Een aspirientje tegen de schizofrenie Verschenen in De Jonge Akademie over de knie Iris Summer is hoogleraar psychiatrie in het UMC Utrecht waar ze de biologische aspecten van psychoses bestudeert. Ze heeft ontdekt dat welke taalgebieden in de hersenen actief zijn als psychiatrische patienten “stemmen horen” en op basis van haar onderzoek zijn nieuwe behandelingen ontwikkeld. Nee, schizofrenie is geen gespleten persoonlijkheid, al doet de Latijnse vertaling dat wel vermoeden. Ja, onhandige naam, inderdaad. Moeten we iets aan doen. Schizofrenie is een ernstige ziekte waarbij je dingen ziet of hoort die er niet zijn (hallucinaties) en overtuigd bent van ideeën die niet kloppen (wanen). Het gaat gepaard met een forse achteruitgang in sociaal en professioneel functioneren. De wanen en hallucinaties zijn wel te behandelen met antipsychotische medicatie, maar dat voorkomt de achteruitgang helaas niet. Veel aspecten van deze fascinerende ziekte begrijpen we nog niet goed, maar toch is onze kennis over schizofrenie de afgelopen 200 jaar enorm toegenomen. Zo werd het in de 19e eeuw gezien als Gods straf vanwege erfzonde, of bezetenheid door de duivel. Die laatste overtuiging is in streng religieuze kringen helaas nog steeds endemisch… De psychoanalytici van de vorige eeuw zagen schizofrenie als regressie naar een vroeg infantiel stadium. Behavioristen (gedragspsychologen) daarentegen dachten dat schizofrenie een uit de hand gelopen bekrachtigingsproces was, terwijl sociologen duidelijk het resultaat van een kille opvoeding herkenden. Veel therapieën, veel verdrietige ouders, nog steeds achteruitgang in het functioneren. Dat stadium zijn we te boven. Het is inmiddels wel duidelijk dat schizofrenie een hersenziekte is. Maar wat is er dan precies mis met de hersenen? Op hersenscans ziet het brein van iemand met schizofrenie er eigenlijk heel normaal uit. We weten dat de boodschapperstof (neurotransmitter) dopamine een rol speelt. Antipsychotica, die de symptomen kunnen doen verdwijnen, verminderen allemaal de prikkeloverdracht in de hersenen via dopamine. Toch is dit waarschijnlijk niet de basis van schizofrenie, vertelt ons de genetica. De genen die coderen voor de dopamine receptoren zijn niet afwijkend bij patiënten met schizofrenie. Ook de genen die voor dopamine transporters en afbraakenzymen coderen zijn gelijk aan die van gezonde mensen. Wat is dan wel de basis? Met genetische associatie-studies kun je onderzoeken welke stukken DNA verschillend zijn tussen mensen met of zonder schizofrenie. De regio die de sterkste associatie met schizofrenie vertoont is de korte arm van het zesde chromosoom: 6p22.1. Daar liggen HLA genen, die de functie van het immuunsysteem reguleren. Het immuunsysteem? Wat heeft dat nou met schizofrenie te maken? Misschien wel heel veel! Patiënten met schizofrenie hebben vaker auto-immuunziekten zoals diabetes type I, multiple sclerose, psoriasis en schildklierziektes. Dat geldt ook voor hun eerstegraads familieleden. Vrouwen die tijdens de zwangerschap een onsteking hebben krijgen vaker een kind dat later schizofrenie ontwikkelt. Je kunt het ook zien op PET scans van de hersenen: patiënten met schizofrenie hebben meer geactiveerde microgliacellen. Microgliacellen zijn de vuilnismannen van het brein, een activatie van deze cellen wijst op verhoogde staat van paraatheid van het immuunsysteem in de hersenen. Immunologische factoren bepalen de manier waarop tryptofaan, de basisstof van verschillende neurotransmitters zoals dopamine, wordt afgebroken. Bij een hogere staat van paraatheid van het immuunsysteem (bijvoorbeeld bij een virusinfectie) wordt meer tryptofaan omgezet in kynureninezuur, wat giftig is. Bovendien blokkeert kynureninezuur de prikkeloverdracht via de NMDA receptor. De NMDA receptoren hebben een heel belangrijke rol in de plasticiteit van de hersenen en in het geheugen.Verminderde stimulatie van de NMDA receptoren kan weer leiden tot, jawel, verhoogde dopamine prikkeloverdracht. Zo kan een afwijking in de immuunregulerenede genen dus bijdragen aan een verhoogd niveau van dopamine, wat vervolgens de wanen en hallucinaties veroorzaakt. Die immunologische component van schizofrenie is razend interessant! De geneeskunde beschikt namelijk over een grote kast vol medicijnen die het immuunsysteem beinvloeden, de laatste jaren nog aangevuld met enkele zeer potente biologische middelen. Kunnen die immuun modulerende middelen dan schizofrenie remmen? Dat zou best eens kunnen. Een recent overzichtsartikel liet zien dat eenvoudige ontstekingsremmende middelen, zoals aspirine en zijn broertje celecoxib, de symptomen van schizofrenie kunnen verminderen. Misschien kunnen sterkere middelen wel een nog groter effect sorteren. Door vroeg te beginnen, als iemand pas net symptomen heeft ontwikkeld, en de schade aan het brein nog beperkt is, kunnen we de achteruitgang in het functioneren misschien voorkomen. Kunnen we dan eindelijk echt de prognose van schizofrenie verbeteren? Ik hoop het zo! Bronnen: Müller N, Schwarz MJ. Immune System and Schizophrenia. Sommer IE, de Witte L, Begemann M, Kahn RS. Nonsteroidal anti-inflammatory drugs in schizophrenia: ready for practice or a good start? a meta-analysis.