1 De zaligsprekingen: wegwijzers naar de vreugde van het Rijk Gods De komende Wereldjongerendagen hebben elk één van de zaligsprekingen als thema. Op Palmzondag 2015 is het motto: ‘Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien’ (Mt 5, 8). En tijdens de Wereldjongerendagen in Polen (25 juli-1 augustus 2016) luidt het thema: ‘Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden’ (Mt 5, 7). Met deze keuze wil paus Franciscus ons blijkbaar oproepen om naar het hart van het evangelie te gaan. In de zaligsprekingen gaat het inderdaad om de kern van Jezus’ boodschap: ze vormen de opening van de zogenaamde ‘Bergrede’, je zou kunnen zeggen de debuutrede van Jezus, waarin hij verwoordt wat eigenlijk de logica en de levenswijze zijn van het ‘koninkrijk van God’. Wat is dat ‘rijk van God’, waar Hij zo vaak over spreekt? Het is de aarde, onze wereld, in zoverre de liefde van God er mag ‘heersen’. Wat zou er veranderen in onze wereld, als de liefde van God het werkelijk voor het zeggen zou hebben? Er zouden veel dingen op hun kop gezet worden, het zou er helemaal anders aan toe gaan… In de zaligsprekingen wordt een stukje van die profetische ‘omkering’ zichtbaar. Jezus prijst er juist die mensen gelukkig die het blijkbaar niet zo gemakkelijk hebben, maar die desondanks alles hun hoop en hun geloof in de kracht van Gods liefde niet verliezen. Hij prijst diegenen gelukkig die, te midden van alle ellende die het leven meebrengt, zachtmoedig, barmhartig en zuiver van hart blijven, diegenen die zich blijven inzetten voor vrede. Hieronder volgen alvast enkele opstapjes om zelf met de zaligsprekingen aan de slag te gaan: lees ze, overweeg ze, ga met anderen in gesprek en zoek hoe je ze in jouw leven zichtbaar kan laten worden. Want dat is de bedoeling van de zaligsprekingen: dat mensen er door geraakt worden en zich laten omvormen. Als dat gebeurt, kan de ‘vreugde van Gods koninkrijk’ ontkiemen in deze wereld. Dan worden christenen zout en licht voor de wereld. Een zalige, gelukkige zoektocht gewenst! Joris Polfliet Zalig, gelukkig ben je…1 “Zalig kerstfeest”, “zalig Pasen”. Neen, ik ben het noorden niet kwijt. Maar het zijn uitdrukkingen die min of meer bekend in de oren klinken en waar we het woordje “zalig” nog tegenkomen.We zijn vandaag de dag niet meer zo vertrouwd met het woordje “zalig”. We gebruiken het enkel nog om over extreme ervaringen of gebeurtenissen te spreken. In het evangelie horen we het zo vaak, “zalig zij die”. En het zet ons aan het denken. Wanneer we de woorden “zalig zij” vervangen door “gelukkig zijn zij”, dan wordt alles een beetje duidelijker. Want wat betekent “geluk” voor ons? Wanneer voelen wij ons “zalig”? Wanneer we de zaligsprekingen aandachtig bekijken, zijn het stuk voor stuk zinnen van hoop, van leven. Jezus wil aantonen dat het zalige net niet in die extreme zaken zit, maar wel in de kleine alledaagse dingen die we op onze levensweg tegenkomen... Gelukkig die arm van geest zijn, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. Jezus spreekt hier niet zozeer over materiële armoede, eerder over mensen die door het leven gelouterd en gerijpt zijn. Want die mensen worden ontvankelijk voor zijn bevrijdende boodschap. Ze rekenen minder op eigen kracht en prestatie maar op de kracht en de liefde van God. Het gaat hier om een gebaar van nederigheid en vooral dankbaarheid. Jezus prijst hier niet het arm zijn, het lijden, het verdriet, maar wel de mensen die in zo’n situaties de liefde van het evangelie beleven, namelijk het geluk van het danken, delen en dienen. Hangt ons geluk af van onze financiële welvaart, van een hoge machtspositie, van een mooie auto, een mooi huis? Of kunnen we toegeven dat het echte geluk, zoals Christus het hier bedoelt, in het kleine, het onverwachte, het gratuite ligt? 1 In de werkvormen kan zowel de Bijbelvertaling met “zalig” als met “gelukkig” gebruikt worden. 2 Zo was er op een bepaalde dag een zwerver die op het einde van de dag een boom zocht om in zijn schaduw te kunnen uitrusten. Toen de man daar een eindje zat, kwam iemand op hem toegelopen en riep: “De steen, de steen, geef me alsjeblieft de steen”. Welke steen? vroeg de zwerver. Wel, zei de jonge man, vannacht droomde ik, dat ik een zwerver zou ontmoeten, rustend onder een boom. Dat hij me een kostbare steen zou schenken die me voor altijd rijk zou maken. De zwerver rommelde in zijn tas en haalde er inderdaad een steen uit. Waarschijnlijk zal het deze steen zijn, zei de zwerver, ik vond hem gisteren langs de weg, je mag hem gerust hebben. En hij gaf hem aan de jonge man. Met verwondering keek de jonge man naar de steen. Het was een enorme diamant, misschien wel de grootste van de wereld. De jonge man ging met de diamant naar huis. Maar de hele nacht lag hij in zijn bed te woelen, hij kon maar niet slapen. De volgende dag zocht hij de zwerver op en gaf hem de diamant terug. De zwerver keek verbaasd. En de jonge man vroeg hem: Wil je mij de rijkdom geven die u in staat stelt om zo moeiteloos een kostbare diamant weg te geven? Met de “armen” doelt Jezus niet zozeer op de uiterlijke behoeftigen, maar eerder op de innerlijk eenvoudigen, diegenen die met respect en bescheidenheid omgaan met mensen en dingen. Zo maakte een man een lange reis. Hij bezocht een oosters orthodox klooster. De man was zelf een anglicaan en eigenlijk, in de ogen van de oosters orthodoxe monniken, een ketter. Niettemin werd hij door de gastenpater hartelijk verwelkomd met thee en iets om te eten. De man vroeg de gastenpater naar de reden van de hartelijke ontvangst van iemand die geen geloofsgenoot was. Het antwoord was:”Meneer, we behandelen altijd iedere gast als een engel, voor het geval dat, je weet maar nooit. Het mocht ons wel eens overkomen dat die dakloze, die drugsverslaafde, die vrouw zonder papieren, die zoekende jongere… een engel was. Gelukkig die verdriet hebben, want zij zullen getroost worden. De mensen die verdriet hebben en treuren zijn niet de zwartkijkers en de pessimisten die zichzelf beklagen, maar diegenen die oog hebben voor het verdriet van anderen. Een goed en wijs man begon te lijden aan een koud hart. Door zijn verkilde hart verdwenen zijn goedheid en wijsheid. Er kwam een vriend om hem raad te geven. Verstandige woorden waren het, die hij sprak. Maar daarmee kon het hart van de man niet worden genezen. Een volgende vriend schoot te hulp. Hij probeerde het koude hart met een groot vuur te verwarmen, met dekens en kruiken. Maar ook deze goede daden konden het bevroren hart niet ontdooien. Een derde kwam. Hij ging naast zijn oude vriend zitten en zag zijn ellende. Geroerd door wat zijn vriend overkomen was, omhelsde hij hem en weende. Toen werd het hart van de vriend weer warm. Want meer dan verstandige woorden en goede daden zijn tranen soms de sleutels tot een verkild hart. Gelukkig die zachtmoedig zijn, want zij zullen het land erven. De zachtmoedigen zijn niet de sentimentele zwakkelingen, maar diegenen die staan voor liefde, tederheid en geweldloosheid. Ergens in Afrika waren drie vrouwen bezig aan een bron, even buiten het dorp. Een oude man stond er vlak bij. Hij hoorde hoe de vrouwen aan het opscheppen waren over hun zonen. “Mijn zoon is de knapste van de hele school”, zei de eerste. “De mijne is kampioen hardlopen. Niemand kan sneller lopen dan hij”, zei de tweede. De zoon van de derde vrouw was niet bijzonder, dat wist iedereen, dus zweeg zij maar. Toen hun emmers vol waren liepen ze samen naar huis en de oude man slenterde achter hen aan. Op een bepaald moment komen drie jongelui hen tegemoet. “Hé, dat zijn onze zonen”, zei één van de vrouwen. De eerste was zijn spieren aan het losmaken, hij groette en rende hen in een drafje voorbij. De tweede zag hen niet eens, zo verdiept was hij in gedachten. De derde liep naar zijn moeder toe en zonder iets te zeggen, nam hij de zware emmer over. “Wel, wat denk je van onze zonen?”, vroeg de moeder van de kampioen aan de oude man. “Welke zonen?”, zei de man, “Ik heb er maar één gezien.” 3 Gelukkig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. De gerechtigen zijn niet diegenen die erop uit zijn om hun recht op te eisen; zij plaatsen het welzijn van de naaste voorop en vinden het net belangrijk dat anderen rechtvaardig behandeld worden en leven vinden. Een moeder vertelde me eens het volgende verhaal. Ze gaf enkele karweitjes aan haar zoon. Toen de jongen de karweitjes aan het doen was, dacht hij bij zichzelf: “Eigenlijk is dat nogal veel werk, ik verdien toch een vergoeding hiervoor”. Toen hij klaar was, nam hij een briefje en begon te rekenen. Gras afrijden: 2 euro, de vaat: 1 euro, de vuilnis buiten dragen: 1 euro, een boodschap doen: 50 cent, dit is samen: 4,5 euro. Hij gaf het briefje aan zijn mama en onmiddellijk betaalde zij hem 4,5 euro. De jongen was natuurlijk zo fier als een gieter. Toen hij echter ‘s avonds ging slapen, vond hij een briefje op zijn bed waarop stond: eten klaarmaken: 3 x 365 dagen x 11 jaar: 0 euro, was doen: 2 x 52 weken x 11 jaar: 0 euro, boodschappen doen: 1 x 365 dagen x 11 jaar: 0 euro, enz. … De jongen had het begrepen: wat je doet uit liefde, kan en hoeft niet vergoed te worden. Gelukkig die barmhartig zijn, want zij zullen barmhartigheid ondervinden. De barmhartigen zijn niet de bevreesde slappelingen, maar diegenen die de eerste stap durven zetten om te vergeven. Een prachtig Bijbels voorbeeld is de ontmoeting van Jezus met een overspelige vrouw (Joh 8, 1-11). Zoals gieren in een cirkel rond hun prooi vliegen, zo sluiten de oudsten de vrouw die op overspel betrapt is, in. Met een wet die het wil opnemen voor de zwakkeren, bedreigen ze het leven van deze vrouw, omwille van een fout die ze met een ander maakte. Heel het leven van een mens wordt in de weegschaal gegooid, door één misstap. En dan doorbreekt Jezus de cirkel: Hij maakt de stenen harten mild, door de mensen in hun eigen hart te laten kijken. Zoals een vader die zijn verloren kind terug in zijn armen sluit, zo sluit Jezus de vrouw in zijn onvoorwaardelijke liefde, een liefde die enkel omarmt en niemand uitsluit. Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien. De zuiveren van hart zijn niet de puriteinen, maar de ongecompliceerde mensen, de mensen die een eerlijke, ondubbelzinnige gezindheid hebben. Dat betekent dat zij zonder leugen of huichelachtigheid in het leven staan. Zo was er eens een tsaar die alles had wat hij zich maar wensen kon. Er waren echter drie vragen die hem bezig hielden. Wat moet ik doen voor andere mensen? Met welke mensen moet ik doen wat God van mij verlangt? En wanneer moet ik het doen? Hij raadpleegde al zijn wijzen en alle geleerden, maar niemand kon hem het antwoord geven. Er was één iemand die zei dat er een boer leefde, een heel eind ver, die veel wijsheid bezat en die misschien wel het antwoord zou weten. Onmiddellijk ging de tsaar op reis en na een lange tijd kwam hij op het land van de boer aan. De boer keek nauwelijks op toen de tsaar zijn vragen stelde. Hij ging verder met ploegen, zonder een antwoord te geven. De tsaar werd kwaad en zei: “Weet je wel wie ik ben, ik ben de tsaar aller Russen.” Maar ook dit maakte geen indruk op de boer, die gewoon doorging met zijn werk. Plots kwam een zwaargewonde man het land op gewankeld. Voor de ploeg viel hij neer. De boer zei tegen de tsaar: “Help me om die man naar binnen te dragen.” “Ik zal je helpen”, zei de tsaar, “maar zal je me dan de antwoorden geven?” “Straks”, zei de boer en samen brachten ze de man naar binnen en verzorgden hem. “Zeg je het nu?”, zei de tsaar. “Je kunt naar huis”, zei de boer, “je hebt de antwoorden op je vragen. Wat moet ik doen? Wat op mijn weg komt. Met wie? Met diegenen die aanwezig zijn. Wanneer moet ik het doen? Op het moment dat het zich voordoet.” Gelukkig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden. De vredestichters zijn niet diegenen die, om zelf geen last te krijgen, alle ruzies proberen te sussen, maar zij die moedige gebaren stellen van verzoening, ook al vraagt dat soms veel. 4 Gelukkig die vervolgd worden vanwege de gerechtigheid, want hun behoort het koninkrijk der hemelen. De vervolgden zijn niet diegenen die zich steeds tekort gedaan voelen, maar die de verdediging van de onderdrukten en de machtelozen op zich nemen. Het is een hele opgave voor ons om ook in duistere momenten te reageren als kinderen van God, om ook dan te delen, te geven en bezorgd te zijn voor anderen. Om mensen te zijn die Christus zalig prijst. Jullie, jongeren, zijn echter de voortrekkers om dat uit te stralen in deze wereld. In alle eenvoud, elk op zijn manier. Steven Knockaert