Mariken van Nieumeghen en Hamlet middeleeuwen en renaissance reader literatuur Havo 5 periode 1 1 Introductie literatuur havo 5 Voor je ligt de reader van periode 1. In havo 4 heb je geleerd om een boek of een gedicht te analyseren. Je hebt daarvoor literaire begrippen geleerd als perspectief, motief, thema etc. en voor poëzie stijlfiguur en metafoor. Je hebt in havo 4 alleen moderne werken gelezen. Werken die in deze tijd geschreven zijn. Periode 1 In havo 5 zullen we ook werken lezen die wat langer geleden zijn verschenen. We beginnen met twee werken die heel lang geleden zijn verschenen. Mariken van Nieumeghen uit de middeleeuwen en Hamlet uit de Renaissance. We zullen de werken nu niet zozeer analyseren vanuit de literaire begrippen, maar eerder kijken naar de historische achtergrond van het verhaal om het verhaal zo goed te kunnen begrijpen. Periode 2 In periode 2 zullen we werken uit een recenter verleden behandelen. Een aantal grote schrijvers van afgelopen eeuw komt aan bod. De boeken die zij hebben geschreven zijn ook beïnvloed door de tijd waarin ze leefden. Daarnaast zul je ook leren dat niet alleen de tijd waarin ze leefden van invloed is op het verhaal, maar dat iedere schrijver ook zijn eigen kenmerken heeft die de verhalen beïnvloeden en dat je zo kan laten zien op welke manier een bepaald werk kenmerkend is voor die schrijver. Periode 3 Aan het eind van havo 5 komt alles samen in het mondeling. Je wordt dan geacht de kennis die je hebt opgedaan in havo 4, het analyseren, te kunnen toepassen op alle boeken die je hebt gelezen. Daarnaast moet je wat je geleerd hebt in havo 5 ook gebruiken. Je moet enige kennis hebben van de middeleeuwen en de renaissance en dit in verband kunnen brengen met de werken die je uit die tijd hebt gelezen. Ook moet je kunnen laten zien welke invloed de schrijver heeft gehad op het werk dat je gelezen hebt. In de laatste periode leer je hoe je dit mondeling goed kan voorbereiden. Je kan er namelijk wel degelijk voor leren! Het leesdossier Omdat havo 4 alweer lang geleden is en je graag wilt opzoeken wat je toen allemaal geleerd hebt, heb je het leesdossier uit havo 4 thuis bewaard. Je kan dit dossier nu aanvullen met alles uit havo 5. Je hebt dan een compleet leesdossier waarin je aan je docent laat zien welke leesontwikkeling je hebt doorgemaakt en voor jezelf kan het dienen als naslagwerk om je mondeling voor te bereiden. Belangrijk is om nu al je leesdossier op te zoeken en alles zo goed mogelijk bij te houden. Voor het mondeling kan je slechts een 9 halen. Een punt behaal je door een perfect bijgehouden leesdossier in te leveren aan het einde van havo 5. We hopen dat je een leerzaam, boeiend en wellicht ook leuk literatuurjaar tegemoet gaat, dat je kan afsluiten met een mooi cijfer voor je mondeling. Met vriendelijke groet, De sectie literatuur 2 Samenvatting Mariken van Nieumeghen Hier volgt een samenvatting van het middeleeuwse verhaal van Mariken van Nieumeghen. Die waerachtige ende Een seer wonderlijcke historie van Mariken van Nieumeghen die meer dan seven iaren metten duvel woende ende verkeerde Een zestiende-eeuwse legende over zonde en vergeving Dit is een oud verhaal uit de tijd van hertog Aarnout. Toen was er een vrome priester, die drie uur buiten Nijmegen woonde. Hij had zijn zustersdochter bij hem, die zijn huishouding bezorgde. Weer is het gebeurd, dat zij naar Nijmegen moest, om inkopen te doen. Zij kreeg acht stuivers mee en daar kon zij alles voor kopen. En als het te laat werd, dan mocht zij bij haar tante gaan, die daar woonde in de stad. Het was in die rumoerige en onrustige tijden 's avonds niet veilig op de wegen. Het werd ook te laat en Mariken ging naar haar tante. Maar deze ontving haar volstrekt niet, zoals zij verwacht had. Integendeel: zij raasde en tierde, alsof zij door de duivel bezeten was. Tante was in een slechte bui, want zij had net burenruzie gemaakt over de politiek van die dagen. Mariken werd er dood verlegen mee; zij pakte haar voorraad weer bijeen en verliet de ongastvrije woning. Zij ging uit de stad, op weg naar oom Gijsbrecht, moe en mismoedig, gekweld door de honger, angstig in de duisternis. En in die angst riep zij om hulp, al was het ook van de duivel. Deze lag al lang op de loer. Nauwelijks had Mariken in haar nood om hem geroepen, of hij was er al. Hij stond voor haar in de gedaante van een knappe, jonge man. Hij was zo vriendelijk en dienstvaardig, hij zou haar wel helpen. "Wie ben je dan?" "Ik ben een meester in de zeven vrije kunsten; ik ben Moenen; ik ben rijk en zal je van alles voorzien, waar je hart naar haakt; en ik kan toveren ook." "O, dat kan oom Gijsbrecht ook. Die heeft een toverboek en daarmee kan hij de duivel wel jagen door het oog van een naald." En zo wist hij haar te bekoren, dat zij met hem mee zou gaan. Maar zij moest haar naam veranderen; Mariken, nee, dat hoorde Moenen niet graag. En ook mocht zij het kruisteken niet meer maken. Nee, zij wou haar naam niet missen, het was zulk een zoete naam. Nu, dan alleen de eerste letter maar; ze zou dan Emmeken heten. Zo was het goed. Ze trokken niet naar oom Gijsbrecht en ook niet naar Nijmegen terug, maar naar 's-Hertogenbosch, dat toen al zo'n mooie stad was, en naar Antwerpen, de mooiste stad in de wereld. Zo vergat Emmeken oom Gijsbrecht, zij was nu 'in het leven'. Maar oom Gijsbrecht vergat haar niet. Hij ging in zijn zorg naar zijn zuster in Nijmegen, maar die wist van niets. Zij had haar goed ontvangen, maar Mariken had geraasd en getierd en was de deur uit gelopen. De oude priester wist geen raad en treurde om zijn groot verlies en was begaan met haar lot. En zij leefde in vreugde, in heerlijkheid, in weelde en overdaad al deze jaren. Maar gelukkig was ze niet in dat gezelschap van brassers en slempers. Zij verlangde terug naar de oude 3 dagen van eenvoud, zij wilde terug naar haar oom. Moenen was wel genoodzaakt, haar zin te doen. Zo kwamen zij terug in Nijmegen. Een ommegang trok door de straten. Men speelde een wagenspel, het spel van Mascaroen. Dat was des duivels advocaat, die een pleidooi hield tegen God zelf, die aan zondige mensen de hemel belooft als zij tot berouw komen. En God zelf antwoordde, dat Hij voor de mensen geleden en dat Hij hen gered had door de dood aan het kruis. En ook Maria, de Moeder Gods, pleitte om ontferming. Emmeken hoorde deze woorden van genade en barmhartigheid aan. Ook bij haar kwam het berouw over haar zonden. De tranen liepen haar over de wangen. Zij had gezondigd, wetens en willens; voor haar was geen genade. Moenen begreep, dat het meer dan tijd was, om haar weg te voeren; hij liet zijn prooi zo licht niet varen! Toen greep Moenen haar aan en verhief zich met haar in de lucht en wierp haar naar beneden, om haar te vermoorden. Ook oom Gijsbrecht was onder de toeschouwers. Hij nam haar op en bracht haar in huis en liet haar verplegen, tot zij weer beter was. Beter naar het lichaam, maar niet naar de ziel. Zij had zo zwaar gezondigd: geen priester durfde zo grote zonden kwijt te schelden. Oom Gijsbrecht nam haar mee naar Keulen; Moenen volgde van verre, maar durfde niet te naderen. Want Emmeken had in al die jaren, al die dagen, ook in haar grootste zonden de naam van Maria aangeroepen, en dit was haar behoud. Nu mocht zij biechten bij de bisschop van Keulen, maar ook deze kon haar niet van haar zonden ontbinden. Zij reisden door naar Rome. De paus legde haar als boete op, dat zij drie ringen moest dragen, één om haar hals en één om iedere arm. Als die ringen versleten waren en afvielen, dan zou dat een teken van genade zijn. Nu reisden zij terug naar Maastricht. Emmeken heette nu weer Mariken en zij trad in het klooster der Witte Vrouwen. Daar leefde zij lange jaren, tot er een engel kwam, die haar in haar slaap verloste van haar boeien. En daar is zij ook gestorven. Lange jaren hingen boven haar graf de ringen tot een gedachtenis aan haar grote zonde en aan haar verlossing uit die zonde door haar innig berouw, dat alles weer goed gemaakt heeft. Zeer korte samenvatting: Marieke woont in de buurt van Nijmegen en gaat op een dag naar de markt. Op de terugweg komt ze de duivel tegen die haar belooft de zeven vrije kunsten te leren. Ze gaan samen naar 's-Hertogenbosch en Antwerpen en leven daar zeven jaar een zondig leven. Terug in Nijmegen wordt Marieke door haar oom van de duivel verlost. Ze gaat op bedevaart en doet boete in het klooster van Maastricht. Uiteindelijk worden haar zonden haar vergeven. 4 Toelichting: Mariken van Nieumeghen (ook bekend als 'Mariken van Nimwegen') is een mirakelspel uit de Lage landen daterend van het begin van de 16de eeuw. De auteur is niet bekend. Het verscheen voor het eerst omstreeks 1518 bij de Antwerpse uitgever Willem Vorsterman. Van deze editie is slechts één exemplaar bekend. De oorspronkelijke titel is Die waerachtige ende seer wonderlycke historie van Mariken van Nieumeghen die meer dan seven jaren met den duvel woonde ende verkeerde. De moraal van het verhaal is dat hoe erg een mens ook zondigt, hij altijd vergiffenis kan krijgen door bemiddeling van Maria. De heilige getallen drie en zeven zijn voorbeelden van getallensymboliek in dit verhaal. De duivel had in de middeleeuwen altijd een lichaamsgebrek (Moenen met het ene oog). De stad Nijmegen heeft haar beroemde, zij het fictieve, inwoonster Mariken van Nieumeghen geëerd met twee beeldhouwwerken. Het beeld van Mariken, gemaakt door Vera van Hasselt, staat op de Grote Markt (zie foto links). Een beeld van Moenen, gemaakt door Piet Killaers, staat aan de voet van de Grote of Sint-Stevenskerk. Er bestaan honderden uitgaven en bewerkingen van het Mariken van Nieumeghen. Al in 1518, heel kort na de eerste druk door Willem Vorsterman, verscheen een Engelse prozabewerking uitgegeven door Jan van Doesborch. Er bestaan enkele verfilmingen van het spel, een tv-film geregisseerd door Johan De Meester (1968), een speelfilm door Jos Stelling (1976) en een film naar het door Peter van Gestel geschreven jeugdboek 'Mariken', geregisseerd door André van Duren (2000). 5 Middeleeuwen 500 – 1500 na Christus OPBOUW Historische achtergrond Belangrijkste kenmerken en genres van de Middeleeuwen Belangrijke auteurs en werken Historische achtergrond ALGEMEEN De middeleeuwen beginnen na de Klassieke Oudheid, zo rond 500 na Christus Alleen de geestelijken kunnen lezen en schrijven Feodale stelsel THEOCENTRISME God staat centraal Alles wat je doet, staat in het teken van God. Memento mori. Leven is voorbereiding op het hiernamaals. Er gaan ook veel mensen dood door slechte hygiëne, brand, weinig zorg. Het leven was zwaar, duurde niet zo lang. Veel kindersterfte, mensen werden niet oud, veel ziektes (geen riolering, geen stromend water, veel ratten, weinig medische kennis, open vuur en houten huizen) Het Katholicisme is het enige ware geloof. Gevolgen: Kruistochten, Spaanse Inquisitie. Het geloof werd niet ter discussie gesteld HET FEODALE STELSEL Om het land bestuurbaar te houden, verdeelt de koning (Karel de Grote) het onder leenheren. God is opperleenheer. Leenmannen vechten voor hun leenheer en betalen hem pacht. Leenheren spreken recht over hun leenmannen Een vorst (leenheer) gaf een onderdaan (leenman of vazal) een stuk grond in leen. De leenman was de leenheer daarvoor trouw verschuldigd. In verhalen over ridders speelt het feodale stelsel meestal een grote rol. 6 Aanvankelijk was een ridder ( ruiter te paard) een soldaat die het door zijn kracht, dapperheid, moed en trouw tot leenman had gebracht en door de koning als beloning in de adelstand was verheven. Later werd het leenmanschap/ridderschap erfelijk en zo onstond er een nieuwe laag in de bevolking: de adel. Deze woonde op de kastelen en wilde zich onderscheiden door haar beschaafde (hoffelijke, hoofse) manieren. MAATSCHAPPIJ Vier standen: geestelijkheid, adel, burgers en boeren. Als je voor een dubbeltje geboren was, werd je nooit een kwartje. De boeren vormden de grootste stand. Zij waren geen eigenaar van hun land, zij waren horigen (lijfeigenen) van hun leenheer. Ze moesten hem pacht (een soort huur) betalen. De burgers verdienden hun geld met de handel. Zij werkten niet op het land, maar woonden in de stad. Die handel ging erg goed. Sommige burgers werden dus snel rijk en hoefden zelf niet meer te werken. Daardoor konden ze zich laten onderwijzen en leren lezen en schrijven. Steden leefden van handel en nijverheid Opkomst steden en burgerij Belangrijkste kenmerken van de literatuur ANONIMITEIT AUTEURS Het gaat niet om aardse roem, maar om de Eeuwige roem, daarom zet geen enkele schrijver zijn naam eronder. Orale traditie: Middeleeuwse verhalen worden mondeling doorverteld (bijna niemand kan lezen of schrijven!) en steeds aangepast (er zijn dus veel verschillende versies) STICHTELIJKE VERHALEN De verhalen worden veelal voorgedragen (ministrelen) en gebruikt om mensen te laten zien hoe zij zich moeten gedragen. SYMBOLIEK Middeleeuwse verhalen zitten vol met getal- en kleursymboliek. De symboliek is christelijk.Bijvoorbeeld: 3 en 7 zijn heilige getallen, 2 en 6 zijn getallen van de Duivel. Wit=onschuld, blauw=reinheid, geel=jaloezie, rood=passie Allegorische naamgeving (bijvoorbeeld: Mariken van Maria, Elckerlyc = ……….., Reynaert = ………………………….) Werken en auteurs - Vanden vos Reynaerde - Beatrijs - Mariken van Nieumeghen - Karel ende Elegast - Elckerlyc 7 Opdracht 1 Presentatie met film Hieronder staan zes fragmenten van Mariken van Nieumweghen. Jullie mogen in een groepje een fragment kiezen (elk fragment moet één keer gekozen zijn). Dit gaan jullie verfilmen. Je mag de tekst best wat moderner maken, graag zelfs! Ook inkorten is prima, als de boodschap maar overkomt. In de les zullen we de filmpjes achter elkaar bekijken. De docent spreekt met je af wanneer de presentaties worden gehouden in de les. De voorbereiding Voordat je gaat filmen moet er eerst een storyboard worden gemaakt. Een storyboard is een serie tekeningen (een soort stripverhaal) waarin je de scènes die je wilt filmen globaal weergeeft. Bij ieder plaatje noteer je de volgende informatie: 1. Wie zit er in deze scène. 2. Waar speelt deze scène zich af. 3. Wat gebeurt er in de scène. 4. Wat hebben we nodig. Bekijk ter verduidelijking het filmpje over het maken van een storyboard op Youtube. www.youtube.com/watch?v=MPLwn_8Po58 ! Let op! Pas als de docent jouw storyboard heeft goedgekeurd, kun je met je groepje gaan filmen. De presentatie Toon je filmpje van één van de fragmenten van de Mariken van Nieumeghen. Het filmpje moet worden voorafgegaan door een korte samenvatting van het gefilmde fragment. Aan het slot bespreek je minimaal drie elementen uit jullie fragment waaruit volgens jullie duidelijk blijkt dat de Mariken in de Middeleeuwen is geschreven. De presentatie duurt ongeveer 10 minuten. 8 Fragment 1 Gijsbrecht stuurt Mariken naar Nijmegen, waar ze haar tante ontmoet… p. 5 t/m 11 (3 acteurs, 1 filmer, 1 regisseur) Op een dag wilde Gijsbrecht zijn nicht Mariken naar Nijmegen sturen om daar te kopen wat ze nodig hadden. Hij zei: Oom: Mariken! Mariken: Wat is er van uw dienst, oom? O: Luister goed naar wat ik zeg, kind. Je moet naar Nijmegen gaan om boodschappen voor ons te halen. Je hebt zelf gezegd dat we kaarsen, lampolie, azijn, zout, uien en zwavelstokjes nodig hebben. Hier zijn acht stuivers. Ga nu, koop in Nijmegen alles wat we nodig hebben. Het is er nu markt. Des te makkelijker kun je alles vinden wat je nodig hebt. M: Oom, ik zal doen wat u zegt. Ik ga op pad. O: Het wordt te laat om vanavond weer thuis te zijn. Het is van hier naar Nijmegen ruim twee mijl en het is nu al tien uur geweest. Luister kind, als je zoveel tijd nodig hebt dat je denkt dat je niet meer met daglicht thuis kan komen, blijf daar dan gerust een nacht. Dan hoef ik me geen zorgen te maken. Ga dan slapen bij je tante, mijn zus. Ze zal je voor één nacht niet wegsturen. Dat heb ik liever dan dat je alleen in het donker langs het struikgewas naar huis zou komen. Want er lopen nogal wat boeven langs de weg en jij bent een knappe, vrolijke meid. Je zou best eens lastig gevallen kunnen worden. M: Oom, ik zal alles precies doen zoals u het het beste vindt. O: Goede reis en doe je tante de groeten van me. Koop voldoende van alles wat we nodig hebben. M: Zal ik doen, oom. Dag! O: Dag, Mariken. God zij met je. Heer God, waarom voel ik me zo verdrietig? Komt het omdat er zoveel ruzie in het land is? Of komt het omdat mijn nicht afscheid van me genomen heeft? Oh, waarom word ik zo droevig? Het is een vreemde zaak, op het moment dat het meisje afscheid nam, kreeg ik een vreemd gevoel. Ik ben bang dat haar of mij iets zal overkomen. Ik wilde dat ik haar thuis gehouden had. Het is onverantwoord jonge meisjes of vrouwen alleen op pad te laten gaan, want er is zoveel slechtheid in de wereld. ….. Toen Mariken alles gekocht had, zag ze dat het tegen de avond liep, ze zei bij zichzelf: M: Nu heb ik alles, maar volgens mij begint het al donker te worden. Hoe laat zou het zijn? Daar zie ik een zonnewijzer: het is al ver na vieren! Nu moet ik vanavond in de stad blijven. Het is nog maar een uur licht en in drie uur kan ik nauwelijks van hier naar het huis van mijn oom lopen. Nee, het is beter dat ik hier blijf. Mijn tante woont hier vlakbij. Ik ga haar vragen of ze een bed voor me wil opmaken. Ik zie mijn tante voor haar deur staan, ik zal haar netjes begroeten. Tante, moge Christus uw leed verzachten en al uw dierbaren voor verdriet behoeden. Tante: Verdraaid, welkom duivel, hoe staat het in de hel? Wel jonkvrouw, wat komt u hier doen? M: Mijn oom stuurde mij vanmiddag op pad om boodschappen te doen. Het is laat geworden, ik hoop dat ik u niet te veel last bezorg als ik vraag of ik hier vannacht alstublieft kan slapen. Ik zou beslist nog naar huis gegaan zijn, maar ’s nachts wordt een maagd soms bespied en opgewacht en tot haar schande onteerd en verkracht. Daar ben ik bang voor. T: Och arm kuiken! Ben je nu zo bezorgd voor je maagdelijkheid? God betere ‘t. Verdraaid lieve nicht, je weet toch allang hoe je verwekt bent, ook al doe je nu zo preuts. Ik heb het idee dat je niet de hele middag met je boodschappen bezig bent geweest. M: Dat ben ik wel, tante. T: Ja, of je hebt ergens stiekem zitten drinken. Verdraaid nicht, op het platteland lukt het Klaas en Gilles maar al te goed zulke meisjes in het koren te krijgen. En wat wordt Liesje lekker door Jan geknuffeld als ze zich ’s avonds gaan vermaken. Dat weet jij heus wel, want bij jullie wonen heel wat flinke jongens. M: Waarom zegt u dat, tante? T: Ach, schijnheilige slet. Al mag de waarheid niet gezegd worden, jij hebt menig dansje gemaakt waar de speelman geen cent aan verdiende. En al gaat men nog zo lang op en neer, iedereen is maagd totdat de buik dik wordt. M: Ik kan er niet tegen dat u mij zo schandelijk behandelt zonder dat ik schuld heb. 9 T: Ik heb met mensen gesproken die je onlangs met je eigen oom zo schaamteloos zagen liggen dat ik me geneer het te zeggen. Je maakt onze hele familie te schande. Moge je vervloekt worden, ellendig schepsel. Ik kan je niet zien zonder me te ergeren. M: Heer God, wat voel ik me verdrietig. Ik raak plotseling helemaal van streek, omdat ik die smadelijke woorden, dit gemene verwijt moet verduren zonder dat ik enige schuld heb. Tante, zeg me of u een bed voor me opmaakt, voor één nacht en beslist niet langer. T: Ik had liever dat je, zo diep als dit huis hoog is, in de Maas lag. Als aas voor alle vissen die erin zwemmen. Ga hier weg of het zal je spijten! Ik sta van woede te beven als een blad. M: Tante u bent erg onredelijk. T: Wel verdraaid, deze vervloekte teef laat me nog niet met rust! Moet ik je door elkaar rammelen? Ik word gek van d’r! Ik ben kwaad genoeg om de duivel te bedwingen of hem op een kussen vast te binden alsof hij kinds was. Ik ben zo razend en overstuur dat ik nauwelijks weet of ik op mijn kop of mijn voeten sta. Iedereen die ik vandaag tegenkom, zal ik net zo antwoorden als de duivel zijn moeder doet. M: Och arme, uw leed is zeer nabij. Ik ben zo buiten zinnen, dat ik niet meer weet wat ik doe. Ik loop zo de stad uit zonder bang te zijn voor criminelen. Ik ga wel in de struiken slapen. Ik trek me van niemand en niets meer wat aan, al kwam de duivel in eigen persoon. Ik ga hier in de struiken zitten en vertrouw me toe aan God of alle duivels. Fragment 2 Mariken ontmoet de duivel p.11 t/m 19 (2 acteurs, 1 filmer, 1 regisseur) M: Ach, zuchten weeklagen, handenwringen en mezelf verwensen is het enige wat mij door de schandelijke verwijten van mijn tante rest. In mijn hart groeit steeds meer verbittering. Ik voel me ellendig genoeg om me voor eeuwig te vervloeken. Help! Door welke verleiding word ik overvallen? Wil ik mezelf ophangen of wurgen? Oh, onbezonnenheid der jeugd, hou jezelf in bedwang! Of ben je niet voor rede vatbaar? Welke onschuldige zou zulke opmerkingen kunnen verdragen? Niemand volgens mij. Daarom zeg ik in deze wanhoop: kom tot mij en sta me bij, God of de duivel, het maakt me niet uit! (de duivel, die zielen wil winnen, hoorde deze woorden en dacht bij zichzelf) Duivel: die opmerking levert me haar ziel op! Ik heb mezelf met Gods instemming het uiterlijk van een mens gegeven. Alles klopt, behalve mijn ene oog, dat lijkt eruit gezworen. Wij geesten hebben niet het vermogen in volmaakte mensen te veranderen. Altijd mist er iets aan ons, hoofd, handen of voeten. Ik zal mijn stem wat aangenamer laten klinken en zo vriendelijk en fatsoenlijk praten dat ik het schatje geen afkeer inboezem. In het begin moet men vrouwen vriendelijk benaderen. Meisje, waarom zit je daar zo verdrietig? Heeft iemand je zonder aanleiding iets misdaan? Dat zal ik wreken als een heer. Je ziet er hulpeloos uit, daarom kom ik bij je zitten om je tot steun te zijn. M: Oh God, wat schrik ik! Wat overkomt me? Ik ben nauwelijks bij bewustzijn en dan zie ik hem. Help, ik val flauw! D: Meisje, wees niet bang, ik zal je geen kwaad doen, integendeel. Als je met mij weggaat en doet wat ik zeg, onthoud dit goed, beloof ik dat ik een aanzienlijke vrouw van je zal maken. M: Mijn beste, ik ben nu zo in de war en radeloos door de beledigingen die ik heb moeten verdragen: hoer, slet en teef. Ik bied me net zo lief aan de duivel als aan God aan, want ik ben maar half bij zinnen. D: Bij Lucifer, het gaat allemaal uitstekend. Ze is volledig de kluts kwijt en wanhopig. Er is geen reden tot klagen, het gaat me lukken! Meisje, ik vraag je nog eens, zullen wij een tedere vriendschap sluiten? M: Wie bent u? D: Een geleerde kunstenaar. Wat ik ook onderneem, ik faal nooit. M: Het maakt me niet uit met wie ik omga. Ik ga net zo lief met de slechtste als met de beste. D: Als je je liefde aan mij wilt geven, zal ik je weergaloze dingen leren. En wel de zeven vrije kunsten: rethorica, musica, logica, grammatica, geometrie, arithmetica en alchemie. Het zijn alle zeer bijzondere kunsten. Nog nooit heeft er zo’n knappe vrouw geleefd als ik van jou maken zal. 10 M: Dan moet u wel een geleerd man zijn. Wie bent u toch? D: Wat kan jou dat schelen? Je kunt beter niet vragen wie ik ben. Ik ben niet de beste uit de familie, maar voor jou zal ik altijd goed zijn. M: Hoe heet u? D: Moenen met het ene oog. Ik ben goed bekend bij de jongens van de gestampte pot. M: U bent de duivel! D: Wie ik ook ben, ik zal altijd goed voor je zijn. M: Ik voel helemaal geen angst of afschuw voor u. Al kwam Lucifer zelf uit de hel, ik zou er nu niet bang van worden. Ik ben vrij van alle angsten. D: Goed meisje, om kort te gaan: ga je mee en doe je wat ik zeg? Ik zal je alles leren wat je maar kunt bedenken. En je zal niks tekort komen, sieraden noch geld. M: Dat is makkelijk gezegd. Maar u heeft beloofd me eerst de zeven vrije kunsten te leren voor we intiem gaan samenleven. Ik verheug me daarop. U gaat het me leren, toch? D: Natuurlijk. Ik zal alles leren wat geschikt voor je is. M: Zwarte kunst, dat is fijn. Mijn oom is daar goed in, hij doet soms wonderlijke dingen. Hij heeft er een boek over, dat heeft hem in moeilijke situaties nog nooit in de steek gelaten. Hij zou zelfs de duivel tegen diens wil door het oog van een naald kunnen laten kruipen. Dat moet u mij ook leren. D: Oh, liefje, alles wat ik kan, ga ik je leren, maar zwarte kunst heb ik nooit geleerd. Daar zitten nogal wat bezwaren aan en gevaren. Als je met zwarte kunst begint en je kent een woord of letter niet, dan breekt die geest meteen je nek. M: Als dat zo is, hoeft het voor mij niet. Ik wil niet iets leren waardoor ik me in het ongeluk zou kunnen storten. D: Hahaha! Dat heb ik ‘r uit d’r hoofd gepraat! Stel je voor dat ze de zwarte kunst zou beheersen, dan zou ze de hele hel kunnen kwellen en haar wil opleggen. Ze zou mij aan zich kunnen onderwerpen. Of ze zou me ergens vast kunnen binden… Luister liefste, ik kan je wel wat anders leren. M: Wat dan? D: Ik kan je alle talen van de wereld leren, zodat iedereen naar je op zal zien en je zal prijzen. M: Het verzacht mijn kwellend verdriet dit te horen. Als u dit doet, sta ik geheel tot uw beschikking. D: Maar liefste, ik heb nog een verzoek. M: Wat dan? D: Dat je afziet van je naam. Mariken is voor mij een vervelend woord. Een zekere Maria heeft mij en de mijnen zoveel ellende gebracht dat wij voor altijd een hekel aan die naam hebben. Noem je zelf toch Lieneke, Grietje of Liesje. M: Helaas, hoe kunt u een hekel aan die naam hebben? Het is toch de edelste en fijnste naam die er bestaat? Iedereen vindt hem mooi. Mariken of Maria, hoe kunt u iets tegen die naam hebben? Ik wil echt niet anders heten. D: Ai, als ik haar deze naam niet kan laten veranderen, is mijn werk voor niets geweest… Luister liefje, als wij met elkaar willen omgaan, dan moet je, hoeveel verdriet het je ook doet, je naam veranderen. En anders moeten we afscheid van elkaar nemen. En je moet me nog iets beloven. M: Wat moet ik beloven? D: Dat je nooit meer een kruisteken zult maken. Wat je ook overkomt, of waardoor je ook bedreigd wordt, je mag geen kruisteken maken. M: Dat beloof ik graag, dat vind ik niet zo belangrijk. Maar mijn naam kan ik niet verloochenen, want Maria, naar wie ik vernoemd ben, is mijn enige troost, mijn enige hoop. Als er iets ergs is, roep ik haar aan voor troost. En ik bid ook elke dag tot haar, zolang ik me kan herinneren. Dat geef ik niet op. D: Nou, als je er zo aan gehecht bent, luister. Je mag de eerste letter van je naam houden. De M. Je zult dus Emmeken heten. M: Wel, Moenen, oké dan. Ik zal altijd en overal Emmeken heten, maar ik doe het niet van harte. D:Wees maar gerust hoor, als binnen een jaar niet alles naar wens gaat, mag je het me verwijten. Kom we gaan nu naar Den Bosch en dan meteen naar Antwerpen. Dan zal ik je alles leren. Zoeten wijn wordt je dagelijkse drank. Maar ik reken erop dat je ziel uiteindelijk te gronde zal gaan…. 11 Fragment 3 Emmeken en Moenen winnen zieltjes voor de hel in de kroeg p.25 t/m 33 (minimaal 6 acteurs, 1 filmer) D: Nu zijn we in Antwerpen zoals je graag wilde. We zullen de bloemetjes eens flink buiten zetten! Kom we gaan in Den Boom een kruik wijn drinken. M: In de boom zegt u? D: Ja, liefje, daar zul je alle verkwisters zien die zich niet kunnen beheersen, alle hoeren, alle hoerenlopers, die met hun dronken kop rustig tien kruiken wijn betalen in plaats van de vier die ze gedronken hebben. M: Daar verheug ik me op, ik zie niet liever dan die manier van leven. D: Als je wilt, gaan we voor we weggaan, daar nog even in de gildekamer drinken. Ga zitten, liefje. Hé waard, iets goeds! Het zou jammer zijn als het in het vat verzuurde! De bediende: Wat voor wijn wilt u, mijn beste? D: Een kruik witte en een kruik kruidenwijn voor mijn vriendin. En een kruik zoete wijn. Die verwarmt het lichaam en geeft het weer levenslust als men zich suf voelt. De bediende: Dat is beslist waar! Iets goeds! Hé daar! Iets goeds! Kijk uit! Het allerbeste! Het allerbeste in volle kruiken! Een drinkebroer: Kijk Heinze, wat een mooie vrouw daar gaat zitten. Andere drinkebroer: Je hebt gelijk, en wat een lekkere kerel! De ene: Zullen we met onze kruik bij hen gaan zitten? En als we horen dat het maar zijn liefje is, dan zullen we hem haar afhandig maken. De andere: Hij gaat vanavond aan het mes, want het is een lelijke lomperik. En het vrouwtje kan niet mooier. Die is vanavond voor mij, als het tenminste alleen maar zijn liefje is. Je helpt me toch wel? De ene: Verdraaid, jazeker, reken er maar wel op dat ik je daarbij zal helpen! God zegene je, zuipschuit! D: Drink met ons mee, makkers! De andere: Nee drinkebroer, wij hebben hetzelfde, maar mogen we bij jullie gaan zitten? D: Natuurlijk, al was het tot elf uur. Tegen goed gezelschap kan ik geen bezwaar hebben. De ene: Als ik vragen mag, waar komen jullie vandaan? D: Uit Den Bosch. M: Lieve Moenen, was het niet de geometrie waardoor ik precies kan zeggen hoeveel druppels wijn er in een kruik zitten? D: Inderdaad, liefje, heb je die kunst nog goed onthouden? Ik heb het je gisteren geleerd. M: Inderdaad, en logica leerde je me daarna ook nog. Derde drinkebroer: Vriend, wat zegt je vriendin daar? Kan ze dat uitrekenen? Iets vreemders heb ik nooit gehoord. D: Ze kan nog wel meer! Ze kan de zeven vrije kunsten en zou het durven opnemen tegen de knapste geleerde uit Parijs of Leuven. De andere: Beste vriend, ik hoop dat u toestaat dat wij wat van haar te zien of te horen krijgen. De ene: Ja, toe, ik trakteer op een paar glazen wijn. En als iemand u hindert: wij zullen ons bloed voor u vergieten! D: Dat referein dat je gisteren maakte tijdens het middagmaal, laat dat horen. M: Liever niet, in de rethorica ben ik een beginneling. Toch zou ik de dichtkunst graag beoefenen om zo de zeven vrije kunsten in aanzien te doen stijgen. Rethorica is door inspanning niet te leren, het is een kunst die vanzelf moet komen. Het is een gave van de Heilige Geest. De andere: Toe meisje, moeten we er nog meer om smeken? De ene: Laat ons toch iets horen. Wij zijn met alles tevreden. M: Nou, stil dan! Ik zal jullie een versje laten horen. ……. Schande over alle botte, onnozele mensen Die de kunst willen stellen naar hun hand, want Alleen echte kunst zal iedereen wensen. Kunst hoort op eerste stand, want Kunst doet bloeien menig charmant land. Ere aan allen die voor de kunst zijn geboren, 12 Schande hij die de kunst uit zijn geestesland bant. Daarom laat ik deze regel nog eens horen: Pas door onkunde gaat de kunst echt verloren. ….. (om dit te kunnen horen, verzamelden zich veel mensen, de duivel ging opschudding veroorzaken zodat iemand werd doodgestoken, de dader werd onthoofd. Zo werkten Emmeken en Moenen verder, dagelijks werden er door hun toedoen veel moorden, doodslagen en andere misdaden gepleegd. Hij werd hier heel blij van.) Fragment 4 Emmeken wil naar haar familie in Gelderland en ziet het wagenspel p.35 t/m 45 (5 acteurs, 1 filmer) Nadat Emmeken en Moenen ongeveer zes jaar in Antwerpen in de Gulden Boom hadden gewoond, kreeg zij het verlangen haar oom en haar andere familie in Gelderland te bezoeken. D: Emmeken, ik weiger je niet graag iets. Je zegt dat je je familie wilt opzoeken? M: Ja, heel graag. Mijn tante in Nijmegen en mijn oom in Venlo heb ik al zes of zeven jaar niet gezien. Niemand van mijn familie weet waar ik naartoe ben gegaan. En mijn oom hield zoveel van mij. D: Het gebed van die huichelaar heeft me vaak machteloos gemaakt als ik dacht haar de ledematen te kunnen breken. Ik zou haar allang de nek hebben gebroken, maar zijn gebed tot de vrouw in het wit zorgt dat ze mij steeds ontkomt. M: Wat zeg je, Moenen? D: Niets, lieve Emmeken. Ga maar afrekenen bij de herbergier en morgen gaan we naar je familie. Heus, het zal niet in mijn nadeel zijn dat we naar haar oom, de pastoor gaan. Als hij even niet oplet, breek ik hem zijn nek. ….. D: Wel, Emmeken, nu zijn we dan in Nijmegen aanbeland. Het is zelfs de dag van de processie. Je zei dat je tante hier woonde, wil je haar niet gaan opzoeken? M: Ik kan er wel heengaan, maar ik denk er niet over haar om onderdak of te eten of drinken te vragen, ze zou weer kunnen gaan schelden. D: Ik denk namelijk dat dat geen zin heeft, je tante is al drie jaar dood. M: Wat, dood? D: Ja, lieve schat. M: Hoe weet je dat Moenen? D: Ik weet het zeker. M: Wat erg D: Toch is het zo M: Wacht eens, wat zie ik daar? Is er iets aan de hand? D: Nee schat, ze gaan een wagenspel spelen. M: Ja, dat wordt ieder jaar op deze dag gedaan. Het is het spel van Masscheroen. De waarde van dit spel is niet in woorden uit te drukken. Mijn oom ging er altijd speciaal naar toe. Toe Moenen, laten we gaan luisteren. D: Het is flauwe kletspraat. Vooruit, laten we iets gaan eten en drinken. M: Ach Moenen, het moet zo goed zijn. Ik heb mijn oom vroeger horen zeggen dat dit spel beter is dan menige preek. Deze spelen bevatten soms goede gelijkenissen. Dus liefste, ik zou het graag willen zien. D: Ik heb het liever niet. Bij Lucifers achterste, ik ben bang dat zij iets in het spel hoort waardoor ze berouw of spijt zou kunnen krijgen, dan komt er niets van mijn verwachtingen. M: Toe Moenen, laat mij luisteren. D: Goed dan, maar als ik je roep moet je meteen komen, anders word ik kwaad. 13 Het spel Masscheroen: Ik, Masscheroen, advocaat van Lucifer zal mijn zaak met spoed in hoger beroep brengen bij de opperste Rechter. Waarom is hij voor de zondigende mensheid barmhartiger en genadiger dan voor ons verdoemde geesten? Al zou één mens alle misdaden op aarde hebben gepleegd, dan nog komt hij, als hij berouw toont, voor genade in aanmerking! Terwijl wij, zielige duivels, die slechts in een opwelling iets deden, daarvoor in de afgrond zijn gestoten. Daarom vraag ik u barmhartige God, waarom wordt ons die vergiffenis onthouden, terwijl de mens iedere dag zondigt? God: Ik vergeef iedereen die tijdens zijn leven berouw toont en op tijd inziet dat ik een barmhartige en rechtvaardige God ben. Mas: Uw gerechtigheid faalt vaak. In de tijd van Abraham en Mozes en David was U rechtvaardig, maar nu, als zou een kind zijn moeder verkrachten of zijn vader slaan of zijn broer beschuldigen van alle kwaad, als hij maar spijt heeft, vergeeft u hem meteen. God: Waarom ben ik dan zo schandelijk aan het kruis gestorven? Alleen omdat ieder mens in aanmerking kan komen voor mijn Vaders genade. Mas:De mensen zijn nu nog slechter geworden. God: Daar hebt u gelijk in Masscheroen. Misschien moet ik ze met mijn zwaard der gerechtigheid straffen en zware plagen sturen. Onze Lieve Vrouwe: Oh, Kind, het doet me verdriet als je de mensen tot straf veroordeelt. Ik smeek je, laat ze met rust. Stuur ze eerst voortekenen en aankondigingen. Aardbevingen, dubbele zonnen, sterren met staarten, zodat ze zien dat je boos bent, dan beteren ze hun leven wel. God: Nee moeder, dat is vergeefse moeite. Ik heb ze al zo vaak laten schrikken met voortekenen. De Pest, oorlog, hongersnood. Ze blijven denken: Waarom zou ik me zorgen maken, als ik op het eind van mijn leven maar berouw toon, zal de barmhartige God zich heus wel over mij ontfermen. (Emmeken kreeg spijt….) M: God, ik word warm van ontroering bij het horen van dit wagenspel. Ik hoor zoveel argumenten dat ik berouw krijg. D: Nou, blijven we hier staan? Hé luister eens! Kom ,we gaan. M: Nee, het heeft geen zin te roepen, te trekken of te sleuren. Zolang dit spel duurt, krijg je me hier niet weg. Dit is beter dan een preek. D: Verdraaid, bij Lucifers billen. Ik kan er niet tegen dat ze hier blijft staan. Straks krijgt ze berouw. Ik wacht nog even, maar als ze dan niet meegaat, dan dwing ik haar met geweld. Het spel ging verder. Mas:God, vindt U het goed dat Lucifer en de zijnen de mensen wat gaan straffen voor hun misdaden en zondigheid? Anders komt er nooit een einde aan. Als U wilt dat de mensen U erkennen, moet U ze pijn gaan doen. God: Masscheroen, misschien is dat wel het verstandigste. Maria: Oh, Zoon! De mensen zullen zich in alle opzichten beteren. Straf hen toch niet te snel Denk aan de borsten waaruit je gedronken hebt, de buik waar je in hebt gezeten, al het bloed dat je verloren hebt. Was dat niet allemaal voor de mensen? God: Ja, ik heb dat gezegd: al zou één mens alle zonden van de wereld begaan hebben en Mij dan berouwvol erkennen, dan nog zou hij gered zijn. Ik doe dat liever dan één ziel verloren laten gaan. Oh mensheid, bedenk dit toch! Fragment 5 Emmeken heeft grote spijt… p.45 t/m 61 (4 acteurs, 1 filmer) M: Pas nu beginnen de tranen over mijn wangen te stromen. Oh, wat een wroeging heb ik gekregen door het horen van dit verhaal. Oh God, zou ik ook Uw genade nog ontvangen als ik tot inkeer zou komen? Ik ben bang van niet. Ik heb teveel toegegeven aan het kwade in mij. 14 D: Verdraaid Modicack, de vonken schieten uit mijn ogen, dit meisje krijgt spijt!!! Kom, we gaan ergens een wijntje drinken. M: Ga weg, laat me met rust, vuile duivel! Hoe kan ik ooit jouw kant gekozen hebben en God vergeten hebben?! Ik heb zo’n spijt dat mijn hart bezwijkt. Ik val flauw! D: Verdraaid, bij Lucifers levers, longen en milten! Ik kan wel brullen, vonken schieten en gillen. Mijn plan zal mislukken. In duivelsnaam, sta op of ik smijt je zonder meer in de helleketel! M: Oh Heer, ontferm u over mij! D: Oh, zit het zo.Ik neem haar de lucht in en gooi ‘r dan naar beneden. (toen zag haar oom Emmeken) (de duivel gooide haar naar beneden om haar nek te breken) O: Als ze haar nek niet gebroken heeft, dan heeft ze echt geluk gehad. Kent u haar soms? Burger: Ik zou wel willen gaan kijken, maar het is zo’n gedrang. Loop maar achter me aan, mijnheer. Kijk ze is bewusteloos. O: Dat is geen wonder. Oh, ik word niet goed, sta me bij, ik smeek u. Burger: Wat is er mijnheer? U wordt lijkbleek! O: Sterven is wat ik wil. Burger: Wat is er? O: Het is mijn nichtje! Daarom heb ik zo’n verdriet. Ik heb haar zeker zeven jaar gezocht. En nu ligt ze hier met een gebroken nek. Burger: Weet u zeker dat ze het is? O: Zou ik haar niet herkennen? D: Verdraaid, bliksems, ik doe het van woede in mijn broek. Wat moet ik doen? Dat is haar oom. Zijn gebed is een bedreiging. Burger: Kijk mijnheer, ik zie haar bewegen. O: Bewegen! Ja! Ze beweegt! M: Ai, wat is er gebeurd? Waar ben ik? Oh Heer, zou ik uw genade nog mogen krijgen? O: Als je nog kunt praten Mariken, zeg dan iets tegen mij. Ik heb je zo gemist en nu vind ik je hier op deze manier. M: Ben jij het oom? Ik ben zo bang dat ik voor eeuwig verdoemd ben. O: Nicht, je vergist je. Alleen hij die zichzelf opgeeft is verloren. Maar hoe kom je hier? Net was je nog heel hoog in de lucht. Ik heb nog nooit iemand zo hoog gezien. M: Lieve oom, het is teveel om je nu precies te vertellen wat ik allemaal heb meegemaakt. Maar ik had me overgeleverd aan de duivel en zeven jaar met hem geleefd. Geen enkel kwaad haalt het bij het mijne. Het spel van Masscheroen bracht me tot inkeer, maar dat wilde de duivel niet en hij nam mij hoog mee de lucht in. O: Was de duivel bij je? M: Ja. O: Help me God! Die kerel moeten we van je verdrijven als je ooit in de hemel wilt komen! D: Ah huichelaar, dat gaat je niet lukken. Ik grijp haar met huid en haar en neem ‘r mee naar de plaats waar men niet zuinig is met zwavel en pek. O: Oja, gemene duivel? D: Jazeker, bastaard, huichelaar! O: Dat ga ik je beletten. Ik heb hier ergens een bezweringsspreuk op een papiertje. Dan praat je wel anders. D: Ohoh, mijn haren gaan rechtop staan, wat moet ik doen? Wat zal ik afgeranseld worden! Dit gaat ‘m niet worden! O: Kom Mariken, ik breng je naar deze deken en maak een vuurtje. Je hebt vast iets gebroken. M: De pijn doet me niks, oom. Het kan me niets schelen wat er met me gebeurt, als ik maar vergeven word. O: Dan zul je zeker Gods rijk betreden. We gaan dagelijks in de Bijbel lezen, er gaat niets boven berouw op het laatste moment. 15 Fragment 6 Emmeken bij de Paus (3 acteurs, 1 filmer) M: Ik ben de vriendin van de duivel geweest, meer dan zeven jaar heb ik met hem Verkeerd, gereisd en – denkt u eens in – als man en vrouw samengeleefd. Heb ik dan geen reden om van streek te zijn? P: Wat zeg je kind? Met de duivel? M: Ja, eerwaarde Vader. De paus: En wist je wel dat het de duivel was hij bij je kwam? M: Och, ja, dat wist ik, daarom klaag ik juist. De paus: Hoe kon je nu met hem optrekken als je wist dat hij de duivel was? M: Vader, het goede leven, het vele geld en het vele bezit dat hij mij bezorgde, maakte dat ik het deed, hoewel ik er nu van gruw. Ik kon niets bedenken of hij zorgde dat ik het kreeg. Maar wat mij nog het allerverdrietigst maakt, is dat zo veel mensen hun leven hebben verloren op de plaatsen waar wij waren. Meer dan tweehonderd zijn er alles bij elkaar door mijn toedoen vermoord, vereerde Vader. De paus:Sta me bij, verheven Godheid. Zulke daden zullen u ongetwijfeld bedroeven. M:Oh, Vader, help me als u kunt. Leg me boetedoening op voor we hier weggaan. Het kan me niet schelen hoe zwaar die is. De paus: Ik durf nauwelijks zo’n groot beroep te doen op de barmhartigheid van onze Heer. Wat? Je zou bij de duivel gewoond hebben? Zo’n zonde heb ik nog nooit horen biechten. En dan hebben door jouw streken ook nog zo velen hun leven verloren! K weet niet welke boetedoening ik zou moeten kiezen die zwaar genoeg is voor zulke zondige daden: met de duivel leven, het is al te beestachtig. Oh, ondoorgrondelijke God, vol van genade, ik vraag U om raad in deze aangelegenheid. Ik ben in de grootste verlegenheid. Oh, rechtvaardige Rechter, zend mij toch een ingeving vanuit Uw heerlijkheid. Hé, daar schiet me iets te binnen….. Het zou me verdriet doen als je verdoemd zou zijn. Roep de priester die met je mee kwam, dan zul je je boetedoening horen. M: Waar bent u, oom. O:Ik sta hier voor de deur vol spanning en angst te wachten hoe het afloopt. De paus :Luister naar mijn uitspraak. Het zou mij spijten en het zou ook zeker betreurenswaardig zijn als er iemand verloren ging als het vermeden zou kunnen worden. Ook God zou dat liever niet laten gebeuren. Kijk, hier zijn drie ijzeren ringen. De grootste moet u om haar hals bevestigen, de andere om haar armen, flink stevig en strak. Die ringen moet ze net zo lang dragen tot ze versleten zijn of tot ze vanzelf afvallen. Dan zullen haar zonden geheel vergeven zijn, pas dan is haar vergiffenis geschonken. O : Ik ben bang dat het nog heel lang zal duren voordat ze afvallen. Ze zijn zo ruw, zwaar en dik. In honderd jaar zal nog geen kwart van de dikte slijten. De paus:Het is mogelijk dat ze, door te volharden in hartstochtelijke boetedoening, zich zo van haar schuld bevrijdt dat ze vanzelf van haar armen en hals zullen vallen. Maar maak ze stevig vast. O:Goed Vader, ik zal ze zo stevig vastmaken dat ze nooit meer losgaan of het zou door Gods toedoen moeten zijn. Oh, opperste priester en geestelijk leider, met uw verlof zullen we u verlaten en terugreizen naar het land vanwaar wij kwamen. De paus:Moge de hoogste Beschermer uw smart hoe langer hoe lichter maken. O:Vaarwel, Heilige Vader De paus : Ga met God dochter, en volhard in je boetedoening, want in de hemel wordt je standvastige boetedoening op hoge prijs gesteld: meer dan iets anders kan boetedoening smart genezen. … Zo heeft Emmeken haar boetedoening ontvangen van de paus. Haar oom maakte de ringen meteen zo stevig vast om haar hals en armen dat ze gedurende haar hele leven niet meer afkonden of het zou een wonder van Onze Lieve Heer moeten zijn. (Emmeken ging hierna naar Maastricht waar ze, met behulp van haar oom, non werd in het klooster voor bekeerde zondaressen.) Emmeken leefde in het bovengenoemde klooster zo vroom en ze onderging zo’n strenge boetedoening dat de barmhartige Christus haar al haar zonden vergaf. Hij zond zijn engel naar waar zij lag te slapen. Deze deed haar de ringen af. Emmeken was hier zeer verheugd over. 16 Opdracht 2 Na het lezen en (deels) verfilmen van de Mariken van Nieumeghen en de aanvullende uitleg van de docent, ben je inmiddels goed bekend met de inhoud van de Mariken van Nieumeghen. Probeer nu onderstaande vragen te beantwoorden. Vergeet niet, Mariken van Nieumeghen staat op de literatuurlijst dus op je mondeling kunnen we hier vragen over stellen. a) De middeleeuwse tekst Mariken wordt gezien als een mirakelspel. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt. b) In de hele tekst zijn er voor het publiek tekenen dat Mariken, die haar ziel aan de duivel verkocht in ruil voor kennis, toch niet definitief verloren is. Probeer hier twee voorbeelden van te vinden in de tekst. c) In de tekst komt op het einde een wagenspel in de tekst voor. Vertel kort waar het wagenspel over ging en leg uit wat de functie van dit wagenspel is geweest in de tekst. 17 Samenvatting Hamlet De wachters van het Deense slot Elsinore zijn al drie keer opgeschrikt door de geest van hun voormalige koning, Hamlets vader. Ze stellen Hamlet op de hoogte. Hamlet heeft zich sinds de dood van zijn vader teruggetrokken. De redenen hiervoor zijn het verlies van zijn geliefde vader en het feit dat zijn moeder met Claudius, de broer van zijn vader, getrouwd is. Door dit volgens de zeventiende-eeuwse wetten incestueuze huwelijk werd Claudius koning. Toen Hamlet samen met zijn vriend Horatio het kasteel beklom om de geest van zijn vader te spreken kreeg hij te horen wat hij al vermoedde, namelijk dat zijn vader vermoord is door zijn eigen broer. Zijn vader wil dat Hamlet wraak neemt, alleen dan vindt hij rust. Hamlet mag Gertrude, zijn moeder, echter niet krenken, omdat de hemel haar zal straffen voor haar zonden. Hamlet verkeert nu in tweestrijd. Waarom en wat doet hij? (A)________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Claudius heeft het ondertussen zwaar. Fortinbras, de jonge koning van Noorwegen dreigt Denemarken binnen te vallen. Hij stuurt gezanten naar het Noorse hof om te onderhandelen. Deze bereiken dat Fortinbras van de inval afziet. De problemen thuis zijn minder makkelijk op te lossen voor Claudius. Zijn geweten breekt hem op, vanwege het overhaaste huwelijk met Gertrude. Hij maakt zich tevens zorgen om Hamlet, omdat die zijn wrok jegens Claudius duidelijk laat blijken. Omdat Claudius bang is dat Hamlet hem van de troon wil stoten, ontbiedt hij twee vrienden van Hamlet van de universiteit van Wittenberg, Rosencrantz en Guildenstern en geeft hen de opdracht Hamlet in de gaten te houden. Ook Claudius’ raadsheer Polonius houdt Hamlet in het oog. Dan verschijnt er een rondreizend toneelgezelschap aan het hof. Hamlet laat het toneelgezelschap een door hemzelf geschreven scène spelen, waarin precies gebeurt wat de geest hem verteld had. Buiten Hamlets weten om heeft Polonius zich achter een gordijn verstopt in het vertrek van zijn moeder. Tijdens het gesprek met zijn moeder doodt Hamlet Polonius met zijn zwaard. Claudius stuurt Hamlet dan weg naar Engeland, samen met Rosencrantz en Guildenstern. Deze hebben een brief bij zich voor de Engelse koning met het verzoek Hamlet ter dood te brengen. Hamlet doorziet het plan en verandert de brief zodanig dat Rosencrantz en Guildenstern ter dood worden gebracht. Zelf reist hij terug naar Denemarken. In Hamlets afwezigheid verschijnt Polonius’ zoon Laertes op het hof om de moord op zijn vader te wreken. Hij denkt dat Claudius hiervan de dader is. Claudius heeft per brief vernomen dat Hamlet nog leeft en ziet in Laertes een mogelijkheid om zich alsnog van Hamlet te ontdoen. Hij vertelt Laertes dat Hamlet de dader is en legt hem uit hoe hij zich kan wreken. Laertes zal Hamlet uitdagen tot een duel. Laertes zal hierbij vechten met een degen zonder beschermde punt, die vergiftigd is. Voor het geval Hamlet ongedeerd blijft, houdt Claudius een beker met vergiftigde wijn achter de hand. Laertes voelt zich gesterkt in zijn wil om Hamlet te doden door de aanblik van Ophelia, die door het verdriet om haar vader en de afstoting van Hamlet krankzinnig is geworden. Kort na de terugkeer van Laertes verdrinkt Ophelia. Hamlet heeft ‘s nachts afgesproken met Horatio op het kerkhof. Even later verschijnt een begrafenisstoet. Tot Hamlets schrik krijgt hij te horen dat het Ophelia is die begraven wordt. Als Laertes uit verdriet in het graf springt verraadt Hamlet zichzelf door ook in het graf te springen en zijn liefde jegens Ophelia te uiten. Hamlet en Laertes raken in een gevecht 18 verzeild. Claudius kan dit gevecht slechts stoppen door Laertes te vertellen dat hij zijn wraak nog zal krijgen. De volgende dag vindt het duel tussen Hamlet en Laertes plaats. Wie gaan er dood en hoe? (B)________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ De lijken worden weggedragen door het gevolg van Fortinbras, die net zegevierend is teruggekeerd uit Polen. Hamlet heeft aangegeven dat hij wil dat Fortinbras het koninkrijk gaat leiden. Opdracht 3 In Hamlet komen veel verschillende personages voor. Het kan in dergelijke gevallen handig zijn om de onderlinge verhoudingen eens schematisch uit te tekenen, voordat je naar het stuk gaat kijken. We noemen dat een ‘sociogram’. Maak een sociogram van Hamlet. Op de volgende pagina staat de lijst van personages opgesomd, zoals dat ook voorin het toneelstuk staat. Het kan je misschien helpen. Je docent zal je op weg helpen. 19 THE CHARACTERS IN THE PLAY GHOST of Hamlet, lately King of Denmark Claudius, his brother, now KING of Denmark Gertrude, QUEEN of Denmark, widow of the late King en and now wife of his brother Claudius HAMLET, son of the late King Hamlet and of Gertrude POLONIUS, counsellor to the King LAERTES, son of Polonius OPHELIA, daughter of Polonius REYNALDO, servant of Polonius HORATIO, friend of Prince Hamlet VOLTEMAND CORNELIUS ROSENCRANTZ GUILDENSTERN members of the Danish court OSRICK A LORD GENTLEMEN FRANCISCO BARNARDO MARCELLUS soldiers FORTINBRAS, Prince of Norway Opdracht 4 Bekijk de samenvatting van Hamlet. Kan je elementen aanwijzen die volgens jou erop duiden dat Hamlet geen middeleeuws toneelstuk is? 20 Opdracht 5 Hamlet is geschreven door de bekende Engelse schrijver William Shakespeare. Zoek op internet de antwoorden van de volgende vragen. 1. Van wanneer tot wanneer leefde Shakespeare? 2. Waar leefde Shakespeare? Noem land en plaats(en). 3. Hoe wordt de periode genoemd waarin Shakespeare leefde? Wat betekent dat? 4. Hoe wordt Shakespeare ook wel genoemd? 5. Noem drie van zijn bekendste werken (niet Hamlet). 6. Wanneer is Hamlet geschreven? 7. Wat is een soliloquy en welke rol speelt dat in Hamlet? 8. Wat is de volledige titel van Hamlet? 9. Tot welk genre behoort Hamlet? 21 Renaissance (1500 - eind 17e eeuw) De Renaissance is ontstaan na de Val van Constantinopel (Byzantium; Istanbul) in 1453. De Turken veroverden deze stad op de Romeinen, die op hun vlucht naar Italië de cultuurschatten uit de klassieke oudheid in veiligheid brachten. Bestudering daarvan leidde tot een herwaardering van dit oude gedachtegoed. De zestiende en de zeventiende eeuw noemen we in de Nederlandse en de Engelse literatuurgeschiedenis de Renaissance. Het woord ‘renaissance’ betekent wedergeboorte. In dit geval gaat het dus om de wedergeboorte van de Griekse en Romeinse culturen uit de klassieke oudheid (500 voor Christus – 500 na Christus). Elementen uit deze cultuur gingen een belangrijke rol spelen. Hierbij kun je denken aan ideeën over architectuur, godsdienst, wetenschap en literatuur. In de Renaissance staat het mensbeeld centraal, in tegenstelling tot in de middeleeuwen, die voor de Renaissance waren. Toen stond God centraal. Dit heeft nogal wat gevolgen voor de denkwijze van de renaissancisten. Men vond dat de mens zelfstandig moest worden en op onderzoek uit moest gaan (ontdekkingsreizen!). Mensen die zich zo veelzijdig mogelijk hadden ontwikkeld, noemde men ‘homo universalis’. Een bekend voorbeeld is Leonardo da Vinci. Hij kon alles schilderen, beeldhouwen, filosoferen, schrijven en zelfs uitvinden. Ook in de literatuur uit de Renaissance zie je het centrale mensbeeld terug. De brief wordt bijvoorbeeld een literaire vorm en ook in de klassieke tragedie (zie hieronder) staat de mens (de held) centraal. Bovendien vind je in de literatuur de invloed van de klassieke oudheid terug. Schrijvers in de Renaissance probeerden klassieke voorbeelden te vertalen (translatio), na te doen (imitatio) en soms zelfs te verbeteren (aemulatio). Dat was nog lastig, aangezien de klassieke genres (tragedie, komedie, lofdicht) aan veel regels waren gebonden. Na de Renaissance volgt de barok. In deze periode neemt religie weer een grotere plaats in en speelt het gevoel een belangrijke rol. Emoties werden vaak op een grootse, overweldigende manier geuit. Denk in de architectuur bijvoorbeeld aan veel versieringen, in de schilderkunst aan veel kleur en in de literatuur aan overdrijvingen. Een veel beoefend genre in de barok is een speciale vorm van de tragedie, namelijk het koningsdrama. Dit gaat over de val van machtige vorsten. Omdat Shakespeare veel koningsdrama’s geschreven heeft, wordt hij soms niet tot de Renaissance maar tot de barok gerekend. Bekende namen uit de Renaissance: Shakespeare, Leondardo da Vinci, Erasmus, Luther, Constantijn Huygens en P.C. Hooft Opdracht 6 Kan je enkele elementen aanwijzen waar je aan kan zien dat Hamlet in de Renaissance is geschreven? 22 De klassieke tragedie Zoals gezegd is de klassieke tragedie een belangrijk (toneel)genre uit de Renaissance, of eigenlijk uit de klassieke oudheid. De Grieken voerden al tragedies op. De regels waar de tragedie aan moest voldoen komen dan ook uit de klassieke oudheid. In de Renaissance probeerden schrijvers de tragedies uit de klassieke oudheid te vertalen (translatio) of na te doen (imitatio), bijvoorbeeld door het plot hetzelfde te houden, maar de personen iets te veranderen. Sommige schrijvers waagden zich zelfs aan een aemulatio, een verbetering van het oorspronkelijke werk. Klassieke tragedies gaan altijd over hooggeplaatste personen die ten onder gaan. Een bijzondere vorm van de klassieke tragedie is het koningsdrama, daarin is de hooggeplaatste persoon altijd een koning. Shakespeare schreef veel van deze koningsdrama’s, bijvoorbeeld Hamlet en MacBeth. De hoofdpersoon gaat ten onder omdat hij over bepaalde grenzen heen gaat. Het gaat niet altijd om wettelijke grenzen, maar soms ook om morele grenzen (de hoofdpersoon pleegt bijvoorbeeld overspel). De hoofdpersoon wordt dus gestraft voor zijn slechte daden. Een tragedie werd in verheven, poëtische taal geschreven. De inhoud was daar ook naar, vaak kwam de stof uit de klassieke oudheid, de vaderlandse geschiedenis of de bijbel. Schrijvers lieten soms tussen de regels door weten wat zij van bepaalde eigentijdse problemen vonden. Oplossingen komen vaak letterlijk uit de lucht vallen, dit heet een ‘deus ex machina’. Het betekent dat een godheid met behulp van een machine uit de hemel op het toneel neerdaalt en de oplossing brengt. De vorm van de tragedie is gebonden aan strenge regels. De klassieke tragedie bestaat altijd uit vijf bedrijven, vier reien en drie eenheden. Vijf bedrijven betekent dat het toneelstuk is opgedeeld in vijf hoofdstukken. Tussen deze hoofdstukken door kwam de rei, een soort koor, een groep personen die commentaar levert en de gevoelens van de toeschouwers verwoordt. De drie eenheden zijn eenheid van plaats, tijd en handeling. Het stuk mocht zich dus maar op één plaats afspelen, het verhaal moest zich binnen vierentwintig uur afspelen en er mocht maar sprake zijn van één verhaallijn. Je snapt dat dit voor een schrijver behoorlijk lastig kon zijn. Lang niet alle tragedies hebben dan ook al deze kenmerken. Bekende klassieke tragedies: Ghijsbrecht van Aemstel – Joost van den Vondel, Geraerd van Velsen – Pieter Cornelisz. Hooft, MacBeth – William Shakespeare In het kort: klassieke tragedies gaan over hooggeplaatste personen die ten onder gaan vijf bedrijven, vier reien, drie eenheden toneel in verheven, poëtische taal het genre komt oorspronkelijk uit de klassieke oudheid Opdracht 7 Zoek uit of Hamlet voldoet aan de eenheid van plaats, tijd en handeling. 23 Bekijk de film tot aan 0.47.10 Opdracht 8 Beantwoord deze vragen tijdens het kijken naar de film. De antwoorden worden later besproken door je docent. 1. Weet je nog wat beeldspraak is? Ze komen veelvuldig voor in Hamlet. Noteer minimaal 5 verschillende metaforen. 2. Waarom waarschuwt Laertes Ophelia voor Hamlet? 3. Wat is volgens Polonius de oorzaak van Hamlets waanzin? 4. Wat denkt zijn moeder dat de oorzaak van de waanzin is? 5. Wat is de werkelijke reden dat Hamlet zich als een waanzinnige gedraagt? 6. Waarom wordt Hamlet zo boos op Ophelia? Opdracht 9 Je hebt inmiddels het eerste fragment van de film bekeken. We zijn nu aanbeland bij de soliloquy. a) Beschrijf in een paar regels wat Hamlet tot nu toe te weten is gekomen. Wat zou jij nu doen, als je Hamlet was? b) Probeer het fragment globaal in het Nederlands te vertalen. Met welk dilemma worstelt hij? c) Het beroemde citaat: ‘to be or not to be, that’s the question?’ kent vele interpretaties. De vertaling is hieronder niet opgenomen. Wat denk jij dat het betekent? d) Schrijf in minimaal 75 woorden een advies aan Hamlet. Wat moet hij doen volgens jou? Originele tekst Enter Hamlet Moderne interpretatie Hamlet Enters HAMLET To be, or not to be – that is the question; HAMLET The question is: … Whether ‘tis nobler in the mind to suffer The slings and arrows of outrageous fortune Or to take arms against a sea of troubles And by opposing end them. To die, to sleep No more – and by a sleep to say we end The heartache and the thousand natural shocks that flesh is heir to. ‘Tis a consummation devoutly to be wished. To die, to sleep - to sleep – perchance to dream. Ay, there’s the rub. For in that sleep of death what dreams may come when we have shuffled off this mortal coil Must give us pause. There’s the respect That makes calamity of sol on life. Is it nobler to put up with all the nasty things that luck throws your way, or to fight against all those troubles by simply putting an end to them once and for all? Dying, sleeping— that’s all dying is—a sleep that ends all the heartache and shocks that life on earth gives us— that’s an achievement to wish for. To die, to sleep—to sleep, maybe to dream. Ah, but there’s the catch: in death’s sleep who knows what kind of dreams might come, after we’ve put the noise and commotion of life behind us. That’s certainly something to worry about. That’s the consideration that makes us stretch out our sufferings so long. For who would bear the whips and scorns of After all, who would put up with all life’s 24 time, th’opressor’s wrong, the proud man’s contumely, the pangs of despised love, the law’s delay, the insolence of office, and the spurns that patient merit of th’unworthy takes, When he himself might his quietus make with a bare bodkin? humiliations—the abuse from superiors, the insults of arrogant men, the pangs of unrequited love, the inefficiency of the legal system, the rudeness of people in office, and the mistreatment good people have to take from bad—when you could simply take out your knife and call it quits? Who would fardels vear, To grunt and sweat under a weary life, But that the dread of something after death, The undiscovered country, form whose bourn No traveller returns, puzzles the will, And make sus rather bear those ills we have. Than fly to others that we know not of? Thus conscience does make cowards of us all; Who would choose to grunt and sweat through an exhausting life, unless they were afraid of something dreadful after death, the undiscovered country from which no visitor returns, which we wonder about without getting any answers from and which makes us stick to the evils we know rather than rush off to seek the ones we don’t? Fear of death makes us all cowards, And thus the native hue of resolution Is sicklied o’er with the pale cast of thought, And enterprises of great pitch and moment With this regard their currents turn awry And lose the name of action. Soft you now, The fair Ophelia – Nymph, in thy orisons Be all my sins remembered. and our natural boldness becomes weak with too much thinking. Actions that should be carried out at once get misdirected, and stop being actions at all. But shh, here comes the beautifulOphelia. Pretty lady, please remember me when you pray. OPHELIA Good my lord, How does your honour fort his many a day? OPHELIA Hello, my lord, how have you been doing lately? HAMLET I humbly thank you, well, well, well. HAMLET Very well, thank you, well, well, well. OPHELIA My lord, I have remembrances of yours that I Have longed long to re-deliver. I pray you now receive them. OPHELIA My lord, I have some mementos of yours that I’ve been meaning to give back to you for a long time now. Please take them. …(etc.) … (etc.) Bekijk nu de soliloquy van de film en beantwoord onderstaande vragen. 1. In welke ruimte spreekt hij de soliloqui uit? Waarom is hiervoor gekozen? 2. Vergelijk het einde met de tekst van de soliloquy hierboven. Wat vind je ervan dat de volgorde veranderd is in de film? 3. Vul nu de samenvatting hierboven aan bij de letter A. Kijk de film verder af en beantwoord tijdens het kijken de onderstaande vragen. 25 4. Heb je nog geen 5 metaforen gevonden? Je krijgt nog een kans! 5. Wat zegt hij tegen Rosencrantz en Guildenstern? zegt hij iets over de wind. Wat bedoelt hij daarmee? 6. Wat wil Hamlet met het toneelstuk bereiken en waarom? 7. Hoe heeft Hamlet het toneelstuk genoemd? 8. Waarom zegt Hamlet dat Ophelia in een klooster moet? 9. Waarom vermoordt hij Claudius in eerste instantie niet? 10. Waarom vermoordt hij Polonius? 11. Als Hamlet bij de begraafplaats komt ziet hij een schedel, van wie is de schedel? 12. Waarom straft Claudius Hamlet niet voor de moord op Polonius als hij terugkomt uit Engeland? 13. Bekijk het einde en vul de samenvatting hierboven aan bij letter B. Je hebt nu de hele film gekeken. Beantwoord de onderstaande vragen. Opdracht 10 Welke rol speelt godsdienst in het verhaal? Opdracht 11 1. Waarom heeft Shakespeare het personage Fortinbras in Hamlet opgevoerd, denk je? 2. Fortinbras speelt in de film geen rol. Hij wordt niet eens ter sprake gebracht. Waarom heeft de regisseur hiervoor gekozen, denk je? 3. Vind je het een goede keuze of mist er nu iets? Opdracht 12 Is Hamlet een klassieke tragedie? Waarom wel of waarom niet? Opdracht 13 Hamlet is een echte held! Geef in 100 woorden aan of je het hiermee eens bent of niet en waarom. Opdracht 14 Kijk nog eens terug naar de dialoog tussen Hamlet en Ophelia. In het laatste stukje zegt Ophelia dat ze nog ‘remembrances of yours’ heeft. Wat zijn dat, denk je? Maak een tweetal. Je docent wijst je een personage toe uit Hamlet. Je moet nu voor dit personage bedenken wat een goede remembrance zou zijn. Een voorwerp dat je typerend vindt voor het personage. In de volgende les laat je dit voorwerp aan de klas zien. Je geeft een korte karakterbeschrijving van het personage en je vertelt waarom je voor dit voorwerp hebt gekozen. (28/08) 26