H3 bedrijfseconomie - Kennis portfolio Steffie hompes

advertisement
H8 Strategisch management
hoorcollege 1
M-J. Kanters
1
Bedrijfseconomie in dit blok
• HC week 1 : de theorie
• HC week 2 : de praktijk
• Werkcollege week 3 (4) : oefening theorie a.d.h.v. praktijkcases (breng
laptop mee)
• Werkcollege week 7 : individuele cases
M-J. Kanters
2
BE onderwerp H8
 investeringscalculaties
 basis overige BE stof jaren 1 t/m 3
• Boek Heezen : hoofdstuk 8 (t/m 8.6)
M-J. Kanters
3
Waar hebben we het over ?
Enkele vragen die de stof betreffen.
M-J. Kanters
4
Vraag
Als je van mij € 100 krijgt heb je die dan liever
A = meteen
B = volgend jaar
M-J. Kanters
5
Vraag
Als je mij nu € 1.000 geeft en je hebt twee mogelijkheden :
A je krijgt na 3 jaar € 1.158 van mij terug
B je krijgt na 6 jaar € 1.265 van mij terug
Welke optie is bedrijfseconomisch de beste ?
M-J. Kanters
6
Vraag
Als ik € 10.000 op de bank zet en ik ontvang 2% rente dan heb ik
over 3 jaar :
A € 10.612
B € 10.824
M-J. Kanters
7
Vraag
Als ik € 10.000 investeer in een project en er is mij een
rendement beloofd van 8% dan krijg ik over 5 jaar terug :
A= € 13.600
B = € 14.700
M-J. Kanters
8
Vraag
Als ik over 4 jaar € 10.000 wil hebben en ik kan het ergens
wegzetten tegen een rentepercentage van 5% dan moet ik nu
een bedrag van
A = € 8.200
B = € 9.200
wegzetten.
M-J. Kanters
9
Investeringen
Wat zijn Investeringen ?
• NU beslissen met gevolgen voor toekomst
• Investeren heeft gevolgen voor omvang en samenstelling van
de activa
• Verplichte investeringen / vervangingsinvesteringen /
uitbreidingsinvesteringen / ontwikkelinvesteringen
M-J. Kanters
10
Investeringsproject
• Een reeks samenhangende ontvangsten en uitgaven die op verschillende
momenten plaatsvinden.
cashflow
Investeringen =
Uitgaven =
Negatieve cashflow
-100.000
+ 50.000
jr 1
Wat het opbrengt (saldo) =
Ontvangsten of minder
uitgaven =
Positieve cashflow
+ 50.000
jr 2
+ 25.000
jr 3
M-J. Kanters
+ 25.000
jr 4
11
Doel van investeringen ?
• Toekomstige geldstromen / extra resultaten boeken (=
bedrijfseconomisch doel)
• Milieu overwegingen
• Maatschappelijke overwegingen
• ….
• ……..
M-J. Kanters
12
Investeringsprojecten
• Lange termijnbeslissing
• Financieringslasten blijven in onze berekeningen buiten
beschouwing
• Gebaseerd op ramingen (onzekerheden)
investeringen
cashflows
winst (omzetten en kosten)
--
13
H7 Cashflow
Cashflow = kasstroom  kasstroomoverzicht
- Operationele cashflow
- Investeringscashflow
- Financierings cashflow
M-J. Kanters
14
H8 Cashflow
investeringsprojecten :
Bedrijfseconomisch moeten we onderzoeken of de Investering
voldoende cashflow genereert.
Cashflow te berekenen vanuit het V&W overzicht
Cashflow kan ook rechtstreeks berekend worden
M-J. Kanters
15
Voorbeeld
Project ALFA (x 1.000 €)
Project OMEGA (x 1.000 €)
Opbrengsten
Opbrengsten
Huurkosten
Loonkosten
Overige kosten
1.600
500
515
300
Winst vóór belasting
VPB 20%
Winst na belasting
CF
1.600
Afschrijving geb. 500
Loonkosten
515
Overige kosten 300
-1.315
285
- 57
228
?
Winst vóór belasting
VPB 20%
Winst na belasting
CF
M-J. Kanters
-1.315
285
- 57
228
?
16
Voor investeringsprojecten :
Kleine tijdverschillen niet interessant.
…… alleen tijdverschillen tussen investeringsuitgave en
inkomsten (cashflows) zijn van belang.
Dus…..
Winst na belasting + afschrijvingen = Cashflow
OMEGA : 228 + 500 = 728
Cashflow - afschrijvingen = Winst na belasting
OMEGA : 728 – 500 = 228
M-J. Kanters
17
Voorbeeld Project A : aanschaf nieuwe machine
(lineaire afschrijving 5 jaar / geen restwaarde)
jaar 1
jaar 2
Investering
restwaarde
€
Omzet/opbrengst
kosten
€
€
€
€
€
€
€
100.000
-50.000
-20.000
-14.000
16.000
-4.000
12.000
€
€
€
€
€
€
€
€
32.000
€
Winst
VPB
Winst na bel
jaar 3
jaar 4
jaar 5
-100.000
€
Pers.kstn
Afschrijv.
Ov.kstn
25%
Cashflow
100.000
-50.000
-20.000
-14.000
16.000
-4.000
12.000
0
€
€
€
€
€
€
€
100.000
-50.000
-20.000
-14.000
16.000
-4.000
12.000
€
€
€
€
€
€
€
100.000
-50.000
-20.000
-14.000
16.000
-4.000
12.000
€
€
€
€
€
€
€
100.000
-50.000
-20.000
-14.000
16.000
-4.000
12.000
32.000 €
32.000
€
32.000
€
32.000
Totale project :
investering (negatieve CF)
€ -100.000
cashflow project (positieveCF)
winst
€ 160.000
€ 60.000
M-J. Kanters
18
Voorbeeld Project B : extra marketing budget
jaar 1
jaar 2
jaar 3
jaar 4
jaar 5
Investering
€ -100.000
Extra omzet
€ 100.000
€ 100.000
€ 100.000
€ 100.000
€ 100.000
Pers.kstn
€
€
-50.000
€
-50.000
€
-50.000
€
-50.000
Afschrijving*
€ -100.000
Ov.kstn
€
-14.000
€
-14.000
€
-14.000
€
-14.000
€
-14.000
€
-64.000
€
36.000
€
36.000
€
36.000
€
36.000
€
-
€
-
0
€
-2.000
€
-9.000
€
-9.000
Winst na bel
€
-64.000
€
36.000
€
34.000
€
27.000
€
27.000
Cashflow project
€
36.000
€
36.000
€
34.000
€
27.000
€
27.000
Extra kosten
Winst project
25%
VPB **
-50.000
* Marketingkosten worden a.h.w. in één jaar
** in belasting is verliescompensatie mogelijk :
afgeschreven
jaar 2 : € 9.000, jaar 3 : € 7.000, totaal € 16.000
investering (negatieve CF)
€
-100.000
cashflow project (positieve CF)
€
160.000
winst
€
60.000
M-J. Kanters
19
Methoden Investeringsberekening :
Is de investering BE verantwoord ?
Keuze tussen verschillende alternatieven.
1. (boekhoudkundige) terugverdienperiode
2. gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (GBR)
3. netto contante waarde (NCW of DCF)
Methode 1 en 3 gebruiken CASHFLOW
Methode 2 gebruikt een rendementsberekening (winst)
M-J. Kanters
20
Voorbeeldproject : investering in 3 mogelijke
projecten.
Project A
Project B
Project C
€ 100.000
€ 200.000
€ 200.000
Jaar 1
€ 50.000
€ 50.000
€ 100.000
Jaar 2
€ 50.000
€ 75.000
€ 75.000
Jaar 3
€ 25.000
€ 75.000
€ 50.000
Jaar 4
€ 25.000
€ 75.000
€ 50.000
Investering jaar 1
Cashflows :
Voor alle drie de projecten geldt : loopduur 4 jaar, geen
restwaarde
Dit voorbeeld : geen belasting !
M-J. Kanters
21
Methode 1. Terugverdientijd
= tijd waarin de investering is terugverdiend.
A:
jr 1 100 – 50 = 50
jr 2 : 50 – 50 = 0  terugverdientijd 2 jr.
B:
jr 1 : 200 – 50 = 150
jr 2 : 150 – 75 = 75
jr 3 : 75 – 75 = 0  terugverdientijd 3 jr
C:
jr 1 : 200 – 100 = 100
jr 2 : 100 – 75 = 25
jr 3 : 25 – 25 = 0  TVT = 2,5 jr
M-J. Kanters
Cashflows
Uitkomst = jaren/maanden
22
Methode 2 . Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit
GBR
=
gemiddelde winst (na belasting)
gemiddeld geïnvesteerd vermogen
Gemiddelde winst :
project A
project B
project C
Totale cashflow
€ 150.000
€ 275.000
€ 275.000
-Afschrijving (= invest)
-€100.000
€-200.000
-€200.000
= winst
€ 50.000
€ 75.000
€ 75.000
Gemiddelde winst (/4)
€ 12.500
€ 18.750
€ 18.750
(A + R) / 2
€ 50.000
(investering + restwaarde) / 2
€ 100.000
€ 100.000
GBR = gemid.winst
gem.geinv.verm
18,75%
18,75%
x 100%
rendementsberekening
winst
uitkomst = %
Gemiddelde winst = per
jaar
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen :
25%
M-J. Kanters
23
Methode 3. Netto Contante waarde (NCW)  houdt
rekening met tijdvoorkeur
cashflow
uitkomst = €
• A : cashflows op tijdlijn
-100.000
jr 1
+ 50.000
+ 50.000
jr 2
+ 25.000
jr 3
+ 25.000
jr 4
• B: cashflows op tijdlijn
-200.000
jr 1
+ 50.000
+ 70.000
jr 2
+ 75.000
jr 3
+ 75.000
jr 4
• C: cashflows op tijdlijn
-200.000
+ 100.000
jr 1
jr 2
+ 75.000
+ 50.000
jr 3
+ 50.000
jr 4
Uitgangs- ) investeringen worden gedaan aan begin van het jaar (1-1)
punt
) cashflow wordtM-J.
ontvangen
op het einde van het jaar (31-12)
Kanters
24
Tijdvoorkeur
• Een paar vragen….
M-J. Kanters
25
Tijdvoorkeur
Stel : 1-1 inleg € 100.000 : 10 % rendement
Na 1 jaar € 110.000
Na 2 jaar € 121.000
Na 3 jaar € 133.100
Of : € 100.000 x (1,10) 5 = € 161.051
Na 4 jaar € 146.410
(1 + r) n
Na 5 jaar € 161.051
€ 100.000 x (1,10)
5
€100.000
1/1 jr1
€161.051
31/12 jr 1
31/12 jr 2
€100.000
31/12 jr 3
31/12 jr 4
31/12 jr 5
€161.051
€ 161.051 / (1,10) 5
Bij berekeningen voor NCW rekenen we terug naar het moment begin
jaar 1, dus delen door (1+r) n M-J. Kanters
26
Wat hebben we nodig om de NCW berekening te kunnen
maken
- Investeringen
- Cashflows
- Rendementseis (%) ook wel vermogenskostenvoet
Bepaalt bedrijf op basis van :
-Wensen investeerders
-Risico van het project
-Geldende rentestanden
M-J. Kanters
27
Terug naar de drie projecten.
Op basis van rendementseis van 10%
A. Cashflows op een tijdlijn
-100.000
+ 50.000
jr 1
+ 50.000
jr 2
+ 25.000
jr 3
+ 25.000
jr 4
We gaan de bedragen op de tijdlijn allemaal terugrekenen naar het moment “begin jaar 1”
Dit is het moment waarop de investering(uitgave) gedaan wordt.
Dit terugrekenen noemen we “contant maken”. Formule : bedrag / (1+r) n
Investering
50.000 / (1,10 1) =
50.000 / (1,10 2) =
25.000 / (1,10 3) =
25.000 / (1,10 4) =
NCW
-100.000 ,00
45.454,55
41.322,31
18.782,87
17.075,34
22.635,07
M-J. Kanters
28
Vervolg
• B : NCW =
-200.000
+ 50.000 / 1,10 1 + 75.000 / 1,10 2 + 75.000 / 1,10 3 + 75.000 /
1,10 4 =
15. 012,64
• C : NCW =
-200.000
+ 100.000 / 1,10 1 + 75.000 / 1,10 2 + 50.000 / 1,10 3 + 50.000
/ 1,10 4 =
24.608,97
M-J. Kanters
29
resultaten
Methode
Project A
Project B
Project C
TVT
2 jr
3 jr
2,5 jr
GBR
25%
18,75%
18,75%
NCW
€ 22.635,07
€ 15.012,64
€ 24.608,97
Waar valt de keuze op ?
M-J. Kanters
30
Nog een voorbeeld
Tijdlijn van project X ziet er als volgt uit (rendementseis : 8%)
1-1 jr1
I = -100.000
1-1 jr2
31-12 jr 1
1-1 jr3
31-12 jr 2
1-1 jr4
31-12 jr 3
I = -50.000
31-12 jr 4
I = 10.000 (RW)
CF = 60.000
CF = 80.000
CF = 80.000
CF = 50.000
Berekening NCW :
bedrag
Inv. 1-1 jr 1 €
-100.000
Inv. 1-1 jr 2 €
-50.000
CF 31-12 jr1 €
60.000
CF 31-12 jr2 €
80.000
CF 31-12 jr3 €
80.000
CF 31-12 jr4 €
50.000
desinv 31-12 jr
€4
10.000
NCW
berekening
/1,08^1
/1,08^1
/1,08^2
/1,08^3
/1,08^4
/1,08^4
€
€
€
€
€
€
€
CW
-100.000
-46.296
55.556
68.587
63.507
36.751
7.350
€
85.455
M-J. Kanters
Investeringen begin jaar
Cashflows  einde jaar
Desinvestering (RW)  einde jaar
31
Voor- en nadelen
Methode
TVT
GBR
NCW
Voordelen
-Gemakkelijk en snel
-Kijkt naar snelheid van
ontvangsten (liquiditeit)
-Minder risico
-Redelijk eenvoudig
-Geeft info over
rentabiliteit van het
project
-Houdt rekening met
tijdvoorkeur
-Risico is in te bouwen in
gewenst rendement
Nadelen
-Houdt geen rekening
met ontvangsten ná TVT
-Houdt geen rekening
met tijdvoorkeur
-Houdt geen rekening
met tijdvoorkeur
-Zegt niets over concreet
rendement (alleen %)
-Gecompliceerder
-Geen rekening gehouden
het hoogte investering
M-J. Kanters
32
Antwoorden op de vragen
M-J. Kanters
33
Vraag
Als je van mij € 100 krijgt heb je die dan liever
A = meteen
B = volgend jaar
Meteen !!!!!  A
M-J. Kanters
34
Vraag
Als je mij nu € 1.000 geeft en je hebt twee mogelijkheden :
A je krijgt na 3 jaar € 1.158 van mij terug
B je krijgt na 6 jaar € 1.265 van mij terug
Welke optie is bedrijfseconomisch de beste ?
A. € 1.000 x 1,05^3 = € 1.158  5% rendement
B. € 1.000 x €1,04^6 = € 1.265  4% rendement
Keuze A
M-J. Kanters
35
Vraag
Als ik € 10.000 op de bank zet en ik ontvang 2% rente dan heb ik
over 3 jaar :
A € 10.612
B € 10.824
€ 10.000 x 1,02^3 = € 10.612  antwoord A
M-J. Kanters
36
Vraag
Als ik € 10.000 investeer in een project en er is mij een
rendement beloofd van 8% dan krijg ik over 5 jaar terug :
A= € 13.600
B = € 14.700
€ 10.000 x 1,08^5 = € 14.693  B
M-J. Kanters
37
Vraag
Als ik over 4 jaar € 10.000 wil hebben en ik kan het ergens
wegzetten tegen een rentepercentage van 5% dan moet ik nu
een bedrag van
A = € 8.200
B = € 9.200
Wegzetten.
€ 10.000 / 1,05^4 = € 8.227  A
M-J. Kanters
38
• Volgende week : de praktijk, de strategische
keuze als investeringsproject.
• Start alvast met bestudering van de stof.
Is benodigd voor werkcollege in week 3 of 4.
Tot week 2.
M-J. Kanters
39
Download