Nederlands Tijdschrift voor Behavioral Medicine

advertisement
ra tie
Fe d e
c ine
Me di
l
viora
B e ha
Ne de
rland
se
NBMF
Jaargang 23
Februari 2012
1
Nederlands Tijdschrift voor Behavioral Medicine
Inhoud
• Pijn 1
• Column Wat drijft ons in de wetenschap? 2
• Als pijn er mag zijn 3
• De effectiviteit van pijn educatie op ziektepercepties bij fibromyalgie patiënten 6
• Effectiviteit van pijneducatie bij chronische pijnpatiënten 8
• De Stelling 10
• Boekbespreking Pijn zonder Strijd (over stoppen met vechten en zin in je leven krijgen) 11
• Cognitieve gedragstherapie en oefentherapie op maat voor patiënten met fibromyalgie 12
• Caveats van E-Health bij somatische patiënten (9 september 2011) 14
• Agenda NBMF 16
Pijn
Het Nederlands Tijdschrift voor Behavioral
Medicine presenteert deze keer een pijn-issue,
in een iets aangepast jasje. Als nieuwe eindredacteur ben ik uiteraard zeer content met
dit nummer op ‘mijn expertise gebied’. Kort
geleden stonden de kranten vol van dit maatschappelijke probleem; ongeveer 2,5 miljoen
mensen lijden aan chronische pijn en de zorg
is nog steeds onder de maat! Pijn is één van de
eerste gebieden waarin het belang van Behavioral Medicine duidelijk werd. Een multidisciplinair karakter van de zorg heeft bij pijn vaak
meerwaarde.
Ons pijnsysteem is zeer geavanceerd. Het waarschuwt voor dreigend gevaar en het maant ons
tot ‘rust’ als er sprake is van lichamelijke schade
of psychologische stress. Het pijnsysteem is
evolutionair zo ontwikkeld dat het net als veel
andere lichaamsfuncties een zeer ‘belerend’
systeem is. Als kind leren we al dat we niet te
dicht bij het vuur moeten komen, niet te vaak
moeten vallen met de fiets en de trap voorzichtig moeten afdalen. Gelukkig maar dat we
zo leerbaar zijn, anders werd het allemaal erg
pijnlijk. Zoals bij de ezel die zich ‘continu stoot
aan dezelfde steen’. De leerbaarheid beperkt
zich echter niet tot ons als persoon, het pijnsysteem zelf is dat ook. Ons zenuwstelsel is plastisch en helpt ons adequaat te reageren op pijn.
Als er schade optreedt, wordt ons zenuwstelsel
tijdelijk gevoeliger om ons tot rust te manen
en herstel te laten intreden. Het lijkt er echter
steeds meer op dat als we niet goed omgaan
met pijn het zenuwstelsel overgevoelig blijft;
de sensitisatie blijft bestaan als het herstel al is
opgetreden. Als gezegd in onze maatschappij
bestaat een zeer grote groep patiënten met
chronische langdurige pijn zonder duidelijke
lichamelijke oorzaak. Tijd om de kennis en
krachten te bundelen en de zorg te verbeteren. Hopelijk kunnen wij hier een bijdrage
aan leveren met enkele interessante artikelen
en rubrieken in deze pijn-issue. Ik wens u veel
inspiratie toe!
C.Paul van Wilgen
Eindredacteur NTBM
Wat drijft ons in de wetenschap?
Bert Garssen
Veel lezers van dit tijdschrift wijden een
groot deel van hun leven aan de wetenschap. Voor de volhouders onder ons
is dat zelden een zware opgave. Met
veel plezier zitten we dagen achter de
computer, passen statistiek toe, schrijven
artikelen, of plannen nieuw onderzoek.
We geven een college of een lezing
waarin we onze kennis mogen etaleren.
De problematische kanten van ons werk
wegen daar niet tegen op. De tijdsdruk
valt soms zwaar, maar is tijdelijk. Vergaderingen zijn sommigen tot ergernis,
anderen zien er een prettige afleiding in.
Maar wat drijft ons? Waarom vinden we
dit werk meestal leuk? Waarom zijn we
er ooit aan begonnen? Buiten de kring
van wetenschappers scheppen maar
weinigen behagen in het uitvoeren van
statistische testen of aan het eindeloos
schaven aan artikelen. Dat je er zo maar
in bent gerold is een slap verhaal. Dat je
de slimste van de klas wilde zijn klinkt al
beter, maar is nogal aanmatigend. Dat je
nieuwe dingen wilde ontdekken, is dat
niet de mooiste motivatie? Laten we dit
hoog houden als motto voor ons werk.
Soms zinkt de moed je echter in de
schoenen bij het lezen van een saai
onderzoek. Klaarblijkelijk wordt niet
iedere onderzoeker begeesterd door
het zoeken naar het onverwachte. Veilig
binnen de lijntjes blijven, lijkt vaak het
motto. Het veiligst zijn studies naar een
vanzelfsprekendheid, zoals onderzoek
naar de vraag of angst en depressie
samenhangt met de waardering van
de kwaliteit van leven, of dat spiritueel
welbevinden samenhangt met welbevinden. Kunt u zich iemand voorstellen
die lijdt aan angst of depressie en zegt
een prima kwaliteit van leven te ervaren,
of dat iemand uitspreekt het leven als
een positieve ervaring te zien, maar zich
knap beroerd te voelen?
Tineke Vos heeft vernieuwend onderzoek
uitgevoerd naar ontkenning bij longkankerpatiënten. In de tijd dat artsen zich
inspannen alle details van een ziekte
aan een patiënt uit te leggen en waarin
patiënten het internet afzoeken naar
nog meer informatie, lijkt het vreemd
dat sommigen de ernst van hun ziekte
minimaliseren of zelfs hun ziekte geheel
ontkennen. Zo vermeldt Vos het verhaal
van een mevrouw met longkanker waarin
geen uitzaaiingen in de lever vastgesteld
konden worden. “Zie je wel”, zei ze tegen
de interviewer, “ik ben niet ziek, het was
gewoon een griepje”. De longkankerpatiënten konden worden ingedeeld in drie
groepen: Patiënten die continu weinig
ontkenning vertoonden, patiënten die
continu matig ontkenden en zij die eerst
weinig ontkenning vertoonden maar dat
meer gingen doen in de loop van de tijd.
Patiënten met een matig niveau rapporteerden minder lichamelijke klachten,
voelden zich gezonder en functioneerden
lichamelijk beter dan patiënten met een
stabiel laag niveau. Patiënten met een
stabiel matig niveau of met een stijgend
niveau rapporteerden minder angst en
depressie dan patiënten met een stabiel
laag niveau van ontkenning. Vóór dit
onderzoek gold als wetenschappelijke
wijsheid dat ontkenning op de korte
termijn mogelijk voordeel zou bieden,
maar op de lange termijn negatieve
gevolgen zou hebben. De resultaten van
Vos gaan tegen deze algemene opinie in.
Het hoogste goed in de wetenschap is
volgens Popper niet het streven naar
bevestiging van wat we al wisten, maar
te onderzoeken of het toch niet klopt wat
we altijd meenden.
Als pijn er mag zijn
Acceptance and Commitment Therapy in de pijnrevalidatie
Maaike Leeuw & Carla Palmen
Mensen melden zich voor pijnrevalidatie als ze chronische
pijnklachten hebben die hun functioneren belemmeren. Het
zoeken naar een oorzaak en oplossing hiervoor, in een vaak
jarenlang medisch traject, bleek tevergeefs. Pijnrevalidatie
richt zich op het verbeteren van het functioneren ondanks,
of met, de pijn. Hierbij wordt verondersteld dat er naast biologische (o.a. biomedische aandoening of pijnsensitisatie),
eveneens psychologische (o.a. cognities, angst, depressie of
coping) en sociale (o.a. operante mechanismen, omgeving)
factoren bijdragen aan de ervaren hinder en beperkingen. Pijnrevalidatie heeft daarom meestal een multidisciplinair karakter. Recentelijk wordt binnen enkele revalidatie-instellingen
deze benadering meer gepositioneerd vanuit Acceptance and
Commitment Therapy (ACT), een zogenaamde derdegeneratie
gedragstherapie.1
Een belangrijk verschil tussen ACT en de tweedegeneratie
gedragstherapieën is dat ACT geen symptoomverlichting
nastreeft door verandering van gedachten en gevoelens, zoals bijvoorbeeld cognitieve gedragstherapie dat
tracht te doen. De effecten hiervan blijken namelijk niet
zo groot als verwacht. ACT veronderstelt daarentegen
dat menselijk lijden inherent is aan het leven en dat juist
het vechten hiertegen het uiteindelijke lijden vergroot.
ACT leert cliënten een acceptatiegerichte houding aan te
nemen ten opzichte van hun innerlijke ervaringen. Een
ander belangrijk verschil is dat ACT een ervaringsgerichte vorm van therapie is. ACT veronderstelt dat veel
problemen gevoed worden door verstandelijke pogingen
tot het begrijpen en oplossen van innerlijke ervaringen. Er
wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van ervaringsgerichte oefeningen, mindfulness, metaforen en paradoxen
om ervoor te zorgen dat mensen vooral ervaren (en niet
alleen begrijpen) wat voor hen werkt om een betekenisvol
leven te leiden.1 Dit ervaringsgerichte werken wordt door
therapeuten en cliënten als zeer krachtig en betekenisvol
ervaren om tot verandering te komen. Tevens blijkt het
proces van waardengerichtheid, de focus op een betekenisvol leven, een zeer krachtig element van ACT.
ACT blijkt effectief bij een brede range aan gezondheidsgerelateerde en psychische aandoeningen, evenals bij
chronische pijn, hoewel niet evident beter dan de huidige
behandelingen.2,3 Hoewel het van oorsprong een psychologische interventie is, leent ACT zich uitstekend voor alle
andere disciplines om hun eigen belangrijke bijdrage te
leveren aan het creëren en naleven van een zo betekenisvol mogelijk leven voor de cliënt.4 In dit artikel willen
we een korte introductie geven van ACT binnen de pijnrevalidatie.
Auteursinformatie
Maaike Leeuw en Carla Palmen
Adelante
Hoensbroek
afdeling chronische pijn
[email protected]
[email protected]
Acceptance and Commitment Therapy (ACT)
De filosofie van ACT veronderstelt dat menselijk lijden
bij het leven hoort. Juist de pogingen om invloed uit
te oefenen op deze in wezen onbeheersbare innerlijke
ervaringen worden gezien als oorzaak van psychologisch
lijden. ACT heeft tot doelstelling om mensen ondanks, of
mét, deze innerlijke ervaringen een betekenisvol en rijk
leven na te laten streven.1 Een eerste stap in het behandelcontact kan zijn om de bovenstaande ACT filosofie te
onderzoeken bij de cliënt. Samen wordt geïnventariseerd
welke pogingen de cliënt reeds heeft ondernomen om zijn
pijnklachten te verminderen. Alle medische diagnostiek
en behandelingen, medicijnen, alternatieve behandelmethoden, hulpmiddelen en manieren van pijncontrole
worden op een rij gezet. Vervolgens wordt de werkbaarheid van deze methoden geëvalueerd. Vaak ontstaat dan
een beeld dat sommige strategieën weliswaar kortdurend
kunnen werken, maar dat op de lange termijn geen enkele
poging werkt. Sterker nog, de cliënt ervaart meestal dat
er aan al die pogingen vaak pijnlijke consequenties kleven
(zoals nare bijwerkingen van medicijnen of pijntoename
door deconditionering), maar ook dat de cliënt hierdoor
steeds verder af is komen te staan van een voor hem betekenisvol leven (o.a. vermindering van sociale contacten,
verlies van werk, afhankelijkheid van anderen, sombere
stemming). Dit proces heet ‘creatieve hopeloosheid’
vanwege de ervaring dat alle oplossingspogingen blijkbaar niet werken en het probleem eerder vergroten. Het is
alsof de cliënt reeds jarenlang aan het touwtrekken is met
zijn monster van innerlijke ervaringen. Niet alleen kost dit
verschrikkelijk veel energie, maar de cliënt heeft tijdens
deze strijd evenmin oog voor hetgeen er om hem heen
gebeurt. Wellicht is het beter om het touw los te laten en
weer eens rond te kijken…..1,4,5,6
>>
De zes processen van ACT
Cognitieve defusie
ACT gaat uit van zes processen, waar iemand in meer of
mindere mate flexibel in kan staan. Alle processen zijn
nauw met elkaar verbonden en niet los van elkaar te zien.
Het herkennen van de (in)flexibiliteit van de cliënt op deze
processen is minstens zo belangrijk als het introduceren
van ervaringsgerichte interventies om de flexibiliteit op
deze processen te vergroten.1,4,5,6
Mensen zijn geneigd om hun eigen gedachten als overtuigend en geloofwaardig te beschouwen en hun handelen
erdoor te laten sturen. Dit proces heet ‘cognitieve fusie’.
De mens is gezegend met een verstand dat voor veel
problemen een oplossing heeft. Dit geldt echter niet voor
innerlijke ervaringen, die met het verstand meestal niet te
beredeneren of op te lossen zijn.
In ACT leren cliënten zich anders te verhouden tot hun
gedachten. Niet door de inhoud van de gedachten
te veranderen, maar meer door de gedachte als een
gedachte te zien en niet als een feit (zogenaamde
‘defusie’). Hierdoor worden gedachten minder sturend
voor iemands handelen. Cliënten leren als het ware het
verstand te zien als een TomTom naar wiens instructies
je niet luistert als deze je niet de goede (betekenisvolle)
richting op stuurt. Zo kan de cliënt met de overtuiging
(en angst) dat een bepaalde beweging schadelijk kan zijn
voor de rug er voor kiezen om ondanks deze gedachte en
angst de handeling wel uit te voeren omdat hij deze betekenisvol vindt.1,4,5,6
Bereidheid
Wanneer een cliënt bovengenoemde creatieve hopeloosheid heeft ervaren, kan bereidheid als alternatief
worden geïntroduceerd. Voor cliënten met chronische
pijn betekent dit het staken van hun pogingen om de pijn
te verminderen of op te lossen. In plaats daarvan leren
ze om de pijn als het ware te zien als een onaangename
genodigde op het feestje van hun eigen leven. Door ook
deze gast te verwelkomen in plaats van zich bezig te
houden met vruchteloze pogingen om deze te buiten de
deur te houden (en daarmee hun feest te missen), kunnen
zij deelnemen aan het vieren van het feest van hun eigen
leven. Dit betekent dat de cliënten bereid leren zijn om de
pijn er te laten zijn en daarmee toenemend (hetzij pijnlijke)
acties kunnen ondernemen die voor hen betekenisvol
zijn.1,4,5,6
Waardengerichtheid
Waarom bereid zijn tot het ervaren van onaangename
sensaties wanneer dit niets oplevert? Het proces waarbinnen bereidheid betekenis krijgt betreft waardengerichtheid. Waarden worden gedefinieerd als gekozen
betekenisvolle levensrichtingen. Waarden zijn wat
iemand uit wil dragen in het leven, wie iemand wil zijn,
wat iemand betekenisvol vindt. Waarden nodigen uit en
stellen iemand in staat om op flexibele wijze tot betekenisvolle actie te komen. Ze kunnen helpen bij verheldering en
betekenisgeving van de hulpvraag en revalidatiedoelstellingen. Wanneer iemand aangeeft verder te willen leren
lopen, dan krijgt dit doel meer betekenis door na te gaan
waarom dit lopen voor iemand betekenisvol is, bijvoorbeeld ‘een zorgzame partner zijn’ of ‘een actief persoon
zijn’. Wanneer een cliënt in contact wordt gebracht met
zijn waarden, ontstaan meestal vanzelf ideeën hoe hier in
zijn leven meer vorm aan gegeven kan worden.1,4,5,6
Toegewijde acties
Wanneer de cliënt zijn waarden helder heeft en het
proces van bereidheid is geïntroduceerd, kan hij bepalen
welke acties hij wil ondernemen om in de richting van
zijn waarden te gaan bewegen. Deze acties zijn niet altijd
gemakkelijk en roepen vaak datgene op wat iemand al
die tijd heeft proberen te vermijden: pijn, vermoeidheid,
angst, verdriet of herinneringen aan eerdere negatieve
ervaringen. De cliënt ervaart echter ondertussen ook dat
vermijden en controleren van deze ervaringen evenmin
een werkzame oplossing is. Het kan voor de cliënt zeer
vitaal voelen om ondanks bepaalde pijnlijke innerlijke
ervaringen in beweging te komen in de richting van betekenisvol handelen. In een geleidelijk stappenplan kan de
cliënt hier zelf regie in nemen.1,4,5,6
Observerend zelf
Net als de menselijke neiging om gedachten voor geloofwaardig te zien, kan dit ook gelden voor het beeld dat
mensen hebben van zichzelf. Hoe sterker iemand geneigd
is om in een bepaald beeld van zichzelf te geloven,
bijvoorbeeld ‘ik ben een pijnpatiënt en ik kan niets meer
betekenen in deze maatschappij’, hoe meer hij geneigd is
om naar dit beeld te handelen in uiteenlopende situaties.
Net als bij het proces van cognitieve defusie kan iemand
leren om zijn handelen niet langer te laten sturen door dit
zelfbeeld.1,4,5,6
Huidige moment (mindfulness)
Mindfulness is de aandacht naar het hier-en-nu brengen
en alle ervaringen met een houding van openheid,
nieuwsgierigheid en mildheid onderzoeken, zonder deze
te willen veranderen of controleren. Wanneer men ervaringen op deze wijze kan observeren, zijn deze meestal
minder bedreigend of onverdraaglijk dan verwacht. De
invloed van deze ervaringen op het dagelijks handelen
vermindert hierdoor. Mindfulness is een vaardigheid die
te leren is, o.a. door het dagelijks uitvoeren van mindfulness-oefeningen. Mindfulness als aandachtstraining heeft
reeds bewezen aanzienlijke behandeleffecten te bewerkstelligen7,8.
Referenties
Conclusie
Acceptance and Commitment Therapy (ACT) is een
nieuwe generatie gedragstherapie die toepasbaar is bij
diverse psychische en gezondheidsgerelateerde aandoeningen. Binnen de pijnrevalidatie blijkt ACT minstens zo
effectief als de huidige gedragsmatige behandelingen.
De kernfilosofie van ACT die goed aansluit bij pijnrevalidatie is dat het vermijden en controleren van pijn en
andere innerlijke ervaringen niet alleen vruchteloos lijkt
te zijn, maar dat deze pogingen de cliënt tevens verder
afbrengen van een betekenisvol leven. ACT richt zich op
mogelijkheden om een betekenisvol leven te creëren en
daar daadwerkelijk naar te leven. De onvermijdelijke pijn
die daarmee gepaard gaat, wordt daarbij geaccepteerd in
plaats van bestreden. Het is zeer goed mogelijk om deze
psychologische interventie multidisciplinair neer te zetten.
Voor meer informatie over de daadwerkelijke multidisciplinaire uitvoering van ACT binnen de pijnrevalidatie verwijzen we naar een door Adelante ontwikkeld
behandelprotocol (tegen drukkosten opvraagbaar via
www.revalidatiebijpijn.nl). Tevens wordt er door het Roessingh samen met Adelante in het voorjaar van 2012 een
cursus ACT voor medewerkers uit de (pijn)revalidatie
georganiseerd.
1 Hayes SC, Strohsahl KD, Wilson KG. Acceptance and
Commitment Therapy, an experiential approach to
behavior change. New York: The Guilford Press; 1999.
2 Powers MB, Vörding M & Emmelkamp PMG. Acceptance
and commitment therapy: A meta-analytic review.
Psychother Psychosom. 2009;8:73-80.
3 Veehof MM, Oskam MJ, Schreurs KM, Bohlmeijer ET.
Acceptance-based interventions for the treatment of
chronic pain: a systematic review and meta-analysis. Pain
2011; 152(3):533-42.
4 Leeuw M, Palmen CP. Multidisciplinair behandelprotocol
Acceptance and Commitment Therapy. Hoensbroek:
Adelante; 2010 (tegen drukkosten opvraagbaar via www.
revalidatiebijpijn.nl)
5 Luoma JB, Hayes SC, Walser RD. Leer ACT! Vaardigheden
voor therapeuten. Houten: Bohn Stafleu van Loghum;
2008.
6 Veehof M, Schreurs K, Hulsbergen M, Bohlmeijer E. Leven
met pijn. De kunst van het aanvaarden. Amsterdam:
Uitgeverij Boom; 2010.
7 Segal ZV, Williams JMG, Teasdale JD. Aandachtgerichte
cognitieve therapie bij depressie. Amsterdam: Uitgeverij
Nieuwezijds; 2006.
8 Hofmann SG, Sawyer AT, Witt AA, Oh D. The effect of
mindfulness-based therapy on anxiety and depression:
A meta-analytic review. J Consult Clin Psychol.
2010;78(2):169-83.
De effectiviteit van pijn educatie op
ziektepercepties bij fibromyalgie patiënten
Miriam van Ittersum
Eerdere studies bij mensen met chronische
aandoeningen hebben aangetoond dat percepties van de patiënt ten aanzien van hun ziekte
onder andere van invloed zijn op het dagelijks
functioneren, therapietrouw en de effecten
van behandeling1,2. Op basis van Leventhals
‘Common-sense model of illness representations’ werd de ‘revised illness perception questionnaire’ (IPQ-R) ontwikkeld om percepties
ten aanzien van symptomen, beloop en duur,
gevolgen, coherentie, effectiviteit van behandeling en oorzaken van de ziekte te meten3.
Om bij Nederlandse fibromyalgie patiënten
meer inzicht te krijgen in de waarde van de
IPQ-R, in hun ziektepercepties en in de mogelijkheden om ze te beïnvloeden is een aantal
studies uitgevoerd.
Allereerst zijn bij een grote groep patiënten met fibromyalgie de psychometrische aspecten van de Nederlandstalige versie van de IPQ-R voor fibromyalgie geanalyseerd
en ziektepercepties van de deelnemers beschreven4.
De validiteit van de symptomen die opgenomen zijn in het
‘ziekte-identiteit’ domein van de vragenlijst werd bevestigd en de interne consistentie van alle negen domeinen
bleek acceptabel (Cronbach’s alphas > 0.75). De domein­
structuur die in eerder onderzoek 3 was vastgesteld voor
de originele Engelstalige versie kon niet geheel worden
bevestigd in de Nederlandse fibromyalgie versie, vooral
niet voor de subdomeinen over oorzaken van de aandoening. Toch waren de meeste psychometrische eigenschappen van de Nederlandse IPQ-R voor fibromyalgie
vergelijkbaar met die van de Engelstalige versie.
De gedachte bij de deelnemers is dat hun ziekte een sterk
chronisch beloop heeft en dat fibromyalgie veel negatieve gevolgen voor het functioneren heeft. Deelnemers
bleken geen samenhangend beeld te hebben van hun
symptomen en aandoening. Bij vergelijkingen van de ziektepercepties van patiënten met fibromyalgie en patiënten
met chronisch vermoeidheidsyndroom en reumatoïde
artritis worden in meerderheid van de gevallen verschillen
gevonden. Zowel patiënten met chronisch vermoeidheidsyndroom als met reumatoïde artritis schrijven meer
symptomen toe aan hun aandoening en denken dat hun
aandoening meer negatieve gevolgen heeft, maar zijn
meer geneigd te denken dat hun symptomen ooit zullen
verdwijnen, dan patiënten met fibromyalgie. De ziektepercepties van patiënten met fibromyalgie wijken zelfs op alle
domeinen van de vragenlijst af van die van patiënten met
coronaire hartziekten4.
Vervolgens is de Nederlandse IPQ-R voor fibromyalgie
verder geanalyseerd, en zijn ziektepercepties en hun relaties met kwaliteit van leven en catastroferen onderzocht.
Eenenvijftig leden van de fibromyalgie patiëntenorganisatie vulden de aangepaste IPQ-R, en de Nederlandse
versies van de ‘pain catastrophizing scale’ en de ‘fibromyalgia impact questionnaire’ tweemaal in met een tussenpauze van drie weken.
De drieweekse test-hertest betrouwbaarheid was acceptabel (Pearson’s r ≥ 0.55) voor alle domeinen en subdomeinen, behalve voor het ‘ziekte-identiteit’ domein
(Pearson’s r = 0.24). Deze lage correlatie geeft waarschijnlijk de in de tijd wisselende symptomen van fibromyalgie
weer.
De deelnemers beschouwden hun fibromyalgie als een
chronische aandoening met serieuze gevolgen, hadden
weinig vertrouwen in de eigen mogelijkheden om iets
aan hun aandoening te doen en verwachtten ook niet dat
medische behandeling effectief zou kunnen zijn. Wanneer
de gedachten over de oorzaken voor fibromyalgie
onderverdeeld worden in psychologische of somatische
oorzaken met een interne of een externe attributie, blijkt
dat een somatische oorzaak het meest genoemd wordt (in
64% van de gevallen), en dat in 90% van die gevallen de
somatische oorzaak een externe attributie had. Psychologische oorzaken werden in 31% van de gevallen genoemd,
met een interne attributie in 65% van deze gevallen.
Percepties ten aanzien van het beloop, de gevolgen en de
coherentie hingen sterk samen met catastroferen, ervaren
symptomen en ervaren invloed van de aandoening op
het dagelijks leven, wat aangeeft dat ziektepercepties een
belangrijke rol spelen in ervaren gezondheid van deelnemers met fibromyalgie5.
Gebaseerd op de gedachte dat een beter begrip van
de achterliggende mechanismen van hun aandoening
de uitkomsten voor patiënten zal verbeteren, is in een
volgende studie 6 de waardering en de invloed van een
eenvoudige brochure met uitleg over pijnneurofysiologie
bestudeerd bij mensen met fibromyalgie. Een brochure
met informatie over het centrale sensitisatie mechanisme
werd naar leden van de fibromyalgie patiëntenorganisatie
gestuurd. De relevantie van de informatie in de brochure
en de mate van geruststelling die de brochure bood
werden beiden gemeten met 5 vragen op een 6-puntsschaal (1 = geheel mee oneens, 6 = geheel mee eens) Op
baseline (T0), na een controle periode van 3 weken (T1) en
6 weken na het verstrekken van de brochure (T2) werden
opnieuw de bovengenoemde vragenlijsten afgenomen
voor het meten van ziektepercepties, catastroferen en
ervaren gezondheid.
De gemiddelde (sd) resultaten voor de ervaren relevantie
en mate van geruststelling van de uitleg in de brochure
waren respectievelijk 21.6 (5.6) en 18.7 (5.7). Significante
(p < 0.01) positieve veranderingen tussen T0 en T2 traden
alleen op in de percepties ten aanzien van ‘samenhang
van symptomen en aandoening’ (toename van 7.5%) en
‘emotionele gevolgen’ (afname van 8.8%), en in ervaren
pijn (afname van 9%) en vermoeidheid (afname van 12%).
Correlaties tussen de waardering van de brochure en
veranderingen in de uitkomstmaten varieerden tussen
Pearson’s r = 0.00 en 0.34. De deelnemers vonden de
brochure belangrijk, bruikbaar, duidelijk en geruststellend
voor patiënten met fibromyalgie in het algemeen, maar
gaven aan dat de brochure hun eigen gespannenheid en
angstgevoelens niet wegnam.
De conclusie is dat de informatie vooral relevant wordt
gevonden voor anderen en dat het moeilijk blijkt om deze
aan zichzelf te relateren en toe te passen in de eigen situatie.
Tot slot is een gerandomiseerde gecontroleerde studie7
uitgevoerd naar de effecten van uitgebreide schriftelijke
educatie over pijnneurofysiologie op ziektepercepties,
catastroferen en ervaren gezondheid bij mensen met
fibromyalgie. Voor deze studie hebben we meer gedetailleerde informatie aan de brochure toegevoegd, waaronder afbeeldingen van het zenuwstelsel en voorbeelden
van hoe patiënten met fibromyalgie de informatie uit de
brochure toepassen in hun dagelijks leven.
Patiënten met fibromyalgie afkomstig uit twee gespecialiseerde pijncentra in België werden ‘at random’
toegewezen aan de groep die de brochure met pijnneurofysiologie-educatie kreeg of aan de groep die een
brochure met ontspannings-educatie kreeg. Na het
verstrekken van de brochure is met alle deelnemers
eenmalig telefonisch contact opgenomen, voor een
gesprek over de inhoud van de brochure. Daarna hadden
de deelnemers de mogelijkheid om schriftelijke vragen
te stellen. De bovengenoemde vragenlijsten zijn nu op
vier tijdstippen ingevuld; drie weken voor en direct voorafgaand aan het verstrekken van de brochure, zes weken
respectievelijk zes maanden na de interventie.
Ziektepercepties en ervaren symptomen van fibromyalgie
fluctueerden in de tijd. Alleen de mate waarin fibromyalgie als chronisch wordt gezien nam significant af bij de
deelnemers die de brochure met pijnneurofysiologieeducatie hadden gekregen ten opzichte van de groep die
de andere brochure had gekregen (p < 0.05; Cohens d =
0.50). Voor alle andere uitkomsten waren de ‘effect sizes’
klein tot zeer klein. Er werden geen klinisch relevante
effecten gevonden van zowel de brochure met pijnneurofysiologie-educatie als de brochure met ontspanningseducatie.
De resultaten geven aan dat de Nederlandse versie van de
IPQ-R een bruikbare vragenlijst is om ziektepercepties te
meten, met acceptabele psychometrische eigenschappen.
De ziektepercepties van deelnemers met fibromyalgie
hangen samen met kwaliteit van leven en catastroferen.
Daarom is het van belang dat zorgverleners in hun onderzoek en behandeling aandacht besteden aan ziektepercepties. Het informeren van patiënten over de complexe
achtergrond van hun aandoening kan daarin een belangrijke rol spelen. Gestandaardiseerde algemene schriftelijke educatie alleen blijkt niet voldoende om cognities van
patiënten met fibromyalgie te veranderen. Verder onderzoek naar de effectiviteit van op het individu aangepaste
face-to-face contacten met pijnneurofysiologie-educatie
verdient aanbeveling.
Auteursinformatie
Miriam van Ittersum
Hanzehogeschool Groningen
Lectoraat Transparante Zorgverlening
& Docent Bachelor en Master Opleiding
Fysiotherapie
050-5953842
[email protected]
Referenties
1
2
3
4
5
6
7
Spinhoven P, Ter Kuile M, Kole-Snijders AMJ,
Hutten Mansfeld M, Den Ouden DJ, Vlaeyen
JWS. Catastrophizing and internal pain control
as mediators of outcome in the multidisciplinary
treatment of chronic low back pain. Eur J Pain
2004;8:211-219.
Edwards RR, Bingham III CO, Bathon J,
Haythornthwaite JA. Catastrophizing and Pain
in Arthritis, Fibromyalgia, and Other Rheumatic
Diseases. Arthritis Rheum 2006;55:325-332.
Moss-Morris R, Weinman J, Petrie KJ, Horne R,
Cameron LD, Buick D. The revised Illness Perception
Questionnaire (IPQ-R). Psychol Health 2002;17:1-16.
Van Ittersum MW, Van Wilgen CP, Hilberdink WK,
Groothoff JW, Van der Schans CP. Illness perceptions
in patients with fibromyalgia. Patient Educ Couns.
2009;74(1):53-60.
Van Wilgen CP, Van Ittersum MW, Kaptein AA,
Van Wijhe M. Illness perceptions in patients with
fibromyalgia and their relationship to quality
of life and catastrophizing. Arthritis Rheum.
2008;58(11):3618-26.
Van Ittersum MW, Van Wilgen CP, Groothoff JW, Van
der Schans CP. Is appreciation of written education
about pain neurophysiology related to changes in
illness perceptions and health status in patients with
fibromyalgia? Patient Educ Couns. 2011;85(2):269-74.
Van Ittersum MW, Van Wilgen CP, Van der Schans
CP, Lambrecht L, Groothoff JW, Nijs J. Does pain
physiology education change illness perceptions in
patients with fibromyalgia? A multicentre randomised
controlled trial with six months follow up. Submitted
Effectiviteit van pijneducatie
bij chronische pijnpatiënten
Jessica van Oosterwijck
Chronische pijn is de meest beperkende klacht in vele
medische aandoeningen, waaronder het chronisch
vermoeidheid syndroom, fibromyalgie, chronische
whiplash en chronische lage rugklachten. Vaak is
de ‘exacte’ oorzaak van chronische pijn syndromen
onduidelijk en vormt de behandeling van de pijnklachten een uitdaging voor clinici. Een groeiende
hoeveelheid wetenschappelijk bewijs toont aan dat
een overgevoelig centraal zenuwstelsel of centrale
sensitisatie (mede)verantwoordelijk is voor de pijn die
ervaren wordt door het merendeel van deze patiënten.1
Eén van de mechanismen van centrale sensitisatie is
cognitief emotionele sensitisatie, waarbij cognities
en emoties bijdragen aan de overgevoeligheid van het
centraal zenuwstelsel. Op basis hiervan kan men aannemen dat het corrigeren van inadequate of negatieve
emoties en gedachten zal leiden tot een efficiëntere
pijninhibitie en minder pijnklachten.
Waarom educatie over pijnfysiologie?
Negatieve emoties en gedachten omtrent pijn en beweging kunnen ontstaan wanneer patiënten niet of incorrect geïnformeerd zijn over de oorzaak en de betekenis
van hun (pijn)klachten. 2 Dit is veelal het gevolg wanneer
de precieze oorzaak van de persisterende pijnklachten
en de diagnose onduidelijk zijn voor de (para)medicus. 2,3
Patiënten met chronische pijn willen daarnaast graag een
(somatische) diagnose omdat ‘geen diagnose’ vaak op
weinig begrip uit de omgeving kan rekenen. Het gevolg is
dat patiënten hun pijnklachten gaan toeschrijven aan een
lichamelijk letsel, waarbij ze pijn gaan beschouwen als
een teken van schade of gevaar.3 Chronische pijnlijders
kunnen daarnaast irrationale gedachten en gedragingen
ontwikkelen zoals pijnkatastroferen en vermijdingsgedrag. De aanwezigheid van dergelijke gedachten en
gedragingen reduceren de slaagkansen van het revalidatieprogramma.2,4 Het wordt dan ook aanbevolen om
dergelijke inadequate gedachten en gedragingen bij te
sturen door de patiënt een aanvaardbaar verklaringsmodel voor de aanhoudende pijnklachten te bieden. Hiervoor kan men gebruik maken van patiënteneducatie over
pijnfysiologie en centrale sensitisatie.
Effectiviteit van pijneducatie
De bruikbaarheid van pijneducatie voor patiënten met
chronische musculoskeletale pijnklachten blijkt uit diverse
studies bij patiënten met respectievelijk het chronisch
vermoeidheid syndroom, fibromyalgie, chronische whiplash en chronische lage rugklachten.5 Hoewel de therapeut vaak de capaciteiten van patiënten onderschat om de
complexe mechanismen van pijnfysiologie te begrijpen,
blijkt dat patiënten na één enkele informatiesessie in
staat zijn om deze informatie te begrijpen en een beter
inzicht vertonen.6 Hierdoor kunnen onjuiste gedachten en
attitudes over pijn zoals pijn-katastroferende gedachten
en piekeren afnemen. In een pilot-studie bij chronische
whiplashpatiënten vertoonden patiënten minder bewegingsangst en maakten minder gebruik van passieve
copingstrategieën na twee sessies pijneducatie.1,6 Ook
fibromyalgiepatiënten maakten minder gebruik van
passieve copingstrategieën zoals rusten.1 Wanneer deze
cognitieve en gedragsmatige reacties op pijn afnemen
dan volgt een toename in fysieke activiteit. Bij patiënten
met chronische whiplashklachten en chronische lage rug
pijn kon men vaststellen dat de uitleg over pijnfysiologie
direct gerelateerd is aan een verbetering van de bewegingsprestaties, met name minder pijn tijdens beweging
van de nek en de armen bij chronische whiplashpatiënten,
een grotere bewegingsuitslag en verbetering van de
motorische controle bij patiënten met chronische lage
rug­klachten.1,6 Deze resultaten benadrukken dat educatie
over pijnfysiologie niet enkel effectief is voor het beïnvloeden van psychologische factoren, maar ook om de
beperkingen in het dagelijks leven te verminderen. Naast
de rapportering van minder pijn door patiënten met chronische lage rugklachten ten gevolge van pijneducatie,
werd een toename in de pijndrempels van chronische
whiplash patiënten vastgesteld.1,6 Moseley ging nog een
stap verder en stelde tijdens een case studie vast dat als
gevolg van pijneducatie de hersenactiviteit ter hoogte
van de corticale regio’s, welke geassocieerd zijn met pijn,
afnam bij een patiënt met chronische lage rugpijn.8
Er zijn twee gerandomiseerde klinische studies die de
effecten van pijneducatie op lange termijn bestudeerden.
De toename in kennis over pijn ging gepaard met een
verbetering van de gezondheidspercepties, de mentale
gezondheid, het fysiek functioneren en een toename
in vitaliteit bij fibromyalgiepatiënten.1 Tevens werd een
verbeterde werking van het pijndempend systeem vastgesteld. Bij patiënten met chronische lage rugklachten
werden de positieve effecten van pijneducatie niet
behouden op lange termijn.6
Uit bovenstaande resultaten kunnen we concluderen dat
pijneducatie een zinvol therapieonderdeel is dat opgenomen dient te worden in revalidatieprogramma’s voor
chronische pijnpatiënten.
Auteursinformatie
Jessica Van Oosterwijck
Vrije Universiteit Brussel
Revalidatiewetenschappen en
Kinesitherapie
[email protected]
Werkwijze bij pijneducatie
Pijneducatie kan op verschillende manieren plaatsvinden. Enerzijds weten we dat geschreven educatie
over pijnfysiologie alleen onvoldoende is.7 Mondelinge
educatie (eventueel in combinatie met schriftelijk educatiemateriaal) blijkt wel effectief te zijn voor chronische
pijnpatiënten.4 De beste effecten worden bereikt tijdens
een individuele educatiesessie.4,5 Tijdens een individuele
sessie kan de therapeut immers de educatie afstemmen
op de persoonlijke ziektepercepties en emoties van de
patiënt. Hoewel educatie kan bestaan uit één of meerdere
sessies met een duur van 30 minuten tot 4 uur, gebruiken
recente studies steeds vaker één a twee sessies met een
duur tussen de 30 en 45 minuten.5 Deze korte sessies
kunnen goed gebruikt worden in de klinische praktijk, al
dan niet in combinatie met andere therapeutische strategieën.5
Referenties
1
2
3
Tijdens de pijneducatie wordt de chronische pijnpatiënt
geïnformeerd over de verschillen tussen acute en chronische pijn, en wordt toegelicht hoe acute pijn fysiologisch
tot stand komt in het zenuwstelsel en welke plastische
veranderingen er plaats vinden in het zenuwstelsel
(centrale sensitisatie) bij het chronisch worden van de
pijnklachten. 3,4 Tevens wordt er aandacht besteed aan
onderhoudende factoren van chronische pijn en verduidelijkt men hoe gedachten, emoties, stress en gedrag
de pijnintensiteit fysiologisch kunnen beïnvloeden. Een
belangrijke boodschap die tijdens de pijneducatie wordt
overgebracht is dat er een duidelijk verschil bestaat
tussen “nociceptie” (input vanwege lichamelijke weefselschade) en “pijn”, en dat bij chronisch pijn de pijnklachten
vaak niet gecorreleerd zijn aan de mate van nociceptie.4
Dit verklaart waarom deze patiënten pijnklachten ervaren
ondanks de afwezigheid van nociceptieve input of weefselschade.
Het zou deze inhoud zijn die verklaart waarom men met
pijneducatie betere effecten bereikt dan met andere
vormen van educatie bij chronische pijnpatiënten.4 Tevens
kan pijneducatie gebruikt worden om de gedachten van
de patiënt en de behandelaar over de klachten en therapie
op elkaar af te stemmen, hetgeen essentieel wordt geacht
voor een gunstig verloop van het revalidatieprogramma.
Meer informatie over de inhoud en richtlijnen voor het
geven van pijneducatie kunt u lezen in het artikel van
Nijs e.a.4 en het boek “Pijneducatie: een praktische hand­
leiding voor (para)medici”5.
4
5
6
7
8
Van Oosterwijck Jessica. Chronic pain and central
sensitization: Endogenous pain inhibition during
exercise and the efficacy of pain physiology
education. PhD Dissertation. Brussels: Vrije
Universiteit Brussel, 2011.
Geisser ME, Roth RS. Knowledge of and agreement
with chronic pain diagnosis: relation to affective
distress, pain beliefs and coping, pain intensity and
disability. J Occup Rehab. 1998;8:73-88.
Louw A, Puentedura EL, Mintken P. Use of an
abbreviated neuroscience education approach in the
treatment of chronic low back pain: A case report.
Physiother Theory Pract. 2012;28(1):50-62.
Nijs J, Paul van Wilgen C, Van Oosterwijck J, van
Ittersum M, Meeus M. How to explain central
sensitization to patients with ‘unexplained’ chronic
musculoskeletal pain: practice guidelines. Man Ther.
2011;16(5):413-8.
van Wilgen CP, Nijs J. Pijneducatie: een praktische
handleiding voor (para)medici. Bohn Stafleu van
Loghum: Houten, Nederland, 2010.
Moseley. Unraveling the barriers to
reconceptualization of the problem in chronic pain:
the actual and perceived ability of patients and health
professionals to understand the neurophysiology. J
Pain. 2003;4(4):184-9.
van Ittersum MW, van Wilgen CP, Groothoff JW, van
der Schans CP. Is appreciation of written education
about pain neurophysiology related to changes in
illness perceptions and health status in patients with
fibromyalgia? Patient Educ Couns. 2011;85(2):269-74.
Moseley GL. Widespread brain activity during
an abdominal task markedly reduced after pain
physiology education: fMRI evaluation of a single
patient with chronic low back pain. Aust J Physiother.
2005;51(1):49-52.
De Stelling
Pijnbehandelingen kunnen beter, is de stelling van een rapport van de kwaliteitsraad uit 2011. Wat is de rol van
de psycholoog bij de hedendaagse pijnbestrijding; we hebben vier mensen ‘uit de pijnwereld’ gevraagd te reageren op de stelling:‘geen pijnbestrijding zonder psycholoog’.
Dr. Han Samwel, Klinisch Psycholoog, Afdeling medische psychologie. UMC St Radboud Nijmegen
Pijn wordt in het lichaam ervaren en wordt door de lijder
aan pijn meestentijds opgevat als een louter somatisch
probleem dat een uitsluitend somatische behandeling
behoeft. Hij/ zij verzet zich tegen het idee van andere
beïnvloedende factoren. Echter, naarmate de pijn langer
duurt wordt de lijdensdruk steeds meer door de wijze van
omgaan met de pijn (zoals angst voor pijn ontwikkelen)
en de gevolgen ervan bepaald (zoals verlies van werk of
ontwikkelen van een depressie), meer dan door de pijngewaarwording zelf. Dit is inmiddels voldoende aangetoond
in wetenschappelijk onderzoek.
De lijdensdruk bepaalt vervolgens in hoeverre iemand
hulp zoekt voor de pijn, zowel bij de huisarts als bij de
medisch specialist. Dat maakt de pijn van iemand die zorg
vraagt tot een probleem dat per definitie mede psychologisch bepaald is. De noodzakelijke consequentie hiervan
is dat de pijn van iemand die zorg vraagt voor chronische
pijn uitsluitend gediagnosticeerd kan worden door
middel van zowel medische als psychologisch onderzoek.
Behandeling van chronische pijn zonder voorafgaand
psychologisch onderzoek door middel van vragenlijsten is
derhalve niet professioneel.
Dr. Peter Heuts, Revalidatiearts, Adelante Hoensbroek
Mijn eerste reactie op deze stelling is erg primair: “wat
een open deur!” Natuurlijk is de bestrijding van pijn altijd
een interventie in een complex fenomeen, waarbij lichamelijke, psychische en omgevingsfactoren gemoeid zijn.
Zelfs een puur somatische vorm van pijnbestrijding heeft
altijd ook psychologische consequenties.
Mijn tweede reactie: waardoor komt het dat deze stelling
nog steeds interessant is? Zijn er dan nog steeds veel
mensen die met het ingebakken idee worstelen dat pijn
lichamelijk ofwel psychologisch aangepakt kan en moet
worden? Interessante misvatting. Kennelijk dienen die
mensen nog kennis te nemen van vakliteratuur. Dichotoom denken in termen van “ofwel lichamelijk”/”ofwel
psychologisch” is verouderd.
Mijn derde reactie: hoelang zal het misverstand nog
bestaan, dat je moet en kunt kiezen tussen somatische en
psychologische interventies? Gelukkig weet ik als revalidatiearts, zowel uit de relevante literatuur als uit de vele
praktijkervaringen, dat pijnbestrijding en psychologie
gemengd en parallel toegepast dienen te worden. De tijd
dat de discussie werd gevoerd tussen “praters” (psychologen) en “prikkers” (pijnbestrijders) hoort afgesloten te
zijn.
Pijnbestrijding zonder psychologie bestaat niet.
De vraag zou moeten zijn: wat helpt mensen met pijn echt
verder?
Dr. Marten van Wijhe, Anesthesioloog PijnCentrum
Anesthesiologie Universitair Medisch Centrum Groningen.
Als anesthesioloog heb ik mijn hele carrière te maken
gehad met mensen die pijn gingen krijgen (bij operaties),
pijn hadden (na een ongeval of operatie) of al lang aan
pijn leden (bij chronische aandoeningen van duidelijke
of volstrekt onduidelijke herkomst). Ik heb me verbaasd
dat mensen met zeer ernstige verwondingen geen pijn
probleem hadden. Evenzeer hebben vele mensen mijn
spreekuur bezocht met zeer ernstige pijnklachten zonder
dat er een begrijpelijke lichamelijke verklaring voor was.
Klachten die ook tot problemen met werk en relaties
leidden. Die mensen verwachtten van mij een oplossing
voor hun pijn: een operatie, een injectie of een medicijn. Wat meer dan 95% van hen verwachtten was een
lichamelijke behandeling voor hun chronische pijn van
onduidelijke oorsprong. Zulke behandelingen bestaan
echter niet. We kunnen wel een tijd doen alsof; patiënt en
behandelaar samen in de strijd tegen de pijn. Een metafoor die geen toelichting behoeft. Mijn inzicht dat er aan
pijn een psychische dimensie zit die bepalend is voor de
plaats die zulke pijn in iemands bestaan krijgt, is lastig
over te brengen. Psychische gevolgen worden verward
met oorzaken. Lichamelijke aandoeningen hebben meer
status dan psychische. Maar ik blijf het proberen: geen
pijnbestrijding zonder psychologie.
Dr. Albère Köke, Fysiotherapeut, Bewegingswetenschapper Kenniscentrum Adelante Volwassenenrevalidatie Hoensbroek
Pijn, en zeker chronische pijn, is een multifactorieel
probleem waarbij altijd sprake is van een complexe interactie tussen biomedische, cognitieve, emotionele en
gedragsmatige factoren. Momenteel bestaat er helaas
geen enkele (para)medische behandeling en/of psychologische aanpak waarmee een patiënt met chronische pijn
volledig pijnvrij kan worden. Recente neurofysiologische
onderzoeken laten zien dat bij pijn meerdere hersengebieden, zoals de sensorische schors, de prefrontale cortex
en de anterior cingulate cortex, geactiveerd worden of
zijn. Men spreekt daarbij van de pijnneuromatrix. Psychologische factoren zoals angst, depressie en catastroferen, zijn negatieve voorspellers van behandelsucces.
Om te komen tot een goede indicatiestelling voor een
behandeling gericht op pijnvermindering is het daarom
noodzakelijk dat deze plaatsvindt vanuit een breder
biopsychosociaal perspectief. De aanwezigheid van de
diverse biomedische en psychosociale factoren kan per
individuele patiënt verschillen. Daarbij moet niet alleen
gekeken worden naar de oorzaak, maar ook naar de
gevolgen voor het dagelijks functioneren en welzijn van
de patiënt. Op basis van deze analyse kan mogelijk een
enkelvoudige pijnbestrijdende behandeling geïndiceerd
zijn of blijkt dat een multidisciplinaire benadering, waarbij
bv. revalidatiearts, fysiotherapeut en psycholoog intensief
samenwerken, meer kans van slagen heeft. Dus zonder
psychologie is een adequate indicatiestelling niet mogelijk.
Boekbespreking
Pijn zonder Strijd (over stoppen met
vechten en zin in je leven krijgen)
Auteur: Jaap Spaans, Bohn, Stafleu, van Loghum Houten 2010.
Paul van Wilgen
Dit boek over Acceptance and Commitment Therapie
(ACT) opent met het gedicht van Annie M.G. Schmidt: ‘De
mislukte fee’. Het beschrijft de lelijke ongelukkige fee met
sproeten. Als ze bij de koning komt en zich per ongeluk
voorstelt als een ‘Spree met voeten’, blijkt ze de eerste
Spree te zijn die deze koning ziet. Hij biedt haar een plek
aan het hof waar ze gelukkig als Spree verder leeft. Het
boek ‘Pijn zonder strijd’ beschrijft
ACT als een ‘nieuwe’ therapie’
voor patiënten met chronische
pijn. Kern is niet meer vechten
(tegen de sproeten of de pijn) maar
ze juist accepteren door er anders
over te denken. Jaap Spaans heeft
dit boek geschreven mede door
zijn eigen ervaringen met ACT bij
patiënten met chronische pijn.
ACT is na de operante benadering, graded activity/exposure en
cognitief-gedragsmatige behandelingen een volgende optie binnen
het psychologische arsenaal van
behandelingen van chronische
pijn. Het boek bestaat uit 6 delen
die de basis van ACT vormen
(1) merk dat de oplossing de kwaal is, (2) ervaar pijn zoals
die is, (3) ontdek je levenswaarden, (4) wees aandachtig,
(5) koppel gedachten los (defusie), (6) onderneem actie
vanuit je hart. ACT maakt vooral gebruik van cognitieve
technieken o.a. mindfullness speelt een grote rol bij deze
benadering. Het boek is in eerste plaats een zelfhulpboek
voor patiënten en staat vol met praktische voorbeelden,
goede methodieken, en therapeutisch handige metaforen
doe waardevol zijn voor de toepassing.
Zoals bij vele zelfhulpboeken, dat onderscheidt ze van
populair wetenschappelijke boeken, wordt er weinig
onderbouwing gegeven voor de techniek; voor wie is
het geschikt (voor wie niet), hoe zijn de effecten van de
behandeling voor zover onderzocht en hoe kom je tot
het besluit ACT te gaan toepassen. Wat te doen met de
patiënten die niet direct gemotiveerd zijn voor ACT en
toch dit boek lezen. Het zou acceptatie verhogend kunnen werken uit
te leggen hoe pijn werkt vooral voor
diegene die anders maar door blijven
zoeken naar een (veelal somatische)
verklaring. ACT lijkt erg aan te sluiten
bij eerdere psychologisch georiënteerde behandelingen voor chronische
pijn. Waar het boek ook niet op in gaat
is hoe ACT gecombineerd kan worden
met bestaande behandeltechnieken
zoals graded activity, graded exposure
of pijneducatiemodellen of andere
behandelingen die patiënten wellicht
hebben ondergaan of die hulpverleners nu al toepassen. Het lijkt erop
dat ACT prima te integreren is binnen
bestaande behandelingen en ook
wellicht door meerdere disciplines (naast psychologen) is
toe te passen. Al met al is ‘pijn zonder strijd’ een makkelijk
leesbaar en informatief boek vooral voor patiënten maar
ook als eerste kennismaking voor hulpverleners die geïnteresseerd zijn in de ACT methodiek.
Cognitieve gedragstherapie en oefentherapie
op maat voor patiënten met fibromyalgie
Saskia Spillekom-van Koulil
Fibromyalgie is een veelvoorkomende chronische
pijnaandoening waarvan de oorzaak grotendeels onbekend is. Kenmerkend voor fibromyalgie is dat naast
pijn veel andere klachten worden gerapporteerd, zoals
vermoeidheid, functionele bewegingsbeperkingen,
(ochtend)stijfheid, angst en depressieve klachten.
Ondanks veelbelovende behandelresultaten van multidisciplinaire behandelingen, bestaande uit cognitieve gedragstherapie (CGT) en oefentherapie, bleek
de effectiviteit hiervan beperkt en zeer verschillend
tussen patiënten.1 In eerder onderzoek werden aanwijzingen verkregen dat de behandeleffecten verbeterd
kunnen worden als er rekening wordt gehouden met
de heterogeniteit van de patiëntenpopulatie.3,4,6
Optimalisatie van non-farmacologische behandelingen bij fibromyalgie
Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat patiënten bij wie het dagelijks functioneren sterk beïnvloed
wordt door de ziekte en die veel distress ervaren meer
risico lopen op langdurig disfunctioneren en het meest
profiteren van interventies zoals CGT.1 Een hoge mate van
psychische distress wordt wederom gekenmerkt door
een aantal cognitieve en gedragsmatige factoren die de
klachten op de langere termijn in stand kunnen houden
of zelfs verergeren. Er is bijvoorbeeld veel empirische
ondersteuning gevonden voor fear-avoidance modellen
waarin wordt beschreven hoe risicofactoren zoals pijnvermijdingsgedrag bijdragen aan een neerwaartse spiraal
met toenemende klachten en beperkingen. 2 Daarnaast laat
meer recent onderzoek zien dat er tevens een subgroep
patiënten bestaat die persisteert in activiteiten ondanks
de pijn, wat ook op de langere termijn zou kunnen leiden
tot een verergering van klachten. 3 Door deze specifieke
subgroepen een behandeling aan te bieden die toegespitst is op deze patiëntkarakteristieken zouden de behandeleffecten mogelijk verbeterd kunnen worden.
Een behandeling op maat voor fibromyalgie
De effectiviteit van behandelinterventies kan mogelijk
verbeterd worden door patiënten een behandeling aan te
bieden die toegespitst is op hun specifieke risicofactoren.
Zo bleek CGT specifiek gericht op het verminderen van
bewegingsangst (een kenmerk van pijnvermijding) met
name effectief te zijn voor chronische pijnpatiënten die
een hoge mate van bewegingsangst rapporteerden.5 Ook
bleek in een studie naar het effect van een pijnvermijding
en een pijnpersistentie behandeling voor patiënten met
fibromyalgie dat patiënten met kenmerken van pijnver-
Auteursinformatie
Saskia Spillekom-van Koulil
UMC St. Radboud
Afdeling Medische Psychologie 840
024-3613608
[email protected]
mijding het meest profiteerden van de pijnvermijding
benadering, terwijl de groep die het meest baat had bij
de pijnpersistentie behandeling in mindere mate deze
kenmerken rapporteerden6 Tenslotte werden veelbelovende effecten voor verschillende subgroepen gerapporteerd in eerder onderzoek naar CGT toegespitst op de
pijnvermijding en pijnpersistentie patronen bij pijnpatiënten.3
Om een dergelijke aanpak voor patiënten met fibromyalgie verder te evalueren hebben wij een gerandomiseerde, gecontroleerde studie uitgevoerd.7 Een
betrouwbare en valide screeningmethode om specifieke
patiëntgroepen te identificeren is een eerste vereiste voor
een succesvolle behandeling op maat. Om die reden
werd voor het doel van deze studie een screeninginstrument gevalideerd waarmee een onderscheid gemaakt
kan worden tussen patiënten met pijnvermijding en pijnpersistentie patronen.4 Met behulp van het screeninginstrument werden patiënten vlak na de diagnose van
fybromyalgie geselecteerd die een verhoogd risico op
langere termijn disfunctioneren hadden. Vervolgens
werd een onderscheid gemaakt tussen patiënten met een
pijnvermijding en een pijnpersistentie patroon. Patiënten
werden daarna gerandomiseerd naar een wachtlijstcontroleconditie of een multidisciplinaire groepsbehandeling
toegespitst op hun specifieke pijnvermijding of pijnpersistentie patroon. De pijnvermijding en de pijnpersistentie
behandeling werden beiden in groepsverband gegeven
en bestonden uit 16 bijeenkomsten van CGT (onder begeleiding van psychologen en maatschappelijk werk) en
oefentherapie (onder begeleiding van fysiotherapeuten)
die tweemaal per week plaatsvonden en een terugkomdag
drie maanden na de behandeling. De pijnvermijding
behandeling was gericht op een toename van de dagelijkse activiteiten en het verminderen van pijnvermijdings-
gedrag. De pijnpersistentie behandeling daarentegen
was gericht op het verminderen van pijnpersistentie
gedrag door de deelnemers te leren activiteit en inactiviteit voldoende af te wisselen, gevolgd door een graduele
toename in dagelijkse activiteiten. De primaire uitkomstmaten van het fysieke functioneren (pijn, vermoeidheid,
functionele beperkingen), het psychische functioneren
(angst, depressie) en de totale impact van fibromyalgie
op het dagelijks functioneren werden met vragenlijsten
gemeten voor de behandeling, direct na de behandeling en 6 maanden na de behandeling. De patiënten in
de behandelconditie rapporteerden, vergeleken met de
controlegroep, na de behandeling minder pijn, vermoeidheid, functionele beperkingen, angst, depressie en impact
van fibromyalgie op het dagelijkse leven. Deze resultaten
werden over het algemeen behouden gedurende de
follow-up. De fysieke conditie werd voor de behandeling
en 3 maanden na de behandeling gemeten. Deze testen
toonden aan dat de conditie van de behandelde patiënten
sterk verbeterd was, in vergelijking met de wachtlijstcontrolegroep. Er werden geen verschillen gevonden tussen
de pijnvermijding en de pijnpersistentie behandeling. 8
Om meer inzicht te krijgen in de werkzame mechanismen
van beide behandelingen werd ook het effect bestudeerd
van de pijnvermijding behandeling op pijnvermijdingsgedrag en van de pijnpersistentie behandeling op activiteitenregulatie, aangezien wordt verondersteld dat dit de
belangrijkste cognitieve gedragsfactoren zijn van deze
patronen. De resultaten lieten zien dat de pijnvermijding
behandeling effectief was in het verminderen van pijnvermijdingsgedrag en de pijnpersistentie behandeling in
het verbeteren van de activiteitenregulatie. De mediatie
analyses ondersteunden tevens een mediërend effect
van pijnvermijdingsgedrag in de pijnvermijding behandeling en van activiteitenregulatie in de pijnpersistentie
behandeling. Dit geeft aan dat deze factoren de positieve
uitkomsten van de behandelingen op het fysieke en
psychische functioneren deels kunnen verklaren.9
Referenties
1
2
3
4
5
6
7
8
Conclusie en vervolgstappen richting implementatie
Geconcludeerd kan worden dat een multidisciplinaire
behandeling bestaande uit CGT en oefentherapie effectief
is in het verbeteren van het fysieke en psychische functioneren van patiënten met fibromyalgie op zowel de korte
als de langere termijn. Gezien deze veelbelovende resultaten werd een project uitgevoerd om de mogelijkheden
voor implementatie van deze effectieve multidisciplinaire
zorg op maat in verschillende behandelcentra (bijv. GGZinstellingen, reumatologie afdelingen) in Nederland te
evalueren. De resultaten tonen aan dat het haalbaar is
om de multidisciplinaire behandeling te implementeren
met significante verbeteringen in het fysiek en psychisch
functioneren voor de deelnemende patiënten. Toekomstig
onderzoek is nodig om meer inzicht te verkrijgen in de
faciliterende en inhiberende factoren voor een succesvol
implementatieproces.
9
Koulil S van, Effting M, Kraaimaat FW, Lankveld W
van, Helmond T van, Cats H, Riel PLCM van, Jong AJL
de, Haverman JF, Evers AWM. A review of cognitive
behaviour therapies and exercise programmes for
fibromyalgia patients: state of the art and future
directions. Ann Rheum Dis 2007;66:571-581.
Vlaeyen JW, Linton SJ. Fear-avoidance and its
consequences in chronic musculoskeletal pain: a
state of the art. Pain 2000;85(3):317-332.
Hasenbring M. Attentional control of pain and
the process of chronification. Prog Brain Res
2000;129:525-534.
Koulil S van, Kraaimaat FW, Lankveld W van,
Helmond T van, Vedder A, Hoorn H van, Cats
H, Riel PLCM van, Evers AWM. Screening for
pain-persistence and pain-avoidance patterns in
fibromyalgia. Int J Behav Med 2008;15:211-220.
Jong JR de, Vlaeyen JW, Onghena P, Goossens ME,
Geilen M, Mulder H. Fear of movement/(re)injury in
chronic low back pain: education or exposure in vivo
as mediator to fear reduction? Clin J Pain 2005;21:9-17.
Thieme K, Turk DC, Flor H. Responder criteria for
operant and cognitive-behavioral treatment of
fibromyalgia syndrome. Arthritis Rheum 2007;57:830836.
Koulil S van, Lankveld W van, Kraaimaat FW,
Helmond T van, Vedder A, Hoorn H van, Donders
ART, Jong AJL de, Haverman JF, Korff KJ, Riel
PLCM van, Cats HA, Evers AWM. Tailored cognitivebehavioral therapy and exercise training for high-risk
fibromyalgia patients. Arthritis Care Res 2010;62:13771385.
Koulil S van, Lankveld W van, Kraaimaat FW,
Helmond T van, Vedder A, Hoorn H van, Donders
ART, Wirken L, Cats HA, Riel PLCM van, Evers AWM.
Tailored cognitive-behavioral therapy and exercise
training improves the physical fitness of patients with
fibromyalgia. Ann Rheum Dis 2011;70:2131-2133.
Koulil S van, Kraaimaat FW, Lankveld W van,
Helmond T van, Vedder A, Hoorn H van, Donders
ART, Thieme K, Cats HA, Riel PLCM van, Evers
AWM. Cognitive-behavioral mechanisms in a painavoidance and a pain-persistence treatment for
high-risk fibromyalgia patients. Arthritis Care Res
2010;63:800-807.
Caveats van E-Health bij somatische
patiënten (9 september 2011)
Verslag netwerkdag onderzoek medische psychologie NBMF
Paul van Wilgen
E-health en M-Health (smartphones, Apps, Palmtops
etc.) toepassingen lijken de zorg goedkoper en op de
lange duur efficiënter te kunnen maken. De vraag is
echter of we onze kennis van face-to-face contacten
‘zomaar’ kunnen omzetten in internet behandelingen
en/of mobile applicaties. Zal iemand in de toekomst
bij depressieve, of andere, klachten zijn psychologieApp raadplegen in plaats van de psycholoog? Op de
door het NBMF georganiseerde netwerkdag ging het
over deze onderwerpen. Vooraanstaande Nederlandse
sprekers schenen hun licht op de materie: Annemarie Braamse (VUMc, GGZinGeest), Susanne Pedersen
(Univ. Tilburg / Erasmus univ.) Marjolijn Sorbi (Univ.
Utrecht), Andrea Evers (UMC St. Radboud) en Pim
Cuijpers (VUMc).
Het interessante van deze dag was dat niet alleen de
potentie van E- en M-Health werden besproken, maar dat
vooral de problemen en de wijze lessen die we hieruit
kunnen leren aan de orde kwamen. Algemeen kunnen
we stellen dat er evidentie is dat de internet behandeling van m.n. angst en, in mindere mate, depressie net
zo goed werkt als face-to-face behandelingen. Voor de
toepassingen bij chronische aandoeningen (secundaire
preventie) zijn de effect sizes minder goed (matig tot redelijk) en voor leefstijlinterventies (primaire preventie) nog
matig. Andere tekortkoming (caveats) aan E- en M-Health
is dat hoewel 88% van Nederland inmiddels online is,
toegang tot het internet een probleem kan zijn m.n. bij
ouderen. Onderzoek naar de effecten van E-Health en
M-Health toepassingen zijn zeker binnen de behavioral
medicine nog lastig en uitgebreid, omdat gekozen kan
worden uit verschillende psychologische, gedragsmatige
en somatisch/biologische parameters. Verder worden
internet therapieën bij verschillende groepen gekenmerkt
door zeer hoge drop out rates. In de studies van zowel
Annemarie Braamse e.a. bij patiënten met hematologische kanker, als van Susanne Pedersen e.a. bij patiënten
met een implantable cardioverterdefibrillator kwam dit
aan de orde. De vraag is, hoe kunnen we deze drop out
verminderen? Moeten we mensen screenen, bijvoorbeeld
op de mate van distress, voorafgaande aan een internet-
behandeling? Of moeten de programma’s meer patiënt
tailored worden gemaakt, waardoor deze meer zijn is
toegespitst op de problemen van de patiënt? Of moeten
we eerst gewoon de motivatie beoordelen alvorens te
starten met een behandeling via het internet? Een bekend
probleem dat zich ook op het WorldWideWeb voordoet
bij patiënten met een ‘somatische aandoening’, is de
mate waarin patiënten open staan voor psychologisering van het probleem. Als het te confronterend wordt of
‘te dichtbij komt’ lijkt het op het internet gemakkelijker
de therapie te staken dan bij een face-to-face contact.
Persoonlijk contact, bijvoorbeeld via een intake, telefonisch of online contact, kan de therapeutische band
sterker maken en mogelijk de drop out rates verminderen.
Lidmaatschap NBMF
De kosten voor het lidmaatschap van de
Behavioral Medicine Federatie bedragen 35 euro
per jaar.
Secretaris
Marjolijn Sorbi gaf in haar key-note de (toekomstige)
toepassingen van E-health en M-Health weer, met de
duidelijke boodschap dat ons gedrag op het internet
steeds meer gemonitored gaat worden en opgeslagen
in communicerende ‘data clouds’. Toepassingen kunnen
gezien worden in patiënt communities, gaming tools,
mobiele monitoring apparatuur, smartphones, instrumentele ondersteuning App’s etc etc. Om E-health
toepassingen te verbeteren vertelde Andrea Evers hoe
in Nijmegen gebruik is gemaakt van patiënten participatie om E-health toepassingen te verbeteren. Deze
patiënten, of beter gezegd onderzoekspartners, werden
nauw betrokken bij de ontwikkeling van interventies. Ook
patiënten zien de voordelen van E-health toepassingen
en zijn goed in staat om mee te praten over de ontwikkeling en toepassing hiervan, waarbij opgemerkt wordt dat
deze onderzoekspartners vaak niet de standaard patiënten
zijn en onduidelijk is in hoeverre ze representatief zijn
voor de doelgroep. Pim Cuijpers sloot de netwerkdag af
met de goede resultaten voor de behandeling van angst
en depressie door middel van begeleide zelfhulp via het
internet: vergelijkbaar met face-to-face behandelingen.
Ook hij legde nog een aantal ‘caveats’ neer bij het publiek
zoals; zijn de psychometrische eigenschappen van
vragenlijsten dezelfde als ze op het internet worden ingevuld, hoe zit het met de generaliseerbaarheid van internet
interventies, wat te doen met adolescenten en informed
consents in relatie tot anonimiteit, het ontwikkelen van
software en het contact met software bedrijven (en de
kosten!) en de hogere drop out rates. Met betrekking tot
de drop out rates lijkt het van belang vooraf te vragen aan
patiënten of ze bereidt zijn internettherapie te ondergaan
(i.p.v. face-to-face). Een oplossing voor veel problemen
lijkt te liggen in samenwerking tussen de onderzoekers,
bv. op het gebied van het ontwikkelen van programmatuur en platforms en van contacten met software
bedrijven. De eerste afspraken hiervoor werden op deze
dag al gemaakt.
Ivan Nyklicek
Afdeling Psychologie en Gezondheid
Universiteit van Tilburg
Postbus 90153
5000 LE Tilburg
[email protected]
Gelieve bij aanmelding de volgende informatie aan
de secretaris doen toekomen:
• Naam
• Naam en adres van instelling waar men werkt
(indien van toepassing)
• Huisadres
Na ontvangst van deze informatie wordt u een
nota toegezonden.
Samenstelling bestuur NBMF
Judith Prins (voorzitter), Sandra Brouwer
(penningmeester), Erik Noordik, Menno Pont,
Joost Dekker, Steven Fischer, Jac van der Klink,
Ivan Nyklicek (secretaris), Paul Soons, Johan
Vlaeyen
Website NBMF
www.nbmf.nl
Margreet Scharloo (webmaster)
Colofon
Het Nederlands Tijdschrift voor Behavioral
Medicine is een uitgave van de Nederlandse
Behavioral Medicine Federatie. Oplage is 490
exemplaren.
Redactie
Iris Groeneveld, Sasja Huisman, Erik Noordik,
Maya Schroevers, Anja Visser, Paul van
Wilgen (eindredactie)
Contact met de redactie
Paul van Wilgen
Barkmolenstraat 196
9723 DM Groningen
[email protected]
Vormgeving
Extra Bold, Groningen
Reproductie
Grafi media, Rijksuniversiteit Groningen
Copyright
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande
toestemming van de redactie worden
overgenomen.
Agenda NBMF
5 oktober 2012
Op vrijdag 5 oktober zal voor de vierde keer de
Netwerkdag Onderzoek Medische Psychologie plaatsvinden. Deze dag is bedoeld voor senior en junior onderzoekers uit het onderzoeksgebied Medische Psychologie.
Het thema in 2012 is Evidence based screening, er zullen
weer voordrachten zijn van een aantal vooraanstaande
onderzoekers.
7 december 2012
Op vrijdag 7 december zal opnieuw de jaardag plaats
vinden, waar een keynote speaker op het gebied van
Behavioural Medicine een overzicht van onderzoek zal
presenteren en zes promovendi hun onderzoek zullen
presenteren. Verder zijn er posterpresentaties.
Internationaal congres
En mocht u het nog niet gehoord hebben: in 2014 zal
het tweejaarlijks internationale congres van de ISBM in
Nederland (Groningen) plaats vinden!
Download