Bijbelstudie 7 De kracht van het gebed

advertisement
Bijbelstudie 7 De kracht van het gebed
Ron van der Spoel, adjunct-directeur Kerk & Theologie, Open Doors Nederland
Inleiding
Juist daar waar we tegen onze eigen grenzen aanlopen, ontdekken we de kracht van het gebed. Je
bidt heel anders als je de situatie zelf niet meer in de hand hebt, dan wanneer je denkt dat je er zelf
ook nog wel iets aan kunt doen. Dat geldt ook voor de gemeente van Christus. Een hartstochtelijk
biddende gemeente ervaart de kracht van het gebed.
Vraag: hoe zou jij het gebedsleven van je gemeente typeren? Is er ‘hartstochtelijk’ gebed? Is het echt
een biddende gemeente?
Handelingen 12
In Handelingen 12:1-19 lezen we over de eerste gemeente en haar gebedsleven. De gemeente van
Jeruzalem wordt vervolgd door koning Herodes. De Herodes in dit verhaal is Herodes Agrippa I, de
neef van Herodes Antipas en de kleinzoon van Herodes de Grote.
Er is sprake van gevangenschap, mishandeling en zelfs de doodstraf. Daarbij heeft hij het met name
op hun leiders gemunt. Als Petrus gevangen genomen is, blijkt hun enige wapen het gebed te zijn.
Maar wat gaat daar een kracht van uit!
Vers 1-2
De eerste gemeente van Christus is nog maar nauwelijks ontstaan, of er is al direct sprake van
vervolging en tegenslag. Dat blijkt al vanaf het begin van de kerk haar weg te zijn: door lijden naar
heerlijkheid in navolging van de weg die Jezus ging. Een aantal volgelingen van Jezus wordt
mishandeld en Jakobus, de broer van Johannes, wordt zelfs gedood. Wat zal de dood van hun
voorganger een diepe impact hebben gehad op de nieuwe gelovigen waaruit deze gemeente
bestond. Jakobus is de eerste van de twaalf discipelen die gedood wordt.
Vers 3-5
Als Herodes merkt hoe enthousiast de Joodse geestelijke leiders zijn over zijn harde hand tegen de
gemeente van Jezus Christus, grijpt hij vervolging aan als middel om zijn positie te verstevigen. Petrus
wordt ook gearresteerd. Deze arrestatie vindt plaats tijdens het Joodse Paasfeest. Petrus wordt
zwaar bewaakt in afwachting van zijn berechting. Vers 5 maakt een duidelijk statement: ‘Terwijl
Petrus onder zware bewaking zat opgesloten, bleef de gemeente vol vuur voor hem bidden tot God!’
Te midden van alle zorgen en aanvallen zoeken de leden van de gemeente elkaar op en ze kunnen
niets anders dan bidden. Al hun zorg en verdriet wordt bij God neergelegd. Waar zij zelf machteloos
staan tegenover deze vervolgingen, smeken ze God om in te grijpen.
Vers 6-10
God hoort hun gebeden, zoals hij ieder gebed tot Hem opgezonden hoort en God grijpt dit keer op
een bijzondere manier in. Een engel komt bij Petrus die diep in slaap is. Hij slaapt zoals Jezus sliep in
de boot die dreigde te vergaan op het meer van Tiberias. Het is de slaap van vertrouwen op God. De
engel breekt de ketenen open en neemt Petrus mee naar buiten. Petrus loopt met hem mee, maar
kan zelf nauwelijks geloven wat er gebeurt. Hij denkt dat het een visioen is waarin hij zich bevindt
(vers 9). Op wonderlijke wijze gaan deuren open en uiteindelijk staat Petrus op straat als de engel
hem verlaat.
In het westerse christendom wordt er nauwelijks over engelen gesproken. In de verhalen uit de
vervolgde kerk komen verschijningen van engelen vaker voor. Engelen zijn er om mensen te helpen
en te bemoedigen. Een realiteit die verrassend is.
Vers 11-12
Als Petrus alleen op straat achterblijft, midden in de nacht, komt hij tot zichzelf: het is geen visioen
geweest, hij is vrij! Zijn uitspraak in vers 11 is duidelijk: Zijn bevrijding is het werk van de Heer.
Vervolgens vertrekt Petrus naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus. Haar huis was
een van de plaatsen waar de christenen in Jeruzalem bijeenkwamen. In dit huis was nu een grote
groep bidders aanwezig. Ze konden in hun nood niets anders bedenken dan bij elkaar komen en
samen bidden tot God. Dit is een aanhoudend bidden geweest, niet zomaar even, maar voortdurend
(vers 5).
Vers 13–16
De deuren zitten goed op slot. Petrus kan niet zo maar naar binnen. Hij klopt op de deur van het
voorportaal. Het dienstmeisje Rhode is zo verrast de stem van Petrus te horen dat ze vergeet open te
doen. In haar blijdschap laat ze hem voor de deur staan. Ze vertelt het goede nieuws aan de bidders,
maar zij geloven er niets van. Uiteindelijk maken ze er van dat het de beschermengel van Petrus
moet zijn. We kunnen uit deze reactie opmaken dat ze ervan uitgingen dat Petrus dood was, maar
dat zijn engel nog op aarde verbleef. Dat was in die tijd een gangbare opvatting. Anders gezegd: Ze
geloofden niet in de verhoring van hun gebeden. Dat is wel heel herkenbaar. Het gebeurt ook bij ons
zo vaak dat we intens bidden om Gods hulp, bijvoorbeeld bij ziekte. Maar als de zieke geneest,
kunnen we nauwelijks geloven dat God dat gedaan heeft, vergeten we vaak te danken. De
gemeenteleden in Jeruzalem gaan pas overstag als ze Petrus met hun eigen ogen zien nadat er
eindelijk is open gedaan. Wonderen van God zijn niet altijd eenvoudig om te geloven. Ook op de
Paasmorgen duurde het lang voordat de discipelen durfden geloven dat Jezus was opgestaan.
Vers 17–19
Het kost Petrus moeite om iedereen stil te krijgen, maar vervolgens vertelt hij de bidders wat er
allemaal gebeurd is: De Heer is zijn bevrijder! In alle nuchterheid trekt Petrus vervolgens zijn plan: Hij
vertrekt naar elders. De soldaten van Herodes zouden ongetwijfeld naar hem op zoek gaan. En
Jakobus moet ingelicht worden. Deze Jakobus is de broer van Jezus en één van de pijlers in de
gemeente van Jeruzalem (zie bijvoorbeeld ook Handelingen 15:13 en 21:18).
Vragen:
 De gemeente komt speciaal bij elkaar om voor deze situatie en voor Petrus te bidden. Ben je
wel eens bij zo’n speciale bidstond geweest? Hoe was dat?
 Vurig bidden is ook voortdurend bidden, leren we van deze eerste gemeente. Hoe kun je dat
met elkaar vorm geven in de gemeente?
 Niet geloven in verhoring van je gebed is een kwaal waar veel christenen aan lijden. Hoe komt
dat? Hoe zou dat kunnen veranderen?
 Petrus werd bevrijd, Jacobus werd gedood. Twee voorgangers, de een wordt gered, de ander
niet. Waarom de een wel en de ander niet? Herkenbare vragen. Hoe kan je daar op een goede
manier mee omgaan?
Jacobus 5
Als het gaat om vurig of voortdurend bidden, ligt de betekenis daarvan niet zozeer in de heftigheid of
de lengte van het gebed, maar gaat het om de overgave in het gebed. De bidder geeft zich volledig
over aan God, vertrouwt zichzelf en de ander voor wie wordt gebeden of de situatie waarover het
gaat 100% aan God toe. Jacobus noemt dit in zijn gedeelte over de kracht van het gebed ‘het gelovig
gebed’ (vers 15,16). Het gelovig gebed is zo’n gebed waarin je, net als de vier vrienden doen met hun
verlamde vriend, de situatie in vol vertrouwen voor God neerlegt. Vertrouwen dat voor God niets
onmogelijk is, vertrouwen dat God zijn weg met ons leven gaat, vertrouwen dat Hij erbij is, wat er
ook gebeurt. Daarom is gelovig bidden ook met Jezus bidden: niet mijn wil, maar uw wil geschiedde.
Het gaat bij dit gebed dus om het onvoorwaardelijk toevertrouwen aan God. Loslaten en in Zijn
handen leggen. Als je dat met elkaar, in de gemeente, doet, gaat daar grote kracht van uit, omdat
God er kracht aan verleent. Dat betekent dat soms de situatie verandert en er wonderen gebeuren,
soms verander jij zelf door het bidden en kun je de situatie weer met nieuwe kracht aan.
Vragen:
 Wat is het verschil tussen ons dagelijks bidden en het gelovig gebed?
 Waarom doet God niet altijd wat we gelovig aan Hem vragen?
 Soms verandert God de situatie, soms verandert Hij jou. Kun je daar voorbeelden van geven?
Download