Reactie.RCI.actieplan.5 - Rotterdams Milieucentrum

advertisement
Aan:
De leden van de gemeenteraadscommissie
Economie, Sociale Zaken, Haven, Milieu en Vervoer
(ESMV)
Raadscommissievergadering van 18 oktober 2007
Rotterdam
7 oktober 2007
Van:
Het Rotterdams Milieucentrum
Betreft:
Reactie op het ‘Rotterdam Climate Initiative,
Actieprogramma en doelen 2007 – 2010’
Geachte leden van de commissie,
Hierbij een korte eerste reactie van het Rotterdams Milieucentrum op het ‘Rotterdam
Climate Initiative Actieprogramma en doelen 2007 – 2010’ dat aan u werd
voorgelegd. Tevens hebben wij hier een aantal vragen over.
Uiteraard staat het Rotterdams Milieucentrum positief tegenover het Rotterdams
Climate Initiative. Rotterdam pakt met het initiatief fors uit. Zowel met de algemene
ambitie om tot een reductie van vijftig procent koolstofdioxide (CO2) in 2025 te
komen, als met de plannen omschreven in het actieplan 2007 – 2010, de uitwerking
ervan en met het beschikbaar te stellen budget van vijftig miljoen euro in drie jaar.
Op dit moment staat klimaatverandering als gevolg van de CO2-uitstoot volop in de
belangstelling dankzij voormannen als Al Gore en Bill Clinton. Maar CO2-reductie is
een meerjarenproject.
Het Rotterdams Milieucentrum vraagt zich af hoe het Rotterdam Climate
Initiative zo georganiseerd kan worden dat ‘het klimaat’ over tien of vijftien jaar
nog steeds een speerpunt is?
Reductiedoelstelling
De voorgenomen reductie van CO2 is ambitieus. Vooral omdat Rotterdam in de
nabije toekomst een Tweede Maasvlakte en waarschijnlijk nog twee
elektriciteitscentrales erbij krijgt. Het college en het RCI stellen weliswaar dat die
elektriciteitscentrales en andere installaties worden uitgerust met innovatieve
technieken die zorgen voor minder CO2-uitstoot, dit betekent volgens ons dat de
CO2-uitstoot minder hard stijgt dan dat hij anders zou doen, en niet dat de uitstoot
afneemt. CO2-afvang en – opslag is volgens ons geen oplossing maar uitstel totdat
er een werkelijke oplossing gevonden is.
Hoe kan worden gegarandeerd dat daadwerkelijk wordt uitgekomen op de nu
gestelde reductiedoelstelling?
1
Het kan volgens ons niet zo zijn, dat als blijkt dat men te optimistisch is geweest, de
CO2-reductiedoelstelling tijdens de rit wordt aangepast.
Als de doelen niet worden gehaald, worden er dan sancties genomen?
(Randvoorwaarden en afrekenbaarheid, blz. 7)
Wie voert de jaarlijkse voortgang van het programma (monitoring) uit? En hoe
worden de activiteiten en de effecten op CO2-reductie gemeten?
Hoe worden de in het actieprogramma genoemde ‘mijlpalen’ (blz. 3)
gemonitord?
Ketenbenadering
In het actieplan wordt gesproken van een ‘ketenbenadering’ (blz. 3). Terecht wordt
gesteld dat het broeikaseffect door de CO2-uitstoot een wereldwijd probleem is. Het
actieplan stelt dat besparingen hier, die elders tot een grotere stijging van CO2uitstoot leiden, niet worden uitgevoerd. Andersom geldt dat maatregelen in
Rotterdam, die leiden tot een CO2-reductie elders in de wereld, wel worden
uitgevoerd.
Het Rotterdams Milieucentrum vraagt zich af over welke mondiale ketens het
RCI het heeft en hoe deze gemonitord worden en/of hier ook de productie van
bio-ethanol en andere biobrandstoffen mee wordt bedoeld.
Rotterdamse aanpak
Acties gericht op de reductie van CO2-emmissies in de industrie en de
energieopwekking zullen het merendeel van de reductie moeten bewerkstelligen (zie
blz. 8: aandeel CO2-uitstoot industrie en energieopwekking is 86%). Rotterdam wil dit
in samenwerking met het bedrijfsleven aanpakken. Deze specifieke Rotterdamse
aanpak kan alleen werken als hij op nationaal, Europees en mondiaal niveau
navolging krijgt. Gesteld wordt dat dit een internationale aanpak vergt en dat er een
pad van technologische ontwikkelingen moet worden doorlopen (blz. 3).
Het Rotterdams Milieucentrum zou graag meer duidelijkheid willen krijgen over
deze specifieke Rotterdamse aanpak van CO2-emmissies in de industrie (en de
energieopwekking) en wat er wordt verwacht van de nationale, Europese, en
mondiale overheden/instellingen om deze aanpak tot een succes te maken.
CCS
Topprioriteit 1 is het traject CO2-afvang, -transport en -opslag in lege kleine
gasvelden in de Noordzee (CCS). Hiervoor wordt een consortium gevormd (blz. 4 en
blz. 15).
Met wie wordt dit consortium gevormd? En wat is de rol van de overheid
hierin? Hoe krijgt het consortium vorm? Wordt het een ‘NAM-constructie’ of
wordt het geheel overgelaten aan het bedrijfsleven?
2
De techniek van CO2-afvang en –opslag staat nog in de kinderschoenen. Toch denkt
het RCI dat het ‘op redelijk korte termijn mogelijk moet zijn om jaarlijks tien miljoen
ton CO2 af te vangen’.
Wat moeten wij ons voorstellen bij ‘op redelijk korte termijn’?
Opslag van CO2 is ook erg duur (CO2 uit rook filteren, aanleg van leidingen, eeuwige
nazorg). Toch gaat er ‘maar’ vijf miljoen euro naar Energy Port (tegenover 22,2
miljoen naar Sustainable City).
Is dat reëel?
Loont het verwijderen van CO2 uit de lucht? (de opslag kost minimaal € 40,- per
ton CO2). Is besparen van energie niet lonender? (en ‘moet’ daar dan niet meer
op worden ingezet?).
Energiebesparing particuliere woningen
Topprioriteit 3 is een besparing van drie procent per jaar in woningen door
convenanten met woningbouwcorporaties (blz. 4 en blz. 11). Het
energiebesparingsprogramma van de vier milieucentra van de vier grote steden is
echter niet terug te vinden in het actieprogramma.
Er zijn wel plannen voor de particuliere woningvoorraad, maar het idee van een
‘voorbeeldhuis’ (zie ook het artikel in het AD/RD d.d. 24 februari 2007) is niet
opgenomen in het RCI -programma. Ook de relatie met passief wonen en de
toepassing van het principe ‘trias energetica’ worden niet genoemd.
Het Rotterdams Milieucentrum kwam begin dit jaar, samen met haar collega’s uit de
andere drie grote steden, met het voorstel om een energiecampagne te starten,
gericht op eigenaar/bewoners (en particuliere verhuurders). Dit is een grote en
moeilijk bereikbare doelgroep waar zeer veel winst valt te behalen op het gebied van
energiebesparing. Maar een groot deel van de eigenaren is zich er niet van bewust
dat energiebesparing voor een lagere energierekening zorgt (zie ook het
Ecofysrapport: ‘Kosteneffectieve energiebesparing en klimaatbescherming’,
september 2005).
Woningbouwcorporaties kunnen energiebesparing afdwingen en/of collectief
aanpakken. Via het Kompasprogramma (kennisbank voor verhuurders van Senter
Novem) is voldoende kennis beschikbaar. Voor particulieren is dat allemaal veel
lastiger. Dit rechtvaardigt volgens ons een grotere prioriteit voor een
energiecampagne, gericht op eigenaar/bewoners en particuliere verhuurders.
Overweegt het RCI serieus een dergelijk energieproject op te starten, al dan
niet in samenwerking met het Rotterdams Milieucentrum?
3
Cradle to Cradle
Het RCI gaat samen met het Architectuur Instituut Rotterdam (AIR) een programma
opstarten gericht op duurzame stedenbouw. In het actieprogramma wordt gesteld dat
het programma gericht is op kennisoverdracht, inspiratie en uitvoering (blz. 13).
Het Rotterdams Milieucentrum wijst in dit kader op de ontwikkelingen in de ‘eurregio’
rond Venlo/Venray (Noord-Limburg/Duitsland). Hier hebben overheid en bedrijfsleven
het principe van Cradle to Cradle *) (C2C) van William McDonough en Michael
Braungart omarmd als uitgangspunt voor een verdere stedelijke en regionale
ontwikkeling.
www.letscradle.nl
*) Ter informatie: in het programma Tegenlicht met de titel ‘Afval = voedsel’ (2 oktober
2006) werd het principe voor het eerst breed in Nederland geïntroduceerd. Op 1 en 2
november 2007 vindt in congrescentrum MECC Maastricht een congres plaats over het C2Cprincipe.
Het milieucentrum pleit ervoor dit C2C-principe ook voor Rotterdam (en regio)
als (een van de) uitgangspunten op te nemen in het Rotterdam Climate
Initiative.
Binnenstad autoluw
In veel Europese steden wordt momenteel gekozen voor verdergaande maatregelen
om de (binnen)steden autoluw te maken. Dit, om de luchtverontreiniging en
bijbehorende gezondheidsproblemen, - kosten te verminderen en om de CO2-uitstoot
te beperken. Een autoluwe stad heeft vele aspecten (stedebouwkundige, sociale,
economische) en een groot aantal ‘voors’ en ‘tegens’.
Het Rotterdams Milieucentrum pleit er al jaren voor om een start te maken met
een stadsdiscussie over dit onderwerp. Bijvoorbeeld als onderdeel van de
‘week van de vooruitgang’, en met ‘best practices’ uit de rest van Europa/de
wereld, een tentoonstelling en een prijsvraag.
Scheepvaart
De zeescheepvaart en de binnenvaart zijn in Rotterdam ook een belangrijke bron
van luchtverontreiniging. Sinds 1990 is de uitstoot van milieubelastende stoffen door
de scheepvaart in Rotterdam met veertig procent toegenomen. Aanpak van de vaak
uiterst verontreinigende brandstoffen die gebruikt worden door de scheepvaart, kan
zeer veel milieuwinst boeken (zie ook de gezamenlijke folder ‘Luchtvervuiling door
zeescheepvaart’ van het milieucentrum, stichting De Noordzee, e.a.).
In de nulmeting door de DCMR milieudienst Rijnmond viel ons (nogmaals) op dat
stilliggende schepen enorm veel CO2 uitstoten. Met het gericht toepassen van
walstroom valt dus naast het voorkomen van luchtverontreiniging ook CO2-uitstoot te
veminderen!
4
Het Rotterdams Milieucentrum organiseerde 4 en 5 maart 2005 samen met stichting
De Noordzee (www.noordzee.nl) en Groen Links de ‘Greenport conference’.
Havenbedrijven, reders, milieuorganisaties en lokale overheden uit verschillende
Europese landen, maar ook een lid van het Europees Parlement en Europese
ambtenaren, waren bij deze ‘miniconferentie’ aanwezig om te praten over
scheepvaartemissies.
De Greenport conference vormde de kiem tot verdere Rotterdamse discussie over
zaken als walstroom, schonere brandstof en de noodzaak tot een internationale
aanpak van scheepvaartemissies. Het milieucentrum en landelijke milieuorganisaties
dringen er al sinds de Greenport conference bij de gemeente op aan om het
voortouw te nemen in deze internationale discussie. Het aangekondigde
havencongres is een enorme stap in de goede richting.
Voorstel van het Rotterdams Milieucentrum is om uitdrukkelijk ook ngo’s uit
verschillende landen en havensteden te betrekken bij dit congres.
Bio ethanol
In het actieplan wordt sterk gekoerst op bio-ethanol, hybride auto's en waterstof (o.a.
pagina 20 en 21, maatregelen 18 en 19). Het is echter nog steeds de vraag of we
energetisch veel opschieten met ethanol uit koolzaad en dergelijke (zie ook het
manifest ‘Biobrandstoffen in Rotterdam’ van Stichting Natuur en Milieu, 12 juni 2007).
Bekend is dat er een ontwikkeling is rond ‘de tweede generatie biomassa’. Eén van
de voorbeelden is biodiesel die wordt gemaakt van de jatrophanoot.
Zou het voor Rotterdam geen mooi project zijn om de geprezen Jatrophanoot *)
als speerpunt te nemen en daar een proefproject mee te doen?
Waarom wordt aardgas helemaal niet genoemd?
*) Ter informatie: Wat betreft jatropha (of flesseplant): in het AD (16-8-2007) stond een leuk
artikeltje over ondernemer Willem Vonk, mede-eigenaar van het bedrijf PT Waterland Asia
Bio Ventures dat investeert in jatrophaplantages in Indonesië. Ruud van Eck, directeur
Diligent Energy Systems, is ook enthousiast over Jatropha. Marcel Toonen (WUR) is echter
terughoudend. Volgens hem valt de olieopbrengst van de plant tegen.
Zie ook:
www.rug.nl/boom/onderwerpen/schonechemie/Broerstraat_Heeres
Fietsstad
De fiets is zeker op de kortere afstanden een zeer geschikt transportmiddel. De fiets
is schoon en een goed vervoermiddel voor in de grote stad. Het is ons bekend dat de
wethouder Verkeer bezig is met het uitvoeren van een breed fietsplan.
Waarom staat in het actieplan van het RCI zo weinig over de fiets (mobiliteit in
het algemeen) vermeld?
5
Initiatieven
In het actieplan wordt terecht geconstateerd dat overheden, bedrijven en bewoners
onontbeerlijk zijn bij het welslagen van het Rotterdam Climate Initiative. Zo stelt het
actieplan: ‘Zij worden actief betrokken bij de planvorming en uitvoering’ en:
’Rotterdam sluit zoveel mogelijk bij de landelijke initiatieven aan en ook bij de
lopende initiatieven van bijvoorbeeld energiebedrijven en milieubeweging.’ (blz. 22)
Het betrekken van het Rotterdams Milieucentrum (en haar achterbanorganisaties)
kan wat ons betreft beter! Zowel inhoudelijk als in de praktische uitvoering.
Het is het milieucentrum onduidelijk of initiatieven zoals (het eerder omschreven)
plan energiebesparing particuliere woningvoorraad, of plannen zoals de reizende
klimaattentoonstelling, worden opgepakt door het RCI. Ook deed het milieucentrum
voorstellen om de MilieuDivers-activiteiten, waarbij veel mensen in de wijken worden
bereikt, te koppelen aan de klimaatcampagne van de gemeente, bijvoorbeeld bij het
gratis verstrekken van spaarlampen.
Vraag van het Rotterdams Milieucentrum (en haar achterbanorganisaties) is
om meer bij de planvorming en de uitvoering van het Rotterdam Climate
Initiative te worden betrokken dan tot nu toe. Campagnes van
milieuorganisaties en het RCI zouden beter op elkaar afgestemd moeten
worden.
Green4shure
Milieuorganisaties en vakbonden presenteerden in juni 2007 een plan voor een
haalbaar, goedkoop en effectief klimaatbeleid. Het milieucentrum vindt het jammer
dat er in het RCI-actieplan niets wordt gedaan met ‘Green4sure’, het groene
energieplan voor Nederland.
Zie www.green4sure.nl.
Hoogachtend,
Namens het Rotterdams Milieucentrum,
E. van Rinsum
6
Download