Shakespeares prins Hamlet heet een toonbeeld van contemplatie

advertisement
Levende koning
Shakespeares prins Hamlet
heet een toonbeeld van
contemplatie, reflectie en
verinnerlijking. Een
nieuwe vertaling van het
stuk, voorzien van veel
‘Hamletologie’, is een
triomf van rijp inhoudelijk
inzicht en van stilistische
souplesse.
‘E
O, what a rogue and peasant slave am I!
O wat een lage, laffe slaaf ben ik!
Is it not monstrous that this player here,
Is het niet monsterlijk dat deze speler
But in a fiction, in a dream of passion,
In wat maar is bedacht, gedroomde passie,
Could force his soul so to his own conceit
Zijn ziel zo dwong naar wat zijn geest hem ingaf
That from her working all his visage wann’d,
Dat heel zijn aangezicht vaalbleek werd, met
Tears in his eyes, distraction in’s aspect,
Ogen vol tranen, een vertrokken mond,
A broken voice, and his whole function suiting
Gebroken stem, en alle functies van
With forms to his conceit? and all for nothing!
Zijn lichaam navenant? Alles om niets!
For Hecuba!
Om Hecuba!
What’s Hecuba to him, or he to Hecuba,
Wat is Hecuba voor hem, of hij voor haar
That he should weep for her? […]
Dat hij om haar zo snikt? […]
Ha!
Bij Gods kruis, ik verdien het; ’t kan niet anders
‘Swounds, I should take it: for it cannot be
Of ik heb een duivenlever, mis de gal
But I am pigeon-liver’d and lack gall
Die onrecht bitter maakt, want anders had ik
To make oppression bitter, or ere this
De buizerds al vergast op ’t ingewand
I should have fatted all the region kites
Van dat hondsvot – die smerige, gore schoft!
With this slave’s offal: bloody, bawdy villain!
Dat harteloos, trouweloos, smerig geil stuk vuil!
Remorseless, treacherous, lecherous, kindless villain!
O wraak!
O, vengeance!
en grof en barbaars stuk,
dat nooit getolereerd zou
worden door zelfs het onbeschaafdste publiek in
Frankrijk of Italië’, zo oordeelde Voltaire over Hamlet,
en hij vergeleek de auteur met ‘een beschonken inboorling’.
Halina Reijn, in haar korte nawoord bij Peter Verstegens magistrale nieuwe vertaling van
het stuk in de Perpetua-reeks, ziet het anders.
Volgens haar vat het ‘stuk der stukken’ op geniale wijze het mens-zijn treffend en tijdloos
samen; ‘verplichte kost voor wie op zoek is
naar de zin van het bestaan’.
Tegenstanders van Hamlet zijn er altijd geweest. Zoals T.S. Eliot die het stuk als mislukt
beschouwde, ook al ligt het ten grondslag aan
zijn eigen meesterwerkje over Alfred J. Prufrock. Hamlet zit nu eenmaal vol onoplosbare
raadsels en tegenstrijdigheden in plot en karakters. Het is ook wel erg lang – vier uur op
zijn minst – zonder dat er al te veel gebeurt. En
toch is het dé canonieke tekst van onze cultuur
geworden. Iedereen kent er op zijn minst een
frase uit, zoals het to be or not to be dat Halina
Reijn tot haar ietwat geëxalteerde lof moet
hebben geïnspireerd.
De oorzaken van de roem van Hamlet zijn
net zo complex als het stuk zelf. Eén van de belangrijkste is de toenemende mate waarin lezers de figuur Hamlet zijn gaan zien als het
toonbeeld van contemplatie, reflectie en verinnerlijking. Volgens deze lezing is de Deense
prins het archetype van de westerse intellectueel, met al zijn scrupules, ironie, maar ook met
zijn twijfels en gewetensbezwaren. Niettemin
laat Hamlet aan het eind van het stuk zijn tanden zien en gaat letterlijk strijdend ten onder.
Het introverte beeld van Hamlet is mede gebaseerd op het opmerkelijk grote aantal versregels dat hij in de mond gelegd krijgt: 37 procent van het totaal, een unicum in het Shakespeareaanse corpus. Een groot aantal hiervan
richt Hamlet in alleenspraak tot zichzelf en
het publiek. Juist deze verzen hebben een
unieke rijkdom en geven Hamlets existentiële
isolement reliëf. Dit isolement wordt in de
meest letterlijke zin gedramatiseerd doordat
Hamlet ook vorm krijgt in en door zijn getroebleerde relaties met anderen op het toneel.
Juist die balans én het contrast tussen innerlijk
en uiterlijk, zijn en spelen, poëzie en actie maken het stuk zo fascinerend.
De superieure poëzie van to be or not to be en
andere alleenspraken heeft ervoor gezorgd dat
Tekening Paul van der Steen
David Rijser
Fragment uit de vertaling van Hamlet door Peter Verstegen
of dode roem
Hamlet als literair meesterwerk geldt. Daarbij
hielp ook de status die Shakespeare in de Romantiek kreeg toebedeeld: die van uniek kunstenaar, ver verheven boven de praktische bezwaren van zijn plaats en tijd. Maar die literaire roem is, zoals Bart van Es nu in zijn rijke en
overtuigende Shakespeare in Company opmerkt,
niet zo zeer onverdiend als wel misleidend.
Want de unieke dramatische capaciteiten die
Shakespeare boven zijn omgeving verhieven
zijn volgens Van Es juist ontstaan doordat de
schrijver een ongewoon sterke band had met
het gezelschap waar hij deel van uit maakte.
Hij was niet alleen toneelschrijver maar ook
vennoot-impresario-acteur.
Sinds de Romantiek werd Shakespeare lange tijd beschouwd als ‘dichter van de natuur’
die niet alleen afweek van zijn academische en
intellectuele tijdgenoten, maar ook van de ordinaire big business van het commerciële toneel
waarvoor een ‘echte’ kunstenaar natuurlijk
veel te nobel is.
In de laatste decennia echter hebben steeds
meer geleerden erop gewezen dat Shakespeare
alleen begrepen en verklaard kan worden vanuit de historische en culturele context waarin
hij werkte. Ze betrokken niet alleen de stukken van collega-schrijvers als Marlowe, Jonson, Dekker, Nashe en Fletcher in hun onderzoek, maar ook de wederwaardigheden en documenten van huisbazen, impresario’s, acteurs, functionarissen en alle anderen die omstreeks 1600 om het theater heen hingen – en
dat waren er heel wat. Dit onderzoek heeft Van
Es zijn verder uitgediept, en hij komt tot opmerkelijke conclusies.
n tegenstelling tot de vaak gehoorde hypothese dat de ‘eenvoudige’ Shakespeare als
acteur bij het theater betrokken raakte, benadrukt Van Es hoezeer Shakespeare aan het
begin van zijn carrière een door aristocraten
geprotegeerde dichter wilde worden. Dichten
viel toen samen met het schrijven van toneel.
Maar in 1594 nam hij een hoogst ongebruikelijke stap: hij kocht zich als vennoot in bij het
gezelschap van de Lord Chamberlain’s Men. Niet
alleen ging hij alleen, en alleen toneel schrijven, ook verbond hij zich aan één gezelschap,
met een gevarieerd maar vast publiek, vaste
speelplaatsen (van 1599 werden dat The Globe
en het hof) en een vaste groep acteurs.
Geen auteur uit die tijd zette deze stap. De
nauwe samenwerking en de commerciële band
met het gezelschap hebben, aldus Van Es, Shakespeare de vrijheid gegeven om nieuwe wegen in te slaan en, vooral, een veel persoonlijker stijl en dramaturgie dan voorheen te ontwikkelen, als trademark voor zijn firma.
Het kenmerk van de firma Shakespeare &
Co. was dat de karakters in de toneelstukken
een netwerk van psychologische relaties vormen. Bij broodschrijvers die geen band hadden met een gezelschap ontbrak de noodzaak
om psychische interacties weer te geven: zij beperkten zich tot retorische hoogstandjes. Sha-
I
kespeare daarentegen kende zijn acteurs, zoals
Burbage, Kemp en Condell, en wist hoe ze op
het toneel op elkaar konden inwerken. Ook
wist hij dat het publiek die interactie als ‘levensecht’ zou waarderen. Juist die psychologische diepgang heeft zijn postume roem veroorzaakt.
In tegenstelling tot egodocumenten van
Shakespeare zelf bestaan er veel commerciële
en contextuele documenten uit de tijd omstreeks 1600. Door Van Es’ uitmuntende beheersing van het primaire materiaal en van de
angstaanjagend uitgebreide secundaire literatuur is zijn boek en in het bijzonder het notenapparaat ook voor de niet-specialist een ware
schatkamer van informatie. Hij laat bovendien
zien dat plaatsing van Hamlet in zijn historische context geen degradatie betekent van het
kunstwerk en Shakespeare als kunstenaar. Van
Es’ praktische benadering biedt juist een verklaring en mogelijk grotere waardering voor
de specifiek Shakespeareaanse kwaliteiten.
De rol van Hamlet schreef Shakespeare voor
Shakespeare wilde een
door edelen beschermde
dichter worden
de ster en mede-eigenaar van zijn gezelschap,
Richard Burbage. Burbages kwaliteiten, ook in
‘zwijgend acteren’, waren legendarisch. Shakespeare geeft Hamlet, in rouwkleding wegens de dood van zijn vader, de volgende openingsspeech die de toon zet voor zijn isolement: ‘Lijkt, nee, het ís, mevrouw, ik ken geen
‘lijkt’. / ’t Gaat niet om de inktkleur van mijn
mantel, moeder, / Niet om mijn plechtig zwarte rouwkledij, / Niet om het zwoegen van de
adem, ook niet / Om de royale stroom uit iemands ogen, / Of de ontreddering op het gezicht, / Of welke houding, blik of vorm van
smart ook, / Die typisch zijn voor mij. Omdat
ze ‘lijken’, / Want het zijn dingen die je spelen
kan. / In mij is iets dat strijdig is met schijn – /
De rest is uiterlijk vertoon van pijn.’ (Vertaling
Peter Verstegen)
Burbage, zo vermoedt Van Es, kon als enige
acteur spelen dat hij niet speelde en suggereren dat publiek optreden slechts spel was
waarachter een werkelijke identiteit schuilging. Shakespeare creëerde hiermee iets waardoor Hamlet sterk afwijkt van vergelijkbare
‘wrekers’ uit de stukken van die tijd.
H
amlet is vaak gezien als de incarnatie
van de vorser naar zin en waarheid
Maar het lijkt er meer op dat Hamlet in
het stuk vele uiteenlopende identiteiten ‘uitprobeert’, omdat hij er maar niet uitkomt wie
of wat hij nu eigenlijk is: theoloog of hoveling,
wreker of peinzer, christen of classicus, katho-
liek of protestant, levende koning of dode
roem. Omdat de toeschouwer al die identiteiten op het stuk kan projecteren, blijft Hamlet
fascineren.
Maar in het licht van het belang dat Shakespeare en de zijnen aan het theater hechtten,
wordt duidelijk dat die verschillende ‘rollen’
er voor zorgen dat het stuk ook over het toneel
en het acteren zelf gaat. Hamlet speelt zelf met
wisselend succes, hij regisseert ‘the play within
the play’. Daarmee ontmaskert hij zijn oom en
schrijft hij tegelijkertijd een passage als co-auteur; hij theoretiseert over opvoeringspraktijk
en speelstijl, hij polemiseert met andere gezelschappen. Zelfs het kasteel van Elsinore, waar
Hamlet zich afspeelt, was met de werkelijkheid
verbonden: een deel van Shakespeares gezelschap was er in de late jaren tachtig van de
16de eeuw heen gereisd voor gastoptredens
aan het Deense hof.
Zoals vrijwel alle grote literatuur heeft Hamlet een metapoëticale dimensie. Hamlet representeert niet alleen een fictionele werkelijkheid, maar behandelt tegelijkertijd het verschijnsel van de representatie, en gaat dus over
het toneel zelf. Dat is vast een van de redenen
waarom acteurs als Halina Reijn er zo dol op
zijn. En laat er geen twijfel over bestaan: dat is
meer dan terecht, want Hamlet is en blijft een
meesterwerk. Toch is het voor de hedendaagse
Nederlandse lezer niet makkelijk om dit ten
volle te ervaren. Niet alleen bestaan er twee
aanzienlijk verschilllende versies van het stuk,
de canonieke status heeft er in het verleden
vaak voor gezorgd dat vertalers te veel respect
hadden voor de exacte formulering, en daardoor onbegrijpelijk Nederlands voortbrachten. Hedendaagse vertalers toonden daarentegen in hun poging om een oud en complex
stuk als Hamlet in een nieuwe omgeving begrijpelijk te maken, juist weer wat te weinig respect voor de frasering en vorm van de oorspronkelijke tekst.
V
erstegen, die de Folioversie uit 1623 vertaalde, en de Quarto uit 1604 er tussen haken bijzette, heeft duidelijk lang over
het dilemma van de vertaling nagedacht. In
zijn voorwoord meldt hij met karakteristiek
zelfvertrouwen dat hij heeft geprobeerd een
balans te vinden tussen te veel en te weinig respect. Dit is hem wonderlijk goed gelukt. Zijn
vertaling is een triomf van rijp inhoudelijk inzicht, stilistische souplesse en feilloos gevoel
voor vorm, vers en klank. Shakespeares ritme
en timbre worden gevolgd: wie het origineel
goed kent, hoort het oorspronkelijke Engels
bij het lezen van de vertaling moeiteloos terug
zonder dat de vergelijking pijn doet. Je leest
welluidend en evocatief Nederlands. Verstegen
verwerkt ook nog eens een aangenaam grote
hoeveelheid ‘Hamletologie’ in het uiterst nuttige en accurate commentaar. Dit maakt deze
editie nog waardevoller dan ze met de ongehoord virtuoze en briljante vertaling al zou
zijn geweest.
William
Shakespeare:
Hamlet. Vert.
Peter Verstegen; nawoord
Halina Reijn.
Athenaeum,
210 blz.
€ 24,95
vvvvv
Bart van Es:
Shakespeare
in Company.
Oxford University Press, 357
blz. € 32,vvvvV
Acteur Gijs Scholten van Aschat
over de nieuwe Hamlet-vertaling
De verschillende eisen die theater en literatuur stellen waren wel degelijk ook voor
Shakespeares ontwikkeling belangrijk.
De vertaling van Verstegen leest weliswaar
superieur, maar hoe speelbaar is hij?
Gijs Scholten van Aschat speelde Hamlet
in 1999 en heeft hem in zijn bloed: „Verstegen is dichterlijker dan Frank Albers (Atlas,
1998); zijn tekst is directer en speelbaarder, krachtiger. Maar over het algemeen
vind ik de tekst van Verstegen zeer leesbaar, erg exact, soms wat ouderwets: gegriefd in plaats van gekwetst, hoofsheid in
plaats van hoffelijkheid, et cetera. Toch
zijn er ook mooie vondsten die aansluiten
bij het heden. Wanneer Hamlet achter
Claudius staat en hem wil vermoorden als
hij bidt, laat Verstegen hem zeggen: ‘Een
bruut vermoordt mijn vader en daarvoor /
Zend ik, zijn enige zoon, diezelfde bruut
/De hemel in. / Dat zou prestatieloon zijn
en geen wraak!’
„In de laatste grote monoloog van Hamlet
voor hij naar Engeland afreist vind ik de
vertaling van Verstegen te wollig, niet direct genoeg: ‘Ik weet niet Waarom ik
voortleef met: dit moet ik doen, Want ik
heb motief, en wil, en kracht, en ’t middel’.
Albers op zijn beurt: ‘Ik weet niet waarom
ik leef en zeg: dit moet ik doen. / terwijl ik
toch reden, wil, kracht en middelen heb,
om het te doen.’
„Toch is het een geweldige onderneming
van Verstegen; zijn noten en verklaringen
zijn uit de kunst en hij is van al de vertalers
het dichtst bij de oorspronkelijke betekenis gebleven. Maar vergeleken met de
tekst van Gerrit Komrij en Albers lijkt die
van Verstegen toch minder makkelijk
speelbaar, alsof Verstegen de tekst bewust niet in deze tijd plaatst. En dat vind ik
jammer. Niettemin een diepe buiging voor
deze rijke, literaire vertaling.’’
Hamlet is springlevend, zoveel is zeker:
Tom Lanoye is bezig met een bewerking
voor TGA (‘Hamlet vs. Hamlet’), waarin
een vrouw de hoofdrol speelt (zoals ooit
Sarah Bernardt op de bühne vertoonde en
Asta Nielsen op het witte doek), die volgend jaar in première gaat. En To Be Or
Not To Be, voor het eerst verfilmd door
Ernst Lubitsch in 1943, is nu in productie
bij het Zuidelijk Toneel.
Download