Medewerkerstevredenheid Amand Dewaele INHOUD Inleiding 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Begripsverklaring Organisatiegebieden, die invloed hebben op medewerkertevredenheid Medewerkertevredenheid Meten van tevredenheid Het uitvoeren van een tevredenheidsonderzoek Stappenplan Vragenlijsten 7.1 Algemeen 7.2 Kenmerken van de vragen 7.3 Soorten vragen De verwerking van de resultaten 8.1 Analyse van de algemene tevredenheid 8.2 Analyse van de individuele sleutelfactoren Opvolging Inleiding Medewerkerstevredenheid meten is nuttig voor een organisatie die goed werkt en kwaliteit wil leveren. Voor kleine organisaties wordt de medewerkerstevredenheid best getest via de gewone functioneringsgesprekken, team– en/of stafvergaderingen, enz. De organisatie moet er echter rekening mee houden dat de tevredenheidsmetingen, zoals verder beschreven, slechts nuttig zijn voor grote organisaties met vele medewerkers. Een tevredenheidsonderzoek wordt interessant voor organisaties die meer dan 50 medewerkers vertegenwoordigen. Met medewerkers bedoelen we, zoals overal in dit standaardwerk, zowel de betaalde als de vrijwillige medewerkers. 1 Begripsverklaring Tevredenheid, betrokkenheid en motivatie is het kwaliteitsgebied waarin tot uiting komt hoe de medewerkers aankijken tegen hun organisatie en hun functioneren in deze organisatie. Tevredenheid ontstaat wanneer de medewerkers gemotiveerd zijn. Motivatie is de actieve wil om zijn werk te doen en resultaat af te leveren en er zelf nog plezier aan te beleven. Motivatie is zeer veranderlijk en onderhevig aan “externe” factoren. Toch kan het management gebruik maken van motivatoren om motivatie positief te beïnvloeden. 2 Organisatiegebieden die invloed hebben op motivatie en medewerkerstevredenheid Leiderschap Hoe gaat de leiding om met de medewerkers? Welke stijl wordt gebruikt? (zie ook organisatiecultuur en leiderschapsstijl). 1 Beleid en strategie De mate van betrokkenheid van het personeel bij het opmaken van beleids- en jaarplannen, missie en waarden. Medewerkersbeheer Hoe worden de medewerkersinstrumenten gebruikt? Wat zijn de mogelijkheden voor de medewerkers (opleiding, beloning, doorgroeien en promotie)? De gehele arbeidssituatie speelt een rol. Middelen De beschikbaarheid van de nodige middelen om het werk naar behoren te kunnen uitvoeren, de informatie en communicatie op het werk. Processen Welke verantwoordelijkheden krijgt het personeel voor het uitvoeren van zijn eigen taken? Hoe wordt er opgetreden bij ‘fouten’? Hoe worden verbeteringen aangepakt? 3 Medewerkerstevredenheid Het proces van medewerkerstevredenheid is zoals boven vermeld zeer nauw verbonden met motivatie. Gemotiveerd personeel zal meer tevreden zijn dan niet gemotiveerd personeel. Tevreden personeel presteert beter en de bedrijfsresultaten en de klantentevredenheid stijgt (vrij naar Bowen 1). - EMPOWERMENT* Medewerkers Medewerkers zijn in staat om resultaat te leveren en voelen zich goed. Zij zijn gemotiveerd Leiderschap Beleid Personeelsmanagement Middelen Processen Medewerkerstevredenheid Servicekwaliteit Klantentevredenheid figuur 1 - Tevredenheidscirkel * Empowerment staat hier als methode om medewerkers te motiveren in de ruime zin van het woord. Zij moeten zich goed voelen. De relatie tussen motivatie en tevredenheid is zeer verschillend per organisatie, maar ook per medewerker in een organisatie. Er zijn verschillende mogelijkheden. De grafiek illustreert deze mogelijkheden en vat deze samen in 4 balanswaarden. 1 Bowen E. en Lawler E. “Empowering Service Employees”, Sloan Management Review, 1995. 2 MOTIVATIE X2 X3 X1 X4 TEVREDENHEID Figuur 2 - Motivatie/tevredenheidsgrafiek X1 Lage motivatie en lage tevredenheid In deze situatie is het gebrek aan tevredenheid bij de medewerker meestal de oorzaak van een lage motivatie. Er moet dus gewerkt worden aan de tevredenheid (betere arbeidsomstandigheden, uurregeling, afspraken,…). X2 Hoge motivatie en lage tevredenheid Dit is een situatie waarbij medewerkers gemotiveerd zijn en bereid zijn om te presteren, maar waarbij niet aan hun verwachtingen wordt voldaan. Zij werken onder hun niveau. We moeten hier werken aan de tevredenheid. (meer middelen, betere processen,…). X3 Hoge motivatie en hoge tevredenheid Er is een goede balans tussen wat men wil (motivatie) en wat de organisatie biedt (verwachtingen). Hier moet gewerkt worden aan borging, het behouden en beschermen van deze toestand. X4 Lage motivatie en hoge tevredenheid Deze medewerkers zijn snel tevreden. Zij stellen weinig eisen en vinden het wel goed. Hier moet gewerkt worden aan de motivatie (empoweren, gedragsveranderende trainingen, sociale vaardigheden…). Uit figuur 1 kan men afleiden dat naarmate de tevredenheid toeneemt, de prestaties en de service verbeteren. Dit is ook zo, maar niet continu. Figuur 3 illustreert dit. MOTIVATIE Verbeterprojecten TIJD Empowerde initiatieven : Trainingen Opleidingen Inspraakmomenten Functioneringsgesprekken Coaching … Nazorgactiviteit Workshop Personeelsfeest “Werkmolecule” … Figuur 3 - Nazorggrafiek 3 Door het gebruik van motivatoren of het invoeren van empowerment stijgt de motivatie en bijgevolg het prestatieniveau. Achteraf echter kan bij het niet onderhouden van de verbetering, de motivatie opnieuw gaan dalen. Hoe meer de medewerkers geëmpowerd zijn, hoe lager de motivatie kan terugvallen. Dit noemt men het CHAOS-effect. Dit letterwoord komt van de afkorting van volgende (Engelse) termen: Confusion of verwarring – men weet niet goed wat men moet doen, wat verwacht wordt Hassle of ruzies – er ontstaan wrijvingen tussen personen, groepen Anger of woede – boosheid over gebrek aan ondersteuning en begeleiding, uit vrees voor fouten Obstruction of tegenwerking – boosheid kan verder gaan en zich uiten in echte tegenwerking Stasis of stilstand - mensen zijn zo gedemotiveerd dat ze apathisch reageren, niets verandert noch Dit zijn factoren of effecten die ontstaan als niet voldoende of niet continu wordt gewerkt aan de motivatie. Als men een van deze tekenen ontdekt, moet men onmiddellijk maatregelen nemen om eraan te verhelpen. Daarom moeten wij een continue inspanning leveren om het bereikt niveau te behouden. Vandaar kunnen we spreken over een continue verbetering via acties die op verschillende momenten georganiseerd worden (verbeterprojecten). Aan de hand van de inhoud en de aard van de projecten kan men ook een idee krijgen van de evolutie van de tevredenheid van de medewerkers. Hoe verder de projecten van de individuele medewerker verwijderd zijn en hoe algemener deze projecten worden, hoe beter. Vb.: Eerst zijn er projecten i.v.m. de taakinhouden, dan i.v.m. motivatie, later over de inrichting van bureaus, nog later over de lokalen waar mensen ontvangen worden en later over het inrichten van activiteiten voor het onthaal van nieuwe medewerkers,… Deze evolutie is goed en bewijst dat de motivatie hoog blijft, er is een evolutie merkbaar van het enge ‘eigen niveau’ naar een ruimer ‘organisatieniveau’. Het beste is om alle medewerkers altijd en vanaf het begin te betrekken bij het plannen, uitvoeren en opvolgen van verbeteracties. 4 Meten van tevredenheid Terwijl motivatie beïnvloedbaar is door het gebruik van zogenaamde motivatoren of door het creëren van een empowermentsfeer, is tevredenheid meetbaar, zowel door directe meting als door indirecte meting. Met directe meting bedoelen wij een rechtstreekse bevraging van de medewerkers. De vragen kunnen via interview of enquête worden afgenomen en handelen over 2: Taakinhoud – Functie - Waardering, beloning – Leiderschap - Communicatie in de organisatie Kwaliteit van de verbeterprojecten - Wijze waarop de verbeterprojecten opgesteld worden Participatie van de medewerkers – Arbeidsomstandigheden - Gelijke kansenbeleid Met indirecte meting bedoelen wij zaken als: Absenteïsme - Verloop van de medewerkers - De tijd nodig om een vacature te vullen - Het aantal verbeterprojecten - De aard van de verbeterprojecten - Het aantal werkongevallen - Het gebruik van de aangeboden voordelen - Klachten van medewerkers - Bereidheid tot overwerk Aantrekkingskracht van sollicitaties - Deelname aan opleidingen Het meten in kleine organisaties kan rechtstreeks gebeuren via functioneringsgesprekken, werkoverlegbijeenkomsten. Voor grotere organisaties is een enquête noodzakelijk. Als deze metingen nog niet eerder gebeurd zijn, m.a.w. het is de eerste keer dat er gewerkt wordt rond medewerkerstevredenheid, dan start men best met een objectieve nulmeting via een enquête. Alle elementen uit de organisatiegebieden (leiderschap, beleid en strategie, processen, ….) komen in aanmerking voor bevraging. 2 4 De nulmeting De vragen voor de enquête hebben betrekking op de vijf eerder genoemde organisatiegebieden: leiderschap, beleid en strategie, personeelsmanagement, middelenmanagement, processen; samen met eventueel echt specifieke onderwerpen eigen aan de organisatie. Daarbij is het belangrijk om niet alleen rechtstreeks te peilen naar de tevredenheid van de medewerker, maar ook naar het belang dat de medewerker hecht aan het onderwerp. De link tussen tevredenheid en belangrijkheid is interessant om nadien prioriteiten te stellen in het opzetten van verbeterprojecten, (zie verder). 5 Het uitvoeren van een tevredenheidsonderzoek Opmerking vooraf: laat u leiden door wat belangrijk is voor de organisatie. Een medewerkerstevredenheidsonderzoek dient inzicht te geven in: Wat gaat goed/slecht in de organisatie? Wat zijn de problemen? Hoe ernstig zijn deze problemen? Wie heeft er problemen? Welke zijn de prioriteiten? Er dient rekening mee gehouden dat een aantal zaken kunnen fout lopen. De organisatie of de werkgroep kan structurele fouten maken, zoals het niet respecteren van het stappenplan, waardoor de communicatie rond het onderzoek verkeerd gaat en dus het volledig onderzoek mis kan lopen. De werkgroep kan technische fouten maken, zoals verkeerde vragen stellen, verkeerde schalen gebruiken, op een verkeerde manier de enquêteformulieren verspreiden of ophalen, geen continuïteit invoeren, enz. De werkgroep kan analysefouten maken, zoals de resultaten verkeerd inschatten, verkeerd de gemiddelden interpreteren, geen consistente analyse uitvoeren, enz. Om fouten te vermijden volgt de organisatie best volgend stappenplan. 6 Stappenplan Stap 1: Werkgroep De grootte van de werkgroep hangt af van het aantal te bevragen medewerkers. Meestal neemt de medewerkersverantwoordelijke de leiding. Stap 2: Bevoegdheid/verantwoordelijkheid De persoon of de werkgroep moet formeel de bevoegdheid krijgen van de Raad van Bestuur om de bevraging uit te voeren. De Raad kan hier ook advies geven over punten die zeker moeten bevraagd woorden. De raad zorgt voor middelen en tijd. Stap 3: Vragenlijst In stap 3 wordt de vragenlijst opgesteld uitgetest en besproken met de Raad van Bestuur. Stap 4: Informatiefase Als alles klaar is moet de Raad van Bestuur (belangrijk) de vragenlijst introduceren. Zorg voor een positieve aanpak. Medewerkerstevredenheid is immers een ondersteunend proces. Het is best als de lijsten anoniem worden ingevuld; wel kunnen er groepen worden gevormd per dienst. Zorg dat de groepen niet kleiner zijn dan 5 om de anonimiteit te respecteren. Stap 5: Invullen van de vragenlijst Hier zijn er verschillende mogelijkheden: Thuis: de medewerker heeft een rustige omgeving en kan de nodige aandacht schenken aan het invullen. De lijst kan thuis blijven liggen. Tijdens een bijeenkomst: de lijst kan toegelicht worden en zal zeker afgegeven worden. 5 Stap 6: Inleveren van de lijst op een neutraal punt 80% inlevering is haalbaar en zeker nodig. Lagere inlevercijfers tonen indicatie van ontevredenheid en demotivatie van de medewerkers. Stap 7: Verwerking van de antwoorden De verwerking kan handmatig gebeuren maar ook met een relatief gemakkelijk te maken Excel bestand. De gegevens mogen niet tot personen worden herleid. Stap 8: Feedback naar de medewerkers Probeer zo snel mogelijk de algemene resultaten van de enquête mee te delen aan de medewerkers. Dit gebeurt het best via een communicatievergadering, waar de gemiddelden, de laagste en de hoogste scores worden meegedeeld. De gedetailleerde resultaten kunnen later beschikbaar blijven voor de geïnteresseerde medewerkers op het secretariaat. Stap 9: Opvolging van het onderzoek Nu komt het grote werk, namelijk: welke acties moet men ondernemen? Wie moet deze acties ondernemen? 7 De vragenlijsten 7.1 Algemeen Zorg dat de vragen verstaanbaar zijn. Zorg dat er niet te veel vragen zijn: tussen de 80 en 100 vragen is een goed gemiddelde; De vragen moeten kunnen opgelost worden door iedereen in ongeveer 1 uur. 7.2 Kenmerken van de vragen Relevantie Stel ‘nuttige’ vragen die een bruikbaar antwoord opleveren. Bekijk of de mogelijke antwoorden op een vraag relevant zijn. Kan de organisatie er iets mee ondernemen? Kijk op de praktijk Hoe tevreden bent u over de direct leidinggevende? Tevreden - Ontevreden Deze vraag levert weinig informatie op. Stel dat het antwoord op deze vraag 60 % - 40 % is. Hoe kan de organisatie daarop reageren? Beter: Deze vraag opsplitsen in verschillende vragen zodat de informatie relevant wordt voor de organisatie: Vindt u dat de leidinggevende de vergaderingen genoeg voorbereidt? Ja - Neen Indien neen, wat moet er beter voorbereid worden? - Dagorde - Voorbereidende stukken - Deadline voor de uitnodiging en stukken - Praktische organisatie -andere: …………… Rendement Soms krijgt men meer informatie door de vraag anders te stellen. Hoe meer informatie, hoe beter. 6 Kijk op de praktijk Hoe tevreden bent u over de werkdruk Ontevreden 0 1 2 3 4 5 Tevreden 6 Bent u tevreden over de werkdruk in de organisatie? Ja Neen Waarom niet? Te veel verschillende taken We weten niet goed wat te doen Ongecoördineerde functies Te veel taken Te veel deadlines Andere: De eerste vraag levert weinig actie-informatie op. De tweede vraag rendeert meer, m.a.w. de tweede vraag levert meer informatie op. Specificiteit ‘Containervragen’ geven geen echt antwoord op een probleem omdat het probleem niet kan gelokaliseerd worden. De vraag is te vaag, algemeen, dekt een te groot begrip. Kijk op de praktijk Hoe tevreden bent u over de communicatie in de organisatie? Ontevreden Tevreden 0 1 2 3 4 5 6 Gezien de belangrijkheid van communicatie in de organisatie is het beter deze vraag op te splitsen in verschillende onderdelen: Hoe tevreden bent u over de communicatie met de leiding? Hoe tevreden bent u over de communicatie met de collega’s? Hoe tevreden bent u over de communicatie met de Raad van Bestuur? Hoe tevreden bent u over de communicatie over de werking van de organisatie? Eenduidigheid Bevraag geen twee facetten in één vraag. Dit maakt het zeer moeilijk voor de bruikbaarheid. Kijk op de praktijk Hoe tevreden bent u over de duidelijkheid en de eerlijkheid van ons vormingsbeleid? Ontevreden Tevreden 0 1 2 3 4 5 6 Deze vraag wil antwoord op 2 nogal verschillende punten. De duidelijkheid en de eerlijkheid. Een vormingsbeleid kan zeer duidelijk zijn maar niet eerlijk of omgekeerd of beide niet…. De dubbelzinnigheid maakt het moeilijk om op deze vraag goed te antwoorden. Eenvoudigheid Een goede vraag moet eenvoudig zijn, door iedereen te verstaan. Gebruik geen moeilijke termen. 7 Kijk op de praktijk Bent u tevreden over het feit dat de organisatie personeel volgens artikel 60 tewerkstelt? Ontevreden Tevreden 0 1 2 3 4 5 6 Deze vraag gebruikt niet alleen een negatieve term om collega’s te omschrijven, maar ook een term die mogelijks niet verstaan wordt door elke medewerker. Beter: Bent u tevreden over het feit dat de organisatie medewerkers tewerkstelt via (artikel 60) sociale inburgeringprogramma’s? Vage begrippen Gebruik geen vage begrippen als regelmatig versus vaak. Vermijd tijdsbepalingen te mengen met een schaal Kijk op de praktijk Zijn er soms wel eens functioneringsgesprekken? Ja soms - Ja af en toe - Neen Beter: Wat vindt u van de frequentie van de functioneringsgesprekken? Goed Te veel Te weinig Geen sturende vragen De vraag mag niet het antwoord suggereren Kijk op de praktijk Vindt u de sfeer slecht in de organisatie? Ja - Neen Beter: Hoe vindt u de sfeer op het werk Zeer Slecht – Slecht – Juist Ok- Goed -Zeer goed - Uitstekend Geen dubbele negaties Dubbele negaties maken de vragen moeilijk te verstaan. Kijk op de Praktijk In de organisatie is de coördinator niet vaak onbereikbaar? Ja - Neen Beter: Is de coördinator gemakkelijk bereikbaar? Neen nooit – Niet genoeg – Meestal wel - Ja altijd 8 7.3 Soorten vragen Open vragen Men krijgt uit open vragen, veel antwoorden. Deze zijn een bron van informatie, maar moeilijk te verwerken. Gesloten vragen De keuze van antwoorden is beperkt, maar de antwoorden zijn gemakkelijk te verwerken. Dichotomische vragen: keuze uit twee mogelijke antwoorden. Er bestaat geen andere mogelijkheid: man/vrouw, ja/neen, zwart/wit, … Rankingvragen: er wordt gevraagd om een gegeven lijst te rangschikken volgens belang. Multiple choise-vragen: het kiezen van één factor uit een reeks. Schaalvragen: men moet een keuze maken uit een aantal mogelijke beoordelingen. Deze soort vragen worden heel veel in tevredenheidsonderzoek gebruikt. Er zijn verschillende schalen mogelijk: Met woorden: zeer tevreden, ontevreden,… Met cijfers: 0, 1, 2, 3,… Grafische: ++/ +/ - / --/ … 7.4 , …. Parameters Algemene tevredenheid Hier wordt gepeild naar de algemene tevredenheid over de organisatie. De tevredenheid over sleutelfactoren Hier bepaalt men de tevredenheid over deelaspecten van de organisatie. De loyaliteit Hier wordt gepolst naar de loyaliteit van de medewerker t.a.v. de organisatie. De eigenschappen van de medewerker Om een beeld te krijgen van het verband tussen bepaalde eigenschappen en antwoorden. Is er een verband tussen het aantal dienstjaren en de tevredenheid, tussen de woonplaats en de tevredenheid,… 8 De verwerking van de resultaten 8.1 Analyse van de algemene tevredenheid De vraag die vaak als eerste of als laatste gesteld wordt in een onderzoek is: “Hoe tevreden bent u in het algemeen over de organisatie?” Dit is een zeer algemene vraag die toch belangrijke nieuwe informatie kan opleveren. Hoe onderzoeken wij de algemene tevredenheid? De gemiddelde algemene tevredenheid Bereken het rekenkundig gemiddelde van alle antwoorden op deze vraag. Gelet uiteraard dat men gewerkt heeft met een puntenschaal en niet met een verbale of semantische schaal. Naargelang de grootte van de organisatie heeft men 1 gemiddelde per organisatie of een gemiddelde per afdeling. Dit resultaat geeft een algemeen beeld weer van de tevredenheid. Indien men echter met meerdere werknemers werkt (meer dan 20) is een algemeen gemiddelde niet genoeg. Er kunnen immers heel veel verschillen in de scores zijn zonder dat het gemiddelde verandert. Het voorbeeld illustreert dit. 9 Tevredenheid 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 GEMIDDELDE Organisatie 1 0 0 0 0 25 25 0 0 0 0 5,5 Organisatie 2 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5,5 Berekening van het gemiddelde: (0x1+ 0X2+…25X5+25X6+…. 10X0)/ 50medewerkers= 5,5 (5x1+5x2+5x3+…………………10x5)/50medewerkers = 5,5 In organisatie 1 geeft geen enkele deelnemer een score van 1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, of 10. Er zijn 25 deelnemers die een score 5 geven en er zijn ook 25 deelnemers die een score 6 geven. In organisatie 2 geven 5 deelnemers een score 1; 5 deelnemers geven een score 2; weerom 5 deelnemers geven een score 3, en zo voort. In organisatie 1 zijn een groot aantal medewerkers matig tevreden (zij scoren 5 of 6); niemand is erg ontevreden, maar ook niemand is zeer tevreden. In organisatie 2 zijn de medewerkers enorm verdeeld. De aanpak moet duidelijk anders zijn. Om dit te berekenen en om dus te weten te komen of het gemiddelde representatief is, is het eenvoudig om de standaarddeviatie te berekenen. De standaarddeviatie heeft een beeld van het verschil in tevredenheid van medewerkers t.o.v. het gemiddelde. De berekening van de standaarddeviatie in Excel In bijlage vindt men een programma voor de berekening van de standaarddeviatie in een tevredenheidsmeting van medewerkers. Stap 1: Stel een gegevenstabel op. Tevredenheidsscores : 1 tot 10 (reeds ingevuld). Frequentie of aantal medewerkers die deze score geven (RODE CIJFERS IN KOLOM B). Stap 2: Berekenen van het rekenkundig gemiddelde (volautomatisch). a. Vermenigvuldig de scores (kolom A) met de frequentie kolom B, zie kolom C (product). b. Maak de totalen uit() de kolommen B en C (zie cel B15,C15). c. Deel de producten uit kolom C met het aantal medewerkers (cel B15). Dit levert het rekenkundig gemiddelde (zie cel B17 GEEL). Stap 3: Verschilberekening (volautomatisch). Bereken het verschil tussen de tevredenheidsscore (kolom A) en het rekenkundig gemiddelde (cel B17). Stap 4: Kwadraat (volautomatisch). Kwadrateer de cellen uit kolom D. Stap 5: Totaal (volautomatisch). Bereken de totale kwadraten (kolom F = kolom E x kolom B). Maak het totaal van deze kolom (cel F15). Stap 6: Variantie (volautomatisch). De variantie is de som van de totale kwadraten (cel F15) gedeeld door het totaal aantal medewerkers (cel B15). De variantie vindt men in de cel B18 (ORANJE). 10 Stap 7: standaarddeviatie: (volautomatisch). De standaarddeviatie is de vierkantswortel uit de variantie. (B19 ROOD) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 11 12 13 14 15 16 17 18 19 A B C D E F BEREKENING STANDAARDAFWIJKING ALGEMENE MEDEWERKERSTEVREDENHEID. Tevredenheidsscore 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Frequentie Product Verschil Kwadraat Totaal 0 0 -4,78 22,86035 0 0 0 -3,78 14,29785 0 2 6 -2,78 7,735352 15,4707 5 20 -1,78 3,172852 15,86426 6 30 -0,78 0,610352 3,662109 8 48 0,22 0,047852 0,382813 8 56 1,22 1,485352 11,88281 2 16 2,22 4,922852 9,845703 1 9 3,22 10,36035 10,36035 0 0 4,22 17,79785 0 32 185 67,46875 REKENKUNDIG GEMIDDELDE 5,78 VARIANTIE 2,108398 STANDAARDDEVIATIE 1,452033 Algemene Tevredenheid 9 8 7 Frequentie 6 5 Tevredenheidsscore GEMIDDELDE Deviatie 4 3 2 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Tevredenheid Het werkblad is beschermd, het enige dat invulbaar of wisbaar is, is kolom B5 tot B14 in rode cijfers. Het werkblad levert ook een tevredenheidsgrafiek op. 11 De grafiek toont eveneens de frequentie of het aantal medewerkers per score. Een standaarddeviatie van 1,0 tot 1,5 betekent dat de meningen verschillen, maar dat het verschil aanvaardbaar is. Een deviatie van minder dan 1,0 betekent dat de medewerkers een zelfde mening hebben en een verschil van meer dan 1,5 betekent dat er heel veel verschillende meningen zijn. De berekening van de standaarddeviatie uit ons eerste voorbeeld geeft dan het volgende: Tevredenheid 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Organisatie 1 0 0 0 0 25 25 0 0 0 0 5,5 0.5 Organisatie 2 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5,5 2.9 Het gemiddelde van organisatie 1 is representatief en kan verder gebruikt worden omdat de standaarddeviatie van 0,5minder is dan 1. Het gemiddelde van de organisatie 2 is niet representatief en kan niet gebruikt worden omdat de standaarddeviatie veel te groot is (2,9). 8.2 Analyse van de individuele sleutelfactoren Naast de introductievraag over de algemene tevredenheid bestaat de enquête, uiteraard een reeks vragen over de reeds gedefinieerde onderwerpen. Er kunnen daarbij verschillende methodes gebruikt worden om een geldige analyse te maken van de antwoorden op de enquête. De STD/Gemiddelde tevredenheid grafiek (Standaarddeviatie =STD) Voor de grotere onder de grote organisaties (meer dan 100 medewerkers) kan de ICMA 3-methode gebruikt worden. De ICMA-methode brengt de verhouding in beeld per vraag tussen de standaarddeviatie en de gemiddelde tevredenheid per medewerkersafdeling (vb. de staf/administratie/logistiek/beleidsvrijwilligers/ landelijke vrijwilligers/provinciale vrijwilligers en lokale vrijwilligers). Met andere woorden: men berekent de standaarddeviatie per medewerkersgroep en men zet deze in grafiek uit tegenover het gemiddelde van deze groep. 3 ICMA: International City/County Management Association. Een Amerikaanse kwaliteitsorganisatie voor steden en lokale besturen. Zij hebben op zeer grote schaal tevredenheidsonderzoeken uitgevoerd in Amerika, Canada, het VK en Europa. 12 Kijk op de praktijk Op vraag 2 i.v.m. met de landelijke leiding antwoordden de diverse groepen als volgt: Gemiddelde tevredenheid STD (standaarddeviatie) Directie 8,3 0,8 Staf 7,0 1,0 Administratie 6,5 0,7 Logistiek 4,3 1,8 Beleidsvrijwilligers 8,8 0,8 Landelijke vrijwilligers 7,6 1,4 Provinciale vrijwilligers 7,8 1,5 Lokale vrijwilligers 8,1 2,1 Tevredenheid Leiding 2,5 Directie 2 Staf Administratie STD 1,5 Logistiek 0 2 4 1 6 0,5 Landelijke vrijwilligers 8 10 Provinciale vrijwilligers Lokale vrijwilligers 0 gemiddelden Bij deze methode worden niet alleen de gemiddelden zichtbaar maar ook de standaarddeviatie of de spreiding van de verschillende meningen in één afdeling. Op de X-as (horizontaal) komen de gemiddelden per groep. Op de Y-as (verticaal) komen de STD (standaarddeviaties) per groep. Een deviatie boven de 1,5 betekent dat de meningen in de groep zeer uiteen liggen. En standaarddeviatie kleiner dan 1 betekent dat de groep quasi een consensus heeft. Uit de grafiek kan men afleiden dat de directie in groep zeer tevreden is over de leiding en dat de staf en administratie tevreden zijn. De provinciale en landelijke vrijwilligers zijn tevreden, doch de meningen zijn nogal verschillend. De lokale vrijwilligers zijn tevreden, doch de meningen zijn zeer verschillend. Verder onderzoek is nodig. De logistiek is niet tevreden met wisselende meningen. Er is bij deze methode nog een probleem: waar komen de assen? Over het algemeen 4 gaat men ervan uit dat men de x-as op STD 1 plaatst en de y-as op het algemeen gemiddelde van alle waarden x 0,85. Dit geeft dan een goed en snel beeld van groepen die echt tevreden zijn en omgekeerd. De kloofanalyse Gemakkelijker en interessanter voor kleinere organisaties is de kloofanalyse (gap analysis). Deze analyse vergelijkt de gemiddelde tevredenheid per vraag (en niet het gemiddelde per groep) ten opzichte van de gemiddelde belangrijkheid(en niet de deviatie). De organisatie zal prioriteiten stellen naarmate de kloof of het verschil tussen het belang en de tevredenheid groter is. Dit impliceert uiteraard dat aan de medewerkers in de enquête expliciet gevraagd wordt naar het belang dat ze hechten aan het item. 4 ICMA-International 13 Met andere woorden: er moet in de enquête per vraag telkens gepolst worden naar het belang dat de medewerker hecht aan het item en naar de tevredenheid erover. Kijk op de praktijk Voorbeeld van een gecombineerde vraag: belang – tevredenheid. Ik krijg waardering/respect van mijn leidinggevende als ik resultaat bereik: Ontevreden Tevreden 0 1 2 3 4 5 6 Onbelangrijk Belangrijk 0 1 2 3 4 5 6 Het is niet altijd nodig om de kloof of de verhouding echt te berekenen. Het is voldoende om de scores in grafiek weer te geven. Zodoende zullen er 4 velden ontstaan. Tevredenheid 1 2 3 4 Belang VELD Score Prioriteit/aandacht Actie 1 Hoge tevredenheid voor De organisatie doet te veel, Er is hier sprake van een overtevredenheid een weinig belangrijk besparingspunt Dit wil niet zeggen dat de organisatie zo onderwerp maar dit deelaspect gedeeltelijk moet afbouwen (*) 2 Hoge tevredenheid, Ideale situatie De reeds behaalde kwaliteit moet hier belangrijk onderwerp behouden worden 3 Lage tevredenheid, Lage prioriteit, selectieve Dit betekent niet dat het onderwerp moet onbelangrijk onderwerp aandacht afgevoerd worden. Het is niet prioritair, maar het moet nader onderzocht worden 4 Lage tevredenheid, Hoogste prioriteit voor Dringende verbeterprojecten zijn hier nodig belangrijk onderwerp verbeterproject. (*) Er kan immers sprake zijn van tevredenheid voor een minder belangrijk aspect, maar dat niet moet worden afgebouwd. Vb. De organisatie heeft een goed blad voor de medewerkers. De medewerkers zijn er tevreden over, maar vinden het voor de organisatie niet enorm belangrijk. Dit wil niet zeggen dat het blad moet afgebouwd worden. Opnieuw worden deze kwadranten uiteraard bepaald door de plaatsing van de assen. Men heeft hier verschillende opties: 14 Optie 1: de assen worden geplaatst op de gemiddelden van alle tevredenheidsscores en belangrijkheidsscores van de vragen van het deelaspect. Optie 2: de x-as wordt geplaatst op belangrijkheid 3 (op een schaal van 1 tot 6 ) en de Y as wordt geplaats op het niveau van tevredenheid dat effectief gewenst wordt door de organisatie (vb 4). Optie 3: de x-as wordt geplaatst op 3. De y-as op een benchmarkingscore (vergelijking met resultaten van gelijkaardige organisaties) met andere gelijkaardige organisaties. Op basis van deze resultaten kunnen verbeterprojecten gestart worden. De resultaten van deze projecten kunnen op hun beurt geëvalueerd worden door directe of indirecte metingen. 15 Kijk op de praktijk Leiding Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Gemiddelde score tevredenheid 5 5 1 3 4 Gemiddelde score belangrijkheid 5 1 1 4 6 ANALYSE LEIDING 7 Belangrijkheid 6 Vraag 1 5 Vraag 2 4 Vraag 3 3 0 1 2 3 2 4 5 6 Vraag 4 Vraag 5 1 0 Tevredenheid In het voorbeeld werden de vragen i.v.m. leiderschap geanalyseerd. De assen werden geplaatst op 3 en op het gewenst resultaat van de tevredenheid 4 (optie 2 uit de theorie). Alle tevredenheidsscores rechts van de Y-as zijn dus goed, want die hebben een tevredenheid hoger dan 4. De scores links van de Y-as moeten nader bekeken worden, want die scoren allemaal lager dan 4. De scores boven de Xas zijn belangrijke items. De scores onder de X-as worden als niet belangrijk ervaren. Vraag 1 scoort dus goed. Medewerkers zijn over deze thema’s tevreden en vinden de thema’s ook belangrijk. De kwaliteit moet daar zeker behouden worden. Vraag 2 scoort goed op gebied van tevredenheid, maar de medewerkers vinden dit aspect niet belangrijk. Volgens de inhoud van dit aspect kan de organisatie hier minder inspanning aan geven. Vraag 3 scoort laag op gebied van tevredenheid, maar ook op gebied van belangrijkheid. De prioriteit is dus zeer laag. Vraag 4 scoort laag op gebied van tevredenheid, maar hoger op gebied van belangrijkheid. Dit moet een verbeterproject worden. Vraag 5 scoort gemiddeld goed op gebied van tevredenheid, maar de belangrijkheid ligt veel hoger. Dit wordt een prioritair verbeterproject. De kloof of de GAP kan ook berekend worden. Hier berekenen wij effectief de kloof tussen de belangrijkheid en de tevredenheid. Hoe groter de kloof, hoe groter de prioriteit. Het gemiddelde is hier niet belangrijk. De organisatie laat zich lijden door de grootte van de kloof. 16 De kloof wordt berekend in percenten met de volgende formule: Gap =(tevredenheid / belangrijkheid) X 100 = …. % Hier moet men uiteraard eerst bepalen wat de norm is. Een Gap van 85% 5 kan gehanteerd worden. Elk deelaspect met minder dan 85% moeten ‘verbeterd’ worden. Kijk op de praktijk 11 We hernemen hier de gegevens uit de voorgaande ‘kijk op de praktijk’. Leiding Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Gemiddelde score tevredenheid 5 5 1 3 4 Gemiddelde score belangrijkheid 5 1 1 4 6 Vraag 1: Tevredenheid scoort gemiddeld voor een deelaspect : 5 De belangrijkheid voor dit deelaspect scoort gemiddeld : 5 5/5 x 100= 100 %, actie is hier volgens bovenstaande norm niet nodig. Vraag 2: 5/1 x 100= 500%, actie is hier niet nodig, misschien wel een herevaluatie van dit deelaspect. Vraag 3: 1/1 x 100= 100%, geen actie. Vraag 4: ¾ x 100= 75%, actie is hier nodig Vraag 5: 4/6 x 100= 66,6% actie is hier zeker nodig 9 De opvolging 9.1 Rapportage Vat alles samen in een bondig en zeer visueel rapport. De belangrijkste items worden zeker in het rapport vermeld. Exemplaren van het volledig onderzoek worden ter beschikking gehouden van de medewerkers op het secretariaat. De resultaten moeten verstaanbaar en opvolgbaar zijn. 9.2 Acties Er moeten zo snel mogelijk verbeterprojecten opgestart worden om gevolg te geven aan de conclusies van het rapport. Het is verkeerd te denken dat alle verbeterprojecten duur en tijdrovend zijn. Vele verbeteringen kunnen gemakkelijk en snel uitgevoerd worden. Alle acties als gevolg van het onderzoek moeten zeker gecommuniceerd worden aan alle betrokken medewerkers. 5 nog steeds volgens de ICMA resultaten 17 Na verloop van tijd wordt een volgende meting uitgevoerd om de effecten te meten van de verbeteracties. Men moet bereid zijn om de medewerkerstevredenheidsonderzoeken regelmatig uit te voeren, anders is de gehele procedure zinloos. Gemiddeld voert men om de twee à drie jaar een onderzoek uit. Voor het opstarten van verbeterprojecten zie verder in dit handboek onder ‘Processen en verbeterprojecten’ Deel 1. 18