Proefwerk H2 licht.

advertisement
Proefwerk H2 licht.
Uitwerking
Vraag 1
1
Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid.
(1p) I
Licht verspreidt zich vanuit een lichtbron in alle richtingen.
II
•
•
•
•
Licht verspreidt zich volgens gebogen lijnen.
A
B
C
D
I en II zijn juist
alleen I is juist
alleen II is juist
I en II zijn niet juist
Vraag 2
Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid.
(1p) I Bij het zien komt er licht van een lichtbron in je oog.
a) Licht van de licht bron komt in het oog en je
ziet de lichtbron.
b) Licht van de lichtbron reflecteert op
het voorwerp en daardoor kan je het zien
II Als iemand veraf niet goed ziet is de ooglens
te sterk en valt het brandpunt in de oogbol.
• A
I en II zijn juist
• B
alleen I is juist
• C
alleen II is juist
• D
I en II zijn niet juist
Vraag 3
3 Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid.
(1p)
I Verziendheid kun je corrigeren met bolle lenzen.
II Iemand die veraf gelegen dingen niet scherp
kan zien is verziend.
• A
I en II zijn juist
• B
alleen I is juist
• C
alleen II is juist
• D
I en II zijn niet juist
Vraag 4
4 Voor de gang van licht door een bolle lens geldt:
(1p) I Lichtstralen die evenwijdig aan de hoofdas binnenkomen, gaan na breking door het brandpunt F.
II Lichtstralen door het midden van de lens,
gaan na breking door het brandpunt F.
•A
I en II zijn juist
•B
alleen I is juist
•C
alleen II is juist
•D
I en II zijn niet juist
Vraag 5 & 6
5. Wat is precies (in woorden) het brandpunt
bij een positieve lens.
6. De lensnamen.
(2p)
(1P)
a) Geef twee namen voor een lens die in het
midden dunner is dan aan de buitenkanten.
Divergerende, negatieve, holle lens
B) Geef een voorbeeld van een apparaat die
gebruik maakt van een lens die kan vergroten.
Overhead projector, loep, diaproject, beamer,
filmprojector, vergrootapparaat
Vraag 7
7. Geef bij onderstaande lenzen aan of het om het een
(3p) convergerende of divergerende lens gaat.
Breking naar hoofdas toe is positieve lens.
Breking van hoofdas af is negatieve lens.
pos, neg, neg
con, div, div
Vraag 8
8. Lenstekening en benaming
(3p)
a) Maak met behulp van een tekening ( met lens en voorwerp)
duidelijk hoe een positieve lens werkt.
(2p)
b) Noteer de “onderdelen” bij de tekening.
+
V
F
Hoofdas
B
f = 4cm
v = 6cm
Vraag 9
9.
Voor een bolle lens staat een lichtgevende pijl. Van de pijl
wordt een beeld op een scherm gevormd.
(2p) Wat gebeurt er met de grootte van het beeld, als je de pijl iets
dichter naar het brandpunt toe schuift?
Het beeld wordt groter.
Op het brandpunt is geen beeld
Tussen het brandpunt en de lens
ontstaat er een virtueel beeld.
Vraag 10
10Als je een spiegelreflexcamera koopt, dan kun je kiezen
uit verschillende lenzen kiezen.
Wat kun je zeggen over de grootte van
de brandpuntsafstand t.o.v ´normaal´ zien met het oogbij
een:
(1p) a)
groothoeklens
(Er staat meer op de foto dan jij ziet)
Is kleiner (er wordt minder ingezoemd-vergoot)
(1p) b)
telelens
(voorwerpen haal je dichterbij)
Is groter (er wordt meer ingezoemd-vergoot)
Vraag 11
12 Jantje heeft onderstaande foto ontwikkeld vanaf het negatief.
(2p) Bereken met welke factor de foto vergroot is?
N = B : V = 6,7 : 2,9 = 2,31 x
V = 2,9 cm
B = 6,7cm
Vraag 12
1. Maak gebruik van het
middelpunt.
2. Lijnen vanuit L1
komen allemaal
samen in B1.
Vraag 13
13. Welke van de twee hieronder getekende
lenzen is het sterkst? Waarom?
De straal van de cirkel is gelijk aan de brandpuntsafstand
Des te kleiner de straal des te sterk (boller) de lens.
Vraag 14
F
Beeldconstructie
V = 3cm
F
Hoofdas
B
f = 4cm
v = 6cm
De positieve lens
Bij voorwerpen die niet op de hoofdas staan
zijn er dus dubbele constructie stralen.
+
V
F
B
Hoofdas
Vraag 15
Beeldconstructie
V = 3cm
F
Hoofdas
B
f = 4cm
v = 6cm
Download