Sagalassos Bezoekersgids Deze gids werd gepubliceerd als onderdeel van een project gefinancierd binnen het kader van het 2011 Ondersteuningsfonds Programma van het West Mediterranean Development Agency, met referentienummer TR61/11/TURIZM/ KAMU/01-35 en met als titel “Voorbereiding en Promotie van de Culturele en Natuurlijke Hulpbronnen van Ağlasun ten Behoeve van Duurzaam Toerisme”. Sagalassos: Een Beknopte Biografie Dit boekje heeft drie doelen: het wil uw bezoek aan Sagalassos rijker maken. Na uw bezoek doet het dienst als een mooie herinnering. En voor wie (nog) niet in Sagalassos is geweest, is het een kennismaking in woord en beeld met deze prachtige site. U vindt hier: • een beknopte biografie van de stad en de streek, van 10.000 v.Chr. tot de 13de eeuw n.Chr.; • de (licht aangepaste) tekst van de panelen die op de site het verhaal van Sagalassos en zijn vele bouwwerken en monumenten vertellen, met beelden. Zo maakt u een virtuele wandeling door de stad; • een getuigenis van professor Marc Waelkens, die Sagalassos op de archeologische wereldkaart heeft gezet. In het zuidwesten van Turkije, iets meer dan honderd kilometer ten noorden van de kustplaats Antalya, ligt Sagalassos. Tegenwoordig maakt de regio deel uit van de provincie Burdur. De antieke stad bevindt zich in het Taurusgebergte, met in het zuiden de Middellandse Zee en aan haar noordkant de hoogvlakte van Anatolië. Sagalassos was eeuwenlang de belangrijkste stad van het antieke Pisidië, het binnenland van het huidige zuidwest-Anatolië. Ze ligt op een berghelling die naar het zuiden is georiënteerd, op een hoogte van 1450 tot 1600 meter. Aan haar oostkant bevindt zich de top van de indrukwekkende Akdağ, 2271 meter hoog. Geleidelijk aan onderwierp het antieke Sagalassos een aantal belangrijke valleien in zijn omgeving. De eerste en belangrijkste in de rij was, ten laatste in het begin van de 2de eeuw v.Chr., de vallei van Burdur. Hierdoor werd het landbouwareaal van de stad aanzienlijk groter en kon men ook de verbinding leggen met het latere Romeinse wegennet in Anatolië. In de tijd van Augustus kwamen daar nog de valleien van Bağsaray en Çeltikçi in het zuiden bij. Waarom kwamen mensen op deze behoorlijk steile berghellingen wonen? Daar hadden ze in de oudheid goede redenen voor. Veiligheid was er een van, en de overvloed aan natuurlijke bronnen een andere: door de bodemgesteldheid – een laag kalksteen die water doorlaat, met daaronder een kleilaag – vormden zich ter hoogte van Sagalassos tientallen bronnen. In die bodem troffen mensen ook klei aan voor het maken van hoogwaardige keramiek en bouwstenen, en ertsen voor de metaalproductie. De nabijgelegen valleien waren in de oudheid bovendien vruchtbaarder dan in onze tijd. In de bloeitijd van de stad tijdens de Romeinse keizertijd kwam daar nog een belangrijk argument bij: Sagalassos was voortaan aangesloten op het Anatolische wegennet en werd zo verbonden met het binnenland en met de havens aan de Ionische westkust en de Pamphylische zuidkust. Dat alles lokte mensen naar een rijke stad die almaar meer prestige genoot en openstond voor vernieuwing. Graan, olijven, wellicht ook dennenbomen en hoogwaardig roodgeslibd tafelgerei vormden er de basis van de economie en werden geëxporteerd. 3 Sagalassos vóór Sagalassos Sagalassos wordt Grieks De metamorfose van een stad “De eerste stad van Pisidië” De pre- en protohistorie. Van 10.000 tot 546 v.Chr. De Perzische en de hellenistische tijd. Van de 6de tot de 1ste eeuw v.Chr. Keizer Augustus en de 1ste eeuw Keizer Hadrianus en de 2de en 3de eeuw n.Chr. De oudste menselijke sporen in het gebied van het latere Sagalassos dateren van 10.000 v.Chr. De oudst gekende permanente nederzettingen zijn van omstreeks 6500 v.Chr., toen hier ook al keramiek werd gemaakt. De eerste landbouwvestigingen in de vallei van Ağlasun zijn van even voor 4000 v.Chr. en nog voor 3000 v.Chr. was er een web van nederzettingen die elk een territorium controleerden. Deze evolutie stokt rond 2300/2200 v.Chr.: Indo-Europese bevolkingsgroepen (de Hettieten, de Luwiërs) trekken dan Anatolië binnen. Rond de 14de eeuw v.Chr. bevindt de locatie van Sagalassos zich in Luwische invloedssfeer en is er al Myceense import. Kort na 1200 v.Chr. gaan de grote rijken uit de bronstijd ten onder en worden ze opgevolgd door de Phrygiërs, de Lydiërs en ten slotte de Perzen. Uit de vroegere Luwische staten ontwikkelden zich inmiddels verschillende groepen. Eén daarvan zijn de Pisidiërs, die ook de regio van Sagalassos bevolkten. Al in de tijd van de Perzen zijn in Pisidië, en wellicht ook in Sagalassos, helleniserende invloeden merkbaar. Die evolutie wordt versneld en versterkt na de doortocht van Alexander de Grote, onder zijn opvolgers en in de Romeinse tijd: Sagalassos wordt, sneller dan sommige andere Pisidische steden, een polis van het type van de autonome ‘stadsstaten’ in het oude Griekenland. Die ‘progressieve’ ontwikkeling gaat vermoedelijk ten koste van de ‘conservatieve’ naburige nederzetting Düzen Tepe. Augustus, Romes eerste keizer (25 v.Chr.-14 n.Chr.), is wellicht het invloedrijkste personage in het verhaal van Sagalassos. Niet dat hij rechtstreeks met de stad te maken had, maar onder zijn bewind kwam er rust, was er een gunstig investeringsklimaat, werd het belastingsysteem hervormd, verbond een weg Sagalassos met de zee en groeide de bevolking sterk aan. De lokale elite zag meteen de kansen die de nieuwe context bood, ook en vooral op economisch vlak. Ze trok, in tegenstelling tot de rest van Pisidië, de Romeinse kaart zonder aan haar identiteit te verzaken. De 1ste eeuw n.Chr. was dan ook een bloeitijd voor Sagalassos.. In de periode 124-132 n.Chr. bezocht keizer Hadrianus Klein-Azië zeker drie keer. Wellicht tijdens zo’n bezoek nam hij een beslissing die voor de toekomst van Sagalassos grote gevolgen had: de stad werd van de provincie ‘Galatia’ overgeheveld naar ‘Lycia et Pamphylia’, waar zij het officiële centrum van de keizercultus van de nieuw toegevoegde regio ‘Pisidië’ werd. Ze werd ook erkend als ‘eerste stad’ van Pisidië. Dit was een bekroning van de ambities die Sagalassos sinds Augustus aan de dag legde, een officiële bekrachtiging van een bestaande realiteit. Het betekende ook het begin van een nieuwe bloeitijd, met een intense economische en bouwactiviteit. Die bleef tot en met het begin van de 3de eeuw duren. Dit is een inscriptie waarin Sagalassos trots uitpakt met zijn status. Er staat in het Grieks: “De stad van de Sagalassiërs, de eerste van Pisidië, vriend en bondgenoot van de Romeinen”. De piëdestal bevond zich op de Bovenste Agora. Deze asurne uit de 2de eeuw v.Chr. heeft de vorm van een huisje. Ze diende voor as en verbrande beenderresten. Het schild is met een leeuwenkop versierd, en erachter zijn een gekruist zwaard en een speer te zien. Sagalassos beroemde zich op de krijgsvaardigheid van zijn burgers. Dit exemplaar bevindt zich in de zuidelijke necropool van de stad. Deze aardewerken schalen uit ca. 6000-5800 v.Chr. zijn gevonden in een van de oudste permanente nederzettingen van West-Anatolië: Hacılar, op 25 kilometer ten westen van Burdur. De site was al omstreeks 6500 v.Chr. bewoond. 4 De ca. 6 n.Chr. onder keizer Augustus aangelegde Via Sebaste verbond het territorium van Sagalassos met de havens aan de zuidkust van Anatolië. 5 Een nieuwe cultuur: Sagalassos wordt christelijk Een einde in fasen De 6de eeuw en verder Het verhaal van de ontdekking van Sagalassos (1706-1982) De 4de en de 5de eeuw Na de vergrieksing en de eeuwenlange ‘Romeinse periode’ beleeft Sagalassos vanaf de 4de eeuw n.Chr. een derde ingrijpende verandering: de stad wordt christelijk. Er doen zich belangrijke bestuurlijke ontwikkelingen voor en na een bouwstop sinds ongeveer 235 n.Chr. herneemt de bouwactiviteit al op het einde van de 4de eeuw. De elite laat zich wel minder dan vroeger in met haar stad. Vanaf de 5de eeuw is de verchristelijking goed zichtbaar in Sagalassos. In 120-125 n.Chr. liet Titus Flavius Severianus Neon de naar hem genoemde Neon-bibliotheek bouwen. De man was Sagalassos’ grootste weldoener ooit. Vermoedelijk onder de heidense keizer Julianus (361-363 n.Chr.) werd dit symbool van de heidense cultuur gerestaureerd en kreeg de bibliotheek een mozaïekvloer. Op het einde van de 4de eeuw werd ze met opzet vernield. Het mythologische tafereel in het midden van de vloer – de Griekse held Achilles neemt afscheid van zijn moeder, de godin Thetis – was daar mee het slachtoffer van. 6 Verbazing en verrukking Drie gebeurtenissen uit de 6de en vroege 7de eeuw n.Chr. zijn verantwoordelijk voor de geleidelijke neergang van Sagalassos: een aardbeving aan het begin van beide eeuwen, en een pestepidemie in 541-542 n.Chr. Ook daarna nog blijven er mensen wonen die vooral aan landbouw doen, tot in de 13de eeuw n.Chr. de laatste sporen van Sagalassos verdwijnen. Inmiddels ontwikkelt het naburige Ağlasun zich. Nadat het antieke en middeleeuwse Sagalassos in de 13de eeuw n.Chr. definitief werd verlaten, was het wachten tot 1706 op de herontdekking. Die eer viel Paul Lucas, een Franse diplomaat van Lodewijk XIV, te beurt. De naam Sagalassos werd echter pas in 1824 geïdentificeerd. Tegen het einde van de 19de eeuw was ‘Sagalassos’ een begrip, maar de site raakte vervolgens in het vergeetboek, weggedrumd door opgravingen in de grote antieke steden aan de Turkse westkust. Onder meer de Poolse graaf Karol Lanckorónski vormt de uitzondering op deze regel. In de 20ste eeuw concentreerden archeologen zich op enkele deelfacetten, tot in 1983 Marc Waelkens voor het eerst in Sagalassos kwam, er vanaf 1986 onder leiding van Stephen Mitchell en hemzelf vier campagnes volgden en hij in 1990 definitief de toestemming kreeg om op te graven in de stad en te prospecteren op het grondgebied. Zicht op de Alexanderheuvel vanaf de stad. Deze conische heuvel heeft een betekenisvolle plaats in de geschiedenis van Sagalassos. “De Sagalassiërs wachtten de komst van de Macedoniërs af op de heuvel voor hun stad, omdat dat een even sterke positie was voor de verdediging als de stadsmuur,” schrijft de historicus Arrianos aan het begin van zijn korte beschrijving van het verloren gevecht dat de Sagalassiërs in 333 v.Chr. met het leger van Alexander de Grote leverden. Deze heuvel bood gedurende de 12de-13de eeuw n.Chr. ook een onderkomen aan het laatste Byzantijnse garnizoen, waarna het wellicht door de Seldjoekse Turken werd vernield. Paul Lucas en een medereiziger, afgebeeld naast het titelblad van zijn reisverslag. Lucas was de eerste westerling die op 20 november 1706 de ruïnes van Sagalassos zag. 7 Een Wandeling Door Sagalassos 22 23 21 20 24 Wandelroute A: Een uur / 1,5 km Wandelroute A: twee uur / 2,5 km Wandelroute C: vier uur / 4 km Uitgebreid bezoek 19 17 15 18 14 1 Heuvel van Alexander de Grote 2 Hadrianus en Antoninus Pius Heiligdom voor de keizercultus 8 3 Vroeg-Byzantijnse versterking 7 4 Grote Colonnadestraat Poort uit de tijd van Tiberius 16 12 13 10 9 Ingang 11 6 5 5 6 7 4 8 9 3 10 11 12 2 13 14 15 16 17 18 1 19 N 0 8 100 200 300 400 Onderste Agora Severisch Nymphaeum Laat-Hadrianisch Nymphaeum Christelijke basiliek binnen het Heiligdom voor Apollo Klarios Odeon (overdekt theater) Keizerlijke Thermen Stadsvilla Macellum (voedselmarkt) Bovenste Agora Antonijns Nymphaeum Bouleuterion (Stadssenaat) Basiliek van St. Michaël Dorische Tempel Noordwestelijke Heroön 20 Martelarenkerk in het stadion 21 Hellenistisch Brongebouw 22 Bibliotheek van Neon 23 Theater 24 Pottenbakkerswijk 500 Meter 9 Route A: Eén uur / 1,5 km • Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora en het odeon • Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning • Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora • Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel • Wandel via het bovenste pad naar de hellenistische fontein en de bibliotheek van Neon • Keer terug via het centrale pad • Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten Route B: Twee uur / 2,5 km • Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora • Bezoek het nymphaeum van Hadrianus, de tempel van Apollo Klarios en het odeon • Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning • Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora • Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel • Wandel via het bovenste pad naar de hellenistische fontein en de bibliotheek van Neon • Wandel verder naar het theater en de oostelijke voorstad • Keer terug via het centrale pad langs de luxueuze stadswoning • Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten We maken een wandeling door Sagalassos en we belichten de belangrijkste monumenten en plaatsen. De wandeling neemt u via de zuidelijke colonnadestraat mee naar het stadscentrum en achtereenvolgens naar de Onderste en Bovenste Agora. Vandaar uit loopt u eerst naar het westen, in de richting van het stadion, om vervolgens terug over het stadscentrum naar het oostelijke uiteinde van de stad te gaan, waar het theater en de oostelijke voorstad zich bevinden. Dit is de langste tour van de site (Route C). Er bestaan ook kortere, alternatieve wandelingen (Routes A en B). Op alle routes kunt u ervoor kiezen om na het odeon de karavaanroute naar het westen te nemen als alternatief voor het centrale pad naar de Bovenste Agora. Via de karavaanroute bereikt u de westelijke necropolis, de zone met het heroön en de Dorische tempel en het stadion meer naar het westen. We beginnen bij de Alexanderheuvel. Wie de stad vanuit het zuiden benaderde, kwam voorbij die heuvel. Route C: Drie uur / 4 km • Wandel via de colonnadestraat naar de Onderste Agora • Bezoek het nymphaeum van Hadrianus, de tempel van Apollo Klarios en het odeon • Neem het centrale pad omhoog naar de Bovenste Agora, bezoek het macellum en het uitkijkpunt over de luxueuze stadswoning • Bezichtig het Antonijnse nymphaeum op de Bovenste Agora • Bezoek het bouleutèrion, heroön en de Dorische tempel • Wandel naar de westelijke necropool en het stadion • Keer terug naar het heroön en wandel via het bovenste pad naar de hellenistische fontein en de bibliotheek van Neon • Wandel verder naar het theater en de oostelijke voorstad • Keer terug via het centrale pad langs de luxueuze stadswoning • Bezoek de Romeinse thermen op de weg naar buiten 11 De Alexanderheuvel Een nieuwe tempel voor de keizercultus Een heuvel met geschiedenis De tempel voor Hadrianus en Antoninus Pius Toen in 333 v.Chr. Alexander de Grote in de buurt van Sagalassos kwam, verdedigden de Sagalassiërs hun stad op de ‘Alexanderheuvel’. Sagalassos was toen al een belangrijke plaats in Pisidië. De heuvel is een afgevlakte, kegelvormige en strategisch gelegen hoogte. Hij controleert de zuidelijke toegang tot Sagalassos. Uiteindelijk versloeg Alexander de Sagalassiërs en nam hij hun stad in. Ze maakte voortaan deel uit van de hellenistische wereld. De heuvel was wellicht nooit bewoond. In de Romeinse keizertijd lag op zijn flanken een van de oudste en grootste van de vier begraafplaatsen van Keizer Hadrianus (117-138 n.Chr.) maakte van Sagalassos het officiële centrum van de keizercultus van heel Pisidië. Er begon toen voor de stad een nieuwe bloeitijd, met een intense bouwactiviteit. Hadrianus kende Sagalassos ook de eretitel ‘eerste stad van Pisidië, vriend en bondgenoot van de Romeinen’ toe. Sagalassos. Die besloeg uiteindelijk 15,7 hectare. Op de vlakke top stond waarschijnlijk een tempel en vanaf de 5de of 6de eeuw een kleine kerk, die omstreeks het jaar 1000 werd heropgebouwd of verfraaid. De jongste sporen dateren uit de late 12de en vroege 13de eeuw: toen bevond zich hier een ommuurd fort bemand door een garnizoen. Brandsporen wijzen erop dat de heuvel in 1204 met geweld moet zijn veroverd. Daarna verloor hij zijn functie. Tempel voor de keizercultus voor heel Pisidië, gewijd aan de vergoddelijkte Hadrianus en Antoninus Pius (ca. 125-145 n.Chr). Naar G. Niemann, 1884. Hier kwamen elk jaar delegaties van alle Pisidische steden samen om de keizer te eren met offers, festivals en processies die langs de Colonnadestraat trokken. Tot aan het eind van de 4de eeuw bleef dit dé plek voor de keizercultus. Het tempelplein stond toen vol met beelden en eremonumenten voor keizers, priesters en overwinnaars in de spelen. Op het einde van de 4de eeuw verschenen op het domein de eerste private constructies. Een sarcofaag van de zuidelijke necropolis, die zich uitstrekt rondom de hellingen van de Alexanderheuvel. Een versierde kalkstenen deurlinteel aangetroffen tijdens opgravingen op de Alexanderheuvel (ca. 1000 n.Chr). Hoogstwaarschijnlijk behoorde de steen tot de kerk op de heuvel. 12 De nieuwe keizertempel, een prestigebouw, verrees op een natuurlijk promontorium met drie steile hellingen. Hij was van ver zichtbaar. De bouw begon onder keizer Hadrianus zelf en werd voltooid onder zijn opvolger Antoninus Pius (138-161 n.Chr.). Het werd een van de rijkst versierde gebouwen in de stad, met een voorhof van meer dan 70 meter lang en een muur met portieken eromheen. Een bouwopschrift vermeldde voor het eerst trots de nieuwe eretitel van Sagalassos. Aanzet van de wijdingsinscriptie op de architraaf van de tempel voor de Pisidische keizercultus. Het rechtse fragment lag al eeuwen aan de oppervlakte en werd in 1884-1885 niet opgemerkt door het team van graaf K. Lanckorónski. Het bijpassende fragment werd bij testopgravingen door ons blootgelegd. De Griekse tekst van de eerste regel luidt “[ΘΕ] Ω ΑΔΡІΑΝΩ” of “Aan de god Hadrianus”, wat betekent dat de keizer toen al overleden was. Op de tweede regel is van de eretitel van “Eerste stad van Pisidië enz.” nog [“De eerbiedwaardige stad] van de Sagalassiërs” te lezen. Deze plek bleef het langst bewoond van heel Sagalassos, tot op het einde van de 11de eeuw. De goed versterkte nederzetting zette de naam ‘Sagalassos’ voort. Daarna gingen mensen in Ağlasun wonen. 13 Overblijfselen van de verdedigingsmuur dwars over de colonnadestraat; deze toevoeging uit de 7de eeuw n.Chr. moest de laatste nederzetting ten zuiden ervan beschermen. De zuidelijke poort De Colonnadestraat Torens op een flessenhals Een prestigestraat De zuidelijke toegang tot Sagalassos bestond vóór de Romeinse tijd uit een poort geflankeerd door twee torens. Deze torens werden later tot op hun funderingen ontmanteld en pas rond het midden van de 7de eeuw n.Chr. opnieuw opgebouwd. Bij deze fase werd een muur tussen beide torens in gebouwd, waardoor de geplaveide colonnadestraat werd afgesloten zonder dat er een poort was. Voor deze constructie werd materiaal hergebruikt van andere gebouwen. Een van de torens is opgegraven. De Colonnadestraat is de geplaveide prestigestraat die in het tweede kwart van de 2de eeuw n.Chr. werd aangelegd. De aanleg was een dure aangelegenheid. Zo moest een kloof handmatig worden opgevuld met duizenden kubieke meter aarde, stenen en rotsblokken. De muur is gebouwd op een flessenhals, met de torens gericht naar het noorden, richting Sagalassos. Deze verdedigingsstructuren waren bedoeld om aanvallers vanuit het noorden, wellicht Arabische troepen, te beletten om het terras in het zuiden te bereiken. Hoewel het heiligdom van de keizercultus reeds op het eind van de 4de eeuw n.Chr. buiten gebruik was geraakt, werd het promontorium zelf vanaf de tweede helft van de 5de eeuw opnieuw ingenomen door lokale inwoners. Luchtfoto (naar het zuiden) van de dwarsmuur die de colonnadestraat afsluit, en de twee flankerende torens uit de 7de eeuw n.Chr. De oostelijke toren is opgegraven. 14 De colonnadestraat van Sagalassos na opgravingen; zicht vanuit het zuiden. De Colonnadestraat was een kleine 300 meter lang en zowat 10 meter breed. Links en rechts stond een overdekte zuilengaanderij van ongeveer 3,5 meter breed, en daarachter lagen winkeltjes, eethuizen en ateliers. Aan het noordelijke en zuidelijke uiteinde stonden twee erepoorten die onder Tiberius werden opgetrokken. Wie naar Sagalassos kwam, bereikte de Colonnadestraat via de weg rondom de voet van de Alexanderheuvel en de monumentale poort aan het zuiden van de straat. De straat werd zeker tot in de 6de eeuw goed onderhouden. Deze korintische ‘hartvormige’ zuil was een onderdeel van een gebouw dat er reeds stond voor de straat werd aangelegd. De hoekzuil werd vervolgens opgenomen in de portiek van de straat. Eén ontbrekende trommel van de zuil was hergebruikt in de verdedigingsmuur uit de 7de eeuw die de straat in het zuiden afsluit. De zuil is hier tijdelijk weer in elkaar gezet voor onderzoeksdoeleinden. Een beeldje van de god Apollo en één van de godin Hygieia. Beide beeldjes werden tentoongesteld op consoles die werden geïntegreerd in de pilaren van de colonnades tijdens een renovatie uit de 6de eeuw n.Chr. 15 De Tiberiuspoort De Onderste Agora Een keizerlijke poort Stadsplein Toen de Colonnadestraat als pronkweg werd aangelegd, verrezen onder keizer Tiberius (14-37 n.Chr.) in het zuiden en het noorden twee erepoorten. De noordelijke poort, met zijn korinthische zuilen, was een van de meest verfijnde monumenten in Sagalassos. Deze poorten hadden een louter decoratieve functie en speelden geen rol in de verdediging van de stad. Het bezat een fries met rijke fruitguirlandes. Dat was een symbool voor de gouden eeuw die onder keizer Augustus (31 v.Chr.-14 n.Chr.) was begonnen. Met de poort was een monumentaal trappencomplex verbonden. Ook aan de zuidpoort waren er trappen. Met andere woorden: de Colonnadestraat was bestemd voor voetgangers en dieren, niet voor wagens, zoals de meeste straten in Sagalassos. Ze deed ook dienst als straat voor religieuze processies. Lastdieren, zoals ezels en muilezels, verzorgden het transport in de stad. De noordelijke poort werd verwoest door een aardbeving, vermoedelijk omstreeks 500 n.Chr. De trappen werden nadien heraangelegd, onder meer met bouwelementen van de ingestorte Poort van Tiberius. De noordwestelijke hoek van de poort werd ook herbouwd rond een standbeeld van keizer Julianus de Afvallige. De Onderste Agora is in de tijd van keizer Augustus aangelegd (27 v.Chr.-14 n.Chr.). Waarschijnlijk had het plein lang een meer commercieel karakter dan de Bovenste Agora. Maar er stonden ook erebeelden voor belangrijke personaliteiten. Daar zijn aan de oostkant nog enkele basissen van. Daarachter liep een zuilengalerij met een reeks winkels. Aan de westkant stond een identieke portiek, maar zonder winkels. De zuilengaanderij beschermde voetgangers tegen regen, hitte, sneeuw enz. Bij de renovatie van de benedenstad in het tweede kwart van de 6de eeuw werd de westelijke portiek opgedeeld in kleine eethuisjes en wijnbars. De oostelijke portiek werd een groot eethuis met een gelagzaal, een keuken, een slaapkamer, een opslagruimte. Wat we vandaag de dag zien is niet de oorspronkelijke fontein van de Onderste Agora. Oorspronkelijk was hier omstreeks 80- 100 n.Chr. een pronkfontein gebouwd. De façade was op een gelijkaardige manier aangelegd, maar ze was langer (negen nissen) dan de latere fontein. De oudste fontein was het eerste gebouw in Sagalassos dat gebruik maakte van Romeins beton bekleed met baksteen, nauwelijks tien jaar na de grote steden Ephese en Milete. Rond 120 n.Chr. werd de noordkant heraangelegd. Sindsdien vormde een gebogen terrasmuur met een straatfontein de nieuwe monumentale toe- en uitgang; de negende nis werd toen afgebroken. Bustes van zes belangrijke stadsgoden versierden de fontein op deze symbolische plaats. Aan de noordzijde van de agora zijn de overblijfselen van een nymphaeum (een monumentale fontein) zichtbaar. Water stroomde via de achterwand in het grote bekken ervoor, waardoor de voorbijgangers van verfrissing konden genieten. De achterwand is opgedeeld in acht standbeeldnissen en een serie zuilen boven op piëdestals. 5 4 2 3 Standbeeld van de godin Nikè, afkomstig van de opgravingen van het nymphaeum op de Onderste Agora. Tentoongesteld in het Burdur Museum. Reconstructietekening van de Tiberiuspoort (14-37 n.Chr.). Naar C. Licoppe, 1997. 16 1 Plattegrond van de tweede renovatie van de fontein (Severisch nymphaeum) met acht nissen, afwisselend gebogen en rechthoekig van vorm, op de Onderste Agora. 17 Tempel van Apollo Klarios na de renovatie in 103-104 n. Chr. Naar G. Niemann, 1884 De Apollotempel De ’Oude Thermen’ Een tempel voor Apollo en... Augustus Een badhuis à l’italienne Vlak bij de Onderste Agora verrees in de tijd van keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.) een tempel ter ere van Apollo Klarios. (Klaros was een orakelheiligdom bij Ephese.) De kleine ionische tempel had oorspronkelijk alleen aan de vooren mogelijk ook aan de achterzijde halfzuilen. Reeds rond de tijd van keizer Augustus beschikte Sagalassos over een badcomplex (10-30 n.Chr.). Dit is voor Anatolië voorlopig het oudste voorbeeld van zo’n badhuis in Romeinse stijl. Later werd het ingewerkt in de nieuwe grote thermen uit de 2de eeuw of gedeeltelijk opgevuld om dit complex te kunnen dragen. Het oude badhuis zelf kan maar deels worden opgegraven. Apollo, die voordien in Sagalassos geen hoofdrol speelde, was dé god waar Augustus mee uitpakte. De keizer beschouwde hem als zijn beschermheer. Hierdoor eerde en vereerde de nieuwe Apollotempel op een indirecte manier ook de keizer zelf. Vanaf Vespasianus (69-79 n.Chr.) deed de Apollotempel officieel dienst in de stedelijke keizercultus. In 103 - 104 n.Chr. werd hij daarom verfraaid, deels met privégeld: het interieur kreeg een marmeren bekleding en er kwam een ionische zuilengalerij van 6 x 11 zuilen aan de vier zijden. De keizercultus had een zichtbaar grote invloed op de uitbouw van Sagalassos. Close-up van het ionische kapiteel, hergebruikt in de kerk die rond 450 n.Chr. werd gebouwd met stenen van de tempel. De zuil en het kapiteel zijn opnieuw opgebouwd tijdens de opgravingscampagne van 2005. De ‘Oude Thermen’ bestonden uit aan elkaar grenzende ruimtes met opeenvolgend baden met warm, lauw en koud water. Uiteraard was er ook een stookruimte. We kennen prototypes met deze opbouw in Pompeji in Campanië. Mogelijk hebben veteranen uit Centraal-Italië, die onder Augustus in de streek rond Sagalassos gevestigd werden, invloed uitgeoefend op de bouw en inrichting van de thermen. De zuidelijke uiteinden in onregelmatig polygonaal verband van drie apsidale ruimtes van het oude badgebouw, opgetrokken voor 10-30 n.Chr. Na de bouw van de tempel voor Hadrianus en Antoninus Pius in de 2de eeuw n.Chr. speelde de oude Apollotempel nog slechts een tweederangsrol. Tegen omstreeks 400 was hij in onbruik en nog voor 450 werd hij omgevormd tot een christelijke basiliek, met het bouwmateriaal van de tempel zelf. Toen er al een hele tijd afval werd gestort in de kerk, legde men van de 10de tot in de late 13de eeuw rond het gebouw een christelijk kerkhof aan voor mensen uit de buurt. De apsidale muren van de thermen uit de 1ste eeuw n.Chr. zijn in het rood aangeduid. Het latere, keizerlijke badcomplex is over deze vroegste baden heen gebouwd (grijze muren op de plattegrond). 18 19 De ‘Keizerlijke Thermen’ Een luxueus badhuis Sagalassos kreeg onder keizer Hadrianus (118-137 n.Chr.) belangrijke nieuwe functies in de keizercultus van heel Pisidië. Meteen was er nood aan een nieuw badhuis om bezoekers van de jaarlijkse festivals te ontvangen. Aan deze thermen werd meer dan veertig jaar gebouwd (ca. 120-165 n.Chr.). Het complex verrees op de plaats van de kleinere oude thermen, op een natuurlijke heuvel die werd uitgebreid door een onderbouw met gewelfde ruimtes. Sagalassos’ grootste gebouw (minstens 5000 m2) werd gebouwd in Romeins beton bekleed met een dubbele laag bakstenen. De buitenmuren hadden ooit een voorzijde uit goedgekapte stenen; ze waren op sommige plaatsen tot vier meter dik! Het complex telde twee verdiepingen en had de omvang van de badhuizen van het grote Ephese. Binnen zag het er luxueus uit: de muren waren bekleed met diverse soorten kostbaar marmer. Misschien schonk Hadrianus zelf een exclusieve marmersoort? Er was in de thermen een dubbel circuit met koud-, lauw- en warmwaterbaden, een voor vrouwen en voor mannen. Daar hoorden omkleed-, zweet- en logistieke ruimtes bij. In het badhuis bevonden zich ook een zwembad en een openbaar toilet. Zo’n Romeins badhuis was een soort leisure center avant la lettre. Omstreeks 400 n.Chr. kregen de meeste ruimtes bij de grote renovatie van het complex een andere bestemming: zo werd het grote koudwaterbad met zijn ontkleedruimtes (apodyteria) een publieke ruimte, die mogelijk al vanaf het begin, maar zeker later een banketzaal werd. Zes of acht keizerlijke beelden in de nissen van de ontkleedruimte, die oorspronkelijk elders stonden opgesteld, vormden daarvoor een prachtig decor. Ontdekking van de benen van een standbeeld van Marcus Aurelius, die nog op hun uiteindelijke plaats stonden in de zuidelijke ontkleedruimte (Apodyterium/ Standbeeldgalerij) van Frigidarium 1. In de ruimte voor het koude bad werden de keizerbeelden ontdekt. (F1), Detail van de vloer in frigidarium 2, het gevolg van een renovatiefase rond 400 n.Chr. De vierkante en octagonale tegels bestaan uit tientallen gekleurde hardsteensoorten en marmers (opus sectile). T1 S C1 A F2 A1 F1 / BH IH / C2 P1 P2 C3 T2 A / SG Frigidarium 2 met het grote koudwaterbad en met een vloer uit marmeren tegels (opus sectile). Plattegrond van de keizerlijke thermen: T tepidarium, C caldarium, F frigidarium, P praefurnium (stookruimte), S schacht, A apodyterium, IH keizerzaal, BH banketzaal, SG beeldengalerij 20 Een korinthisch pilasterkapiteel uit marmer: een voorbeeld van de decoratie binnen in het thermencomplex. 21 De Marmer- of Keizerzaal Een erepoort voor de keizer Een keizerlijke zaal De Severische poort Het centrale onderdeel van het grote badhuis van Sagalassos, de marmer- of keizerzaal, was een prestigieuze ruimte (ca. 25 bij 18,5 meter). Hier werden bijvoorbeeld de prijzen voor de spelen uitgereikt. Hierdoor was de ruimte verbonden met de keizercultus. Een vergelijkbare zaal kennen we alleen van de thermen van grote steden in Anatolië. Rond 220-235 n.Chr. bouwde men, op de kruising met de hoofdas van de stad en tegen de thermen aan, een erepoort met drie grote rechthoekige openingen. In nissen stonden zeker zes en misschien zelfs acht kolossale marmeren beelden van keizersparen: Hadrianus, Antoninus Pius, Marcus Aurelius en mogelijk ook Lucius Verus met hun respectieve echtgenotes Sabina, Faustina de Oudere, Faustina de Jongere en mogelijk Lucilla. Nadat de heidense religie, met daarbij de keizercultus, was afgeschaft en toen het badhuis ingrijpend werd gerenoveerd, hergebruikte men de zaal als warmwaterbad. De nissen van de keizerbeelden werden grote badkuipen voor zowat twintig mensen. De beelden zelf belandden in de nissen van de zuidelijke ontkleedruimte van Frigidarium 1 en kwamen later deels in kalkovens terecht. Delen van vijf ervan zijn tijdens de opgravingscampagnes 2007-2008 teruggevonden. Waarschijnlijk werd de poort opgetrokken onder keizer Alexander Severus, die de Perzen had overwonnen. Voor hun campagnes tegen deze geduchte tegenstanders rekruteerden de Severi-keizers veel Pisidische soldaten. Er werden voor hen in Pisidië dan ook opmerkelijk veel eremonumenten gebouwd. Met Alexander Severus kwam er een eind aan een intense bouwactiviteit van twee eeuwen in Sagalassos. De ingestorte restanten van de Severische poort, zoals ze nog steeds zichtbaar zijn aan de oppervlakte langs het pad dat leidt naar de Bovenste Agora. Fragmenten van de kolossale marmeren standbeelden die zijn gevonden in Frigidarium 1 en die zich oorspronkelijk wellicht in de marmerzaal bevonden. De hoofden van keizer Hadrianus (gemaakt rond 120-125 n.Chr.) en keizer Marcus Aurelius (gemaakt rond 170-180 n.Chr.); het hoofd van keizerin Faustina de Oudere, de vrouw van keizer Antoninus Pius (gemaakt rond 138-161 n.Chr.); de tenen van keizerin Sabina, de vrouw van Hadrianus (gemaakt rond 120-125 n.Chr.). 22 De Marmerzaal van de thermen. 23 Het Odeon Een cultuurcentrum Het Nymphaeum van Hadrianus ‘Tabernakelarchitectuur’ Luchtfoto van het Odeon. De latere karavaanroute doorsnijdt het westelijke uiteinde van het scènegebouw. Aan het odeon begon men al onder keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.) te bouwen. Dat weten we dankzij een goed bewaard kapiteel dat we kunnen dateren. De bouw sleepte echter zowat 200 jaar aan. Waarschijnlijk was de stad de bouwheer. Het odeon was een overdekt theater en een concertzaal met een halfrond auditorium en een scènegebouw van zowat 50 meter lang. Er konden 1500 tot 2000 toeschouwers plaatsnemen in de multifunctionele ruimte, waar muziek-, toneel-, poëzieen welsprekendheidsevenementen plaatsvonden. Ook befaamde redenaars die op tournee waren hielden hier hun showoptredens. Pas rond 200 n.Chr. was de rijke façade binnen voltooid. Bijzonder aan het odeon van Sagalassos is de goed bewaarde VIP-ingang, met een trap die je naar de ereplaatsen of het podium bracht. Deze ingang is in nagenoeg perfecte staat blootgelegd. De goed bewaarde oostelijke toegang tot het Odeon. Jammer genoeg bevond de rest van het monument zich niet in dezelfde goede staat: alle zitplaatsen waren uitgebroken en de westelijke toegang blijft verborgen onder de karavaanroute. Bouwheer was de eerste ridder van de stad, die dit in zijn testament had vastgelegd. Hij droeg het monument op aan keizer Hadrianus. In Romeinse provinciesteden droegen lokale aristocraten en weldoeners veel kleine en grote monumenten op aan de keizers. Zo toonden zij dat ze goede contacten hadden met ‘Rome’. Dit is een voorbeeld van ‘tabernakelarchitectuur’: de achtermuur is recht en vertoont een afwisseling van beeldnissen en vooruitspringende kapellen waarin beelden stonden. Hier was dat centraal een kolossaal Apollobeeld van bijna drie meter hoog, met boven hem keizer Hadrianus in verguld brons. De fontein, vlak bij de tempel van Apollo Klarios, stond in het teken van de god. Hadrianus werd aan beide kanten omgeven door een bronzen beeld van opdrachtgever Piso. Andere beelden stelden de twee erfgenamen voor die zijn testament hadden uitgevoerd en Olympische goden en halfgoden. Verder zijn op de zes pilasters van de sokkel reliëfs van zes van de negen muzen te zien. Alle beelden kwamen uit drie kwaliteitsateliers. Vermoedelijk kort na 500 n.Chr. stortte de fontein in. Ze werd niet meer heropgebouwd. Dit 4,5 ton zware standbeeld van Apollo stond ooit in de centrale nis van het Nymphaeum van Hadrianus. Het standbeeld werd in vele stukken aangetroffen en is weer in elkaar gezet. Collectie van het Burdur Museum Collection, tentoongesteld. Na de voltooiing vonden hier vermoedelijk ook de vergaderingen van de stadsraad plaats. De theatervormige schikking zorgde voor een goede akoestiek, beter dan in het bouleutèrion. Wat we nu zien van de ruimte voor de toeschouwers dateert uit de 6de eeuw. Toen vonden hier ook gladiatorengevechten en dierenspelen plaats. In de Late Oudheid werden de zitplaatsen ontmanteld. Hoofd van een marmeren standbeeld (ca. 3 m hoog) van de godin Demeter (ca. 117-138 n.Chr.). Het bevond zich wellicht in de binnenfaçade van de scène van het Odeon. 24 De pronkfontein voor keizer Hadrianus uit 129-132 n.Chr. ligt op een terras boven de Onderste Agora. Acht treden leiden naar het bassin, en daarachter staat wat nog rest van de achterwand. Dit was in Sagalassos de enige fontein met twee verdiepingen (ca. 17 meter hoog). Het monument, zowel een nuts- als een prestigegebouw, staat pal in de as van de colonnadestraat. De bovenverdieping was zichtbaar voor wie de stad binnenkwam. Reconstructietekening van het Nymphaeum van Hadrianus, gebouwd in 129-132 n.Chr. © Eliane Mahy en Julian Richard. 25 De Benedenstad en omliggende heuvels De luxueuze stadswoning (zuidelijk deel) 3 2 Deze kleine plaza voor het Hadrianische Nymphaeum biedt een prachtig uitzicht over de Benedenstad van Sagalassos en de onderliggende valleien. Onmiddellijk voor je ligt de Onderste Agora en de Colonnadestraat die zuidwaarts naar de tempel van Hadrianus en Antoninus Pius leidt. Nog wat verder bevindt zich de Alexanderheuvel. Luchtfoto van de laat antieke ‘Stadswoning’ (aan het einde van de opgravingen in 2012). Op een kleine twee kilometer ten zuidwesten van Sagalassos lag tot aan het eind van de 2de eeuw v.Chr. Düzen Tepe, tot dat moment de grootste nederzetting in het gebied. Ook dat is van op deze plaats te zien. Op de berg met de scherpe punt bevond zich de acropolis van Düzen Tepe, zowat 1800 meter hoog. 1 1. Onderste Agora 2. Heuvel met de ruïnes van het Hadrianus en Antoninus Pius Heiligdom voor de keizerscultus 3. Alexanderheuvel 4. Düzen Tepe 5. Zincirli Tepe Waarom de bewoners hun nederzetting hebben verlaten, is voorlopig onzeker. Misschien had het met watertekort te maken? Daar had het waterrijke Sagalassos geen problemen mee. De Sagalassiërs waren ook militair superieur. Mogelijk vestigde een groot deel van de bevolking van Düzen Tepe zich in Sagalassos. 5 4 Sinds keizer Augustus had de lokale elite ingestaan voor de verfraaiing en infrastructuur van Sagalassos, in ruil voor Romeins burgerschap en sociaal aanzien. Vanaf de 4de eeuw investeerde een nieuwe klasse van schatrijke grootgrondbezitters meer in eigen bouwprojecten, onder meer in paleisachtige stadsresidenties, zoals je er hier een voor je ziet. Dit ‘paleis’ kreeg zijn min of meer definitieve vorm kort voor en na 400 n.Chr. De geschiedenis ervan gaat echter veel verder terug: hier stond al in de 1ste eeuw v.Chr. een woning, buiten de toenmalige stadsmuren. In de 1ste eeuw n.Chr. verrees er een peristyliumwoning, met een kleine geplaveide binnenplaats en aan vier zijden een zuilengalerij. Dit werd in de late oudheid de kern van de privévleugel van de residentie, een gigantisch gebouw van acht niveaus waarvan al meer dan tachtig ruimtes zijn blootgelegd. Zicht op de omgevallen zuilen van de west-portiek van Peristylium LXIX (de meest zuidelijke binnenkoer). In de late 4de en vroege 5de eeuw bevatte het privégedeelte nog altijd een badcomplex, drie binnenkoeren en tal van privé- en dienstruimtes op twee verdiepingen. De meest zuidelijke binnenkoer met zuilengalerijen op de vier zijden behoort tot de grootste in Klein-Azië. 3 2 1 In de achtergrond het plateau van Düzen Tepe (4) aan de voet van de Zincirli-berg (5, de hoge bergtop rechts). De conische heuvel met een vlakke top ervoor is de Alexanderheuvel (3). 26 Fragmenten van de figuratieve en geometrische muurschilderingen die één van de binnenkoeren in het private deel van deze stadswoning versierden. 27 De luxueuze stadswoning G F Macellum Markt voor luxeproducten (noordelijk deel) H E D B C A Zicht op de representatieve vleugel van de laat antieke residentie vanuit het noord-westen (centrale ruimte A; Ontvangstruimte B; traphal C die via Wachtruimten D en E naar Banketzaal F en de vermoedelijke Gastenkamers G en H leidde). E K D In situ geometrische mozaïeken in Gang K (links) en van Wachtruimten D en E (rechts), die toegang gaven tot Banketzaal F. De luxueuze stadswoning in Sagalassos’ oostelijke residentiële wijk had, behalve een privéwoning, ook een officieel gedeelte. In de residentie verbleef ongetwijfeld een lid van de superelite met zijn familie, ofwel de bisschop In het officiële stuk werden zaken gedaan en gasten ontvangen. Dit gedeelte had een grote overdekte binnenplaats (atrium) met een eigen fontein en een impluvium voor de opvang van regenwater, dat ook constant kunstmatig met water werd gevuld. Het complex beschikte namelijk ook over een eigen waterleiding. Rond het atrium lag onder meer een wachtkamer met mozaïekvloeren. Van daaruit bereikte je twee indrukwekkende audiëntiezalen (op twee verdiepingen), en via een monumentale trap een banketzaal met ook weer wachtruimtes met mozaïekvloeren. Misschien waren hier ook gastenkamers. Hypothetische reconstructie van het macellum met de centrale tholos. Een van de bouwblokken met architraaf en fries uit een van de portieken van het macellum. Op het einde (rechts) van de bovenste regel is duidelijk te zien hoe de naam Commodus verwijderd werd. De overige delen van zijn naam lieten een datering ca. 180-191 n.Chr. toe. Het terras ten zuidoosten van de Bovenste Agora werd in de laatste decennia van de 2de eeuw ingericht als luxemarkt (macellum) voor prijzige voedingswaren. Mogelijk verving het complex al een Augusteïsche voorloper. Later werden hier wellicht ook andere dure producten verkocht: juwelen, gebruiks- en decoratieve objecten in bewerkt been, metaal en glas, muziekinstrumenten… Het personeel van rijke burgers kwam hier boodschappen doen. Om een vierkante binnenkoer van zowat 21 bij 21 meter lagen aan drie kanten winkeltjes, achter een gaanderij met kostbare marmeren zuilen. De open zuilengalerij op de zuidkant bood een weids uitzicht op de benedenstad en de vallei erachter. Na 450, wellicht kort na de pest van 541-542 en nogmaals na de aardbeving van 602-610 werd het geheel – ook het officiële gedeelte – opgedeeld in diverse verblijven. Een deel van het complex werd misschien hotel of herberg en chique ruimtes kregen meer ‘gewone’ bestemmingen, zoals opslagruimtes, stallen en stortplaatsen. Het trotse Sagalassos veranderde toen meer en meer in een landelijk dorp. C Traphal C die geplaveid was met paarse schist en via Wachtruimten D en E naar Banketzaak F leidde. 28 Luchtfoto van het macellum (het marktgebouw) met winkels aan drie zijden rond een vierkante binnenplaats met centrale tholos. 29 De Bovenste Agora Van politiek hart over showroom naar marktplaats De privébouwheer was lokale weldoener Publius Aelius Akulas, een priester van de keizercultus. Akulas financierde de zuilengaanderijen, de stad zorgde voor het plaveisel en het centrale ronde gebouw (tholos) met daarin een waterbassin. Diameter: 6 meter. Akulas droeg het nieuwe complex op aan keizer Commodus naar aanleiding van diens overwinning op de Parthen. Later werd Commodus’ naam weggehakt uit alle inscripties. De winkels werden in de periode ca. 450-520 n.Chr. heropgebouwd, maar de gaanderijen, het plein en de tholos bleven wat ze waren. Bepaalde ruimtes bleven tot ca. 600 in gebruik, en een opslagruimte zelfs tot na 620. In de hellenistische tijd was de Bovenste Agora het politieke hart van de stad. Hier kwam de volksvergadering van mannelijke burgers samen. Niet toevallig domineert het bouleutèrion, het raadhuis, vanuit het westen het plein. Objecten uit dierlijke beenderen, geproduceerd en verkocht in het macellum in de 6de eeuw n.Chr. In die periode was hier een werkatelier gevestigd waar dergelijke artefacten werden vervaardigd uit onder meer hertengewei. Onder Augustus werd de agora grondig heraangelegd en geplaveid. Gaanderijen zoomden sindsdien drie zijden van het plein af. Deze heraanleg werd betaald door privéweldoeners uit de lokale elite. In dit geval waren dat vier aristocraten die op de hoeken van het plein elk een erezuil kregen van 14 meter hoog, met hun bronzen beeld erbovenop. De zuilen waren van overal in de stad te zien, wat de bedoeling was. De twee noordelijke erezuilen zijn recent gerestaureerd en heropgebouwd. De twee westelijke zuilen waren gewijd aan de broers Eilagoas en Krateros. De Romeinse machthebbers verwachtten dat de lokale elite investeerde in de infrastructuur en monumenten van haar stad. Als beloning kreeg ze op termijn het Romeinse burgerschap. Sommigen werden ‘ridders’ en zelfs senatoren. Enkele families hadden hierdoor in feite voor vele generaties het bestuur over de stad in handen. Vanaf de 1ste eeuw n.Chr. stond dit elitaire plein steeds voller met een woud van eremonumenten voor keizers, gouverneurs en lokale aristocraten. De showroom werd ook een min of meer afgesloten ruimte. Omstreeks 500 gooide een aardschok alles omver en in de 6de eeuw maakte het volk er zich weer meester van: de beelden werden verbrand tot kalk of gesmolten, hun basissen werden deels elders in de stad gebruikt en er verschenen marktkraampjes. In het plaveisel van de agora zie je nog steeds de gaten voor de houten poten van de kraampjes en de inscripties met de namen van specifieke marktkramers. Enkel beeldbasissen voor belangrijke keizers of weldoeners werden terug opgesteld langs de randen van het plein.. 8 2 7 6 3 4 5 1 Een fluit uit dierlijk bot, gevonden in het macellum (6de eeuw n.Chr.). Het instrument, dat nog werkt, maakt deel uit van de collectie van het Burdur Museum. 9 Een geitenbroche uit een koperlegering, gevonden in het macellum (4de-5de eeuw n.Chr.). 30 2 2 2 Hypothetische reconstructie van de Bovenste Agora en haar omgeving in de 2de eeuw n.Chr. 1- Bovenste Agora 2- Erezuilen (5-14 n. Chr.) 3- Antonijns Nymphaeum (160-180 n. Chr.) 4- Tychè Monument (25-0 v. Chr.) 5- Boog voor Claudius (37-41 n. Chr.) 6- Bouleutèrion (Senaatsgebouw) (ca. 100 v. Chr.) 7- Dorische Tempel (50-25 v.Chr.) 8- Noordwestelijk Heroön (ca. 1 n. Chr.) 9- Macellum (voedselmarkt) (180-191 n. Chr.) 31 De Boog van Claudius Het Antonijnse Nymphaeum 1 Monumentale poort tot de agora Een rijkelijke fontein De overblijfselen van een ingestorte monumentale boog, zichtbaar aan de oppervlakte in de zuidwestelijke hoek van de Bovenste Agora, werden voor het eerst bestudeerd in 1987. Toen werd dit geïdentificeerd als een boog gewijd aan keizer Caligula en gedateerd in 27-41 n.Chr. Archeologen hebben deze zone in 2010 opgegraven en kwamen tot de conclusie dat vrijwel alle bouwblokken en ook de twee pijlervoeten aanwezig waren. De studie van de bouwinscripties onthulde dat het gebouw gefinancierd was door “Kalliklès, zoon van Darius”. Deze familie uit Sagalassos heeft mogelijk dankzij deze inspanning het Romeinse burgerschap mogen ontvangen. Het gebouw was inderdaad oorspronkelijk gewijd aan Caligula. Bij zijn dood werd zijn naam echter ‘vervloekt’ en in het hele Keizerrijk verwijderd van inscripties. Zo ook in Sagalassos. Vervolgens werd de boog in 43 n.Chr. opnieuw ingewijd, ditmaal ter ere van zijn opvolger, keizer Claudius, en van Caligula’s vader, Germanicus. De oorspronkelijke inscriptie, die centraal stond, werd verwijderd en vervangen door twee nieuwe panelen aan de uiteinden van de fries. De inscripties waren aangebracht aan de zijde van de boog gericht naar de agora, terwijl bezoekers vanuit de zuidwestelijke straat die de agora naderde aan de tegenoverliggende zijde begroet werden door een wapenfries. Hoewel dit eeuwenlang een populair decoratief thema was in Sagalassos, is dit het laatste voorbeeld van een wapenfries op een publiek monument in Sagalassos. Oorspronkelijk hebben er wellicht standbeelden van Claudius en Germanicus boven op de boog gestaan, maar van de standbeelden zelf noch van de piëdestals zijn sporen aangetroffen. In de jaren 160-180 n.Chr. verrees aan de noordrand van de Bovenste Agora een pronkfontein, in de plaats van een terrasgebouw met een openbare fontein ervoor uit de tijd van Keizer Augustus. Het geheel telt een tiental steensoorten en is bijzonder rijk versierd. In 2011-2013 werd het monument gereconstrueerd met het originele bouwmateriaal. Sinds augustus 2010 stort het water zich als een waterval weer in het bassin van het Antonijnse Nymphaeum, dat is opgetrokken uit een tiental gekleurde steensoorten. Het water in het bekken weerspiegelt de rijke zuilenfaçade en standbeelden. De fontein van één verdieping is bijna acht meter hoog en 27 meter lang. Aan de twee zijkanten steekt een tabernakel of ‘kapel’ met vier zuilen uit. Daartussen bevinden er zich nog vier met telkens twee zuilen. Het bassin heeft een capaciteit van 81 kubieke meter. Je bereikte het via twee trapjes. In de periode 1998-2010 werd de fontein weer opgebouwd, als derde gebouw in Sagalassos. Ze werd ook opnieuw in werking gesteld. Sinds 2011 staan hier afgietsels van de beelden die men in het bassin heeft aangetroffen. Vermoedelijk betaalden Sagalassos’ grootste weldoener en zijn vrouw voor de bouw: Titus Flavius Severianus Neon is zijn naam. Hij behoorde tot wat eeuwenlang de belangrijkste familie van de stad bleef en kreeg het grootste aantal eerbewijzen: we vonden zijn naam in Sagalassos op meer dan een dozijn basissen voor beelden, tot lang na zijn dood. Locatie van de boog voor de opgravingen. De fontein zelf werd na 500 n.Chr. zelfs nog hersteld en toen ook omgevormd tot een gedenkteken voor de familie. Enkele namen zijn nog te lezen op de beeldbasissen van de familie die binnenin en bovenop de fontein geplaatst werden. Reconstructietekening van de boog gebaseerd op de aangetroffen originele bouwblokken. Naar E. Torun en G. Üner, 2010. 32 De frontons van de hoektabernakels zijn gedecoreerd met symmetrische voluten. De overige zijn ofwel driehoekig van vorm ofwel halfrond met centraal een Medusahoofd. 33 Het Antonijnse Nymphaeum 2 Beelden in het bassin De decoratie van de pronkfontein is overdadig, zoals bij wel meer gebouwen in Sagalassos. Dat gebruik dateert al van de tijd van keizer Augustus, toen de overdaad de gouden eeuw in de verf zette die met hem was begonnen. Noordkant van de Bovenste Agora voor de opgravingen (1993). De terrasmuur en de podium van het nymphaeum na de opgegravingen in 1993-1994 en voor de restauratiefase. Hier hebben veel versieringen met water te maken én met de wijngod Dionysos: theatermaskers, druiven, roesverwekkende planten... De twee meer dan levensgrote marmeren beeldengroepen van de dronken Dionysos ondersteund door een sater, waren en zijn peperdure topstukken uit de stad Aphrodisias. Het zijn de enige die van meet af aan in de fontein stonden. Dionysos ondersteund door een sater, de grootste van twee bijna identieke beeldgroepen in het linkse hoektabernakel. De groep is vervaardigd in een atelier van Aphrodisias uit marmer van die stad, 160-180 n.Chr. Dit beeld werd afgebeeld op stadsmunten van Sagalassos en later ook op serveerschalen en in terracotta beeldjes gekopieerd. De originele standbeelden staan tentoongesteld in het Burdur Museum. De beelden die de archeologen in het bassin aantroffen en waarvan afgietsels te zien zijn, belandden pas in de 4de of 5de eeuw in de fontein. Ze stonden eerst elders. Het gaat om Nemesis in de tweede nis, en een vijftal dat in verband stond met Apollo en zijn zoon Asklepios, de god van de geneeskunde. Behalve Nemesis zijn ze waarschijnlijk door christenen stukgeslagen en in het bassin gedumpt. Nemesis zelf brak in drie stukken bij de aardbeving van 600-620 n.Chr. Nemesis, mogelijk afkomstig uit de tabernakelfaçade van het theater; in de 4de-5de eeuw n.Chr. hergebruikt in de achterwand van het Antonijnse nymphaeum. Gemaakt in de vroege jaren 180 n.Chr uit marmer van Aphrodisias. Het originele standbeeld staat tentoongesteld in het Burdur Museum. 34 Reconstructietekening van de façade van het Antonijnse Nymphaeum. Naar S. Ercan, 2000. Foto’s van de diverse fasen van de restauratie. 35 Het Antonijnse nymphaeum 3 Het Bouleutèrion Het gebouw voor de verkozenen De restauratie (1998-2010) Het nymphaeum stortte in door de aardbeving van ca. 610 n.Chr. De ruïnes werden langzaam bedekt door erosielagen en pas tijdens de opgravingen van 1993-1995 opnieuw blootgelegd. Omdat de meeste bouwelementen goed bewaard waren en het podium van het gebouw in situ werd aangetroffen, kon het monument worden heropgericht. De heropbouw met de originele bouwelementen (anastylose) begon in 1998 onder supervisie van ingenieur Semih Ercan, specialist in architecturale conservatie. De heropbouw nam 13 zomers in beslag en werd in 2010 voltooid. Het project bestond uit vier fasen: Het samenvoegen van alle brokstukken en het identificeren van hun originele positie (1998-2000) In totaal ging het om ongeveer 3500 fragmenten, die samengevoegd werden tot ongeveer 400 van de originele bouwstenen. Hun exacte positie in het gebouw kon dankzij architecturaal onderzoek worden bepaald. Het vervaardigen van de onbrekende fragmenten en bouwblokken (20012007) Honderden ontbrekende fragmenten moesten nieuw worden gehouwen. Met behulp van een ‘pantograaf’, een soort kompas, kon men ze perfect laten passen op een deels bewaard steenblok. Ontbrekende stukken werden alleen nieuw gemaakt als dat daarvoor een structurele noodzaak bestond. Vervolgens werd de veronderstelde plaats van de blokken uitgetest door het hele monument op te stellen, maar nog zonder de bouwelementen aan elkaar vast te maken. 36 De anastylosis (2008-2010) Het gebouw werd vervolgens opnieuw uit elkaar gehaald met het oog op de uiteindelijke reconstructie. Ditmaal werden er zowel horizontaal als verticaal verbindingen tussen de bouwstenen aangebracht, zoals in de antieke tijd. Die verbindingen zijn zo ontworpen dat ze kunnen weerstaan aan spanningen en toch iets minder sterk zijn dan de oorspronkelijke steen. Daardoor zal in het geval van overbelasting de verbinding eerst breken, waardoor verdere schade aan de bouwblokken zelf wordt vermeden. Om de risico’s op vernieling door een aardbevingen in te perken, zijn er bovenaan in de constructie, onder de architraaf, vibratie-isolatiepanelen van neopreen geplaatst. Door dit systeem wordt het zware bovenste deel van het gebouw gescheiden van de meer stabiele lagere delen, waardoor de bovenzijde lichtjes op zichzelf kan bewegen en zo de gevolgen van een aardbeving deels kan opvangen. Luchtfoto van het bouleutèrion en zijn oorspronkelijke aanpalende binnenplaats (rechterbovenhoek van de foto). In de 5de eeuw n.Chr. werd die binnenplaats omgevormd tot een basilica. Kort na 100 v.Chr. werd het Bouleuterion gebouwd, het gebouw van de stadssenaat. Het bevond zich op een natuurlijk terras ten westen van de Bovenste Agora en had een voorhof. Dit gebouw vormt het bewijs dat er toen in Sagalassos een verkozen stadsraad (boulè) actief was. Misschien werd Sagalassos zelfs al vanaf de 4de eeuw v.Chr. een polis naar Grieks model, met verkozen en wisselende magistraten en ook geschreven wetten. Dit model bleef bestaan doorheen de Romeinse periode, al werd het bestuur van de stad steeds meer een zaak van de elite (oligarchie). Het Bouleuterion had voor de Sagalassiërs een krachtige symbolische betekenis. De ligging ervan bepaalde de inplanting van veel andere belangrijke gebouwen en monumenten in de bovenstad. Het rechthoekige gebouw in kalksteen zelf was eerder sober. Het bood plaats aan ca. 220 verkozenen. Een fries aan de buitenzijde toonde voorstellingen van wapentuig en bustes van de oorlogsgoden Ares en Athena: de stad Sagalassos liet graag zien dat ze van oudsher een goede militaire reputatie had. Binnenin werden er korinthische halfzuilen gebruikt, toentertijd een vooruitstrevende stijl in Pisidië. Vanaf 200 n.Chr. deed vermoedelijk een ander gebouw, het Odeon, dienst als vergaderruimte van de stadsraad. Het opnieuw aansluiten van de watertoevoer (2010) Het water voor het nymphaeum is afkomstig van het laathellenistische brongebouw dat zich 230 meter ten oosten bevindt. Met het terug in werking stellen van haar antieke functie als publieke fontein is het gebouw uiteindelijk vervolledigd. Een van de twee halfzuilen, met een reliëf van Athena en een krijgsgevangene, die toebehoorden aan het Bouleuterion en die uitzagen over de Bovenste Agora. Een strijdershelm in reliëf aan de buitenzijde van het Bouleuterion (1ste eeuw v.Chr). 37 De Basilica voor de Aartsengel Michaël Het Noordwestelijke Heroön 1 Een kortstondige kerk Monument voor een anonieme weldoener Omstreeks 400 n.Chr. lag het oude raadsgebouw (bouleutèrion) van Sagalassos er verwaarloosd bij. Het werd gebruikt als steengroeve voor de bouw van de nieuwe verdedigingsmuur. De plaats van het gebouw zelf veranderde in een open ruimte, een soort atrium. De vroegere voorhof van het raadsgebouw werd omgebouwd tot een christelijke basiliek, de eerste kerk van Sagalassos. Vermoedelijk was ze gewijd aan de aartsengel Michaël, die toen in Pisidië intens werd vereerd. Je bereikte de plek eerst vanuit het zuiden, maar sinds de vroege 6de eeuw via een monumentale trap vanuit de Bovenste Agora. De nieuwe basiliek bestond maar kort: wellicht kort na 500 liep ze ernstige schade op (door een aardbeving?). Ze werd gerestaureerd maar wellicht wegens de pest van 541/42 nooit voltooid en stortte definitief in bij de zware aardschok van kort na 600 n.Chr. Er stonden toen in Sagalassos al enkele kerken. Kort voor of na het jaar 1, de periode van keizer Augustus, kwam dit heroön in regionale kalksteen tot stand. Het werd recent heropgebouwd met zowat alle originele bouwelementen. Architecten wisten dankzij sporen van de verbindingen ook waar in het monument de stenen waren gebruikt. Het monument stond boven op een vierkant podium van 7,80 bij 8,50 meter en was in totaal 15 meter hoog, waardoor het van ver zichtbaar was. Een heroön was een soort klein tempeltje en tegelijk een eremonument voor een lokale weldoener. Soms bevatte het ook zijn graf. Dit is een van de types gebouwen waarmee de lokale aristocratie van Sagalassos tot in de Vroege Keizertijd blijvende sporen wilde nalaten. Dit heroön was een monument voor een jonge aristocraat wiens naam we niet meer kennen. Een opschrift hebben de archeologen nog niet aangetroffen. Zijn deels teruggevonden kolossale marmeren beeld uit marmer van Dokimeion van ongeveer 2,5 meter hoog stond opgesteld voor de deur. Daarvan hebben we onder meer nog het hoofd. Rond 400 n.Chr. werd dit monument opgenomen in de nieuwe stadsmuur, waar het als toren dienstdeed. De vloer van de basilica, aangelegd met mozaïek en opus sectile, is tegenwoordig bedekt onder beschermende lagen. 38 Reconstructietekening van de zuidelijke façade van het heroön. Naar E. Torun, 2000. Marmeren hoofd van een kolossaal standbeeld dat voor de deur van het heroön stond opgesteld. Het verbeeldt de jonge heros (held) in een geïdealiseerd portret; wellicht betreft het hier een lokale aristocraat die na zijn dood werd vereerd met dit gebouw. Het hoofd staat tentoongesteld in het Burdur Museum. 39 Het Noordwestelijke Heroön 2 De Dorische Tempel Van tempel tot toren Vaklui aan het werk Op de sokkel van het Heroön was een prachtige fries te zien, die zich nu in het museum van Burdur bevindt. Daarop zijn een citerspeelster en dertien bijna levensgrote danseressen afgebeeld. Ze voeren een reidans uit. Twee ervan dragen motieven die verwijzen naar de cultus van Dionysos. Misschien introduceerde de bouwer van het Heroön in Sagalassos de cultus voor deze god of organiseerde hij festivals waarbij dit soort reidansen werden opgevoerd. Een andere fries, bovenaan, bestaat uit weelderige ranken, een thema dat uit Italië afkomstig was. Daar verspreidden de architecten van Keizer Augustus het als een symbool voor de voorspoedige ‘gouden eeuw’ die met hem was begonnen. Sagalassos nam deze propagandistische beeldtaal heel snel over. Reconstructietekening van de oostelijke façade van het heroön. Naar E. Torun, 2000. De bouwers van het Heroön waren vaklui. We weten dat dezelfde onderneming generaties lang instond voor veel prestigieuze (graf)monumenten in de stad, mét hun decoratie. Dankzij archeologisch onderzoek kunnen we hun activiteit zowat vier eeuwen lang volgen. In de periode 50-25 v.Chr. begon men op het hoogste punt van Sagalassos aan de bouw van een nieuwe tempel waarvan nog slechts resten te zien zijn. De tempel was bijna zeker opgedragen aan Zeus, die toen vermoedelijk al een hele tijd de hoofdgod was in Sagalassos, zoals zowat overal in Pisidië. De tempel was dorisch van stijl maar stond op een Romeins podium. Hij vertoonde dus een Grieks-Romeinse mengvorm. Korte tijd na de bouw ervan kreeg het complex onder Augustus een poortgebouw in korinthische stijl en een omheiningsmuur. Rond 400 n.Chr. was de tempel verlaten. Hij werd toen herbestemd als toren en maakte deel uit van de nieuwe versterking rond het centrum van Sagalassos. Hij werd ook verhoogd en versierd met wapenfriezen uit het voormalige Bouleutèrion. De bustes van de twee oorlogsgoden Ares en Athena werden als versiering in de noordwestelijke stadspoort opgenomen. Reconstructietekening van de zuidelijke façade van de Dorische tempel. Naar M. Waelkens, 1987. De nog opstaande naiskosmuur van de Dorische Tempel, met de latere verdedigingsmuur uit de 5de eeuw n.Chr. ertegenaan gebouwd. Zicht op de versieringen van de muurfries van het heroön. Detail van de fries met de danseressen: het gezicht van het vierde meisje vanaf de start van de sequentie (zuidwestelijke hoek). De volledige fries met de danseressen is te bezichtigen in het Burdur Museum. 40 Het eerste paneel van de danseressenfries van het Noordwestelijke Heroön (ca. 10 v.Chr. – 10 n.Chr.). Links speelt een jonge vrouw op een citer. Aan de rechterzijde houdt een danseres haar opwaaiende sluier vast. Beiden dragen hoge dansschoenen. Vervaardigd in Burdur kalksteen. De huidige toestand van de overblijfselen van het propylon. De latere verdedigingsmuur werd omstreeks 400 n.Chr. door de poort heen gebouwd, toen de tempel buiten gebruik was geraakt. Reconstructietekening van de monumentale toegangspoort tot de tempelzone, gebouwd omstreeks de 1ste eeuw n.Chr. Naar M. Waelkens, 1987. 41 Een nieuwe versterking De Westelijke Necropool en de arcosolia in de Noordelijke Necropool Dodensteden Omstreeks 400 n.Chr. werd een nieuwe verdedigingsmuur gebouwd rond het monumentale hart van Sagalassos. Deze muur omvatte niet de volledige stad, maar slechts één derde van de bewoonde oppervlakte. De nieuwe muur volgde grotendeels de contouren van de oudere, hellenistische stadsmuur. Aan de voet van de bergflank waar Sagalassos op ligt, bevond zich de derde grootste begraafplaats van de vier in de stad. Deze westelijke necropool lag op en rond een kalkstenen massief waar sinds de 5de of 6de eeuw n.Chr. een kerk stond. Hij was meer dan vijf hectare groot en bevatte vooral sarcofagen. Waarom werd de nieuwe verdedigingslinie gebouwd? Ondanks aanhoudende aanvallen door roversbendes in deze periode lijkt de muur niet in paniek te zijn opgetrokken. Het bouwproject blijkt eerder gerelateerd aan de heersende politiek uit die tijd, die streefde naar de heropleving van het stadsleven en die de economie steunde. De muur was ook een uiting van de herwonnen stedelijke trots van de bevolking omstreeks 400 n.Chr. In de noordelijke necropool waren in de rotswand uitgehouwen holten met een halfrond gewelf te zien. Deze arcosolia dateren uit de volle Keizertijd en deden ofwel dienst als grote urne bij crematies, ofwel als een nis waarin een losstaande asurne stond. Soms werd de voorzijde gevormd door een apart gekapte plaat. De late verdedigingsmuren, gebouwd rond 400 n.Chr., verbonden de Dorische tempel, het noordwestelijke heroön en de westelijke stadspoort. Aanvankelijk een steengroeve Deze rotswand is wellicht eerst als steengroeve uitgebaat en werd pas later gebruikt als noordelijke necropool. De beige gekleurde lokale kalksteen werd immers vanaf de Julisch-Claudische tot de Severische periode (1ste eeuw v.Chr. - 3de eeuw n.Chr.) ontgonnen in de noordelijke hellingen boven Sagalassos. Bouwmateriaal werd ook uit andere groeves naar de stad aangesleept, vaak over korte afstanden, maar soms ook van honderden kilometers van Sagalassos. Dat is onder meer het geval voor witte, donkerblauwe en paarsgeaderde witte marmers uit Dokimeion (Afyon) en een wit marmer uit Aphrodisias (Geyre), terwijl cipollino (een groene marmersoort) zelfs uit het Griekse Euboia moest worden aangevoerd. Sommige bestaande monumenten, zoals de Dorische tempel en het noordwestelijke heroön, werden als torens in de stadsmuur geïntegreerd. Bouwstenen van ontmantelde monumenten, zoals het Bouleuterion, en stukken van sarcofagen en andere grafmonumenten werden hergebruikt in de constructie. Verdedigingsmuren gebouwd omstreeks en na 400 n.Chr. N 42 Zicht op een van de arcosolia in de noordelijke necropool. 0 100 200 300 400 500 Meter Een voorbeeld van de groeftechniek voor het ontginnen van bouwstenen uit de oostelijke steengroeves van Sagalassos. A B C Drie antieke basistechnieken voor steenontginning: wrikken (A), splitsen (B) en het gebruik van groeven (C). Bij het wrikken maakte men gebruik van natuurlijke barsten in de rots die werden verbreed door middel van hefbomen en/of stenen. Bij splitsing werden breuken in de rotsen gecreëerd door met een voorhamer op wiggen in geprefabriceerde gaten te slaan. De groeftechniek werd gecombineerd met splitsen, waarbij diepe groeven werden uitgehouwen in de rotsen. 43 Stadion en Basilica E1 Het Nymphaeum van Trajanus Van stadion tot kerk Een pronkfontein bij het stadion De spelen vonden wellicht grotendeels plaats in het lokale stadion en moesten het gevoel ingang doen vinden dat de inwoners tot hetzelfde rijk behoorden. Privéorganisatoren betaalden het prijzengeld van de winnaars en hun beelden. Op de basissen daarvan lieten zij hun eigen loopbaan uitgebreid beschrijven, terwijl er aan de kampioenen slechts een kanttekening werd gewijd. Mensen vanuit de volledige regio namen deel aan de spelen. De gedeelde culturele ervaring van dit spektakel en het gebruik van keizerlijke propaganda moest de inwoners het gevoel geven dat ze een deel vormden van het Romeinse Rijk. Sinds Vespasianus (69-79 n.Chr.) was de ‘gemeentelijke’ keizercultus gevestigd in de tempel van Apollo Klarios, waardoor de Klareia ook geassocieerd werden met de keizercultus. Wanneer het stadion van Sagalassos is gebouwd, weten we niet. Ten laatste in 117 n.Chr. stond Vlak bij het stadion van Sagalassos verrees de eerste monumentale fontein in Sagalassos. Deze was gewijd aan de stad en aan keizer Trajanus (98-117 n.Chr.). De oprichtster, Claudia Severa (samen met haar zusters en broers), behoorde tot de belangrijkste familie van Sagalassos. Deze was ontstaan uit haar huwelijk met de grootvader van T. Flavius Severianus Neon (die later de bibliotheek liet bouwen). Deze fontein weerspiegelt een nieuw fase voor de lokale benefactors vanaf het einde van de 1ste eeuw n.Chr.: terwijl monumenten gewijd aan de keizerlijke familie in de Julisch-Claudische periode (14-58 n.Chr.) een zuiver honorifiek doel hadden, kregen deze daarna ook. Plan een publieke fontein naast de ingang. In de 5de of 6de eeuw werd in het stadion de Martelarenkerk opgetrokken. Waarschijnlijk was die gewijd aan christelijke slachtoffers van de intense vervolgingen onder keizer Diocletianus (303-313). Zo’n kerk werd vaak gebouwd op de plaats waar martelaren waren gestorven, bijvoorbeeld het stadion. De kerk werd gebouwd met genummerde stenen van de heidense Dionysostempel, een mooi voorbeeld van de overgang die Sagalassos in de loop van de 4de en 5de eeuw maakte: het werd geleidelijk aan een christelijke stad. Tegelijk bleven hier en elders heidense decoraties bewaard! East elevation In de keizerlijke propaganda waren de spelen een belangrijk element. Deze spelen – in Sagalassos waren vooral de Klareia belangrijk, de spelen voor Apollo Klarios – bestonden uit wedstrijden voor volwassenen en ook voor kinderen: lopen, worstelen en boksen waren de disciplines. 0 1 2 Meter Reconstructietekening van het Trajaans Nymphaeum. Naar G. Üner en J. Richard, 2010. Overblijfselen van de basilica in het voormalige stadion, opgetrokken uit architecturale blokken die afkomstig waren van een Dionysostempel elders in de stad. Betrouwbaarheid 1ste graad - in situ 2e graad - waarschijnlijke positie 3e graad - mogelijke positie 3e graad - waarschijnlijke positie van de architraaf 3e graad - mogelijke positie van de architraaf 4e graad - structurele noodzaak De fontein, nu in ruïnes, mat oorspronkelijk 6,5 m bij 7,5 m. Haar apsidale (halfcirkelvormige) façade bestond uit een podium die een elegante ionische colonnade droeg. De aanwezigheid van een verticale groef in het midden van de volle achtermuur suggereert dat het bassin niet gevuld werd via een waterval, maar wellicht via een waterspuitend standbeeld. N De omgeving van het stadion. Tegenwoordig zijn er behalve een aantal rijen zitbanken en de herkenbare vorm in de topografie nauwelijks nog overblijfselen van dit ooit populaire spektakelgebouw. 44 0 1 2 Meter In situ plattegrond van het Trajaanse nymphaeum te midden van de ineengestorte bouwelementen. Naar G. Üner, J. Richard, 2010. 45 Het Hellenistische Brongebouw De Bibliotheek van Neon Water voor een nieuw stadsdeel Een boekenhuis met een nieuwe bouwtechniek Nog vóór keizer Augustus werd in Sagalassos een brongebouw opgetrokken (50-25 v.Chr.). Dat werd in 1997 heropgebouwd en is opnieuw in werking, mét de oorspronkelijke watertoevoer. De U-vormige constructie heeft drie dorische portieken boven op een balustrade. Daarachter ligt het waterbassin, beschermd tegen warmte en vuil. Het gebouw kwam er toen Sagalassos zich volop uitbreidde buiten zijn stadsmuren. De bevolking nam toe en de oude hellenistische stad werd te klein. Dit brongebouw maakte deel uit van die stadsuitbreiding, die in oostelijke en in zuidelijke richting verliep. In het oosten waren de hellingen minder steil en de panorama’s aantrekkelijker. Dit nieuwe stadsdeel werd in de keizertijd de favoriete vestigingsplaats van de welgestelde burgers. Hun water kregen ze onder meer vanuit dit gebouw. deel van het dichte waterdistributienet van de stad aangelegd, wat erg vroeg is. Na de aardbeving van 500 n.Chr. werd het brongebouw deels opgevuld en omgevormd tot een reservoir. Het U-vormige waterbekken van de fontein, beschermd met een dak. In zowat een eeuw tijd (50 v.Chr.-50 n.Chr.) werd Sagalassos drie keer groter. In dezelfde periode werd het grootste In Sagalassos stonden nogal wat gebouwen die de lokale elite liet optrekken, waaronder deze bibliotheek uit circa 120 n.Chr. Zo verfraaiden aristocraten hun stad, toonden ze hun rijkdom en wilden ze blijvende sporen nalaten. De bouwheer-financier van de bibliotheek was Titus Flavius Severianus Neon, de grootste mecenas van Sagalassos, geldschieter van de spelen en een telg van de twee belangrijkste lokale families uit de late 1ste eeuw n. Chr. Hij droeg het gebouw op aan zijn overleden vader. Het hele concept van het bouwwerk is geïnspireerd op dat van de befaamde Celsus-bibliotheek in Ephese (114-117 n.Chr.), die eveneens door een zoon aan zijn overleden vader was gewijd. Alleen het podium voor de achterwand, dat aanvankelijk in een smallere vorm verder liep langs de zijwanden, behoort nog tot de eerste bouwfase. U ziet onderaan een sokkel met nissen voor kleine beelden en daarboven een baksteenmuur waarop een serie inscripties was aangebracht. Tijdens een herstellingsfase rond 200 n.Chr. werd de leeszaal versmald, wellicht door problemen met de dakoverspanning. De zwart-witte mozaïekvloer behoort dan weer tot een tweede renovatie, die vermoedelijk plaatsvond onder de heidense keizer Julianus de Afvallige (361-363 n.Chr.). In het midden bevindt zich een kleurrijk beeldpaneel met een mythologisch tafereel: de Griekse held Achilles neemt afscheid van zijn moeder De stadsplattegrond van Sagalassos, met aanduiding van de stedelijke groei over verschillende periodes. N 46 0 Stadsoppervlakte gedurende de hellenistische periode. Stadsoppervlakte vanaf de Keizertijd tot de 6de eeuw n.Chr. Delen van de hellenistische stadsmuren 100 200 Meter Laat-antieke stadsmuren Necropolen Thetis bij zijn vertrek naar Troje. Het kunstwerk is gesigneerd door een zekere Dioskoros. Kort voor 400 werd dit symbool van de heidense cultuur door christenen met opzet vernield, ook de voorstelling in mozaïek. De scheuren in de vloer en de muren zijn het gevolg van de aardschok van kort na 600 n.Chr. Reconstructietekening van het interieur van de bibliotheek na de oorspronkelijke bouwfase. Naar M. Waelkens en G. Üner, 2013. Reconstructietekening van het interieur van de bibliotheek na de eerste renovatiefase. Naar M. Waelkens en G. Üner, 2013. In het eerste deel van de inscriptie op de achterwand van de bibliotheek wordt Titus Flavius Severianus Neon voor zijn weldaden door de boulè (stadsraad) en de dèmos (volksvergadering) geëerd als “een zoon van de stad, vaderlandslievend, een ktistès (stichter van de bibliotheek / herstichter van de stad), een deugdzaam man en een agonothetès (voorzitter, wellicht van de Klareia-spelen) voor de eeuwigheid” (mogelijk bleef hij de spelen ook na zijn dood sponsoren via een stichting). Het gebouw werd opgericht dankzij de financiële middelen van Neon zelf. 47 Het deels met sneeuw bedekte theater van Sagalassos, vereeuwigd door Gertrude Bell op 28 april 1907. De berg met de scherpe top centraal in de achtergrond is de Zincirli, de acropolis van Düzen Tepe. © M.P.C. Jackson , curator van het Gertrude Bell Photographic Archive. Vandaag de dag is het theater van Sagalassos een van de meest romantische antieke monumenten in Anatolië. De toeschouwers hadden een goed zicht op de Alexanderheuvel (centraal op de foto), die zich in het verlengde van de lengteas van het theater bevindt. Theater De Pottenbakkerswijk Toneel met uitzicht Vernieuwing en traditie “Aan de kant van de heuvel die hoger oprijst, bevindt zich een van de mooiste en meest perfecte theaters die ik ooit zag of waar ik ooit van hoorde.” Dit schrijft in 1839 Charles Fellows, een vroege bezoeker van Sagalasssos. Hij is niet de enige die onder de indruk is van dit goed bewaarde complex en van zijn ligging, met uitzicht op de Alexanderheuvel. De Pottenbakkerswijk van Sagalassos bevindt zich ten oosten van het theater en omvat een gebied van zes hectaren. Er werden niet alleen aardewerk vervaardigd; ook metaalbewerkers en mogelijk glasblazers en wolververs hadden er hun ateliers. Deze suburbane zone werd gekenmerkt door een mix van artisanale en funeraire elementen. Vermoedelijk begon men aan de bouw van het Theater in de jaren 120 n.Chr., toen keizer Hadrianus aan Sagalassos een belangrijke plaats toekende in de keizercultus. Daar hoorden tal van evenementen bij voor alle inwoners van Pisidië, en dus was er In Sagalassos nood aan nieuwe, aangepaste accommodatie. In het Theater was er plaats voor zowat 9000 toeschouwers, terwijl Sagalassos toen hoogstens 5000 inwoners telde. De bouw ervan werd omstreeks 200 n.Chr. stilgelegd, vermoedelijk wegens geldgebrek: de stad gaf toen al jaren te veel uit. Daarom heeft het scènegebouw geen tweede verdieping en werd ook de rij zitbanken van het auditorium boven de rondgang in de zuidwesthoek nooit voltooid. (In 2011 ontdekten de archeologen hier de sporen van een ouder theater.) Vooral vanaf de tijd van keizer Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr.) verwierf Sagalassos een reputatie in het vervaardigen van terra sigillata (tafelwaar met een glanzende sliblaag) uit de kwalitatief beste lokale klei. In die periode groeide de bevolking sterk aan en zowel over land als over zee geraakte de stad verbonden met de rest van het imperium. Vooruitstrevende aristocraten investeerden in de keramieknijverheid. Die bloeide op en kreeg een industrieel karakter. Er kwamen heuse manufacturen in de wijk, die een grootschalig karakter kreeg. Keramiek uit Sagalassos werd intens uitgevoerd. Wijnflessen uit Sagalassos zijn aangetroffen in andere delen van KleinAzië, in Egypte en in Carthago. Er is nog een intact overwelfde binnengang bewaard, met vomitoria, de in- en uitgangen voor de toeschouwers. In het Theater troffen archeologen reliëfs met gladiatoren aan: behalve voor opvoeringen deed het dus ook dienst voor deze schouwspelen waarmee de machthebbers de sympathie van het volk probeerden te winnen. Zes eeuwen lang bleef Sagalassos een belangrijk centrum van keramiekproductie. Het geheim van dat succes? De combinatie van schaalvergroting en het behoud van de traditionele kenmerken en de regionale vormentaal. Zeg maar: vernieuwing en traditie. Handvat, imitatiezilver, aardewerk, ca. 0-200 n.Chr., 48 Voorbeelden van de lokaal geproduceerde tafelwaar ‘Sagalassos red slip ware’. Bovenaan links twee drinkbekers en rechts een kom, alle geproduceerd in 25 v.Chr-100 n.Chr. Onderaan een drinkbeker (mastos) naar hellenistische voorbeelden in glas of zilver, 25 v.Chr.-15 n.Chr. In mallen gevormde wijnfles met de afbeelding van een Amazone, eind 5de-eerste helft 6de eeuw n.Chr. Aangetroffen in het puin van het tot kerk omgevormde Bouleuterion. 49 Marc Waelkens: “Een Levensdroom” “Ik heb in Sagalassos onvergetelijke momenten beleefd. Ik weet nog heel goed wanneer ik er voor het eerst kwam, samen met mijn goede vriend en collega Stephen Mitchell. Het was 23 augustus 1983. Toen wij er, vroeg in de ochtend – rond halfacht – aankwamen, was het daar totaal verlaten. Alleen Mehmet was in de buurt, de bewaker. Hij zette meteen thee. Samen genoten we. Op dat uur van de dag is het licht in Sagalassos het mooist. Overal zagen we monumenten, soms tientallen meters hoog. Daartussen lagen omvergevallen zuilen en basissen van beelden. In de verte ontdekten we het theater, qua ligging een van de meest romantische ruïnes van Turkije. Ik kan vergelijken, want ik heb ze bijna allemaal bezocht. Die ochtend schuifelden we van ruïne tot ruïne, bang om aardewerk of glas te breken. De bodem lag er vol van. Boven ons cirkelde een roofvogel, met wijd opengesperde vleugels. Soms dook hij plots naar beneden. Het droeg bij tot de magie van het moment. Dat was mijn eerste keer Sagalassos. Zo is het allemaal begonnen. En zo ging ook de droom van een zesjarige jongen in vervulling die, na het lezen van een Robbedoesstrip van vier pagina’s over de ontdekking van Troje, zijn vader meedeelde dat ook hij later in Turkije zou gaan graven. Dat leidde tweeënveertig jaar geleden, bij mijn eerste bezoek aan Turkije, tot een coup de foudre.” 50 “Het eerste bezoek aan Sagalassos haalde mijn leven overhoop en lag aan de basis van alle ‘gelukkige’ en ‘tragische’ ogenblikken die ik sindsdien heb beleefd. Die laatste werden gecompenseerd door de vele magische momenten, zoals toen een arend, amper twee meter voor onze minibus, ons tot vlak voor Ağlasun begeleidde. Het was alsof we reden onder de bescherming van Zeus zelf. Of neem die valavond, toen ik het intacte hoofd van de ‘kleinere’ Dionysos uit het Antonijnse Nymphaeum omdraaide en de god mij glimlachend aanstaarde. Hij leek dankbaar dat hij na veertien eeuwen weer het daglicht zag.” “Ik denk vaak met veel nostalgie terug aan de pioniersjaren. We voelden ons verbonden met de westerse reizigers uit de negentiende eeuw die met hun personeel vaak in betere omstandigheden dan wijzelf gelogeerd waren. De warme gastvrijheid van de lokale bevolking maakte echter alles goed. Toen is de basis gelegd van de hechte vriendschap die ons nu met arbeiders en ‘stadgenoten’ verbindt en die voor de toekomst van Sagalassos ook de beste bescherming biedt.” www.tursaga.com • www.aglasun.bel.tr www.sagalassos.be tursaga.mobi/rehber04 T.C. KÜLTÜR VE TURİZM BAKANLIĞI Deze gids werd gepubliceerd als onderdeel van een project gefinancierd binnen het kader van het 2011 Ondersteuningsfonds Programma van het West Mediterranean Development Agency, met referentienummer TR61/11/TURIZM/KAMU/01-35 en met als titel “Voorbereiding en Promotie van de Culturele en Natuurlijke Hulpbronnen van Ağlasun ten Behoeve van Duurzaam Toerisme” en een Geconcerteerde Onderzoekactie van de KU Leuven over “Natuur−maatschappij interactie in regionale ontwikkeling. Een interdisciplinaire dialoog tussen heden en verleden in de regio van Sagalassos”. De inhoud van de publicatie weerspiegelt niet de officiële opinie van het West Mediterranean Development Agency en/of van het Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. De verantwoordelijkheid voor de informatie en de vermelde standpunten daarin bevindt zich volledig bij het Sagalassos Archaeological Research Project. Geschreven door: Marc Waelkens en het Sagalassos Team Tekst aangepast door: Patrick De Rynck en Ebru Torun Afbeeldingen: Sagalassos Archaeological Research Project, tenzij anders aangegeven.