KERKHOF EN BEGRAAFPLAATSEN Eeuwenlang begroef men de doden in Willebroek op het kerkhof rond de Sint-Niklaaskerk. Een decreet van de Oostenrijkse Habsburger keizer Jozef II van 26 juni 1784 veranderde die traditie hier en elders radicaal. Het bijzetten van de doden - vooral de adellijke families en de clerus hield eraan in de kerk begraven te worden - in om het even welk religieus gebouw werd officieel verboden. In de steden moesten de kerkhoven aangelegd rond de bidplaatsen om hygiënische redenen verdwijnen. Voortaan zouden de nieuwe begraafplaatsen in dunbevolkte gebieden buiten het stadscentrum aangelegd worden. Een beslissing die bij onze gelovige voorouders niet in goede aarde viel: zij wilden immers zo dicht mogelijk bij het altaar rusten, zoniet binnen de kerk, dan toch in de ‘gewijde grond’ errond. Jozef II werd niet zonder reden Keizer-Koster genoemd: hij perkte het gebruik van de kaarsen in, bepaalde hoeveel zwaaibeurten het wierookvat mocht maken, bedevaarten werden afgeschaft en het aantal processies per parochie werd teruggebracht tot hooguit twee. Vanaf 1786 werden alle kermissen op één dag gevierd, dit om de uitgaven te beperken. Preken waren aan censuur onderhevig én de pastoorsambten stonden open voor concurrentie! Andere tijden, andere zeden. Uiteraard stierven al deze maatregelen snel een stille dood. Enkele belangrijke ingrepen overleefden de tijd: de instelling van het burgerlijk huwelijk, het recht op echtscheiding én het verplaatsen van de kerkhoven naar een locatie buiten de dorps- of stadskern. Waar Jozef II dit laatste punt nog niet overal kon realiseren, kwam Napoleon het verder afwerken. De enorme bevolkingsgroei na 1800 liet de steden trouwens weinig andere keuze. Kortom, de traditie van het begraven binnen de stadsmuren of/en op kleine kerkhoven rond de kerk eindigt hier. Hoe snel was Willebroek om deze decreten in realiteit om te zetten? Reeds in 1882 werd door de Willebroekse gemeenteraad de wijk Den Brand gekozen als begraafplek en vanaf 1884 werd deze effectief in gebruik genomen. In 1905 werd het oorspronkelijke kerkhof rond de Sint-Niklaaskerk ontruimd en met boompjes beplant. In 1909 zorgde Alida Peeters, vrouw van industrieel en burgemeester Louis De Naeyer voor een opfrisbeurt: de oude kerkhofmuur werd afgebroken en vervangen door een sierlijke smeedijzeren grille rond een bloementuin. Letterlijk een kerk’hof’ dus. Aanvankelijk zorgde ook de gemeente zoals overal elders voor het vervoer van de kist van de kerk naar de begraafplaats. Paard en kar, later een heuse ‘doodenwagen’ of corbillard, een woord dat nog altijd meer charme heeft dan de koele ‘lijkwagen’. De herkomst van dit woord is niet direct voor de hand liggend en voert terug naar de Franse Middeleeuwen. Platboten verzorgden het transport van voedsel en bouwmaterialen tussen Parijs en Corbeil. Afgeleid van de naam van deze gemeente uit de regio Ile-de-France noemde men deze schepen ‘corbeillards’. Tijdens de grote pestepidemie in de veertiende eeuw kregen de schepen tijdelijk een andere functie: het vervoer van de doden. Deze associatie heeft het gehaald. Zo durven we ook hopen dat het stemmige woord ‘kerkhof’ het pleit zal winnen tegenover de klinisch kille ‘begraafplaats’. In Blaasveld, Leest, Weert en enkele andere dorpjes in de buurt rest nog steeds het intieme kerkhof. Het moet een onbestemde rust en aanvaarding geven te weten dat je voor ‘de rest van je dagen’ in de schaduw van een vaak eeuwenoud, gewijd en door mensen geëerd gebedshuis kan toeven. Welke ‘kerkhofsporen’ resten er nog rond de Sint-Niklaaskerk? In de bakstenen buitenmuur aan de kant van het voormalige klooster is een arduinen zerk ingemetseld met daarop de namen van enkele pastoors van de kerk: Jacobus van Geenom 30.4.1678 en Egidius Scheffermeyer 28.XBRIS.1782 om er twee te noemen. (XBRIS = december, tiende maand). In de zijgevel kant Kerkstraat zijn nog sporen te vinden van de ingangspoort, voorbehouden aan de barons van Willebroek. De poort werd dichtgemetseld met een grote grafsteen omringd door 22 kleine grafsteentjes met daarop de namen van Karmelitessen van hun voormalige klooster aan de Nonnevijver, gesloten tijdens de regering van Jozef II. Maar dat is stof voor een later verhaal. HET CHRISTUSBEELD VAN THEO BLICKX U heeft het allicht gemerkt. Sinds begin 2014 staat in de groene ruimte links naast de SintNiklaaskerk het stenen Christusbeeld van Theo Blickx. Jarenlang hield het de wacht bij de HKruiskerk, na de sluiting hiervan maakte het de overstap naar de tuin van de centrumkerk. Het beeld is van de hand van de Mechelaar Theo Blickx (1875-1963). Hij was kunstschilder, beeldhouwer, leraar en directeur aan de Academie van de stad Mechelen. Herman De Cuyper – schilder, beeldhouwer en dorpsgenoot – behoort samen met zijn Mechelse vrienden Rik Wouters en Ernest Wijnants terecht tot zijn bekendste leerlingen. Jaarlijks komen heel wat bezoekers uit binnen- en buitenland de werken van deze gedreven en getalenteerde Blaasveltenaar bewonderen in het museum aan de Mechelsesteenweg. http://www.museumhermandecuyper.be/informatie.htm De manier waarop met Christus uitbeeldde, onderging in de loop der tijden een hele evolutie, gekoppeld aan het godsbeeld van de gelovigen. In de vroeg-christelijke kerk waren gewoon geen afbeeldingen, alleen symboliek : de duif met de olijftak of de vrede, het schip of de reis naar de eeuwigheid, de vis (het Griekse woord hiervoor Ichtus vormt de beginletters van Jezus Christus, Gods Zoon en Redder) en de (goede) herder (Christus). De bijbel keurde immers nadrukkelijk het maken van godenbeelden af. De islam hanteert trouwens nog steeds dit verbod. In onze religie werden die strenge verboden geleidelijk uitgehold en tegen de vijfde eeuw waren voorstellingen van Christus, zijn apostelen en andere heiligen vrij algemeen. Aanvankelijk verschijnt Christus als een jonge Griekse filosoof en ook als kind, tezamen met zijn moeder Maria. Uit de afbeeldingen van Jezus als leraar en wetgever ontstond in de zesde eeuw het beeld van Chrisus als ‘pantokrator’, de Allenheerser. Wie Griekenland of de Slavische landen bezocht, vergeet nooit de fresco’s uit de Byzantijnse en orthodoxe kerken: een Christus die vanuit de kerkkoepel met een boek in de hand streng op de gelovigen beneden neerkijkt. Vreemd maar waar: de eerste afbeeldingen van de gekruisigde Christus verschijnen pas in de vijfde eeuw. Een eerste voorbeeld is te vinden op de houten deuren van de Sint-Sabinakerk in Rome (circa 430). Vanaf de negende eeuw wordt de afbeelding van een stervende Christus vrij algemeen. Het Gero-kruis (965-970) in de Dom van Keulen is het oudste grote beeldhouwwerk van een gekruisigde Christus ten noorden van de Alpen. De crucifix (Latijn cruci fix = aan het kruis vastgemaakt) wordt het symbool bij uitstek van de katholieke kerk. Met deze afbeelding benadrukken zij de opofferering van Christus. Protestanten geven de voorkeur aan een kruis zonder de figuur van Jezus, daarmee leggen zij het accent op de wederopstanding. Vanaf de achttiende eeuw zien we Christus steeds vaker met vlammend en gewond hart, het typische ‘H.Hartbeeld’ uit de tijd van het rijke Roomse leven. Aan de basis van deze verering liggen de visioenen van Marguerite-Marie Alacoque (1647-1690), Franse kloosterzuster en mystica. De toenemende industrialisatie van negentiende en twintigste eeuw dwong de kerk in een nieuwe rol, het geloofsleven buiten het kerkgebouw kalfde af, de encycliek Rerum Novarum is hét middel om de band met de arbeider terug aan te halen. H.Hartverering zou persoonlijke vroomheid met sociale actie en naastenliefde stimuleren. Begin twintigste eeuw werd op de berg bij de Braziliaanse stad Rio de Janeiro het 38 meter hoge beeld van Christus, de Verlosser, ingewijd. Christus heeft de armen wijd geopend en kijkt vol liefde neer op de stad, met haar goede en kwade kanten. Hij is gekomen voor het geluk van alle mensen. Mogelijk heeft deze uitvoering Blickx geïnspireerd voor zijn Christus? Tijden evolueren, in religie zo goed als op alle andere vlakken van het leven. Hoe christenen Christus afbeelden laat steeds weer verschillende kanten zien van zijn persoon, is telkens weer een poging om een antwoord te geven op de vraag: ‘Wat betekent Hij voor ons?' DE PREEKSTOEL Wie gehoord wil worden, moet ook gezien kunnen worden, dàt is de simpele reden die aan de basis ligt van het gebruik van een ‘preekstoel’ in de kerk. De preekstoel is als meubilair voortgekomen uit een ‘samensmelting’ van de oud-christelijke ambo en het middeleeuwse doksaal, dat dienst deed als afscheiding tussen het schip (middengedeelte) van de kerk en het koor vooraan. Een ander woord voor preekstoel is immers kansel, afgeleid van het Latijnse woord cancelli, wat betekent traliewerk of hek. De titel kanselier is van dezelfde oorsprong. Rondtrekkende paters dominicanen gebruikten in Duitsland en Italië draagbare kansels, handig als ze her en der met hun boetepreken de gelovigen de levieten wilden lezen. Vaststaande preekstoelen waren al bekend in de vijftiende eeuw, maar werden pas in de latere eeuwen algemeen. Het Concilie van Trente (1545-1563) wilde immers meer belang toedichten aan de preek en promootte daarom de preekstoel. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) klimt de priester of de voorganger niet meer de preekstoel in, maar houdt de homilie opnieuw op gelijke hoogte met de gelovigen, vanachter een eenvoudige lezenaar (ambo). Zo wordt teruggegrepen naar de oude traditie van de ambo, de kleine stenen preekstoel in de oud-christelijke basilieken. De lezing van evangelie en de homilie gebeuren aan de ambo rechts van het altaar, wat men de evangeliezijde noemt, voorbehouden aan de voorganger. De epistelzijde is bestemd voor de eerste lezing (epistel) en de kleinere tussenkomsten door de lector of de voorzanger. Homilie of preek? Wel, deze woorden worden losjes door mekaar gebruikt maar hebben een klein nuanceverschil. De homilie is simpelweg gezegd een preek gehouden tijdens een (eucharistie)viering. De homilie, afgeleid van het Grieks homilia of conversatie, was oorspronkelijk een informeel onderricht, een nadere verklaring. De inhoud wordt in principe bepaald door de voorgaande Schriftlezingen, het epistel en het evangelie dus. Een preek is het eerder algemene woord voor een gelijkaardig betoog in diverse omstandigheden. En van ambo en homilie terug naar de preekstoel en wel naar deze van de Sint-Niklaaskerk. Wie de kerk binnenwandelt, kan niet naast dit imposante beeldhouwwerk heen. De houten preekstoel bestaat uit verschillende delen. Aan de voet van de preekstoel staat een levensgroot beeld van de patroonheilige van de kerk, Sint-Niklaas. Met zijn lichaam stut hij de kuip van de kansel. Zijn rechterhand houdt hij uitgestrekt, met de linker trekt hij de mantel samen. Links aan zijn voeten is er de tobbe met de drie kinderen uit de legende. Een putti houdt de kromstaf vast, een tweede engeltje de mijter, beide attributen van de bisschop die Sint-Niklaas was. De sierlijke trapleuning die leidt naar de kuip, is versierd met bladeren. Aan beide zijden van de trap wacht een engel, symbool voor Hoop en Geloof. Op de kuip zelf zijn de drie bustes van de Goede Herder en de apostelen Petrus en Paulus gesculpteerd, elk gevat in een medaillon. Boven de preekstoel ziet u het waaiervormige klankbord, noodzakelijk voor de akoestiek. De duif, symbool voor de Heilige Geest, staat garant voor goddelijke inspiratie, hét noodzakelijk ingrediënt voor elke homilie, toen en nu. U bekijkt en bewondert dit alles best zelf bij een volgend bezoek aan de kerk. De preekstoel werd ten tijde van keizer-koster Jozef II (1741-1790) uit Willebroek weggehaald en naar Mechelen overgebracht. Hoe hij terug hier geraakte, is een heel ander verhaal. Een zijsprong naar Willebroekse geschiedenis lijkt aangewezen. We belanden hiervoor bij de geslacht Helman dat vanaf 1525 tot aan de dood van Roger Helman de Grimberghe, de laatste telg van de familie in 1945, vrij nauwe banden met Willebroek had. De geschiedenis van de familie Helman gaat terug tot 1527 in Duitsland, waar een van de stamvaders een belangrijke functie bekleedt in Keulen. Aangetrokken door de toenmalige roem en rijkdom van Antwerpen, verhuist een van de zonen omstreeks 1550 met zijn gezin naar de Scheldestad. Later vinden we verdere nazaten terug in Den Haag waar in 1631 Jan Helman, de meest prominente figuur voor ons, geboren wordt. In 1661 wordt hij door Filips IV (1605-1665), heer van de Zuidelijke Nederlanden en koning van Spanje, tot baron van Willebroek en Ruisbroek verheven. Baron Jan Helman laat terstond een prachtig kasteel bouwen langs de vaart, vlakbij de kerk. Tijdens de Brabantse Omwenteling (een opstand van de Zuidelijke Nederlanden tegen het Oostenrijkse gezag van diezelfde keizerkoster in 1789-1790) wordt het kasteel gedeeltelijk verwoest en geplunderd. Tien jaar later sloopt men het middengedeelte van het gebouw. Er wordt een straat door de tuin van het kasteel getrokken en met stenen van de afbraak bouwt men de eerste huizen van de Kasteelstraat (huidige Torenstraat). De fraaie poort van het kasteel wordt jaren later – in ruil voor de teruggave van de preekstoel door de stad Mechelen! – overgebracht naar het Mechelse landgoed Coloma, waar ze roemloos en tot steenpuin herleid aan haar einde komt. Het wapenschild van Jan Helman, met drie afgerukte leeuwenkoppen van goud, werd bij koninklijk besluit van 30 juni 1853 officieel erkend als wapenschild van Willebroek. Bij het vellen van de bomen op het plein voor de Sint-Niklaaskerk werd in 1965 bij toeval de grafkelder van de familie Helman de Grimberghe ontdekt. SINT-ANNA-TEN-DRIEEN Een van de mooiste beelden die je in de Sint-Niklaaskerk aan kan treffen, is Sint-Anna- tenDrieën, een 17e eeuwse of mogelijk nog oudere voorstelling van de Heilige Anna met haar dochter Maria en haar kleinkind Jezus en met in haar hand een druiventros. Het kleurige beeldhouwwerk dat vanuit een ver verleden enigszins mysterieus glimlachend op ons neerkijkt, bevindt zich in een nis naast het linker zijaltaar vooraan in de kerk. De verering van Anna begint in de 5e-6e eeuw in het Midden-Oosten en komt al spoedig naar het Westen via Venetië en Rome. Ze bereikt haar hoogtepunt in de 15e eeuw. Anna wordt een van de meest bekende en geliefde heiligen. Haar verering neemt grootse vormen aan in het Rijnland en bij ons in de Nederlanden. Anna waakte immers over de vruchtbaarheid van het land in tijden dan een misoogst hongersnood en barre ellende tot gevolg kon hebben. Later komen er accentverschuivingen: Sint-Anna werd de patrones van weduwen, kleermakers en huisvrouwen. Ze werd aanroepen tegen bedwateren, een moeilijke bevalling, borst- buik- en hoofdpijn, koorts, pest, zweren, kiespijn en huiduitslag. Ook vrouwen die moeilijk in verwachting raakten, wendden zich tot haar. Volgens de legende was de moeder van Maria getrouwd met Joachim. Ze bleef net als Sara tot op hoge leeftijd kinderloos en beviel dan van een meisje, Maria. Aan het eind van de 15e eeuw zien we een explosieve productie van teksten die het levensverhaal en de mirakelen van Sint-Anna en haar familie uitvoerig beschrijven. Er ontstond een keur van liederen, gebeden, spreuken in verband met de devotie. ‘Help Sint-Anna u met derde’ of ‘Help Jezus, Maria, Anna’ moeten aan het eind van de Middeleeuwen de meest gehoorde schietgebedjes geweest zijn. Met die aanroeping werden Anna, Maria en Jezus om bijstand gevraagd op het moment dat de vereerders in nood waren. De Annaverering heeft van oudsher de typische trekken van een moedercultus. De afbeeldingen – zo ook deze in onze kerk – visualiseren de herkenbare en universele band tussen kind en moeder: warmte, veiligheid en geborgenheid. Net als de devotie, was de manier van uitbeelden aan verandering onderhevig. Tijdens het hoogtepunt van de verering wordt de Sint-Anna op schilderijen en in beeldhouwwerken afgebeeld samen met haar kind Maria en haar kleinkind Jezus. Men noemt deze voorstelling: Anna-ten-Drieën: Anna met Maria en Jezus. Deze beelden laten Anna zien als een volwassen vrouw met Maria als klein meisje op haar arm, Maria op haar beurt draagt het kleine Jezuskind op haar schoot. Deze voorstelling gaf tot begin 16e eeuw het belang van Anna in het drietal Anna-Maria-Jezus aan: Anna was als grootmoeder van Jezus de belangrijkste figuur met een bijzondere macht als hemelse voorspreekster bij haar kleinzoon. Het beeld in onze kerk is een typisch voorbeeld. In de 16e eeuw verandert dat sterk: Maria wordt nu de evenknie van Anna en zit of staat als volwassen vrouw rechts van Anna met midden tussen hen in het Jezuskind. Deze wijziging gebeurt onder invloed van de Reformatie - een hervorming die begint rond 1517, opnieuw een zuiver en puur christelijk geloof wil en uitmondt in het protestantisme van Luther en Calvijn . De glansrol van Anna lijkt voorbij. Anna-ten-Drieën wordt ook wel de aardse Drie-Eenheid genoemd, Trinitas Terrestris, dit in tegenstelling tot de goddelijke Drie-Eenheid, Trinitas Caelestis, de Vader, de Zoon en de H.Geest. Na het concilie van Trente (1545-1563) wordt die titel gereserveerd voor de Heilige Familie: Jezus, Maria en Jozef. En nu terug naar het Anna-ten-Drieënbeeld in onze kerk. Reeds in de periode 1651 -1655 vinden we in de verslagen van het bezoek van de toenmalige deken sporen die verwijzen naar de devotie voor de H. Anna. Een schilderij met de voorstelling van de H. Anna en OnzeLieve-Vrouw werd vóór 1667 geschilderd door Coxie Michiel III (1603 – 1667) en in 1699 plaatste men een nieuw altaar voor de H. Anna. In het dagboek van pastoor Van Schaebroek vinden we de vermelding dat rond 1763-1766 twee “kaskens” voor de beelden van OnzeLieve-Vrouw en de H. Anna - het beeld waarover deze tekst gaat - geplaatst werden. Deze beelden behoren tot de oudste kunstwerken van onze kerk en dateren vermoedelijk uit de 16e of 17e eeuw. Mogelijk behoorden ze tot de kunstwerken die rond 1603 kort na de godsdiensttroebelen van de tweede helft van de 16e eeuw, met financiële steun van Maria Luytgaerens, door de kerkmeesters besteld werden in het kader van de Contrareformatie, de tegenbeweging door de katholieke kerk. (Uit het bouwhistorisch onderzoek van de SintNiklaaskerk door Linda Van Langendonck) Het hele verhaal maakt duidelijk dat Sint-Anna een vorm is van de warme moederfiguur die in alle religies onontbeerlijk is. Een mooiere tweede beschermheilige van onze kerk kunnen we ons moeilijk wensen. Haar naamdag valt op 26 juli.