Natuurkunde samenvattingen * Hoofdstuk 3 Licht

advertisement
1
Natuurkunde samenvattingen – Hoofdstuk 3 Licht en lenzen (Zonder de Plus)
Lichtbreking
Lichtbreking is het veranderen van de richting van lichtstralen, wat komt door verschillen tussen stoffen.



De normaal is de (gestippelde) lijn, roodrecht op het grensvlak van de twee verschillende stoffen
De hoek van inval (∟i) is de hoek tussen d normaal en de invallende lichtstraal
De hoek van breking (∟r) is de hoek tussen de normaal en de gebroken lichtstraal




Als ∟i = 0°, dan ∟r = 0°
Bij elke stofovergang zijn de verhouding van ∟i en ∟r anders
Als ∟i groter is dan 42°, dan gebruik je de spiegelwet (∟i = ∟r)
De ∟i die bij ∟r = 90°, noem je de grenshoek
Lenzen
Een lens maakt ook gebruik van lichtbreking, lichtstralen evenwijdig aan de hoofdas bewegen na de lens naar
elkaar toe richting het brandpunt (F). Dat gebeurt alleen bij positieve lenzen, die de lichtstralen laat convergeren.
Bij negatieve lenzen buigen de lichtstralen af naar buiten, en gaan ze juist divergeren.
Een lens vergroot of verkleint vaak een beeld. Aan de ene kant van de lens ligt dan het voorwerpspunt (V), en aan
de andere kant dan het beeldpunt. (B) Met behulp van de 3 constructiestralen kun je het beeldpunt construeren.
Constructiestraal 1: Vanuit het voorwerpspunt evenwijdig aan hoofdas, na de lens recht door brandpunt verder
Constructiestraal 2: Vanuit het voorwerpspunt recht naar het snijpunt van hoofdas en lens, en recht verder
Constructiestraal 3: Vanuit het voorwerpspunt door linker brandpunt, daarna evenwijdig aan hoofdas verder
Het snijpunt van deze 3 constructiestralen is het beeldpunt. Zo kun je het vergrote / verkleinde beeld bepalen.
Rekenen met lenzen
Met de lenzenformule kun je bepalen bij welke waarden van v, b, en f een beeld is scherp gesteld:
1
𝒃𝒓𝒂𝒏𝒅𝒑𝒖𝒏𝒕𝒔𝒂𝒇𝒔𝒕𝒂𝒏𝒅 (𝑓)
=
1
𝒗𝒐𝒐𝒓𝒘𝒆𝒓𝒑𝒔𝒂𝒇𝒔𝒕𝒂𝒏𝒅 (𝑣)
+
1
𝒃𝒆𝒆𝒍𝒅𝒂𝒇𝒔𝒕𝒂𝒏𝒅 (𝑏)
De vergroting (N) is steeds anders, dat kan je berekenen met de formule: 𝑁 =
𝑙𝑒𝑛𝑔𝑡𝑒 𝑏𝑒𝑒𝑙𝑑
𝑙𝑒𝑛𝑔𝑡𝑒 𝑣𝑜𝑜𝑟𝑤𝑒𝑟𝑝
óf 𝑁 =
𝑏
𝑣
Ook bij “verkleining” spreek je van een vergroting, namelijk een vergroting van tussen de 0 en de 1.
Met een lenzentelescoop kun je veraf geleggen voorwerpen vergroot zien, het heeft 2 lenzen: Het oculair ligt aan
de kant van het beeld, het objectief ligt aan de kant van het voorwerp.
Ogen
-
Hoornvlies en ooglens
Pupil
Iris
Glasachtig lichaam
Netvlies
De lenzen in de ogen, wordt boller en platter (accommoderen)
Gat in iris, klein bij veel licht, groot bij weinig licht
Gekleurde deel van je ogen
Houdt de netvlies op de juiste afstand
Vangt de lichtstralen op (op z’n kop)
Bijziend, verziend en oudziend
Bijziend =
Verziend =
Oudziend =
slecht in ver zien
beeld Voor het netvlies
Holle lenzen nodig (Bij Van Houten)
slecht in dichtbij zien beeld Achter het netvlies
Bolle lenzen nodig (Verkoopt Anna Brood)
veel bij oudere mensen, de lenzen kunnen minder goed accommoderen, je kan minder dichtbij zien
1
Dioptrie = de eenheid bij de grootheid sterkte. Formule = 𝑆 = 𝑓
Daan van Kats, L3Va
7 dec. 2015
Download