevestigd
werden, invloed uitgeoefend op de bouw
en inrichting van de thermen.
De zuidelijke uiteinden in onregelmatig polygonaal
verband van drie apsidale ruimtes van het oude
badgebouw, opgetrokken voor 10-30 n.Chr.
Na de bouw van de tempel voor
Hadrianus en Antoninus Pius in de
2de eeuw n.Chr. speelde de oude
Apollotempel nog slechts een
tweederangsrol. Tegen omstreeks 400
was hij in onbruik en nog voor 450
werd hij omgevormd tot een christelijke
basiliek, met het bouwmateriaal van de
tempel zelf. Toen er al een hele tijd afval
werd gestort in de kerk, legde men van
de 10de tot in de late 13de eeuw rond
het gebouw een christelijk kerkhof aan
voor mensen uit de buurt.
De apsidale muren van de thermen uit de 1ste eeuw
n.Chr. zijn in het rood aangeduid. Het latere, keizerlijke
badcomplex is over deze vroegste baden heen
gebouwd (grijze muren op de plattegrond).
18
19
De ‘Keizerlijke
Thermen’
Een luxueus badhuis
Sagalassos kreeg onder keizer Hadrianus
(118-137 n.Chr.) belangrijke nieuwe
functies in de keizercultus van heel
Pisidië. Meteen was er nood aan een
nieuw badhuis om bezoekers van de
jaarlijkse festivals te ontvangen. Aan
deze thermen werd meer dan veertig
jaar gebouwd (ca. 120-165 n.Chr.). Het
complex verrees op de plaats van
de kleinere oude thermen, op een
natuurlijke heuvel die werd uitgebreid
door een onderbouw met gewelfde
ruimtes.
Sagalassos’ grootste gebouw (minstens
5000 m2) werd gebouwd in Romeins
beton bekleed met een dubbele laag
bakstenen. De buitenmuren hadden ooit
een voorzijde uit goedgekapte stenen;
ze waren op sommige plaatsen tot
vier meter dik! Het complex telde twee
verdiepingen en had de omvang van de
badhuizen van het grote Ephese. Binnen
zag het er luxueus uit: de muren waren
bekleed met diverse soorten kostbaar
marmer. Misschien schonk Hadrianus zelf
een exclusieve marmersoort?
Er was in de thermen een dubbel circuit
met koud-, lauw- en warmwaterbaden,
een voor vrouwen en voor mannen. Daar
hoorden omkleed-, zweet- en logistieke
ruimtes bij. In het badhuis bevonden
zich ook een zwembad en een openbaar
toilet. Zo’n Romeins badhuis was een
soort leisure center avant la lettre.
Omstreeks 400 n.Chr. kregen de meeste
ruimtes bij de grote renovatie van het
complex een andere bestemming: zo
werd het grote koudwaterbad met
zijn ontkleedruimtes (apodyteria) een
publieke ruimte, die mogelijk al vanaf het
begin, maar zeker later een banketzaal
werd. Zes of acht keizerlijke beelden in
de nissen van de ontkleedruimte, die
oorspronkelijk elders stonden opgesteld,
vormden daarvoor een prachtig decor.
Ontdekking van de benen van een standbeeld van
Marcus Aurelius, die nog op hun uiteindelijke plaats
stonden in de zuidelijke ontkleedruimte (Apodyterium/
Standbeeldgalerij) van Frigidarium 1.
In de ruimte voor het koude bad werden de
keizerbeelden ontdekt. (F1),
Detail van de vloer in frigidarium 2, het gevolg van
een renovatiefase rond 400 n.Chr. De vierkante en
octagonale tegels bestaan uit tientallen gekleurde
hardsteensoorten en marmers (opus sectile).
T1
S
C1
A
F2
A1
F1 / BH
IH / C2
P1
P2
C3
T2
A / SG
Frigidarium 2 met het grote koudwaterbad en met een
vloer uit marmeren tegels (opus sectile).
Plattegrond van de keizerlijke thermen:
T tepidarium, C caldarium, F frigidarium, P praefurnium
(stookruimte), S schacht, A apodyterium, IH keizerzaal,
BH banketzaal, SG beeldengalerij
20
Een korinthisch pilasterkapiteel uit marmer:
een voorbeeld van de decoratie binnen in het
thermencomplex.
21
De Marmer- of
Keizerzaal
Een erepoort voor de
keizer
Een keizerlijke zaal
De Severische poort
Het centrale onderdeel van het grote
badhuis van Sagalassos, de marmer- of
keizerzaal, was een prestigieuze ruimte
(ca. 25 bij 18,5 meter). Hier werden
bijvoorbeeld de prijzen voor de spelen
uitgereikt. Hierdoor was de ruimte
verbonden met de keizercultus. Een
vergelijkbare zaal kennen we alleen van
de thermen van grote steden in Anatolië.
Rond 220-235 n.Chr. bouwde men, op de
kruising met de hoofdas van de stad en
tegen de thermen aan, een erepoort met
drie grote rechthoekige openingen.
In nissen stonden zeker zes en misschien
zelfs acht kolossale marmeren beelden
van keizersparen: Hadrianus, Antoninus
Pius, Marcus Aurelius en mogelijk ook
Lucius Verus met hun respectieve
echtgenotes Sabina, Faustina de Oudere,
Faustina de Jongere en mogelijk
Lucilla. Nadat de heidense religie, met
daarbij de keizercultus, was afgeschaft
en toen het badhuis ingrijpend werd
gerenoveerd, hergebruikte men de
zaal als warmwaterbad. De nissen
van de keizerbeelden werden grote
badkuipen voor zowat twintig mensen.
De beelden zelf belandden in de nissen
van de zuidelijke ontkleedruimte van
Frigidarium 1 en kwamen later deels in
kalkovens terecht. Delen van vijf ervan
zijn tijdens de opgravingscampagnes
2007-2008 teruggevonden.
Waarschijnlijk werd de poort
opgetrokken onder keizer Alexander
Severus, die de Perzen had overwonnen.
Voor hun campagnes tegen deze
geduchte tegenstanders rekruteerden de
Severi-keizers veel Pisidische soldaten.
Er werden voor hen in Pisidië dan
ook opmerkelijk veel eremonumenten
gebouwd. Met Alexander Severus
kwam er een eind aan een intense
bouwactiviteit van twee eeuwen in
Sagalassos.
De ingestorte restanten van de Severische poort, zoals
ze nog steeds zichtbaar zijn aan de oppervlakte langs
het pad dat leidt naar de Bovenste Agora.
Fragmenten van de kolossale marmeren standbeelden die zijn gevonden in Frigidarium 1 en die zich oorspronkelijk
wellicht in de marmerzaal bevonden. De hoofden van keizer Hadrianus (gemaakt rond 120-125 n.Chr.) en keizer
Marcus Aurelius (gemaakt rond 170-180 n.Chr.); het hoofd van keizerin Faustina de Oudere, de vrouw van keizer
Antoninus Pius (gemaakt rond 138-161 n.Chr.); de tenen van keizerin Sabina, de vrouw van Hadrianus (gemaakt rond
120-125 n.Chr.).
22
De Marmerzaal van de thermen.
23
Het Odeon
Een cultuurcentrum
Het Nymphaeum van
Hadrianus
‘Tabernakelarchitectuur’
Luchtfoto van het Odeon. De latere karavaanroute
doorsnijdt het westelijke uiteinde van het
scènegebouw.
Aan het odeon begon men al onder
keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.) te
bouwen. Dat weten we dankzij een goed
bewaard kapiteel dat we kunnen dateren.
De bouw sleepte echter zowat 200
jaar aan. Waarschijnlijk was de stad de
bouwheer.
Het odeon was een overdekt theater
en een concertzaal met een halfrond
auditorium en een scènegebouw
van zowat 50 meter lang. Er konden
1500 tot 2000 toeschouwers
plaatsnemen in de multifunctionele
ruimte, waar muziek-, toneel-, poëzieen welsprekendheidsevenementen
plaatsvonden. Ook befaamde redenaars
die op tournee waren hielden hier hun
showoptredens.
Pas rond 200 n.Chr. was de rijke façade
binnen voltooid. Bijzonder aan het odeon
van Sagalassos is de goed bewaarde
VIP-ingang, met een trap die je naar de
ereplaatsen of het podium bracht. Deze
ingang is in nagenoeg perfecte staat
blootgelegd.
De goed bewaarde
oostelijke toegang tot
het Odeon. Jammer
genoeg bevond de rest
van het monument zich
niet in dezelfde goede
staat: alle zitplaatsen
waren uitgebroken en
de westelijke toegang
blijft verborgen onder de
karavaanroute.
Bouwheer was de eerste ridder van
de stad, die dit in zijn testament had
vastgelegd. Hij droeg het monument
op aan keizer Hadrianus. In Romeinse
provinciesteden droegen lokale
aristocraten en weldoeners veel kleine
en grote monumenten op aan de keizers.
Zo toonden zij dat ze goede contacten
hadden met ‘Rome’.
Dit is een voorbeeld van
‘tabernakelarchitectuur’: de achtermuur
is recht en vertoont een afwisseling
van beeldnissen en vooruitspringende
kapellen waarin beelden stonden.
Hier was dat centraal een kolossaal
Apollobeeld van bijna drie meter hoog,
met boven hem keizer Hadrianus in
verguld brons. De fontein, vlak bij de
tempel van Apollo Klarios, stond in het
teken van de god. Hadrianus werd aan
beide kanten omgeven door een bronzen
beeld van opdrachtgever Piso. Andere
beelden stelden de twee erfgenamen
voor die zijn testament hadden
uitgevoerd en Olympische goden en
halfgoden.
Verder zijn op de zes pilasters van de
sokkel reliëfs van zes van de negen
muzen te zien. Alle beelden kwamen uit
drie kwaliteitsateliers. Vermoedelijk kort
na 500 n.Chr. stortte de fontein in. Ze
werd niet meer heropgebouwd.
Dit 4,5 ton zware
standbeeld van
Apollo stond ooit in
de centrale nis van
het Nymphaeum
van Hadrianus. Het
standbeeld werd
in vele stukken
aangetroffen en
is weer in elkaar
gezet. Collectie
van het Burdur
Museum Collection,
tentoongesteld.
Na de voltooiing vonden hier
vermoedelijk ook de vergaderingen
van de stadsraad plaats. De
theatervormige schikking zorgde voor
een goede akoestiek, beter dan in het
bouleutèrion. Wat we nu zien van de
ruimte voor de toeschouwers dateert
uit de 6de eeuw. Toen vonden hier ook
gladiatorengevechten en dierenspelen
plaats. In de Late Oudheid werden de
zitplaatsen ontmanteld.
Hoofd van een marmeren standbeeld
(ca. 3 m hoog) van de godin Demeter
(ca. 117-138 n.Chr.). Het bevond zich
wellicht in de binnenfaçade van de
scène van het Odeon.
24
De pronkfontein voor keizer Hadrianus
uit 129-132 n.Chr. ligt op een terras boven
de Onderste Agora. Acht treden leiden
naar het bassin, en daarachter staat wat
nog rest van de achterwand. Dit was in
Sagalassos de enige fontein met twee
verdiepingen (ca. 17 meter hoog). Het
monument, zowel een nuts- als een
prestigegebouw, staat pal in de as van de
colonnadestraat. De bovenverdieping was
zichtbaar voor wie de stad binnenkwam.
Reconstructietekening van het Nymphaeum van
Hadrianus, gebouwd in 129-132 n.Chr. © Eliane Mahy en
Julian Richard.
25
De Benedenstad en
omliggende heuvels
De luxueuze
stadswoning
(zuidelijk deel)
3
2
Deze kleine plaza voor het Hadrianische
Nymphaeum biedt een prachtig uitzicht
over de Benedenstad van Sagalassos en
de onderliggende valleien. Onmiddellijk
voor je ligt de Onderste Agora en de
Colonnadestraat die zuidwaarts naar de
tempel van Hadrianus en Antoninus Pius
leidt. Nog wat verder bevindt zich de
Alexanderheuvel.
Luchtfoto van de laat antieke ‘Stadswoning’ (aan het
einde van de opgravingen in 2012).
Op een kleine twee kilometer ten
zuidwesten van Sagalassos lag tot aan
het eind van de 2de eeuw v.Chr. Düzen
Tepe, tot dat moment de grootste
nederzetting in het gebied. Ook dat is
van op deze plaats te zien. Op de berg
met de scherpe punt bevond zich de
acropolis van Düzen Tepe, zowat 1800
meter hoog.
1
1. Onderste Agora
2. Heuvel met de ruïnes van het Hadrianus en
Antoninus Pius Heiligdom voor de keizerscultus
3. Alexanderheuvel
4. Düzen Tepe
5. Zincirli Tepe
Waarom de bewoners hun nederzetting
hebben verlaten, is voorlopig onzeker.
Misschien had het met watertekort
te maken? Daar had het waterrijke
Sagalassos geen problemen mee. De
Sagalassiërs waren ook militair superieur.
Mogelijk vestigde een groot deel van
de bevolking van Düzen Tepe zich in
Sagalassos.
5
4
Sinds keizer Augustus had de lokale
elite ingestaan voor de verfraaiing
en infrastructuur van Sagalassos, in
ruil voor Romeins burgerschap en
sociaal aanzien. Vanaf de 4de eeuw
investeerde een nieuwe klasse van
schatrijke grootgrondbezitters meer in
eigen bouwprojecten, onder meer in
paleisachtige stadsresidenties, zoals je er
hier een voor je ziet.
Dit ‘paleis’ kreeg zijn min of meer
definitieve vorm kort voor en na 400
n.Chr. De geschiedenis ervan gaat echter
veel verder terug: hier stond al in de
1ste eeuw v.Chr. een woning, buiten de
toenmalige stadsmuren. In de 1ste eeuw
n.Chr. verrees er een peristyliumwoning,
met een kleine geplaveide binnenplaats
en aan vier zijden een zuilengalerij. Dit
werd in de late oudheid de kern van
de privévleugel van de residentie, een
gigantisch gebouw van acht niveaus
waarvan al meer dan tachtig ruimtes zijn
blootgelegd.
Zicht op de omgevallen zuilen van de west-portiek van
Peristylium LXIX (de meest zuidelijke binnenkoer).
In de late 4de en vroege 5de eeuw
bevatte het privégedeelte nog altijd
een badcomplex, drie binnenkoeren
en tal van privé- en dienstruimtes op
twee verdiepingen. De meest zuidelijke
binnenkoer met zuilengalerijen op de
vier zijden behoort tot de grootste in
Klein-Azië.
3
2
1
In de achtergrond het plateau van Düzen Tepe (4) aan de voet van de Zincirli-berg
(5, de hoge bergtop rechts). De conische heuvel met een vlakke top ervoor is de
Alexanderheuvel (3).
26
Fragmenten van de figuratieve en geometrische
muurschilderingen die één van de binnenkoeren in het
private deel van deze stadswoning versierden.
27
De luxueuze
stadswoning
G
F
Macellum
Markt voor luxeproducten
(noordelijk deel)
H
E
D
B
C
A
Zicht op de representatieve vleugel van de laat antieke
residentie vanuit het noord-westen (centrale ruimte
A; Ontvangstruimte B; traphal C die via Wachtruimten
D en E naar Banketzaal F en de vermoedelijke
Gastenkamers G en H leidde).
E
K
D
In situ geometrische mozaïeken in Gang K (links) en
van Wachtruimten D en E (rechts), die toegang gaven
tot Banketzaal F.
De luxueuze stadswoning in Sagalassos’
oostelijke residentiële wijk had, behalve
een privéwoning, ook een officieel
gedeelte. In de residentie verbleef
ongetwijfeld een lid van de superelite
met zijn familie, ofwel de bisschop
In het officiële stuk werden zaken
gedaan en gasten ontvangen. Dit
gedeelte had een grote overdekte
binnenplaats (atrium) met een eigen
fontein en een impluvium voor de
opvang van regenwater, dat ook
constant kunstmatig met water werd
gevuld. Het complex beschikte namelijk
ook over een eigen waterleiding.
Rond het atrium lag onder meer een
wachtkamer met mozaïekvloeren. Van
daaruit bereikte je twee indrukwekkende
audiëntiezalen (op twee verdiepingen),
en via een monumentale trap een
banketzaal met ook weer wachtruimtes
met mozaïekvloeren. Misschien waren
hier ook gastenkamers.
Hypothetische reconstructie van het macellum met de
centrale tholos.
Een van de bouwblokken met architraaf en fries uit
een van de portieken van het macellum. Op het einde
(rechts) van de bovenste regel is duidelijk te zien hoe
de naam Commodus verwijderd werd. De overige
delen van zijn naam lieten een datering ca. 180-191
n.Chr. toe.
Het terras ten zuidoosten van de
Bovenste Agora werd in de laatste
decennia van de 2de eeuw ingericht
als luxemarkt (macellum) voor prijzige
voedingswaren. Mogelijk verving het
complex al een Augusteïsche voorloper.
Later werden hier wellicht ook andere
dure producten verkocht: juwelen,
gebruiks- en decoratieve objecten
in bewerkt been, metaal en glas,
muziekinstrumenten… Het personeel van
rijke burgers kwam hier boodschappen
doen.
Om een vierkante binnenkoer van zowat
21 bij 21 meter lagen aan drie kanten
winkeltjes, achter een gaanderij met
kostbare marmeren zuilen. De open
zuilengalerij op de zuidkant bood een
weids uitzicht op de benedenstad en de
vallei erachter.
Na 450, wellicht kort na de pest van
541-542 en nogmaals na de aardbeving
van 602-610 werd het geheel – ook het
officiële gedeelte – opgedeeld in diverse
verblijven. Een deel van het complex
werd misschien hotel of herberg en
chique ruimtes kregen meer ‘gewone’
bestemmingen, zoals opslagruimtes,
stallen en stortplaatsen. Het trotse
Sagalassos veranderde toen meer en
meer in een landelijk dorp.
C
Traphal C die geplaveid was met paarse schist en via
Wachtruimten D en E naar Banketzaak F leidde.
28
Luchtfoto van het macellum (het marktgebouw) met winkels aan drie zijden rond een vierkante binnenplaats met
centrale tholos.
29
De Bovenste Agora
Van politiek hart over
showroom naar marktplaats
De privébouwheer was lokale weldoener
Publius Aelius Akulas, een priester van
de keizercultus. Akulas financierde
de zuilengaanderijen, de stad zorgde
voor het plaveisel en het centrale
ronde gebouw (tholos) met daarin een
waterbassin. Diameter: 6 meter. Akulas
droeg het nieuwe complex op aan keizer
Commodus naar aanleiding van diens
overwinning op de Parthen. Later werd
Commodus’ naam weggehakt uit alle
inscripties.
De winkels werden in de periode ca.
450-520 n.Chr. heropgebouwd, maar
de gaanderijen, het plein en de tholos
bleven wat ze waren. Bepaalde ruimtes
bleven tot ca. 600 in gebruik, en een
opslagruimte zelfs tot na 620.
In de hellenistische tijd was de Bovenste
Agora het politieke hart van de stad.
Hier kwam de volksvergadering van
mannelijke burgers samen. Niet toevallig
domineert het bouleutèrion, het raadhuis,
vanuit het westen het plein.
Objecten uit dierlijke beenderen, geproduceerd en
verkocht in het macellum in de 6de eeuw n.Chr. In
die periode was hier een werkatelier gevestigd waar
dergelijke artefacten werden vervaardigd uit onder
meer hertengewei.
Onder Augustus werd de agora grondig
heraangelegd en geplaveid. Gaanderijen
zoomden sindsdien drie zijden van het
plein af. Deze heraanleg werd betaald
door privéweldoeners uit de lokale elite.
In dit geval waren dat vier aristocraten
die op de hoeken van het plein elk een
erezuil kregen van 14 meter hoog, met
hun bronzen beeld erbovenop. De zuilen
waren van overal in de stad te zien, wat
de bedoeling was. De twee noordelijke
erezuilen zijn recent gerestaureerd en
heropgebouwd. De twee westelijke
zuilen waren gewijd aan de broers
Eilagoas en Krateros. De Romeinse
machthebbers verwachtten dat de lokale
elite investeerde in de infrastructuur en
monumenten van haar stad. Als beloning
kreeg ze op termijn het Romeinse
burgerschap. Sommigen werden ‘ridders’
en zelfs senatoren. Enkele families hadden
hierdoor in feite voor vele generaties het
bestuur over de stad in handen.
Vanaf de 1ste eeuw n.Chr. stond dit
elitaire plein steeds voller met een
woud van eremonumenten voor keizers,
gouverneurs en lokale aristocraten.
De showroom werd ook een min of
meer afgesloten ruimte. Omstreeks
500 gooide een aardschok alles omver
en in de 6de eeuw maakte het volk
er zich weer meester van: de beelden
werden verbrand tot kalk of gesmolten,
hun basissen werden deels elders in
de stad gebruikt en er verschenen
marktkraampjes. In het plaveisel van de
agora zie je nog steeds de gaten voor de
houten poten van de kraampjes en de
inscripties met de namen van specifieke
marktkramers. Enkel beeldbasissen voor
belangrijke keizers of weldoeners werden
terug opgesteld langs de randen van het
plein..
8
2
7
6
3
4
5
1
Een fluit uit dierlijk bot, gevonden in het macellum
(6de eeuw n.Chr.). Het instrument, dat nog werkt,
maakt deel uit van de collectie van het Burdur
Museum.
9
Een geitenbroche uit een koperlegering, gevonden in
het macellum (4de-5de eeuw n.Chr.).
30
2
2
2
Hypothetische reconstructie van de Bovenste Agora en haar omgeving in de 2de eeuw n.Chr.
1- Bovenste Agora 2- Erezuilen (5-14 n. Chr.) 3- Antonijns Nymphaeum (160-180 n. Chr.) 4- Tychè Monument (25-0
v. Chr.) 5- Boog voor Claudius (37-41 n. Chr.) 6- Bouleutèrion (Senaatsgebouw) (ca. 100 v. Chr.) 7- Dorische Tempel
(50-25 v.Chr.) 8- Noordwestelijk Heroön (ca. 1 n. Chr.) 9- Macellum (voedselmarkt) (180-191 n. Chr.)
31
De Boog van Claudius
Het Antonijnse
Nymphaeum 1
Monumentale poort tot de agora
Een rijkelijke fontein
De overblijfselen van een ingestorte
monumentale boog, zichtbaar aan de
oppervlakte in de zuidwestelijke hoek
van de Bovenste Agora, werden voor
het eerst bestudeerd in 1987. Toen werd
dit geïdentificeerd als een boog gewijd
aan keizer Caligula en gedateerd in 27-41
n.Chr.
Archeologen hebben deze zone in 2010
opgegraven en kwamen tot de conclusie
dat vrijwel alle bouwblokken en ook de
twee pijlervoeten aanwezig waren. De
studie van de bouwinscripties onthulde
dat het gebouw gefinancierd was door
“Kalliklès, zoon van Darius”. Deze familie
uit Sagalassos heeft mogelijk dankzij deze
inspanning het Romeinse burgerschap
mogen ontvangen.
Het gebouw was inderdaad oorspronkelijk
gewijd aan Caligula. Bij zijn dood werd
zijn naam echter ‘vervloekt’ en in het
hele Keizerrijk verwijderd van inscripties.
Zo ook in Sagalassos. Vervolgens werd
de boog in 43 n.Chr. opnieuw ingewijd,
ditmaal ter ere van zijn opvolger, keizer
Claudius, en van Caligula’s vader,
Germanicus. De oorspronkelijke inscriptie,
die centraal stond, werd verwijderd en
vervangen door twee nieuwe panelen aan
de uiteinden van de fries. De inscripties
waren aangebracht aan de zijde van
de boog gericht naar de agora, terwijl
bezoekers vanuit de zuidwestelijke
straat die de agora naderde aan de
tegenoverliggende zijde begroet
werden door een wapenfries. Hoewel
dit eeuwenlang een populair decoratief
thema was in Sagalassos, is dit het laatste
voorbeeld van een wapenfries op een
publiek monument in Sagalassos.
Oorspronkelijk hebben er wellicht
standbeelden van Claudius en
Germanicus boven op de boog gestaan,
maar van de standbeelden zelf noch van
de piëdestals zijn sporen aangetroffen.
In de jaren 160-180 n.Chr. verrees aan
de noordrand van de Bovenste Agora
een pronkfontein, in de plaats van een
terrasgebouw met een openbare fontein
ervoor uit de tijd van Keizer Augustus.
Het geheel telt een tiental steensoorten
en is bijzonder rijk versierd.
In 2011-2013 werd het monument
gereconstrueerd met het originele
bouwmateriaal.
Sinds augustus 2010 stort het water zich als een
waterval weer in het bassin van het Antonijnse
Nymphaeum, dat is opgetrokken uit een tiental
gekleurde steensoorten. Het water in het bekken
weerspiegelt de rijke zuilenfaçade en standbeelden.
De fontein van één verdieping is bijna
acht meter hoog en 27 meter lang.
Aan de twee zijkanten steekt een
tabernakel of ‘kapel’ met vier zuilen uit.
Daartussen bevinden er zich nog vier
met telkens twee zuilen. Het bassin heeft
een capaciteit van 81 kubieke meter.
Je bereikte het via twee trapjes. In de
periode 1998-2010 werd de fontein
weer opgebouwd, als derde gebouw
in Sagalassos. Ze werd ook opnieuw in
werking gesteld. Sinds 2011 staan hier
afgietsels van de beelden die men in het
bassin heeft aangetroffen.
Vermoedelijk betaalden Sagalassos’
grootste weldoener en zijn vrouw voor
de bouw: Titus Flavius Severianus
Neon is zijn naam. Hij behoorde tot wat
eeuwenlang de belangrijkste familie
van de stad bleef en kreeg het grootste
aantal eerbewijzen: we vonden zijn naam
in Sagalassos op meer dan een dozijn
basissen voor beelden, tot lang na zijn
dood.
Locatie van de boog voor de opgravingen.
De fontein zelf werd na 500 n.Chr. zelfs
nog hersteld en toen ook omgevormd
tot een gedenkteken voor de familie.
Enkele namen zijn nog te lezen op de
beeldbasissen van de familie die binnenin
en bovenop de fontein geplaatst werden.
Reconstructietekening van de boog gebaseerd op de aangetroffen originele bouwblokken.
Naar E. Torun en G. Üner, 2010.
32
De frontons van de hoektabernakels zijn gedecoreerd
met symmetrische voluten. De overige zijn ofwel
driehoekig van vorm ofwel halfrond met centraal een
Medusahoofd.
33
Het Antonijnse
Nymphaeum 2
Beelden in het bassin
De decoratie van de pronkfontein is
overdadig, zoals bij wel meer gebouwen
in Sagalassos. Dat gebruik dateert al
van de tijd van keizer Augustus, toen
de overdaad de gouden eeuw in de verf
zette die met hem was begonnen.
Noordkant van de Bovenste Agora voor de
opgravingen (1993).
De terrasmuur en de podium van het nymphaeum
na de opgegravingen in 1993-1994 en voor de
restauratiefase.
Hier hebben veel versieringen met
water te maken én met de wijngod
Dionysos: theatermaskers, druiven,
roesverwekkende planten... De twee
meer dan levensgrote marmeren
beeldengroepen van de dronken
Dionysos ondersteund door een sater,
waren en zijn peperdure topstukken
uit de stad Aphrodisias. Het zijn de
enige die van meet af aan in de fontein
stonden.
Dionysos ondersteund door een sater, de grootste
van twee bijna identieke beeldgroepen in het linkse
hoektabernakel. De groep is vervaardigd in een atelier
van Aphrodisias uit marmer van die stad, 160-180
n.Chr. Dit beeld werd afgebeeld op stadsmunten
van Sagalassos en later ook op serveerschalen en
in terracotta beeldjes gekopieerd. De originele
standbeelden staan tentoongesteld in het Burdur
Museum.
De beelden die de archeologen in het
bassin aantroffen en waarvan afgietsels
te zien zijn, belandden pas in de 4de
of 5de eeuw in de fontein. Ze stonden
eerst elders. Het gaat om Nemesis in de
tweede nis, en een vijftal dat in verband
stond met Apollo en zijn zoon Asklepios,
de god van de geneeskunde. Behalve
Nemesis zijn ze waarschijnlijk door
christenen stukgeslagen en in het bassin
gedumpt. Nemesis zelf brak in drie
stukken bij de aardbeving van 600-620
n.Chr.
Nemesis, mogelijk afkomstig uit de tabernakelfaçade
van het theater; in de 4de-5de eeuw n.Chr. hergebruikt
in de achterwand van het Antonijnse nymphaeum.
Gemaakt in de vroege jaren 180 n.Chr uit marmer
van Aphrodisias. Het originele standbeeld staat
tentoongesteld in het Burdur Museum.
34
Reconstructietekening van de façade van het Antonijnse Nymphaeum. Naar S. Ercan, 2000.
Foto’s van de diverse fasen van de restauratie.
35
Het Antonijnse
nymphaeum 3
Het Bouleutèrion
Het gebouw voor de
verkozenen
De restauratie (1998-2010)
Het nymphaeum stortte in door de
aardbeving van ca. 610 n.Chr. De
ruïnes werden langzaam bedekt
door erosielagen en pas tijdens de
opgravingen van 1993-1995 opnieuw
blootgelegd. Omdat de meeste
bouwelementen goed bewaard waren
en het podium van het gebouw in situ
werd aangetroffen, kon het monument
worden heropgericht. De heropbouw
met de originele bouwelementen
(anastylose) begon in 1998 onder
supervisie van ingenieur Semih Ercan,
specialist in architecturale conservatie.
De heropbouw nam 13 zomers in beslag
en werd in 2010 voltooid. Het project
bestond uit vier fasen:
Het samenvoegen van alle brokstukken
en het identificeren van hun originele
positie (1998-2000)
In totaal ging het om ongeveer 3500
fragmenten, die samengevoegd werden
tot ongeveer 400 van de originele
bouwstenen. Hun exacte positie in het
gebouw kon dankzij architecturaal
onderzoek worden bepaald.
Het vervaardigen van de onbrekende
fragmenten en bouwblokken (20012007)
Honderden ontbrekende fragmenten
moesten nieuw worden gehouwen.
Met behulp van een ‘pantograaf’, een
soort kompas, kon men ze perfect
laten passen op een deels bewaard
steenblok. Ontbrekende stukken werden
alleen nieuw gemaakt als dat daarvoor
een structurele noodzaak bestond.
Vervolgens werd de veronderstelde
plaats van de blokken uitgetest door het
hele monument op te stellen, maar nog
zonder de bouwelementen aan elkaar
vast te maken.
36
De anastylosis (2008-2010)
Het gebouw werd vervolgens opnieuw
uit elkaar gehaald met het oog op de
uiteindelijke reconstructie. Ditmaal
werden er zowel horizontaal als verticaal
verbindingen tussen de bouwstenen
aangebracht, zoals in de antieke tijd.
Die verbindingen zijn zo ontworpen dat
ze kunnen weerstaan aan spanningen
en toch iets minder sterk zijn dan
de oorspronkelijke steen. Daardoor
zal in het geval van overbelasting de
verbinding eerst breken, waardoor
verdere schade aan de bouwblokken
zelf wordt vermeden. Om de risico’s
op vernieling door een aardbevingen
in te perken, zijn er bovenaan in de
constructie, onder de architraaf,
vibratie-isolatiepanelen van neopreen
geplaatst. Door dit systeem wordt het
zware bovenste deel van het gebouw
gescheiden van de meer stabiele lagere
delen, waardoor de bovenzijde lichtjes
op zichzelf kan bewegen en zo de
gevolgen van een aardbeving deels kan
opvangen.
Luchtfoto van het bouleutèrion en zijn oorspronkelijke
aanpalende binnenplaats (rechterbovenhoek van de
foto). In de 5de eeuw n.Chr. werd die binnenplaats
omgevormd tot een basilica.
Kort na 100 v.Chr. werd het Bouleuterion
gebouwd, het gebouw van de
stadssenaat. Het bevond zich op een
natuurlijk terras ten westen van de
Bovenste Agora en had een voorhof. Dit
gebouw vormt het bewijs dat er toen
in Sagalassos een verkozen stadsraad
(boulè) actief was. Misschien werd
Sagalassos zelfs al vanaf de 4de eeuw
v.Chr. een polis naar Grieks model, met
verkozen en wisselende magistraten en
ook geschreven wetten. Dit model bleef
bestaan doorheen de Romeinse periode,
al werd het bestuur van de stad steeds
meer een zaak van de elite (oligarchie).
Het Bouleuterion had voor de
Sagalassiërs een krachtige symbolische
betekenis. De ligging ervan bepaalde de
inplanting van veel andere belangrijke
gebouwen en monumenten in de
bovenstad. Het rechthoekige gebouw in
kalksteen zelf was eerder sober. Het bood
plaats aan ca. 220 verkozenen.
Een fries aan de buitenzijde toonde
voorstellingen van wapentuig en bustes
van de oorlogsgoden Ares en Athena:
de stad Sagalassos liet graag zien dat ze
van oudsher een goede militaire reputatie
had. Binnenin werden er korinthische
halfzuilen gebruikt, toentertijd een
vooruitstrevende stijl in Pisidië. Vanaf
200 n.Chr. deed vermoedelijk een
ander gebouw, het Odeon, dienst als
vergaderruimte van de stadsraad.
Het opnieuw aansluiten van de
watertoevoer (2010)
Het water voor het nymphaeum is
afkomstig van het laathellenistische
brongebouw dat zich 230 meter
ten oosten bevindt. Met het terug in
werking stellen van haar antieke functie
als publieke fontein is het gebouw
uiteindelijk vervolledigd.
Een van de twee halfzuilen, met een reliëf van Athena
en een krijgsgevangene, die toebehoorden aan het
Bouleuterion en die uitzagen over de Bovenste Agora.
Een strijdershelm in reliëf aan de buitenzijde van het
Bouleuterion (1ste eeuw v.Chr).
37
De Basilica voor de
Aartsengel Michaël
Het Noordwestelijke
Heroön 1
Een kortstondige kerk
Monument voor een
anonieme weldoener
Omstreeks 400 n.Chr. lag het oude
raadsgebouw (bouleutèrion) van
Sagalassos er verwaarloosd bij. Het werd
gebruikt als steengroeve voor de bouw
van de nieuwe verdedigingsmuur. De
plaats van het gebouw zelf veranderde in
een open ruimte, een soort atrium.
De vroegere voorhof van het
raadsgebouw werd omgebouwd tot
een christelijke basiliek, de eerste kerk
van Sagalassos. Vermoedelijk was ze
gewijd aan de aartsengel Michaël, die
toen in Pisidië intens werd vereerd. Je
bereikte de plek eerst vanuit het zuiden,
maar sinds de vroege 6de eeuw via een
monumentale trap vanuit de Bovenste
Agora.
De nieuwe basiliek bestond maar kort:
wellicht kort na 500 liep ze ernstige
schade op (door een aardbeving?).
Ze werd gerestaureerd maar wellicht
wegens de pest van 541/42 nooit
voltooid en stortte definitief in bij de
zware aardschok van kort na 600 n.Chr.
Er stonden toen in Sagalassos al enkele
kerken.
Kort voor of na het jaar 1, de periode
van keizer Augustus, kwam dit heroön
in regionale kalksteen tot stand. Het
werd recent heropgebouwd met
zowat alle originele bouwelementen.
Architecten wisten dankzij sporen
van de verbindingen ook waar in het
monument de stenen waren gebruikt.
Het monument stond boven op een
vierkant podium van 7,80 bij 8,50 meter
en was in totaal 15 meter hoog, waardoor
het van ver zichtbaar was.
Een heroön was een soort klein
tempeltje en tegelijk een eremonument
voor een lokale weldoener. Soms
bevatte het ook zijn graf. Dit is een van
de types gebouwen waarmee de lokale
aristocratie van Sagalassos tot in de
Vroege Keizertijd blijvende sporen wilde
nalaten.
Dit heroön was een monument voor
een jonge aristocraat wiens naam we
niet meer kennen. Een opschrift hebben
de archeologen nog niet aangetroffen.
Zijn deels teruggevonden kolossale
marmeren beeld uit marmer van
Dokimeion van ongeveer 2,5 meter hoog
stond opgesteld voor de deur. Daarvan
hebben we onder meer nog het hoofd.
Rond 400 n.Chr. werd dit monument
opgenomen in de nieuwe stadsmuur,
waar het als toren dienstdeed.
De vloer van de basilica, aangelegd met mozaïek
en opus sectile, is tegenwoordig bedekt onder
beschermende lagen.
38
Reconstructietekening van de zuidelijke façade van het
heroön. Naar E. Torun, 2000.
Marmeren hoofd van een kolossaal standbeeld dat
voor de deur van het heroön stond opgesteld. Het
verbeeldt de jonge heros (held) in een geïdealiseerd
portret; wellicht betreft het hier een lokale aristocraat
die na zijn dood werd vereerd met dit gebouw. Het
hoofd staat tentoongesteld in het Burdur Museum.
39
Het Noordwestelijke
Heroön 2
De Dorische Tempel
Van tempel tot toren
Vaklui aan het werk
Op de sokkel van het Heroön was een
prachtige fries te zien, die zich nu in het
museum van Burdur bevindt. Daarop
zijn een citerspeelster en dertien bijna
levensgrote danseressen afgebeeld.
Ze voeren een reidans uit. Twee ervan
dragen motieven die verwijzen naar
de cultus van Dionysos. Misschien
introduceerde de bouwer van het Heroön
in Sagalassos de cultus voor deze god of
organiseerde hij festivals waarbij dit soort
reidansen werden opgevoerd.
Een andere fries, bovenaan, bestaat uit
weelderige ranken, een thema dat uit
Italië afkomstig was. Daar verspreidden
de architecten van Keizer Augustus het
als een symbool voor de voorspoedige
‘gouden eeuw’ die met hem was
begonnen. Sagalassos nam deze
propagandistische beeldtaal heel snel
over.
Reconstructietekening van de oostelijke façade van het
heroön. Naar E. Torun, 2000.
De bouwers van het Heroön waren vaklui.
We weten dat dezelfde onderneming
generaties lang instond voor veel
prestigieuze (graf)monumenten in
de stad, mét hun decoratie. Dankzij
archeologisch onderzoek kunnen we hun
activiteit zowat vier eeuwen lang volgen.
In de periode 50-25 v.Chr. begon men op
het hoogste punt van Sagalassos aan de
bouw van een nieuwe tempel waarvan
nog slechts resten te zien zijn. De tempel
was bijna zeker opgedragen aan Zeus,
die toen vermoedelijk al een hele tijd de
hoofdgod was in Sagalassos, zoals zowat
overal in Pisidië.
De tempel was dorisch van stijl maar
stond op een Romeins podium. Hij
vertoonde dus een Grieks-Romeinse
mengvorm. Korte tijd na de bouw ervan
kreeg het complex onder Augustus een
poortgebouw in korinthische stijl en een
omheiningsmuur.
Rond 400 n.Chr. was de tempel
verlaten. Hij werd toen herbestemd
als toren en maakte deel uit van de
nieuwe versterking rond het centrum
van Sagalassos. Hij werd ook verhoogd
en versierd met wapenfriezen uit het
voormalige Bouleutèrion. De bustes
van de twee oorlogsgoden Ares en
Athena werden als versiering in de
noordwestelijke stadspoort opgenomen.
Reconstructietekening van de zuidelijke façade van de
Dorische tempel. Naar M. Waelkens, 1987.
De nog opstaande naiskosmuur van de Dorische
Tempel, met de latere verdedigingsmuur uit de 5de
eeuw n.Chr. ertegenaan gebouwd.
Zicht op de versieringen van de muurfries van het
heroön.
Detail van de fries met de danseressen: het gezicht
van het vierde meisje vanaf de start van de sequentie
(zuidwestelijke hoek). De volledige fries met de
danseressen is te bezichtigen in het Burdur Museum.
40
Het eerste paneel van de danseressenfries van het
Noordwestelijke Heroön (ca. 10 v.Chr. – 10 n.Chr.).
Links speelt een jonge vrouw op een citer. Aan de
rechterzijde houdt een danseres haar opwaaiende
sluier vast. Beiden dragen hoge dansschoenen.
Vervaardigd in Burdur kalksteen.
De huidige toestand van de overblijfselen van het
propylon. De latere verdedigingsmuur werd omstreeks
400 n.Chr. door de poort heen gebouwd, toen de
tempel buiten gebruik was geraakt.
Reconstructietekening van de monumentale
toegangspoort tot de tempelzone, gebouwd
omstreeks de 1ste eeuw n.Chr. Naar M. Waelkens, 1987.
41
Een nieuwe versterking
De Westelijke
Necropool en de
arcosolia in de
Noordelijke Necropool
Dodensteden
Omstreeks 400 n.Chr. werd een nieuwe
verdedigingsmuur gebouwd rond het
monumentale hart van Sagalassos.
Deze muur omvatte niet de volledige
stad, maar slechts één derde van de
bewoonde oppervlakte. De nieuwe muur
volgde grotendeels de contouren van de
oudere, hellenistische stadsmuur.
Aan de voet van de bergflank waar
Sagalassos op ligt, bevond zich de derde
grootste begraafplaats van de vier in
de stad. Deze westelijke necropool lag
op en rond een kalkstenen massief waar
sinds de 5de of 6de eeuw n.Chr. een
kerk stond. Hij was meer dan vijf hectare
groot en bevatte vooral sarcofagen.
Waarom werd de nieuwe
verdedigingslinie gebouwd? Ondanks
aanhoudende aanvallen door
roversbendes in deze periode lijkt de
muur niet in paniek te zijn opgetrokken.
Het bouwproject blijkt eerder
gerelateerd aan de heersende politiek uit
die tijd, die streefde naar de heropleving
van het stadsleven en die de economie
steunde. De muur was ook een uiting
van de herwonnen stedelijke trots van de
bevolking omstreeks 400 n.Chr.
In de noordelijke necropool waren in de
rotswand uitgehouwen holten met een
halfrond gewelf te zien. Deze arcosolia
dateren uit de volle Keizertijd en deden
ofwel dienst als grote urne bij crematies,
ofwel als een nis waarin een losstaande
asurne stond. Soms werd de voorzijde
gevormd door een apart gekapte plaat.
De late verdedigingsmuren, gebouwd rond 400 n.Chr.,
verbonden de Dorische tempel, het noordwestelijke
heroön en de westelijke stadspoort.
Aanvankelijk een steengroeve
Deze rotswand is wellicht eerst als
steengroeve uitgebaat en werd pas later
gebruikt als noordelijke necropool. De
beige gekleurde lokale kalksteen werd
immers vanaf de Julisch-Claudische
tot de Severische periode (1ste eeuw
v.Chr. - 3de eeuw n.Chr.) ontgonnen in de
noordelijke hellingen boven Sagalassos.
Bouwmateriaal werd ook uit andere
groeves naar de stad aangesleept, vaak
over korte afstanden, maar soms ook van
honderden kilometers van Sagalassos.
Dat is onder meer het geval voor witte,
donkerblauwe en paarsgeaderde witte
marmers uit Dokimeion (Afyon) en een
wit marmer uit Aphrodisias (Geyre), terwijl
cipollino (een groene marmersoort) zelfs
uit het Griekse Euboia moest worden
aangevoerd.
Sommige bestaande monumenten,
zoals de Dorische tempel en het
noordwestelijke heroön, werden als
torens in de stadsmuur geïntegreerd.
Bouwstenen van ontmantelde
monumenten, zoals het Bouleuterion,
en stukken van sarcofagen en andere
grafmonumenten werden hergebruikt in
de constructie.
Verdedigingsmuren gebouwd
omstreeks en na 400 n.Chr.
N
42
Zicht op een van de arcosolia in de noordelijke
necropool.
0
100
200
300
400
500
Meter
Een voorbeeld van de groeftechniek voor het
ontginnen van bouwstenen uit de oostelijke
steengroeves van Sagalassos.
A
B
C
Drie antieke basistechnieken voor steenontginning:
wrikken (A), splitsen (B) en het gebruik van groeven
(C). Bij het wrikken maakte men gebruik van
natuurlijke barsten in de rots die werden verbreed
door middel van hefbomen en/of stenen. Bij splitsing
werden breuken in de rotsen gecreëerd door met
een voorhamer op wiggen in geprefabriceerde gaten
te slaan. De groeftechniek werd gecombineerd met
splitsen, waarbij diepe groeven werden uitgehouwen
in de rotsen.
43
Stadion en Basilica E1
Het Nymphaeum van
Trajanus
Van stadion tot kerk
Een pronkfontein bij
het stadion
De spelen vonden wellicht grotendeels
plaats in het lokale stadion en moesten
het gevoel ingang doen vinden dat de
inwoners tot hetzelfde rijk behoorden.
Privéorganisatoren betaalden het
prijzengeld van de winnaars en hun
beelden. Op de basissen daarvan lieten
zij hun eigen loopbaan uitgebreid
beschrijven, terwijl er aan de kampioenen
slechts een kanttekening werd gewijd.
Mensen vanuit de volledige regio namen
deel aan de spelen. De gedeelde culturele
ervaring van dit spektakel en het gebruik
van keizerlijke propaganda moest de
inwoners het gevoel geven dat ze een
deel vormden van het Romeinse Rijk.
Sinds Vespasianus (69-79 n.Chr.) was de
‘gemeentelijke’ keizercultus gevestigd in
de tempel van Apollo Klarios, waardoor
de Klareia ook geassocieerd werden met
de keizercultus. Wanneer het stadion
van Sagalassos is gebouwd, weten
we niet. Ten laatste in 117 n.Chr. stond
Vlak bij het stadion van Sagalassos
verrees de eerste monumentale fontein
in Sagalassos. Deze was gewijd aan
de stad en aan keizer Trajanus (98-117
n.Chr.). De oprichtster, Claudia Severa
(samen met haar zusters en broers),
behoorde tot de belangrijkste familie
van Sagalassos. Deze was ontstaan uit
haar huwelijk met de grootvader van T.
Flavius Severianus Neon (die later de
bibliotheek liet bouwen). Deze fontein
weerspiegelt een nieuw fase voor de
lokale benefactors vanaf het einde van
de 1ste eeuw n.Chr.: terwijl monumenten
gewijd aan de keizerlijke familie in de
Julisch-Claudische periode (14-58 n.Chr.)
een zuiver honorifiek doel hadden, kregen
deze daarna ook.
Plan
een publieke fontein naast de ingang.
In de 5de of 6de eeuw werd in het
stadion de Martelarenkerk opgetrokken.
Waarschijnlijk was die gewijd aan
christelijke slachtoffers van de intense
vervolgingen onder keizer Diocletianus
(303-313). Zo’n kerk werd vaak gebouwd
op de plaats waar martelaren waren
gestorven, bijvoorbeeld het stadion.
De kerk werd gebouwd met genummerde
stenen van de heidense Dionysostempel,
een mooi voorbeeld van de overgang die
Sagalassos in de loop van de 4de en 5de
eeuw maakte: het werd geleidelijk aan
een christelijke stad. Tegelijk bleven hier
en elders heidense decoraties bewaard!
East elevation
In de keizerlijke propaganda waren de
spelen een belangrijk element. Deze
spelen – in Sagalassos waren vooral de
Klareia belangrijk, de spelen voor Apollo
Klarios – bestonden uit wedstrijden voor
volwassenen en ook voor kinderen: lopen,
worstelen en boksen waren de disciplines.
0
1
2 Meter
Reconstructietekening van het
Trajaans Nymphaeum. Naar G.
Üner en J. Richard, 2010.
Overblijfselen van de basilica in het voormalige
stadion, opgetrokken uit architecturale blokken die
afkomstig waren van een Dionysostempel elders in de
stad.
Betrouwbaarheid
1ste graad - in situ
2e graad - waarschijnlijke positie
3e graad - mogelijke positie
3e graad - waarschijnlijke positie van de architraaf
3e graad - mogelijke positie van de architraaf
4e graad - structurele noodzaak
De fontein, nu in ruïnes, mat
oorspronkelijk 6,5 m bij 7,5 m. Haar
apsidale (halfcirkelvormige) façade
bestond uit een podium die een
elegante ionische colonnade droeg. De
aanwezigheid van een verticale groef
in het midden van de volle achtermuur
suggereert dat het bassin niet gevuld
werd via een waterval, maar wellicht via
een waterspuitend standbeeld.
N
De omgeving van het stadion. Tegenwoordig zijn er behalve een aantal rijen zitbanken en de herkenbare vorm in
de topografie nauwelijks nog overblijfselen van dit ooit populaire spektakelgebouw.
44
0
1
2 Meter
In situ plattegrond van het Trajaanse nymphaeum te
midden van de ineengestorte bouwelementen. Naar G.
Üner, J. Richard, 2010.
45
Het Hellenistische
Brongebouw
De Bibliotheek van
Neon
Water voor een nieuw
stadsdeel
Een boekenhuis met een
nieuwe bouwtechniek
Nog vóór keizer Augustus werd in
Sagalassos een brongebouw opgetrokken
(50-25 v.Chr.). Dat werd in 1997
heropgebouwd en is opnieuw in werking,
mét de oorspronkelijke watertoevoer. De
U-vormige constructie heeft drie dorische
portieken boven op een balustrade.
Daarachter ligt het waterbassin,
beschermd tegen warmte en vuil.
Het gebouw kwam er toen Sagalassos
zich volop uitbreidde buiten zijn
stadsmuren. De bevolking nam toe en de
oude hellenistische stad werd te klein.
Dit brongebouw maakte deel uit van
die stadsuitbreiding, die in oostelijke
en in zuidelijke richting verliep. In het
oosten waren de hellingen minder steil
en de panorama’s aantrekkelijker. Dit
nieuwe stadsdeel werd in de keizertijd
de favoriete vestigingsplaats van de
welgestelde burgers. Hun water kregen ze
onder meer vanuit dit gebouw.
deel van het dichte waterdistributienet
van de stad aangelegd, wat erg vroeg is.
Na de aardbeving van 500 n.Chr. werd
het brongebouw deels opgevuld en
omgevormd tot een reservoir.
Het U-vormige waterbekken van de fontein, beschermd
met een dak.
In zowat een eeuw tijd (50 v.Chr.-50
n.Chr.) werd Sagalassos drie keer groter.
In dezelfde periode werd het grootste
In Sagalassos stonden nogal wat
gebouwen die de lokale elite liet
optrekken, waaronder deze bibliotheek uit
circa 120 n.Chr. Zo verfraaiden aristocraten
hun stad, toonden ze hun rijkdom en
wilden ze blijvende sporen nalaten. De
bouwheer-financier van de bibliotheek
was Titus Flavius Severianus Neon,
de grootste mecenas van Sagalassos,
geldschieter van de spelen en een telg
van de twee belangrijkste lokale families
uit de late 1ste eeuw n. Chr. Hij droeg
het gebouw op aan zijn overleden vader.
Het hele concept van het bouwwerk is
geïnspireerd op dat van de befaamde
Celsus-bibliotheek in Ephese (114-117
n.Chr.), die eveneens door een zoon aan
zijn overleden vader was gewijd.
Alleen het podium voor de achterwand,
dat aanvankelijk in een smallere
vorm verder liep langs de zijwanden,
behoort nog tot de eerste bouwfase.
U ziet onderaan een sokkel met nissen
voor kleine beelden en daarboven
een baksteenmuur waarop een serie
inscripties was aangebracht. Tijdens
een herstellingsfase rond 200 n.Chr.
werd de leeszaal versmald, wellicht door
problemen met de dakoverspanning.
De zwart-witte mozaïekvloer behoort
dan weer tot een tweede renovatie,
die vermoedelijk plaatsvond onder de
heidense keizer Julianus de Afvallige
(361-363 n.Chr.). In het midden bevindt
zich een kleurrijk beeldpaneel met een
mythologisch tafereel: de Griekse held
Achilles neemt afscheid van zijn moeder
De stadsplattegrond van
Sagalassos, met aanduiding van de
stedelijke groei over verschillende
periodes.
N
46
0
Stadsoppervlakte gedurende
de hellenistische periode.
Stadsoppervlakte vanaf de
Keizertijd tot de 6de
eeuw n.Chr.
Delen van de hellenistische
stadsmuren
100
200 Meter
Laat-antieke stadsmuren
Necropolen
Thetis bij zijn vertrek naar Troje. Het
kunstwerk is gesigneerd door een zekere
Dioskoros.
Kort voor 400 werd dit symbool van de
heidense cultuur door christenen met
opzet vernield, ook de voorstelling in
mozaïek. De scheuren in de vloer en de
muren zijn het gevolg van de aardschok
van kort na 600 n.Chr.
Reconstructietekening van het interieur van de
bibliotheek na de oorspronkelijke bouwfase.
Naar M. Waelkens en G. Üner, 2013.
Reconstructietekening van het interieur van de
bibliotheek na de eerste renovatiefase.
Naar M. Waelkens en G. Üner, 2013.
In het eerste deel van de inscriptie op de achterwand
van de bibliotheek wordt Titus Flavius Severianus Neon
voor zijn weldaden door de boulè (stadsraad) en de
dèmos (volksvergadering) geëerd als “een zoon van
de stad, vaderlandslievend, een ktistès (stichter van de
bibliotheek / herstichter van de stad), een deugdzaam
man en een agonothetès (voorzitter, wellicht van de
Klareia-spelen) voor de eeuwigheid” (mogelijk bleef hij
de spelen ook na zijn dood sponsoren via een stichting).
Het gebouw werd opgericht dankzij de financiële
middelen van Neon zelf.
47
Het deels met sneeuw bedekte theater van Sagalassos,
vereeuwigd door Gertrude Bell op 28 april 1907. De
berg met de scherpe top centraal in de achtergrond
is de Zincirli, de acropolis van Düzen Tepe. © M.P.C.
Jackson , curator van het Gertrude Bell Photographic
Archive.
Vandaag de dag is het theater van Sagalassos een
van de meest romantische antieke monumenten in
Anatolië. De toeschouwers hadden een goed zicht op
de Alexanderheuvel (centraal op de foto), die zich in
het verlengde van de lengteas van het theater bevindt.
Theater
De Pottenbakkerswijk
Toneel met uitzicht
Vernieuwing en traditie
“Aan de kant van de heuvel die hoger
oprijst, bevindt zich een van de mooiste
en meest perfecte theaters die ik ooit zag
of waar ik ooit van hoorde.” Dit schrijft
in 1839 Charles Fellows, een vroege
bezoeker van Sagalasssos. Hij is niet de
enige die onder de indruk is van dit goed
bewaarde complex en van zijn ligging,
met uitzicht op de Alexanderheuvel.
De Pottenbakkerswijk van Sagalassos
bevindt zich ten oosten van het theater
en omvat een gebied van zes hectaren. Er
werden niet alleen aardewerk vervaardigd;
ook metaalbewerkers en mogelijk
glasblazers en wolververs hadden er
hun ateliers. Deze suburbane zone werd
gekenmerkt door een mix van artisanale
en funeraire elementen.
Vermoedelijk begon men aan de bouw
van het Theater in de jaren 120 n.Chr.,
toen keizer Hadrianus aan Sagalassos
een belangrijke plaats toekende in
de keizercultus. Daar hoorden tal van
evenementen bij voor alle inwoners van
Pisidië, en dus was er In Sagalassos nood
aan nieuwe, aangepaste accommodatie.
In het Theater was er plaats voor zowat
9000 toeschouwers, terwijl Sagalassos
toen hoogstens 5000 inwoners telde.
De bouw ervan werd omstreeks 200
n.Chr. stilgelegd, vermoedelijk wegens
geldgebrek: de stad gaf toen al jaren te
veel uit. Daarom heeft het scènegebouw
geen tweede verdieping en werd ook
de rij zitbanken van het auditorium
boven de rondgang in de zuidwesthoek
nooit voltooid. (In 2011 ontdekten de
archeologen hier de sporen van een
ouder theater.)
Vooral vanaf de tijd van keizer Augustus
(27 v.Chr.-14 n.Chr.) verwierf Sagalassos
een reputatie in het vervaardigen van terra
sigillata (tafelwaar met een glanzende
sliblaag) uit de kwalitatief beste lokale
klei. In die periode groeide de bevolking
sterk aan en zowel over land als over
zee geraakte de stad verbonden met de
rest van het imperium. Vooruitstrevende
aristocraten investeerden in de
keramieknijverheid. Die bloeide op
en kreeg een industrieel karakter. Er
kwamen heuse manufacturen in de wijk,
die een grootschalig karakter kreeg.
Keramiek uit Sagalassos werd intens
uitgevoerd. Wijnflessen uit Sagalassos zijn
aangetroffen in andere delen van KleinAzië, in Egypte en in Carthago.
Er is nog een intact overwelfde
binnengang bewaard, met vomitoria, de
in- en uitgangen voor de toeschouwers.
In het Theater troffen archeologen
reliëfs met gladiatoren aan: behalve voor
opvoeringen deed het dus ook dienst
voor deze schouwspelen waarmee de
machthebbers de sympathie van het volk
probeerden te winnen.
Zes eeuwen lang bleef Sagalassos een
belangrijk centrum van keramiekproductie.
Het geheim van dat succes? De
combinatie van schaalvergroting en het
behoud van de traditionele kenmerken
en de regionale vormentaal. Zeg maar:
vernieuwing en traditie.
Handvat, imitatiezilver, aardewerk, ca. 0-200 n.Chr.,
48
Voorbeelden van de lokaal geproduceerde tafelwaar
‘Sagalassos red slip ware’. Bovenaan links twee
drinkbekers en rechts een kom, alle geproduceerd in
25 v.Chr-100 n.Chr. Onderaan een drinkbeker (mastos)
naar hellenistische voorbeelden in glas of zilver, 25
v.Chr.-15 n.Chr.
In mallen gevormde wijnfles met de
afbeelding van een Amazone, eind
5de-eerste helft 6de eeuw n.Chr.
Aangetroffen in het puin van het tot
kerk omgevormde Bouleuterion.
49
Marc Waelkens:
“Een Levensdroom”
“Ik heb in Sagalassos onvergetelijke
momenten beleefd. Ik weet nog heel goed
wanneer ik er voor het eerst kwam, samen
met mijn goede vriend en collega Stephen
Mitchell. Het was 23 augustus 1983. Toen
wij er, vroeg in de ochtend – rond halfacht
– aankwamen, was het daar totaal verlaten.
Alleen Mehmet was in de buurt, de bewaker.
Hij zette meteen thee. Samen genoten
we. Op dat uur van de dag is het licht in
Sagalassos het mooist. Overal zagen we
monumenten, soms tientallen meters hoog.
Daartussen lagen omvergevallen zuilen en
basissen van beelden. In de verte ontdekten
we het theater, qua ligging een van de
meest romantische ruïnes van Turkije. Ik kan
vergelijken, want ik heb ze bijna allemaal
bezocht. Die ochtend schuifelden we van
ruïne tot ruïne, bang om aardewerk of
glas te breken. De bodem lag er vol van.
Boven ons cirkelde een roofvogel, met wijd
opengesperde vleugels. Soms dook hij plots
naar beneden. Het droeg bij tot de magie
van het moment. Dat was mijn eerste keer
Sagalassos. Zo is het allemaal begonnen.
En zo ging ook de droom van een zesjarige
jongen in vervulling die, na het lezen van een
Robbedoesstrip van vier pagina’s over de
ontdekking van Troje, zijn vader meedeelde
dat ook hij later in Turkije zou gaan graven.
Dat leidde tweeënveertig jaar geleden, bij
mijn eerste bezoek aan Turkije, tot een coup
de foudre.”
50
“Het eerste bezoek aan Sagalassos haalde
mijn leven overhoop en lag aan de basis van
alle ‘gelukkige’ en ‘tragische’ ogenblikken
die ik sindsdien heb beleefd. Die laatste
werden gecompenseerd door de vele
magische momenten, zoals toen een arend,
amper twee meter voor onze minibus, ons
tot vlak voor Ağlasun begeleidde. Het was
alsof we reden onder de bescherming van
Zeus zelf. Of neem die valavond, toen ik het
intacte hoofd van de ‘kleinere’ Dionysos uit
het Antonijnse Nymphaeum omdraaide en
de god mij glimlachend aanstaarde. Hij leek
dankbaar dat hij na veertien eeuwen weer
het daglicht zag.”
“Ik denk vaak met veel nostalgie terug
aan de pioniersjaren. We voelden ons
verbonden met de westerse reizigers uit de
negentiende eeuw die met hun personeel
vaak in betere omstandigheden dan wijzelf
gelogeerd waren. De warme gastvrijheid
van de lokale bevolking maakte echter alles
goed. Toen is de basis gelegd van de hechte
vriendschap die ons nu met arbeiders
en ‘stadgenoten’ verbindt en die voor de
toekomst van Sagalassos ook de beste
bescherming biedt.”
www.tursaga.com • www.aglasun.bel.tr
www.sagalassos.be
tursaga.mobi/rehber04
T.C.
KÜLTÜR
VE TURİZM
BAKANLIĞI
Deze gids werd gepubliceerd als onderdeel van een project gefinancierd binnen het kader van het 2011
Ondersteuningsfonds Programma van het West Mediterranean Development Agency, met referentienummer
TR61/11/TURIZM/KAMU/01-35 en met als titel “Voorbereiding en Promotie van de Culturele en Natuurlijke
Hulpbronnen van Ağlasun ten Behoeve van Duurzaam Toerisme” en een Geconcerteerde Onderzoekactie van de
KU Leuven over “Natuur−maatschappij interactie in regionale ontwikkeling. Een interdisciplinaire dialoog tussen
heden en verleden in de regio van Sagalassos”. De inhoud van de publicatie weerspiegelt niet de officiële opinie
van het West Mediterranean Development Agency en/of van het Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking.
De verantwoordelijkheid voor de informatie en de vermelde standpunten daarin bevindt zich volledig bij het
Sagalassos Archaeological Research Project.
Geschreven door: Marc Waelkens en het Sagalassos Team
Tekst aangepast door: Patrick De Rynck en Ebru Torun
Afbeeldingen: Sagalassos Archaeological Research Project, tenzij anders aangegeven.
Download