1 Herhalingsvragen Fysica Herhalingsvragen Fysica Deze lijst vragen heeft niet de bedoeling een volledige lijst te zijn van alle mogelijke examenvragen. Het heeft de bedoeling een hulpmiddel te zijn voor de studie van dit opleidingsonderdeel. Indien men op de vragen niet kan antwoorden dan bent U steeds welkom. Het examen bestaat uit een 10-tal vragen, 6 grote vragen en een aantal kleinere vragen, vaak multiple choice waarbij het antwoord moet verklaard worden (cfr. test vraagstukken). Alvast veel succes. 1 Inleiding Wanneer de grafiek een rechte is, die niet door de oorsprong gaat a. bestaat er dan een lineair verband tussen de grootheden? b. welke extra bewerking moet men uitvoeren opdat er de rechte wel door de oorsprong zou gaan? Een grafiek die een hyperbool is, wijst op het omgekeerd evenredig verband tussen de uitgezette grootheden. Hoe drukt men wiskundig uit dat er een omgekeerd evenredig verband is tussen a en b. Hoe is deze grafiek om te vormen tot een rechte door de oorsprong? 2 Optica 1. Construeer het beeld van een voorwerp in een vlakke spiegel. Waar wordt het beeld gevormd en van welke aard is het? 2. Vergelijk virtuele en reële beelden. Beeld Vergroting reëel vergroot Reëel even groot reëel verkleind virtueel vergroot virtueel even groot Plaats voorwerp Kaat Van Oostveldt– Hogeschool West-Vlaanderen - juli 2017 Aard lens Herhalingsvragen Fysica virtueel 3. 2 verkleind Vul de plaats van het voorwerp in t.o.v. brandpunt(safstand), f, en 2 * brandpunt(safstand), 2 f en de aard van de lens (convergerend of divergerend) 4. Teken de 3 bijzondere lichtstralen voor de breking door een divergerende of holle lens. 5. Een divergerende lens heeft een virtueel brandpunt. Toon met behulp van een figuur wat hier bedoeld is. 6. Construeer de gebroken lichtstraal die invalt door het brandpunt van een divergerende lens. 7. Als de brekingsindex van lucht(ledige) naar water 4/3 is wat is dan de brekingsindex van water naar lucht? De brekingsindex van glas is 3/2. Bereken eveneens de brekingsindex van water naar glas. 8. Verklaar waarom een vis hoger in het water gezien wordt dan in werkelijkheid. 9. Als de brekingsindex van water naar lucht 2 / 3 is bereken de grenshoek de brekingshoek voor een invalshoek i = 50 °. Verklaar je uitkomst bij de laatste berekening. 10. Hoe staan intredende en uittredende straal tegenover elkaar bij een planparallelle plaat? 11. Een microscoop bestaat uit 2 lenzen. a. Waar staat het voorwerp t.o.v. het objectief en waar staat het eerste beeld t.o.v. van de tweede lens, het oculair. b. Teken de stralengang bij een microscoop. 12. Kan je het principe van een electronenmicroscoop en fluorescentiemicroscoop uitleggen? 13. Formuleer het principe van Huyghens. Illustreer met een zelf gekozen voorbeeld. Kaat Van Oostveldt– Hogeschool West-Vlaanderen - juli 2017 Herhalingsvragen Fysica 3 14. Wat zijn de voorwaarden voor interferentie, zowel constructieve als destructieve? 15. Een prisma breekt wit licht in verschillende kleuren. Hoe komt dit? 16. Wat verstaat men onder gepolariseerd licht. 17. Welke lichttheorie is nu de juiste, licht als elektromagnetische golf of licht als een fotonenbundel. 18. Verklaar de werking van de LASER. Welke specifieke eigenschappen heeft LASER-licht? 19. Hoe werkt de interferentiefilter? 3 Warmteleer 1. Wat kan meer warmte afgeven - een bad vol water van 30 °C of - een glas water van 40 °C. Verklaar je antwoord. 2. Door sneller te bewegen ( = hogere temperatuur ) neemt de potentiële energie van de moleculen ( ten gevolge van de onderlinge aantrekkingskracht of cohesie ) ook toe. Leg uit. 3. Hoe wordt inwendige energie tussen voorwerpen op verschillende temperatuur uitgewisseld? Verklaar. 4. De definitie van temperatuur op moleculaire schaal houdt het bestaan van een minimum temperatuur in. Hoe? 5. Wat is de invloed van de warmte op de stoffen en hoe wordt deze verklaard op moleculaire schaal? 6. Vul in (onverzadigde damp, verzadigde damp, onmogelijk) p < pmax p = pmax p > pmax Hier stelt p de dampdruk voor en pmax de maximale dampspanning. Kaat Van Oostveldt– Hogeschool West-Vlaanderen - juli 2017 Herhalingsvragen Fysica 4 7. De maximale dampspanning van ether is bij 20 °C 44 cmHg. Reken om naar N/m². 8. Boven een vloeistof heerst steeds …………………………………………… . Er is een statisch / dynamisch (schrappen wat niet past) evenwicht tussen …………………………………………… en …………………………………………… Men noemt dit evenwicht zo omdat …………………………………………… …………………………………………… …………………………………………… 9. Geef een verklaring voor de eerste kookwet. 10. Het fasediagram van water Beschrijf (met behulp van een grafiek) hoe de temperatuur verloopt als functie van de tijd wanneer een stukje ijs (a) verwarmd wordt onder een constante druk van 1 atm. Duid op de X-as van bovenstaande grafiek 0 en 100 °C aan. 11. Wat moet men doen om water bij een hogere temperatuur te laten koken. Verklaar vanuit het fasediagram. 12. Kan je ook vertellen wat er met het smeltpunt van water (ijs) gebeurt bij een hogere druk? Doe het aan de hand van het fasediagram. 13. Principe van een autoclaaf? Kaat Van Oostveldt– Hogeschool West-Vlaanderen - juli 2017 Herhalingsvragen Fysica 5 4 Mechanica van de fluida 1. Wet van Bernouilli? 2. Wet van Poisseuille? 3. Principe van bloeddruk? 4. Capillaire krachten uitleggen? 5. Wet van Stokes? 6. Principe van centrifuges? 5 De elektrische structuur van de materie (onder voorbehoud) 1. Wat verstaat men onder valentiebanden en onder geleidingsbanden? 2. Door te verwarmen wordt (kan worden ) een isolator een geleider. Verklaar hoe dit komt. 3. Isolators, als Si en Ge, kunnen geleidend worden met behulp van atomen uit kolom IIIa, als In en Va, als As. Toch is de wijze waarop de lading doorheen het materiaal stroomt verschillend. Leg dit uit. 4. Wanneer een laagje p-type-materiaal aan een laagje n-type-materiaal gekoppeld wordt ontstaat er een verarmingsgebied. Leg uit wat men hier onder verstaat. 5. Leg uit hoe de halfgeleidersdetectoren radioactieve straling kunnen detecteren? 6. De Geigerteller is in staat het aantal ioniserende stralen te detecteren. Op welk principe is dit gebaseerd? 7. Een multi-channel analyzer is in staat de aanwezigheid en de hoeveelheid radioactieve stoffen te meten. Leg uit hoe dit in zijn werk gaat. Kaat Van Oostveldt– Hogeschool West-Vlaanderen - juli 2017