WEG UIT HET MOETEN

advertisement
WEG UIT HET MOETEN
Religie als verstrikking en ontknoping. Lezing van Just van Es op 19 april 2013
‘Doe eens spontaan!’
‘Let niet op de rommel!’
‘Wees eens creatief!’
‘Laat het los!’
‘Neem eens een bloemetje voor me mee, maar niet omdat ik dat heb gezegd!’
Double bind
Bovenstaande uitspraken bevatten allemaal dubbele boodschappen (net als de beruchte opdracht
van Herman Finkers: ‘Rustig aan en vlug een beetje!’). Steeds krijgt iemand een opdracht voor iets
wat niet kan worden afgedwongen. Spontaniteit en creativiteit zijn bij uitstek dingen die niet op
commando kunnen worden gevraagd. Dat geldt ook voor geloof.
In de jaren vijftig houdt sociaal-wetenschapper Gregory Bateson (1904-1980) zich met deze dubbele
boodschappen bezig. Hij verzint er een term voor: de double bind of dubbele binding. Bateson is
geïnteresseerd in dergelijke paradoxale communicatie om te laten zien hoe verwarrend deze is voor
schizofrene patiënten. Maar de double bind werkt evengoed verwarrend in het dagelijks taalgebruik
van gewone mensen. Het valt ons alleen niet altijd even goed op.
Dubbele boodschappen komen vaak gemaskeerd tot ons. Het is Just van Es opgevallen hoezeer de
double bind ook het religieus taalgebruik gevangen houdt.1 Neem nou de opdracht: ‘Gij zult de Here uw God lief hebben [...] en uw naaste als uzelf’. Maar kun je liefde afdwingen? Is het nog liefde als je
het in opdracht doet? Religie legt hier een strik.
Paulus en zijn strijd tegen het moralisme
Religie die gelovigen regeltjes oplegt verwordt tot moralisme. Paulus verzet zich sterk tegen het feit
dat medegelovigen van de wet een regel maken. Hij is niet tegen Gods wet als zodanig. Paulus zingt
van harte Psalm 119 mee: ‘Hoe lief heb ik uw wet! De hele dag is zij in mijn gedachten [...] Uw woord is de lamp bij mijn voet, het licht op mijn pad’. Het gaat mis wanneer de wet een moeten wordt,
wanneer ze wordt gestold in beton en verkeert in het tegendeel van wat ze wil bereiken.
Job en het Oude Testament
Just van Es komt te spreken over Job. De proloog en epiloog van het boek gaan over de vraag of
belangeloze liefde bestaat. De proza-delen van het boek zijn optimistisch, want Job bewijst dat liefde
zonder moeten mogelijk is. God haalt van alles uit om Job van zijn liefde voor God te beroven, maar
het haalt niets uit. God wordt overigens tot die beproeving aangezet door satan. Satan is in het
jodendom het personage dat de beste vragen stelt. Daarom drijft Gods Geest Jezus ook naar de
woestijn om Hem daar door satan te laten trainen, zo voegt Van Es toe.
Voor Van Es onderzoekt de Bijbel hoe de mens zich verhoudt tot God en tot elkaar. Om dat probleem
in kaart te brengen vertelt de Bijbel verhalen. Wanneer wij de verhalen lezen, vinden we er geen
historische werkelijkheid in, maar een mozaïek van mythen die vertellen hoe God antwoord zoekt op
de vraag: ‘Bestaat liefde’. Aanvankelijk stelt Hij eisen in de vorm van geboden en profetieën (OT).
Maar op een gegeven moment ontdekt God dat eisen stellen niet helpt. Mensen worden er alleen
maar rancuneus van. En dan stoppen de profetieën. Het gaat verder in Jezus Christus in wie God laat
zien hoe we kunnen liefhebben zonder moeten. God eist kortom niet langer, maar geeft Zichzelf.
1
Maar ook de filosofie. Denk aan de bekende woorden van Kant: ‘Du kannst, denn du sollst’ of zijn categorische imperatief. Daar tegenover plaatst Just van Es een uitspraak van Derrida: ‘tu dois, donc tu ne peux
pas’ (je moet, dus kan je niet).
Vrijzinnigheid
Voor de vrijzinnigheid is dit een lastig verhaal. Jezus is toch gewoon een mens die laat zien hoe God
het met ons heeft bedoeld? Van Es benadrukt dat dit het verhaal is van de vrijzinnige theologie. Maar
de Bijbel vertelt ons verhalen. Dat heeft betrekking op een ander niveau, een ander taalveld. Jezus’ leven is een verhaal, een mythe, geen historische werkelijkheid.
Just van Es legt uit: ‘Wij hebben een God bedacht die ons bedacht heeft’. Met deze vaststelling treden we een literaire wereld binnen. Daarmee is niet gezegd dat God bestaat. Hamlet bestaat ook
niet. Maar zijn verhaal heeft ons wel wat te zeggen. Of zoals Herman Finkers zingt:
‘De veertigste van Mozart en de liedjes van Jacques Brel
zijn ook ooit verzonnen,’ zei ik, ‘toch bestaan ze wel.
Iets kan zijn verzonnen en daardoor juist bestaan.
Dat soms iets niet verzonnen is, neemt men zomaar aan’
Dit lied is ook verzonnen en hoor hoe het bestaat.
Ik zing het graag omdat daarmee de hemel opengaat.
‘Wij hebben een God bedacht die ons bedacht heeft’. De orthodoxie ontkent de ene helft, de
vrijzinnigheid de andere. Maar in feite spelen orthodoxie en vrijzinnigheid hetzelfde spel. Ze
bedienen zich van hetzelfde discours, namelijk de rationaliteit. Bestaat God? Ja, zegt de orthodoxie.
Nee, zegt de vrijzinnigheid. Van Es wil weg van de ratio – en de regels die deze oplegt aan wat je al
dan niet moet geloven – en toe naar de ervaring. Hij voelt zich wat dat betreft meer verwant met de
aloude bevindelijkheid. God gebeurt.
Jezus vs Johannes de Doper
Terug naar het grote verhaal van de Bijbel. Het Nieuwe Testament geeft andere antwoorden dan de
Hebreeuwse Bijbel op de vraag of liefde bestaat en hoe wij ons daarmee kunnen verhouden. Neem
nou Johannes de Doper. Hij is de verpersoonlijking van de profetie. Zijn ‘Bekeer je’ is een voorwaarde
voor de komst van het Koninkrijk (Mc. 1,4). Bij Jezus klinkt een heel andere boodschap: ‘Het koninkrijk is er al en daarom moet je je bekeren’ (Mc. 1,14).
En Jezus’ Bergrede dan? Die preek is geen waslijst met uiterst ingewikkelde en tegennatuurlijke opdrachten, maar een vorm van empowerment voor de hoeren en de tollenaars die Zijn publiek
vormen. Die mensen zijn niet zwak, maar horen er volledig bij.
Het verhaal van Jezus en de rijke jongeling is ook vaak misbruikt om gelovigen maar dingen te laten
moeten. Vraagt die knul niet: ‘Wat moet ik doen om het eeuwig leven te beërven?’ Moralisten leggen Jezus’ antwoord zo uit dat Hij in feite het onmogelijke vraagt van de jongeling: ‘Verkoop al uw bezit en schenk het geld aan de armen’. Maar Van Es ziet het verhaal als een soort koan, een opdracht die
een zen-meester geeft die zijn leerling helemaal laat vastdraaien en daardoor tot inzicht laat komen.
In feite is het een heel humoristisch antwoord dat Jezus geeft, zegt Van Es: ‘Jij denkt in termen van moeten. Trek dan ook de uiterste consequentie en verkoop alles. Maar dan kan niet, zoals ook het
Koninkrijk van God niet te koop is. Het moeten is een doodlopende weg. Als je moet worden wie
bent, dan lukt het niet’.
Genade
Van Es stelt dat elke plicht je de mogelijkheid beneemt om het goede te laten gebeuren. Er hoeft ook
niets, zegt Van Es. Het goede ís er al. Zoals Jezus verkondigt dat het Koninkrijk van God er al is. Dát is
genade.
De boodschap van de Bijbel staat haaks op ons probleemoplossend handelen. Wanneer wij iets doen,
dan creëren we vaak een nieuw probleem. Op het terrein van de techniek valt er nog veel op te
lossen en daar kunnen we vast ook nog veel bereiken. Maar op het terrein van de religie maken we
veel stuk met ons doen. Ontdoe je van het doen!
Er is een doen wat geen doen is. Dat is niet luieren of je passief opstellen. Dat is doen wat je hand
vindt om te doen. Maar ga niet iets doen vanuit een ideologie, vanuit een concept van hoe de
werkelijkheid zou moeten zijn.
Zoals de Tao leert vereist niets doen oefening. Zie jezelf als een onderdeeltje in een gigantisch
radarwerk, als factor in plaats van auctor. Laat aan je draaien en bewegen, maar ga niet zelf maar
wat doen, want dan werk je het grote geheel juist tegen.
De voortdurend scheppende God is een westerse projectie. Van Es overweegt een boek te schrijven
over de spiritualiteit van de evolutie. Alles gebeurt vanzelf.
Mededogen
Leidt dit alles dan niet tot inertie, passiviteit, lijdelijkheid? Van Es vindt van niet. We moeten doen
wat onze handen vinden om te doen. Maar de uitkomst kan niet al bij voorbaat vastliggen in een
systeem van regeltjes. Elke ideologie die wil bepalen hoe we moeten handelen verkeert in zijn
tegendeel.
Alleen kunstenaars snappen iets van het wonder van de totstandkoming. Wie nadenkt bij het maken
van muziek, speelt slechts noten. Wie van te voren al zijn verfstreken wil overdenken, komt nooit tot
een schilderij.
Qing, de meester-houtsnijder, maakte van kosthaar hout een standaard voor klokken. Toen die
klaar was, stonden allen er verbaasd omheen. Ze zelden dat dit het werk was van
bovennatuurlijke krachten. Oe Prins van Lu vroeg aan de meester-houtsnijder: "Wat is uw
geheim?"
Qing antwoordde: "lk ben maar een simpel handwerksman, geheimen heb lk niet. Er is alleen
dit: Toen ik over het werk begon na te denken dat u mij opgedragen had, hield ik mijn geest
zuiver en verspilde hem niet aan onnodige dingen. lk vastte om mijn geest tot rust te brengen.
Na drie dagen gevast te hebben was ik vergeten wat winst en succes was. Na vijf dagen wist ik
niet meer van lof of kritiek. En na zeven dagen was ik mij niet meer bewust van lichaam of
ledematen. Tegen die tijd waren alle gedachten Over Uwe Hoogheid en het Hof verdwenen.
Alles wat mij van mijn taak had kunnen afleiden was teniet gedaan. Mijn hele denken was
geconcentreerd op het maken van die klokkenstandaard. Daarna ging ik naar het woud om de
bomen in hun natuurlijke staat te aanschouwen. Toen de juiste boom voor mijn ogen
opdoemde, zag ik er de klokkenstandaard in, heel duidelijk en boven iedere twijfel verheven.
Het enige wat ik moest doen was mijn hand uitstrekken en beginnen.
Als ik deze specifieke boom niet had ontmoet, dan was die standaard voor klokken nooit tot
stand gekomen. Wat wil dus het geval? Mijn eigen concentratie maakte het mij mogelijk de
verborgen mogelijkheden in de boom te ontdekken. Uit deze ontmoeting ontstond het werk,
dat u toeschrijft aan bovennatuurlijke krachten."
(Uit: Th. Merton, De weg van Zhuangzi (Rotterdam 1991)
Het gaat erom dat je je niet bezighoudt met wat moet. Er is geen methode te maken van het
wezenlijke. Dus het vasten van Qing in het bovenstaande verhaal moet niet.
Meditatie
Meditatie kan helpen om weg te geraken uit het moeten. Om de verstrikking te ontknopen. Wie
mediteert wordt waarnemer van zijn eigen gedachten. Wie zijn eigen gedachten waarneemt, neemt
er automatisch afstand van. Wie afstand neemt tot zijn gedachten laat zich er niet meer automatisch
door besturen. Die laat alle bedoelingen los. Dat lijkt heel passief, maar vereist veel oefening en
activiteit, weet Van Es uit eigen ervaring.
Eeuwige terugkeer
Van Es deelt een gedicht uit van T.S. Elliott, getiteld Little Gidding (Four Quarters, vertaling van
Herman Servotte (Antwerpen 1983)):
We zullen niet ophouden met ontdekken
En het einde van alle ontdekking
Zal zijn aan te komen waar we vertrokken
Ende plaats te kennen voor de eerste keer.
Voor de ongekende, herinnerde poort
Wanneer het laatste wat op aarde te ontdekken blijft
Dat is wat de aanvang was;
Aan de bron van de langste rivier
Oe stem van de verborgen waterval
En de kinderen in de appelboom
Niet geweten, want niet gezocht
Maar gehoord, half gehoord, in de stilte
Tussen twee golven van de zee.
Vlug nu, hier, nu, altijd- r Een houding van volstrekte eenvoud
(Die niet minder dan alles kost)
En alles komt terecht en
Alle dingen worden goed
Wanneer de vlammende tongen naar binnen zijn gevouwen
In de gekroonde knoop van vuur
En het vuur ende roos een zijn.
Wat Van Es hier zo mooi aan vindt, is de notie dat ‘The end of all our exploring will be to arrive where
we started and know the place for the first time’. Het doel is het begin, het ontdekken van wat er van
meet af aan al was. Maar daar is een odyssee voor nodig. Pas na ‘all our exploring’ zien we wat er echt toe doet: opruimen, leegworden, vacare, allemaal zaken ‘costing not less than everything’. Maar ook hier: maak er geen moeten van, want dan wordt het een double bind.
Discussie
Vragen om over na te denken:
1.
2.
3.
4.
Wat zie je als de opdracht die het christelijk geloof uitdraagt?
Tot wat voor verstrikking leidt dat en op welke punten bemerk je die?
Wat werkt dan om die verstrikking te ontknopen?
Wat is daarin je rol als pastor?
Om voor mezelf te spreken: ik vind dat het christelijk geloof een appel op mensen doet, een appel tot
barmhartigheid en gerechtigheid. Dat zijn theologische begrippen, die tegenwoordig vrijwel door
niemand – buiten de kerk – meer worden begrepen. Maar ik roep er in mijn overdenkingen altijd toe
op, zij het met andere woorden. Misschien wel omdat ik er zelf nogal eens in tekort schiet. Als ik
denk aan Schweitzer, Bonhoeffer en al die andere grootheden die zich schijnbaar belangeloos
inzetten voor anderen (hoewel we hier niet altijd de mythe van de werkelijkheid kunnen scheiden),
dan ervaar ik een grote verlegenheid. In feite preek ik telkens tegen mezelf... Dat kun je een
verstrikking noemen. Maar het valt niet mee om die te ontstrikken. Het begint, denk ik, met
bewustwording.
Meister Eckhart
Van Es eindigt met wat teksten van Meister Eckhart, die zijn pointe prachtig illustreren. Eckhart zocht
naar belangeloosheid: liefde om niet, bidden om niet, loven om niet. Daartoe maakte hij zich leeg om
gevuld te worden door God. Een crisis kan mensen ook leeg maken. Dan kán er ruimte ontstaan voor
God. Maar ook hier geldt: het is geen recept.
Tekst 1
Ik heb het wel vaker gezegd: wie God zoekt om met hem iets te zoeken vindt God niet, maar wie
werkelijk alleen God zoekt vindt God en vindt nooit alleen God, want vindt met God ook al wat God te
bieden heeft. Zoek je God en zoek je Hem voor eigen nut of om je eigen zaligheid, heus, dan zoek je God
niet. ..... Een goed mens geeft op de volgende vragen het juiste antwoord: "Waarom zoek je God?"
"Omdat Hij God is." "Waarom zoek je de waarheid?" "Omdat het de waarheid is." "Waarom zoek je de
gerechtigheid?" "Omdat het de gerechtigheid is."
Maar alle dingen die in de tijd zijn hebben een waarom. Bij voorbeeld als je zou vragen: "Waarom eet
je?" "Opdat ik kracht heb." "Waarom slaap je?" "Om dezelfde reden." En zo is het met alle dingen die in
de tijd zijn.
Maar een goed mens kent geen waarom. "Waarom heb je God lief?'' "Ik weet het niet, omwille van
God." Waarom heb je de waarheid lief?" "Om der wille van de waarheid." "Waarom heb je de
gerechtigheid lief?" "Omwille van de gerechtigheid." "Waarom heb je de goedheid lief?" "Omwille van de
goedheid." "Waarom leef je?" "Echt, dat weet ik niet! Ik leef graag." (Preek: Aanbidden in geest en
waarheid.)
Tekst 2
Ik heb het al vaak gezegd, en grote meesters zeggen het ook: de mens moet van alle dingen en alle
werken, innerlijke en uiterlijke, zo leeg zijn dat hij een plek kan zijn voor God zelf, waar God kan werken.
Maar nu zeggen wij het anders. Als het zo is dat de mens aan alle dingen onthecht is, aan alle schepselen
en aan zichzelf en aan God, maar als het nog zo in hem is gesteld dat God in hem een plek vindt om te
werken, dan zeggen wij: zolang dat nog in een mens voorkomt, is de mens nog niet arm in de meest
eigenlijke zin van armoede. Want God streeft er voor zijn werken niet naar, dat de mens voor zichzelf een
plek heeft waar God kan werken. Maar dit is armoede naar de geest, als de mens zo leeg is van God en al
zijn werken dat God, als hij in de ziel wil werken, telkens zelf de plek is waar hij wil werken- en dat zou hij
zeker graag doen. Want als God de mens zo arm aantreft, dan verricht God zijn eigen werk en de mens
ondergaat God zo in zich, en God is een eigen plek voor zijn werken. Maar de mens is niet anders dan
iemand, die God ondergaat in diens werken, God immers is een die in zichzelf werkt. En hier, in deze
armoede, verkrijgt de mens het eeuwige zijn dat hij geweest is en nu is en eeuwig zal blijven. (Preek Beati
pauperes spiritu)
Tekst 3
Op dezelfde wijze als iemand die wil leren schrijven: Voorwaar, wil hij de kunst beheersen zo moet hij
veel en vaak deze bezigheid beoefenen, hoe zuur en zwaar het hem ook wordt. Wanneer hij echter vlijtig
blijft oefenen en vaak, dan leert hij zich deze kunst inprenten. Later, wanneer hij dan de kunst beheerst,
wordt hij helemaal leeg van elke voorstelling of overleg en dan schrijft hij ongehinderd en vrij. Dat geldt
evengoed voor het vioolspel als voor gelijk welk werk, dat uit zijn vaardigheid moet voortvloeien. Dan is
het hem voldoende te weten dat hij zijn kunst wil beoefenen; zelfs als hij er niet bestendig bewust bij is,
voert hij zijn werk uit, waaraan hij ook denkt, op grond van zijn vaardigheid.
Een mens moet in al zijn werken zijn wil op God richten en God alleen voor ogen houden. En zo moet hij
voortgaan en niet bang zijn, niet bij voorbeeld erover in zitten of het wel goed is wat hij doet en of hij
niet iets verkeerds doet. Want als een schilder al gelijk bij de eerste streek alle volgende streken wil
bedenken, komt er niets van zijn werk terecht. Als iemand een stad moet binnengaan en al gelijk wil
weten hoe hij de laatste stappen daar moet zetten, komt daar niets van terecht. Daarom moetje de
eerste ingeving volgen en zo verder gaan; dan kom je waar je zijn moet, en zo is het goed. (idem)
Bovenstaande teksten zijn afkomstig van het boek ‘Over God wil ik zwijgen. Preken & Traktaten’, van
C.O. Jellema (Groningen 2010).
Boek Just van Es
Wie meer wil lezen over de ideeën van Just van Es, kan terecht in zijn boek: Weg uit het moeten.
Religie als verstrikking en ontknoping (Zoetermeer 2011)
Download