Samenvatting Mediarecht 2015

advertisement
Samenvatting Mediarecht 2015
Prof. K. Lemmens
Handboek: Mediarecht 4e editie
Examen:
1 begrip situeren of uitleggen
1 casus (hoe jij als rechter zou oordelen en waar je je op zou baseren, hier is nooit één
correct antwoord, je kan zeggen dat je al dan niet veroordeeld, vooral de argumentatie is
belangrijk)
1 essayvraag (analyse, plaats dit in een breder maatschappelijk debat, ziet u hier evoluties
in,… of krantenartikel dat over een materie gaat, moet je dan situeren en zeggen wat er aan
de orde is)
-> “niks té rechterlijk, geen zorgen maken want verwacht niet veel van ons”
wetteksten worden voorzien als die nodig zijn (hou toledo in het oog)
Inhoud vak: 3 delen
1) concept vrijheid van meningsuiting
a. rechtsfilosofische bedenkingen
b. manier waarop dit in juridische teksten vorm krijgt
c. rechten ivm vrijheid van meningsuiting
2) regulering audiovisuele media in Vlaanderen
3) Media en journalistiek, reclame, zelfregulering en zelfcontrole
Begripsomschrijving en afbakening mediarecht
Mediarecht = geheel van rechtsregels met betrekking tot communicatievrijheid en
massacommunicatiemiddelen
Omvat:
- rechtsregels die grondrecht van expressie- en comm. vrijheid waarborgen
- regulering die hieraan verbod of beperkingen oplegt omwille van de media-inhoud
(=content-restricties)
- regulering mbt organisatie en exploitatie van media als communicator/zender (als
bronnen of producenten van media-inhouden)
- regulering mbt organisatie en exploitatie van middelen en kanalen waarmee mediainhouden worden uitgezonden, verspreid of verdeeld
Kernvraagstuk mediarecht
Spanningsveld tss
- noodzaak tot regulering van media en inhoud
- onthoudingsplicht overheid op domein vrijheid van expressie en informatie
ratio legis: gebaseerd op bescherming van het algemeen belang (staats), belang van
bevolking of groepen, individueel belang (vb. eer en goede naam, privacy)
=> Expressie- en commvrijheid als fundamentele voorwaarde en inherent kenmerk van
democratische samenleving
 recht op expressievrijheid in
 Belgische Grondwet (art. 19, 25 en 150 Gw.)
 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden (art. 10 EVRM)
 Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (art. 11 EU-Handvest)
 Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (art. 19
IVBPR)
=> noodzakelijkheid van elke vorm van overheidsinmenging met een beperkende
weerslag op de vrijheid van expressie en informatie = basis van legitimatie van
rechtsregels binnen mediarecht
DEEL 1. DE VRIJHEID VAN EXPRESSIE EN INFORMATIE: GRONDRECHTERLIJKE
BESCHERMING, RESTRICTIES EN AANSPRAKELIJKHEID
Inleiding: waarover gaat dit vak
1) Concept vrijheid van meningsuiting
- filosofische en juridische beperkingen
- grenzen aan vrijheid van meningsuiting
Belediging:
 Vroeger: verboden in Europese rechtssystemen omdat reputatie belangrijk was
Nu: Raad van Europa
-> strafrechtelijke sancties zijn overdreven vb. boetes, gevangenis
-> beter via het burgerlijk recht vb. schadevergoeding
 VS: komt slechts in uitzonderlijke gevallen tussen
Vb. als sprake van aantoonbare kwaadwilligheid
-> hebben eerder de houding van ‘roep dan iets terug’
=> deze houding kan niet altijd toegepast worden!
=> Amerikaanse grens ligt dus te laag
Vb. wanneer het over privacy gaat: privé info die gelekt is, is onomkeerbaar
Vb. bij racisme, holocaustontkenning, aanzetten tot geweld
Veel aandacht naar tegengaan van overheidscensuur, maar tegenwoordig zelfcensuur
misschien wel belangrijker!
-> Tact is belangrijk, maar we moeten ons ook niet constant moeten afvragen wie we
zouden kunnen kwetsen
2) Regulering Vlaams auditief/visueel landschap
Paradox dat het gereguleerd moet zijn door de Staat, maar dat politiek geen invloed mag
hebben.
3) Deontologie journalistiek/reclame
Staatsrecht: regels uit de Grondwet, EVRM,…
-> algemeen, abstract en gelden voor categorie van mensen waarop ze betrekking hebben
Iedereen in die categorie moet zich aan de wetten houden, we kunnen mensen niet
individueel behandelen.
 die wetten kunnen journalistiek en media beïnvloeden
= probleem omdat zij zogezegd 4e macht zijn (ze kunnen politici maken of kraken)
Wanneer een wet de journalisten wilt beperken, komt daar veel commentaar op!
 Zelfregulering (van media):
 regels afgesproken door mensen van het veld, de betrokkenen
 naleving berust op vrijwilligheid want geen wettelijke basis
 (praktijk leert dat dit goed verloopt)
Vb. betalen voor informatie: Wanneer een prof gevraagd wordt iets uit te leggen op het nieuws en
hij vraagt daar geld voor, is dat juridisch niet fout. Als het nieuws ingaat op dat voorstel, is daar
juridisch ook niets fout. MAAR zo kan de betrouwbaarheid van een bron enorm dalen, omdat we
zouden kunnen denken dat er dan véél betaald kan worden om mensen te laten zeggen wat je wilt
dat ze zeggen. DUS algemeen aanvaard dat we niet betalen voor het geven van informatie.
Vb. Krant wijzigt titel artikel prof. Ook hier is deontologie handig als die prof daar tegenin wil
gaan. Want raar om tegen de rechter te zeggen “Ik wilde liever een andere titel”. Dan zou prof
schadevergoeding kunnen vragen, maar welke schade heb je dan? Bij de deontologie kan hij de
situatie aanklagen en laten nakijken of het wel een juiste manier van handelen was.
Art. 1382: Elke daad door de mens, waardoor schade berokkend wordt aan een ander,
moet vergoed worden.
-> Vroeger veel sferen waar het recht niets in te zeggen had
Vb. geneeskunde (foute amputatie), sport (tackelen)
 leidt tot angstmaatschappij want je kon continu voor de rechter gesleept worden
(Het kan namelijk ook dat je gewoon pech hebt gehad)
 Verandering was nodig! Nu: rechters houden rekening met deontologische regels
 ook deontologie van reclame
Vb. Barbara Streisand effect: Zij had nieuwe villa gekocht en een website meldde dat met een foto. Zij
wilde echter niet dat dat bekend was en klaagde hen aan, waardoor nog veel meer mensen het wisten.
-> ze had dus beter nagedacht over het effect, ipv over de regels en wat ze kon aanklagen.
Vb. Zo gaat het ook vaak bij reclame die aangeklaagd wordt voor seksisme
Situering Mediarecht:
= recent domein/ rechtstak
Vroeger: vooral focus op vrijheid om deel te nemen aan politiek debat
Daarna persvrijheid: weinig wetten (drukpers) -> “beste perswet is geen perswet”
20steE bracht verandering:
 Opkomst radio en TV zorgde voor grotere rol overheid: want vereist veel
investering die alleen overheid kan betalen
-> als overheid moet je dus praktisch tussenkomen: verdeling frequenties, kanalen
-> niet inhoudelijk
=> administratief recht

Technologische ontwikkelingen Vb. Internet
Vb. Vroeger schreef men iets en had men auteursrecht
Nu veel ingewikkelder: wie heeft auteursrecht, eigendomsrecht, intellectueel recht,...
Vb. wie levert de content? Door despecialisatie netwerken heeft Belgacom nu bv alles (TV, telefonie,
internet) terwijl vroeger verschillend telefoon- en kabelnetwerk
Vb. NMBS heeft bekabelingsnetwerk. Op bepaald moment sprake om van deze bestaande bekabeling
een TV netwerk te maken -> netwerk krijgt verschillende functies
-> Dit maakte het moeilijk en heel technisch voor het recht, want al die zaken
moesten in een andere rechtstak gezocht worden
 Door vervlechting, convergentie en interdependentie tussen verschillende
communicatiemedia (als bron, kanaal of platform), noodzaak aan samenhangend en
geïntegreerd media- en informatiebeleid
 Uitwerking hiervan op Europees, federaal en Vlaams niveau
1. Juridisch kader van vrijheid van meningsuiting
Fundamentele rechten en vrijheden in Grondwet:
= rechten waarvan men vond dat die zo belangrijk waren dat ze bijzondere bescherming
verdienden -> nemen bijzondere plaats in binnen rechtsorde (aan top van piramide)
-
kwestie van hiërarchie:
alle andere wetten mogen niet van deze rechten en vrijheden afwijken
een wetgever mag niet afwijken van wat er in de Gw staat
-
counter measure devices:
het zijn belangen die worden onttrokken aan de normale gang van democratie
Democratie: rechten vastgesteld door 50+1 (meerderheid)
Bij fundamentele rechten geldt meerderheid niet!
-> Zelfs bij overgrote meerderheid kan de wet aangevochten worden als deze de
grondrechten schendt
(-> burgers krijgen een private sfeer, waarin het recht niets te zeggen heeft)
op 2 niveaus:
1) niveau van de Grondwet (nationaal)
2) niveau van internationale verdragen:
vb. art. 10 EVRM: Men kan naar Straatsburg stappen (Hof van Europese Rechten van de Mens) als er geen
enkele mogelijkheid is om een veroordeling ongedaan te maken of om gelijk te krijgen in een burgerlijke
zaak. Dan probeer je de Belgische Staat te laten veroordelen voor het niet naleven van het EVRM.
 Persvrijheid en vrije meningsuiting = fundamentele rechten!
Waarom is vrije meningsuiting in Europese context zo belangrijk?
Argumenten:
1. Democratie:
 Democratie veronderstelt dat we een vrij debat kunnen voeren (Welk beleid willen
we, hoe gaan we dat uitwerken, wat willen we niet) omdat we later moeten gaan
stemmen, keuzes maken
 In een representatieve democratie stelt men zich de vraag, wie controleert de
vertegenwoordigers?
 de PERS
 onlosmakelijke band tussen pers en democratie
(reclame is ook vrijheid van meningsuiting, maar heeft niets met democratie te maken (meer
esthiek doel))
2. Epistemologisch (waarheidsvinding/kennis):
“We weten niet wat waar is en dus weten we ook niet wat fout is” – J. Stuart Mill

Het zou kunnen dat er (met goede bedoelingen) bepaalde meningen verboden
zijn die eigenlijk wel waar zijn. Dan heb je dus de waarheid verboden.
Vb. Galileo werd aangeklaagd voor ketterij omdat hij het idee uitte dat de aarde om de
zon draait (heliocentrisch model)
Vb. Kerk censureert: vond dat mens niet zomaar kon weten wat waarheid is en wat een
dwaze stelling is. Dus gingen dwaze stellingen verbieden om de mens ‘te beschermen’
Vb. Thomas Van Aquino: 3 soorten mensen (geleerden, atheïsten en ketters). Hij had geen
problemen met atheïsten, want hun ideeën zijn zodanig dwaas dat iedereen direct ziet
dat ze fout zijn. Ketters vond hij wel gevaarlijk.


Amerikaanse rechtspraak: sceptisch tegen vrijheid van meningsuiting
-> Volgens hen is de beste test voor het waarheidsgehalte van een idee, de
capaciteit van dat idee om zich voort te zetten op de vrije markt van de ideeën en
om als waarheid gezien te worden
Een domein dat op dit vlak wel nog aanspreekt: holocaust ontkenningswetten
(het ontkennen of goed praten van de joden moorden in concentratiekampen)
3. Autonomie / zelfexpressie
 Zonder vrijheid van meningsuiting kunnen we niet zijn wie we zijn
 Recht op informatie
Vb. Facebook hoort bij de volledige autonomie van een persoon, zichzelf kunnen zijn. Hieraan
linken we artistieke vrijheid.
Hoe zijn deze 3 argumenten in de grondwet opgenomen?
H1. Grondwettelijke bescherming van vrijheid van meningsuiting en
persvrijheid
Belgische Grondwet 1831
 geschiedenis: Belgische revolutie werd gedragen door intellectuele
middenklassen die liberale Gw maakten met o.a. persvrijheid, onderwijsvrijheid,
vrije meningsuiting
-> zij wilden herziening van het grondwettelijk kader van de staat waarin zij
leefde, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
-> vooral de uitvoerende macht had veel te zeggen en die hield niet van de pers,
met als gevolg dat deze borgstelling moesten betalen (niet veel vrije pers).
 Gw heeft mag NIET preventief ingrijpen (het handelen beletten), enkel achteraf
19eE: 3 belangrijke artikels
Art, 19 Gw.:
De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied zijn mening
te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken van
die vrijheden worden gepleegd.
= Vrijheid van eredienst en van meningsuiting, behalve als er misdrijven worden gepleegd
bij de uitoefening van deze vrijheden
En geen preventieve overheidsingrijpen mogelijk!
Art. 25 Gw.:
De drukpers is vrij, de censuur kan nooit worden ingevoerd, geen borgstelling kan worden geëist van de
schrijvers, uitgevers of drukkers. Wanneer de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, kan de
uitgever, de drukker of de verspreider niet worden vervolgd.
= Vrijheid van drukpers (geen censuur, geen getrapte aansprakelijkheid)
 Onduidelijkheid in België waar drukpers precies thuishoort: is drukpers gewoon
pers of hoort het bij media?
(discussie of Radio en TV hieronder vallen: rechters zeiden verschillende dingen, van de ene
mocht het wel, wan de ander niet)
Dat op zich is eigenlijk een schending van vrije meningsuiting (art. 10)
-> Grondwetgever zou klaarheid moeten scheppen!
Art. 25 1e paragraaf:
geen censuur, geen preventie mogelijk
 Drukpers = drukpers!
 Wat preventief ingrijpen betreft, niet belangrijk want reeds in art. 19 (en dus ook
van toepassing op radio en TV)
MAAR procedure ‘in kort geding’: om snel te kunnen handelen
Soms als in extreme vorm, kan rechter zelfs beslissen maar 1 partij te horen
=> enkel in hoogdringende gevallen, zonder dat afbreuk gedaan kan worden aan
de grond van de zaak (bij vrijheid van meningsuiting zal bijna altijd afbreuk
gedaan worden aan grond van de zaak)
=> om wet van verbod op preventief ingrijpen te kunnen omzeilen
=> doordat het rap rap gebeurt, vaak veel fouten
 Als drukwerk al ingepakt en verstuurd naar winkels, kan ‘niet meer preventief
ingegrepen worden’ want dan is het al voldoende verspreid.
 Dus dan geldt deze wet niet meer en mag je (zelfs wanneer nog niemand
het gelezen heeft) het aanklagen en “uit de rekken” halen
Art. 25 2e paragraaf:
getrapte aansprakelijkheid
 Auteur woon in België en is gekend -> enkel hij is verantwoordelijkheid voor zijn
stukken. Hij is zelf aansprakelijk voor de schade die voortvloeit uit het artikel.
 Auteur is niet gekend -> dan treedt de cascade in werking en wordt uitgezocht wie
de drukker is etc.
o Cascade wet is ongetwijfeld voor drukpers
- Bij geschreven pers draait journalist dus voor schade op
- Bij radio en TV is de werkgever aansprakelijk voor fouten die werknemer
maakt (art. 18) Uitgezonderd: bedrog, zware fout of herhaaldelijk lichte fout
o Cascade wet is dus gevaarlijk voor journalist
-> Kan geen beroep doen op gelijkheidsbeginsel
(want zijn bericht wordt anders behandeld dan zelfde bericht bij TV)
-> angst voor privé censuur maakt dat men getrapte verantwoordelijkheid invoert
Men maakt dus een systeem dat alle betrokkenen weten dat ze een risico nemen
(dus niet de overheid maar privé bedrijven censureren)
Vb. Providers censureren berichten van mensen en willen verantwoordelijkheid leggen bij diegene die het
bericht post
 deze regel moet herzien worden
vandaag is hiërarchie ingewikkelder: redactie, eindredacteur,…
journalist is slechts pion
- Uitgevers gaan achter hun journalisten staan. Maar journalist is afhankelijk van de
goodwill van de uitgever.
- Verzekering van beroepsjournalisten mogelijk voor fouten die journalist maakt.
Beschermt de journalist.
=> velen vragen dit art. te veranderen of om te draaien
(vaak echter journalist die tegenwerkt, want kan uit deze regels soms ook ‘winst’ halen)
Art. 150 Gw.:
Volksjury
De jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke en drukpersmisdrijven, behoudens voor
drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie zijn ingegeven.
(Racisme en xenofobie: Vb. Hitler, holocaust verwijzingen in media)
Idee: Men dacht dat rechters vaak gaan willen afrekenen met mensen die hun mening
willen laten horen, dus ze voerden volksjury in (12 juryleden).
-> voor politieke misdrijven, zware misdrijven en drukpers misdrijven
 juryleden bepaalt door lottrekking
 niet representatief voor het Volk
-> want vaak werklozen, gepensioneerden en huisvrouwen, door gebrek aan tijd en
zin van velen om burgerplicht te vervullen
(mensen die redenen hebben om niet in jury te zetelen en mensen die men er niet in
wilt vb. onderwijzers of juristen zelf, die een groep naar hun hand kunnen zetten)
Correctionalisering: materie onttrekken
Drukpers misdrijf = strafbare uitingen van meningen, geuit zijn in voldoende openbaarheid
via de drukpers
-> het Hof van Cassatie heeft een wat ruimere definitie gegeven aan de drukpers
om de burger voldoende bescherming te bieden
Vb. Interpretatie waar het Hof van Cassatie heeft laten zien hoe rechters kunnen zijn: carnaval hit
“Oh Lexie, je bent zo sexy”
In een bepaald café kon je dat lied dus draaien. Maar sommige juristen vonden dit een drukpers
misdrijf want het lied stond op een vinylplaat en die wordt geperst. Discussie of dit dan een
drukpers misdrijf is op niet?
Vb. Internet: wat met ondertitelde internetfilmpjes?
-> geen probleem bij radio en TV, want is geen drukpers
-> los van het drukpers misdrijf, blijft het Barbara Streisand effect:
Hof van Assisen: lange procedure en duur! Dus als je zelf een drukpers misdrijf voor het
Hof van Assisen wilt brengen, ga je dat toch niet doen.
=> De facto: er worden geen strafzaken tegen journalisten gebracht (want er zijn wel
ergere misdrijven dan elkaar wat uitschelden via de geschreven pers)
Dus alles verloopt via burgerlijke rechter en met schadevergoeding
Vb. Luxemburgse journalist voor pedofilie-boek: er komt maar geen rechtszaak
-> journalisten voelen zich hierdoor beschermd
H2. Artikel 10 EVRM en de vrijheid van expressie en informatie
20eE
Art. 10 EVRM:
EVRM= Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (=internationaal verdrag)
= vrijheid van meningsuiting en persvrijheid
2 soorten Europa:
- Raad van Europa (1948): Gebaseerd op gedacht van
o Wij delen een aantal zachte maar belangrijke waarde Vb. democratie,
mensenrechten, rechtsstatelijkheid, cultuur
o En wij gaan een forum oprichten waarbij we gaan samenwerken op niveau
van regering
EVRM: bevat fundamentele rechten en vrijheden
Elke lidstaat moet EVRM ratificeren en de bevoegdheid van het Hof in
Straatsburg erkennen
-> rechters in Straatsburg doen uitspraak of rechters lidstaten zich aan EVRM
houden, daardoor moeten lidstaten soms hun Gw aanpassen
- Europese Unie: 28 lidstaten, allen aanwezig in Europese Raad
Raad van Europa is ruimer dan Europese Unie
-> Handvest van de Grondrechten van de EU (Art. 11-EU-Handvest)
Verschil: Recht van de EU beschermt de pers- en meningsvrijheid ook
Dat handvest is een soort Gw van de EU
-> alle lidstaten van de EU moeten Handvest volgen en respecteren
EVRM
 alle lidstaten moeten het volgen en respecteren
 heeft in België voorrang op alle wetten, zelfs op Gw
In Belgische context heel belangrijk:
 alle wetgevers en organen van de Belgische Staat moeten Art. 10
respecteren
 wetgever moet dus GW respecteren met inbegrip van EVRM
 rechter kan andere wetten aan de kant schuiven als hij denkt dat deze
strijdig zijn met EVRM
Vb. Belgisch GW Hof: als een bepaling wordt opgeworpen bij het Hof en een gelijkaardige bepaling
bestaat in EVRM, kan rechter zeggen “dat gaan over vrijheid van meningsuiting (wat beschermd
wordt door art. 10 EVRM) dus ik ga Art. 10 meenemen in mijn analyse”

kan door ieder individu rechtstreeks worden ingeroepen bij de rechter
opmerkingen:
o als nationaal recht betere bescherming biedt, heeft het voorrang op EVRM
(art. 53) -> altijd hoogste bescherming
o Franse en Engelse versie: vooral daarmee gewerkt, maar in vele landen
vertalingen moeilijk = probleem van toegankelijkheid
Art. 10 1e paragraaf:
Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de
vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar
gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, en bioscoop- of televisieondernemingen
te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

Vertrekt vanuit gedachte dat de vrijheid de regel is.
De beperking/limiet/grens is de uitzondering. Dus u moet geen toelating krijgen om
iets te roepen, ideeën door te geven, te ontvangen.

Vrijheid van ideeën ontvangen
-> waaronder wet van openbaarheid van bestuur:
Wobben = toegang vragen tot bestuursdocumenten van overheden (burgers moeten
dit kunnen) -> journalisten zouden hier beter gebruik van maken
o Heeft grenzen Vb. doc van staatsveiligheid gaan ze niet laten inkijken
o Sinds men weet dat er openbaarheid van bestuur is, worden de verslagen en
doc beperkt tot het strikt noodzakelijke
Vb. Zweedse zaak “De schotelantennezaak”: gaat over paraboolantennes die bevestigd
worden aan de buitenkant van huizen. Vroeger kabeltv met paar zenders, werden
gebruikt als communicatiemiddelen door migranten om informatie over thuisland te
krijgen. In Zweden: voorwaarden in huurcontracten dat er geen schotelantennes
mochten zijn. Dit is eigenlijk een indirecte manier van discriminatie.
 directe manier = een door wet verboden criterium om onderscheid te
maken voorop schuiven Vb. in een bedrijf nemen ze geen vrouwen aan obv
geslacht
 indirecte manier = discriminatie verplaatsen door vermomd criterium Vb.
deeltijdse werknemers proportioneel minder betalen om vrouwen minder
te laten werken. Maar zo goed als alle werknemers in dat bedrijf zijn
vrouwen.
Eigenaars van huurcontracten gebruikten indirecte discriminatie, “geen schotelantennes
omwille van esthetische redenen”. Want gemiddelde Zweed heeft geen schotelantennes
nodig, want kijken naar gewone zenders.
-> vrijheid van meningsuiting van de televisiestations? Want een TV zender uit Marokko
kan dan niet meer uitzenden in Zweden. Maar deze gaan geen zaak beginnen tegen een
Zweedse eigenaar van een appartementsgebouw.
=> verzoekers hebben zaak omgedraaid en ‘recht op informatie te ontvangen’ gebruikt
voor de rechtszaak
=> recht om te ontvangen wordt ook gebruikt in discussies om internetsites af te sluiten
Vb. In Turkije: toegang tot bepaalde sites en diensten verboden, kan worden
aangevochten obv inperking van vrije meningsuiting
o Overheidsmonopolie: dit verdrag mocht geen einde maken aan de
monopolies van radio en TV -> reden: Investeringen in het netwerk, want
overheid was als enige bereid die kosten te dragen
Het Hof zegt: Als overheden een monopolie willen instellen op radio en TV,
dan zullen zij moeten aantonen dat aan de voorwaarden van de 2e paragraaf
is voldaan.
Art. 10 2e paragraaf:
Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden
onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en
die in een democratische samenleving noodzakelijk (proportioneel en subsidiair) zijn in het belang van de
nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en
strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de
rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de
onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Welke grenzen trekken we? Vb. Reputatie, veiligheid
=> EVRM gaat een pragmatische attitude aannemen: Er zullen vroeger of later grenzen
gesteld worden aan de vrijheid van meningsuiting
 Want die vrijheid kan maatschappelijke gevolgen hebben.

Sancties en beperkingen zijn mogelijk indien voldaan aan 3 voorwaarden:
o Er moet een wettelijke basis zijn voor de sancties
 persoon moest op ogenblik kunnen weten dat het verboden was
(Dit is veel ruimer dan de wet die in de Belgische GW verschijnt. Belgische GW: Bij wet is bij
een handeling van het parlement.)
o Wettelijke basis moet legitiem doel hebben, in het verdrag omschreven
Vb. het voorkomen van strafbare feiten, openbare orde, bescherming van gezondheid of
goede zeden, bescherming van goede naam of rechten van anderen,….
-> M.a.w. een wetgever kan niet zomaar een wettelijke basis nemen om een
uiting te beperken.
Vb. Fransen namen anti-burkawet aan, maar hoe gingen ze dit verdedigen in
Straatsburg? Het gaat om het samenleven, het “viva ensemble”, maar dat was
geen legitiem doel volgens Straatsburg, want dat staat niet in het verdrag. Dus
Frankrijk heeft een creatief doel verzonnen en het doel ingelezen in het verdrag
waardoor het doel en dus de wet goedgekeurd werden.
-> Legitiem doel is geen al te grote horde om te nemen voor een overheid
Hof is nogal snel bereid om dit in een verdrag in te lezen
=> dus wettelijk kader en legitiem doel is niet zo moeilijk te overbruggen, 90% van de zaken gaan over
voorwaarde 3
o Er moet een proportionaliteitstest zijn
= Is een toets die zowel de overheid als het hof een mate van
appreciatiebevoegdheid geeft.
 Het moet proportioneel zijn, maar wat is proportioneel?
De term laat soort marginale controle toe
(wat proportioneel exact is weten we nooit, maar we weten wel als het disproportioneel
is)
Vb. Voetbalsupporters Tifo Standard (over spandoek onthoofding Defour omdat
hij van Standard naar Anderlecht trok): disproportioneel als nooit nog match
mogen volgen, 1500€ boete en half jaar gevangenisstraf. Maar de vraag is of het
proportioneel is als ze een 1000€ boete krijgen en 5 matchen moeten missen.
nog een vierde aspect:
Nationale margin of appreciation
= Trade off tussen bescherming van diversiteit en de wil/noodzaak om eenheid te
waarborgen
 in EVRM staat deze trade off niet vermeld
 in EU staat dit wel (subsidiariteitsgedachte)
Vb. Little red schoolbook: schoolboek voor scholieren waarin zowel mauïsme wordt uitgelegd als
algemeen geldende morele opvattingen ivm seksualiteit
Belangrijke vaststellingen in rechtspraak Hof:
1) zelfs uitspraken die bepaalde groepen kwetsen kunnen onder Art. 10 vallen
2) niettegenstaande moeten wij controle uitoefenen, maar die controle voor bepaalde
concepten, zullen de nationale overheden beter geplaatst zijn dan wij in Straatsburg =
nationale margin of appreciation
Waar wordt dit gebruikt?
In zaken met belangrijke morele connotatie kunnen nationale overheden beter
beslissen Vb. Abortus
 daar is het goed dat er ruimte bestaat voor lokale diversiteit
 MAAR zou dit niet de hele filosofie van de mensenrechten bescherming onderuithalen?
Dus het back up systeem om de burger te beschermen tegen de nationale overheden verwijst
uiteindelijk terug naar de nationale overheden.
 Dus in bepaalde mate voor iedereen voorspelbaar wie een uitspraak gaat doen
(nationale overheid of hof in Straatsburg)
Vb. Burka mogen dragen is duidelijk op nationaal niveau
 in hoeverre speelt deze margin op vlak van vrije meningsuiting? Genuanceerd
antwoord, maar ze speelt amper op niveau van politiek debat
Wel in artistieke interpretaties Vb. Wanneer er discussie kan zijn over plagiaat
Grootste spanning ligt tussen Art. 10 en 17!
Art. 17 EVRM:
Geen der bepalingen van dit Verdrag mag worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groep of een persoon
het recht inhouden enige activiteit aan de dag te leggen of enige daad te verrichten met als doel de rechten of
vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld teniet te doen of deze verdergaand te beperken dan bij dit Verdrag is
voorzien.
= Geen enkelen van de rechten en vrijheden uit het EVRM mogen aangewend worden om
het genot van de rechten en vrijheden gedeeltelijk of geheel te ontnemen van anderen
Vb. Iedereen is welkom aan mijn tafel, maar ga ik een kannibaal uitnodigen?
(Niets met vrijheid van meningsuiting te maken)
= anti-misbruik bepaling: geen tolerantie voor intolerantie
Dit Art. zit in EVRM vanwege Duitse politiek van voor de 2e WO
Vb. Geubels die van vrijheden profiteert: “Democratisch regime is zo dwaas om mij de middelen te geven,
waarmee ze zichzelf kan vernietigen”
 hakbijl: als u anderen het genot van vrijheid wilt ontnemen, zullen we u vrijheid niet
beschermen Vb. Moeten we een racist vrijheid van meningsuiting geven? Ja, ook al is het choquerend,
het blijft vrije meningsuiting
Waar trekken we de lijn? Wie is de vijand van vrije meningsuiting en krijgt dus geen
bescherming?
 Hellend vlak redenering = een gedrag verbieden, niet omdat het verkeerd is,
maar omdat het kan uitmonden in iets slecht
Niet altijd noodzakelijk verkeerd -> vb. Ik ga racisme niet tolereren, maar dan gaat men verder
met homofobie en dan wordt dat aangevuld met seksisme en blijft dan zo maar doorgaan
=> op die manier wordt vrije meningsuiting steeds beperkter
Vb. Affiche koers: Soms beter wat langer stand houden dan een tegenreactie te bieden. Maar dreiging
en dwang van procedures laat het bedrijf de affiche terugtrekken
 Chilling effect = het intimiderend effect
= druk zetten op mensen zodat ze hun meningsuiting niet ten volle zouden benutten
-> Straatsburgs Hof gebruikt chilling effect meer en meer om grenzen aan vrijheid van
meningsuiting te beoordelen.
Het is onmogelijk om exact de grens te bepalen tussen wat mag en wat niet mag.
Amerikaanse gerechtshof: laten voelen dat er regels zijn en zeggen waar de grens is
-> mensen gaan afremmen nog ver voor de grens
Chilling effect = ruimte tss vastgelegde grens en waar je zelf afremt (=onbenutte ruimte)
Supreme Court: zegt dat je grens wat hoger moet laten
BS of ademruimte = ruimte tussen verlaagde grens en echte grens
 grens wat door de vingers zien als je wilt dat iemand de grens respecteert
BS = ademruimte
Onderste volle lijn = grens
Stippenlijn = waar je afremt
Chilling effect = tss stippenlijn en onderste volle lijn
(Meer uitleg: komt uit rechtspraken Amerikaans gerechtshof -> Uitganspunt: Als u een vrijheid krijgt maar er
zijn grenzen, hoe groot is de kans dat u dan op de grens stopt? Kans is gering want het is onmogelijk om precies
te zeggen waar in een concreet geval de grens ligt tussen wat mag en wat niet mag. Amerikaanse hof kwam tot
vaststelling: Wat je moet doen is even laten voelen dat er regels zijn (voor de show). Dus als je zegt wat de lijn is
gaan mensen beginnen afremmen nog ver voor de lijn. Een verstandige mens weet dat dat de lijn is en gaat dus
vroeger stoppen. De onbenutte ruimte waar je nog mag, maar waar je ’t niet meer doet is het intimiderend effect
(boven stippenlijn), dus verschil tussen waar je stopt en de grens. Maar Supreme Court zegt dat je de lijn wat
hoger moet laten en die ruimte tussen verlaagde grens en grens is de ademruimte/Breathing space (BS). Dus als
je wilt dat iemand de grens respecteert, moet je de grens wat door de vingers zien en wat ademruimte nemen.)
Vb. Hof heeft in aantal zaken laten blijken dat zelfs als schade proportioneel, schadevergoeding
disproportioneel is:
Gepensioneerde, zieke vrouw in Servië beschuldigde haar advocaat van vanalles (wat niet waar was) in lokale
pers. Advocaat klaagt vrouw aan omdat zijn reputatie geschaad is. Zij kon die schadevergoeding niet betalen
(geld-medicijnen-schadevergoeding zou ze bijna niets overhouden om te overleven)
-> Hof stelt dat de schadevergoeding schending van Art. 10 was hoewel beschuldigingen lasterlijk waren en
Servisch recht correct was toegepast
-> Hof van Straatsburg heeft grote stappen gezet op vlak van Chilling-effect
waardoor we daar nu in andere omstandigheden gevoeliger voor zijn geworden
Domeinen waar we grenzen trekken:
-> thema’s waar de vrije meningsuiting botst op een aantal andere vrijheden, concepten
Vandaag Principe van Gelijkheid: van bepaalde groepen in de samenleving Vb. vrouwen
-> om groepen te beschermen tegen scherpe, kwetsende meningsuitingen
Vb. racisme, discriminatie en seksisme
Evolutie afgelopen 10 jaar in Europese wetgeving:
Gevaar wetgeving: dat ze een bepaald soort gedachtepolitie instelt
enerzijds makkelijk om aan te duiden wat harde kern is van seksisme, racisme,…
anderzijds, wat met subtielere/afgezwakte vormen? (watering-down effect)
 Voor wetgevers: verleiding heel
groot om op te treden, omdat ze denken
anders uitgelachen te worden.
 Er worden steeds sneller lichte
vormen vervolgd, die eigenlijk niet zouden
moeten gestraft worden.
Recente Vbn.
Vb. Traver Philips: zegt dat we een te strenge anti-racisme wet hebben
mensen verbieden van nog te denken in stereotypes werkt contraproductief
-> belang om van het anti-racisme debat een punt te maken, neemt toe
Vb. E3-prijs affiche: juridisch gezien niets mis mee (gelijkheid vrouw-man)
Toch dreigt overheidsinstituut met rechtszaak -> is duur en sleept lang aan dus organisator trekt
affiche terug (=chilling effect)
=> ze zouden beter geld investeren in praktijk om stereotypering tegen te gaan
Mogelijke gevaren als overheden gaan optreden :
- Overheden gaan misbruik maken van macht :
vnl. wanneer men specifieke instellingen opricht om te strijden tegen crimineel
gedrag
-
Slipery slope: je begint iets te verbieden wat op zich heel duidelijk
seksistisch/racistisch is, maar je komt op een hellend vlak terecht en je gaat
dingen verbieden die het vanop afstand bekeken niet waard waren
bv. E3-affiche: gaat er nu een vrouw zich aangevallen, geïntimideerd voelen? de enige die zich
geïntimideerd voelde was degene die een rechtszaak wou
-
Verwateren van de boodschap: zolang laten verwateren dat de overheid er niets
meer aan kan doen
Vb. NL, vervolging Geert Wilders: intimiderend effect “ik weet niet of ik nog iets mag zeggen”
telkens als ze willen spreken over iemand met migratie-afkomst, zeggen ze het woord “Finnen” ->
kunnen we hier dan nog spreken over racisme? Terwijl tegelijk iedereen wist dat het niet over
Finnen ging
-
Risico van gratis publiciteit: Barbara Streisand-effect
-
Risico dat mensen verdoken dingen gaan zeggen of doen waar je als samenleving
van vindt dat ze niet horen -> in sector van anti-discriminatie
Vb. E3-prijs affiche: begrepen hoe ze met een minimaal budget maximale publiciteit kunnen
bekomen; affiche werd geacht van niet gezien te worden -> resultaat: iedereen is erover bezig
Vb. succesvolle verkiezingsuitslagen voor extremistische partijen -> doordat we onze antidiscriminatie wetgeving ruim zijn gaan opvatten
maar je kan niet weten waar chilling-effect -> kan tot problemen leiden
Hoe met die gevaren omgaan?
Belang van Art. 10 en 17!
Uitgangspunt Straatsburg Hof: democratische samenleving is gebaseerd op pluralisme,
respect voor verschillende meningen, democratie, diversiteit
-> wie die daar niet mee kan leven, kan geen aanspraak maken op de bescherming van
het verdrag
Vb. fascist, communist
Vb. Sharia4Belgium (radicale moslimorganisatie) en EVRM: onverenigbaar -> Staten mogen daartegen
optreden
=> Soms hele moeilijke zaken en het is niet altijd duidelijk hoe we de lijn moeten trekken
en hoe het hof zal denken (onvoorspelbaar)
Vb. Zaak Norwood in Engeland: Rechters steeds meer gedachtepolitie: intentie-rechtspraak
Norwood is lid van extreem rechtse politiek en woont in straat vol Pakistanen
Hij begreep dat rechtse affiche voor zijn deur racistisch was en hing andere affiche met islamitische halve
maan (verbodsbord, Twin Towers en “Islam go home”) -> is dit dan wel toelaatbare meningsuiting?
-> hof in Straatsburg: vaststelling dat dit geen bescherming van vrije meningsuiting verdient
-> sommige niet akkoord en zeggen dat hof probeert te lezen wat iemand eigenlijk bedoelt => en dus
intentieprocessen zijn want ze weten zelf niet wat echt bedoeld werd
Vb. Ferret-zaak: toenmalige voorzitter van Front Belgique, werd in België veroordeeld voor discriminatie > trekt naar Straatsburg voor schending van meningsuiting -> in Straatsburg stelt men vast dat er geen
probleem is, mensen mogen maatschappelijke problemen aan de kaak stellen
Er valt een drempel weg voor Staten om ertegen op te treden: Als een aanklager Art. 10
aanhaalt, maar in een arrest van het Hof hebben ze het al eens versoepeld, kun je niks doen
=> grens trekken is niet gemakkelijk
H4: Vrijheid van meningsuiting en bestraffing van aanzet tot
discriminatie, haat of geweld en van negationisme en seksisme
Categorie “aanzetten tot discriminatie, geweld, haat,…”
-> ruimere categorie “aanzetten tot geweld”
In Europese en Belgische context veel minder aandacht voor deze categorie
In Amerikaanse context wel: Als er onmiddellijk gevaar is, is het “aanzetten tot”, anders
niet. -> Europese wetgeving ziet dit als overreageren
3 soorten wetten in Belgische context:
In 2007: België herbekijkt hele wetgeving -> men maakt 3 complexe wetten met
 Specifieke wet over afkomst, huidskleur, origine = anti-racismewet
 Specifieke wet over discriminatie = algemene discriminatiewet
omvat veel criteria -> discriminatie op grond van handicap, politieke overtuiging,
fysieke staat, gezondheid, …
 Specifieke wetgeving over man-vrouw = Genderwet verbiedt discriminatie obv
geslacht (bedoelt tegen discriminatie van vrouwen)
1) Anti-racisme wet / anti-discriminatie wet (waarbinnen 3 wetten 2007)
1981: 1ste anti-racisme wet -> wet « Moureaux »
= oude wet
Belangrijk aspect: belediging, laster, eerroof en smaad,… = individueel
-> Opdat zulke uitspraak strafbaar zou zijn, moest iemand als individu geraakt worden
-> concept groepslabel bestond niet, uitspraak over groep kwam niet tot bij rechter
=> probleem!
Nieuwe anti-racisme wet: pakt dit probleem aan
-> vermijden dat samenleving opgejut werd tegen bepaalde groepen
-> pakt ook andere vormen van discriminatie aan
-> verbied 3 dingen:
o aanzetten tot geweld, vreemdelingenhaat, discriminatie, segregatie van
groepen/personen op grond van nationaliteit, afkomst, huidskleur
Hof: “Het gaat over mensen met bewuste gedachten, die weten wat ze doen”
-> vaak waren het mensen die de intentie niet hadden
o Verbieden van het behoren tot een groep die racisme propageert en verkondigt,
openbaar en herhaaldelijk
-> vermijden dat je bij een ongelukkige uitspraak een rechtszaak krijgt
Vb. Wat met Vlaams Blok?
o Verspreiden van denkbeelden gebaseerd op ras superioriteit
Verspreider in de betekenis van intellectuele auteur
Opmerkingen anti-racismewetgeving:
- Slachtoffers kunnen zelf een zaak aanhangig maken, optreden en zich laten bijstaan
door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding
- veel gedragingen waartegen men wil optreden hebben diepe impact op slachtoffers,
maar hebben het karakter van niets groot te zijn én het zijn vaak disempowered groepen
die veel minder op de hoogte zijn van Belgische wetgeving
-> best klacht indienen bij instituut want deze kunnen een advocaat betalen
- enige wet van de drie waar we over relevante rechtspraak beschikken -> elke zaak
heeft context relevantie, dus moeilijk om globale lijn te trekken
-> wel belangrijke processen geweest waar men de wet heeft kunnen toepassen:
Vb. zaak tegen satellieten van Vlaams Blok
=> het blijft symbolische wetgeving: Je kan niet alle criteria op dezelfde manier
behandelen. (Je bepaalt niet hoe je eruit ziet, waar je geboren bent,…)
2) Negationisme wet
= verbieden van ontkenning, banalisering en goedpraten van Holocaust, genocide, etc
(tijdens 2e WO)
Maar waar ligt de grens weer?
Vb. Kan de overheid ook de ontkenning van de Armeense genocide bestraffen? Het is cru om te zeggen maar
het is ‘onze’ genocide, hier meegemaakt en vrees voor dat gevaar. We beschermen onze democratie.
=> gevaar van nationalistische regimes (wat er zich aan de andere kant afspeelt, maakt niet
uit)
3) Anti-seksisme wet
Staat los van anti-discriminatie wet op grond van geslacht.
-> Maar in praktijk wel bedoeld voor discriminatie van vrouwen.
Er zijn slechts 2 sectoren waar vrouwen meer verdienen dan mannen: porno-industrie en
bouwsector (als architect, ingenieur of administratie)
-
Ontworpen/goedgekeurd in 2014
Wet is er gekomen omdat ministers er populair door kunnen worden “Er moet
iets gebeuren” (en niemand gaat zo’n wet tegenstemmen)
-
Probleem 1: Al het gedrag dat in deze wetgeving wordt tegengegaan is al vervat in
andere bestaande wetgeving
-> dus dit is symbolische wetgeving, meerwaarde is onduidelijk
“seksisme = elk gebaar of handeling die in het openbaar klaarblijkelijk bedoeld is
om minachting uit te drukken wegens zijn geslacht…”
-> zeer algemeen en omslachtig geformuleerd
-
=> brochures uitgeven over wat niet mag
=> problematische wet
Onduidelijk wat niet mag, maar straffen zijn wel duidelijk
 geen symbolische straffen, maar boetes en gevangenisstraffen
Probleem 2: menselijke waardigheid
-> we mogen mensen niet reduceren tot hun geslachtelijke dimensie/zelve
Maar wat is menselijke waardigheid?
Vb. Deur openhouden voor een vrouw -> reduceer je die vrouw dan tot haar geslacht, want
je doet het niet voor mannen?
Vb. Mag je een vrouw nafluiten? Grommen mag niet.
Vb. Zaak van dwerg die danste in discotheek: uitbater werd aangeklaagd wegens schending
menselijke waardigheid van dwerg, maar dwerg ging in beroep want hij vond dat hij nu
eindelijk een leuk beroep gevonden had
-
wet is met goede bedoelingen, maar erg moeilijk te interpreteren voor rechters
Het argument “het is maar om te lachen”, gaat binnenkort waarschijnlijk meer aan
kracht winnen, want als het gewoon humor is, mag het wel.
Vb. Als schilder een foto naschilderen is plagiaat, maar als ze dan zeggen dat het een
parodie is, mag het wel.
-
liberale partij is in beroep gegaan tegen deze wetgeving
H5. Media en de goede zeden
De goede zede
- in EVRM
- in strafrecht
- in burgerlijk wetboek: Art. 6 zegt dat mensen bij privé overeenkomst geen afbreuk kunnen
doen aan wat van openbare orde of goede zeden is
 Gaat dus over afspraken die mensen onderling maken. Hier zijn grenzen aan. Je
gaat niet in onderling akkoord kunnen afwijken aan wat van goede zeden is, dus
aan de basisbeginselen van onze maatschappij.
Vb. Verbod om arbeidsovereenkomsten te sluiten die levenslang gelden. Dit mag niet omwille van
slavernij.
Vb. In België is vakantie nemen verplicht om de zwakkere partij te beschermen. (Anders gaan ze
enkel werknemers aannemen die geen vakantie willen nemen)
 Er is een fatsoensopvatting, opvatting over wat behoorlijk is
Vb. Van goede zede: in Barcelona mag je niet in je speedo door de stad lopen
Vb. In België is prostitutie niet verboden maar wel het aanzetten tot of het voordeel halen uit (vb.
kamers verhuren aan prostituees)
Vb. Filmwet: cinema verboden onder de 16 jaar.
Met de laatste staatshervorming is deze filmwet aan de gemeenschappen toegekend. Dus deze
mogen per gemeente kiezen wat ze ermee doen.
 het is moeilijk om goede zeden vast te leggen
 persoonlijk
 cultuur- en tijdsgebonden!
Vb. In Italië is ‘ciao bella’ roepen ok, hier niet

Vergunningen voor TV omroepen in Vlaamse media decreten (uitzenden en
doorgeven programma’s):
Bevatten regels ivm bescherming minderjarige
 Programma’s moeten geschikt zijn voor minderjarigen OF
het moet worden aangegeven (waardoor voor minderjarigen onmogelijk
om deze programma’s te zien)
Vb. Laat uitzenden is soms al genoeg
 bescherming voor lichamelijke, psychische en zedelijke ontwikkeling van
kinderen
=> 2 zaken daarin belangrijk: geweld en seksisme/pornografie
(culturele grens: in Zuid-Europa gevoeliger voor zien van naaktheid, maar niet geweld,
terwijl in Noord gevoeliger voor geweld, maar minder voor seks)

Wetgeving die openbaarheid van gerechtszitting verbiedt, doet dat vaak op grond
van overwegingen van goede zede.
Gerechtszitting is in essentie openbaar als bescherming van de burger
 zodat de rechter zich gaat gedragen, zich aan de wet houdt en meer doet
als hij in ’t oog gehouden wordt
 geldt voor burgerlijke en strafzaken na vooronderzoek
 Assissentoeristen= mensen die graag assisse zaken bijwonen voor hun
plezier (meestal gepensioneerden), die vullen een essentiële taak,
namelijk ervoor zorgen dat de rechter zich aan de wet houdt,
transparantie biedt.
 Uitzondering:
 zedendelicten en intimiteit- en sensatiezucht
 minderjarigen
gebeuren achter gesloten deur (verbod op openbaarheid)
want voor slachtoffer niet leuk zijn als dat in pers verschijnt.
Vb. Vanaf moment dat ze wisten dat één van de daders van moord op Van
holsbeek een minderjarige was, werd de robotfoto gecensureerd.
Vb. Familiedrama in Rotselaar: mishandeling van jongere door oudere zus. HLN
gebruikte foto van huis van familie, waardoor heel de buurt weet over wie het
gaat. Is voor de raad van journalistiek gekomen.
Vb. VTM reportage over mishandeling: slachtoffer geeft toestemming voor
interview, maar bedenkt zich na de opname. VTM wilt toch uitzenden omdat
afspraak gemaakt, maar rechter achtte deze afspraak niet voldoende. Interview is
niet uitgezonden.
H6. De civielrechterlijke aansprakelijkheid voor journalistiek en media
uit Burgerlijk wetboek
Art. 1382
Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt berokkend, geeft aanleiding
tot vergoeding van die schade/vereist een schadevergoeding.
In mate dat er
- fout
- schade
- causaal verband is
Art. 1383
Ook niets doen, nalatigheid, kan bestraft worden.
Het is niet alleen een daad, het kan ook nalatigheid zijn. Dus zowel handelen als niet
handelen wordt gesanctioneerd als er schade is en causaal verband.
 Risico op
1. Overjuridisering
2. Zoektocht naar deep pockets?
Drukmisdrijven worden burgerrechterlijk afgehandeld.
Maar soms gevallen van strafrechterlijke vervolging.
Vb. Foto van politie met initialen gepubliceerd.
-> gevaar voor willekeur!
-> Als strafrechtregels niet meer toegepast werden, dan zouden we ze systematisch moeten
afschaffen. Maar deze regels vallen nooit in onbruik. Zelfs na 180 jaar kan een regel opeens
terug toegepast worden.
Soms worden oude wetten wel afgeschaft
Vb. Verbod op moeskopperij is afgeschaft (want nachtelijk stelen van vruchten van het veld is
gewoon diefstal)
 dit strafrecherlijk aspect is dus moeilijk!
 In praktijk burgerrechterlijke afhandeling regels:
Art. 1382-1383
=> verschrikkelijk Art. volgens de prof want geen specifieke beschrijving van fout
Wat is nu een fout? “Elke daad waardoor schade ontstaat” -> geen duidelijke omschrijving
 dus wordt er vergeleken met een Normaal Voorzichtig en Redelijke Mens (NVRM)
In dezelfde feitelijke omstandigheden geplaatst, hoe zou deze zich gedragen hebben?
Als deze zich hetzelfde gedragen zou hebben, dan is er geen fout.
Vb. Iemand maakt je laptop kapot, dan moet die dat vergoeden.
 Hierdoor 2 risico’s:
1e element: Overjuridisering
 Gemakkelijk voor rechters om fouten in menselijk gedrag op te blazen, want de inzet
is redelijk makkelijk: betalen of niet.
 Gevaar van overal aansprakelijkheidsrecht in te stellen, is dat alles een kwestie
wordt van verzekeren en betalen.
= indringen aansprakelijkheid in alle aspecten van je leven
 Deze twee artikels laten weinig heel van het menselijk tekort dat vergissen menselijk
is. Want de rechtspraak is daar niet zo van overtuigd.
Vb. Beroepsaanprakelijkheidverzekering = verzekering voor moest iemand hen aanklagen voor gemaakte
fout. Vb. Gyneacologen, anesthesisten. Maar voor sommige beroepen is dat heel duur, dus verhoging prijs
consultatie.
Vb. Veel bedrijven in Amerika verhogen prijs product zoadt ze eventuele schadevergoedingen kunnen betalen
als er fout in één van de producten moest zijn.
2e element: leidt dat aansprakelijkheidsrecht niet naar een zoektocht naar de deep pockets?
Als je schade hebt, zoek je naar iemand die daarvoor moet opdraaien
Slim zijn = opzoek naar iemand die aansprakelijk is én de vergoeding kan betalen
 Iemand met deep pockets
Vb. Bij openen fles spuitwater vliegt dop in je oog (net nadat je de fles van de winkelverkoper
gekregen hebt). Deze zal de vergoeding wss niet kunnen betalen dus richt je jezelf tot de
winkeleigenaar.
 Probleem wordt dan verschoven van zedenschending naar iets anders
Vb. Pesters op het werk kunnen schadevergoeding niet betalen, maar bedrijf wel. Probleem
verschuift van pestgedrag naar te weinig bewaking, overzicht van het bedrijf
Gevolgen:
 Risico-aanvaarding lijkt verdwenen: vaak zijn mensen niet meer in staat om risico’s
te aanvaarden, maar eigenlijk speelt Art. 1382 daar mss een grote rol in
-> als je niet jezelf, maar iemand anders als schuldige kan aanduiden, waarom zou je
dat dan niet doen?
 Gevaar: een norm maken, die op het eerste zicht redelijk lijkt, maar die door de
toepassing telkens moet opgeschroefd worden.
Vb. Het hebben van een reling, naar het onderhouden van die reling, naar het nog beter onderhouden
van die reling enz.
Journalistiek
Beide artikels bijna de belangrijkste voor Belgisch persrecht:
- Omdat strafrechterlijke rechtspraak zo goed als terzijde is geschoven
- Alles wat mensen een onbehoorlijke journalistiek vinden,
gaat uit van de vraag of NVR journalist in dezelfde situatie hetzelfde gdn zou hebben
En bij journalist van geschreven pers, betekent een fout, dat hij zelf verantwoordelijk is
-> Verschillen in interpretatie: de ene rechter kan strenger zijn dan de andere
Welke zaken komen aan bod obv Art. 1382/1383?
En hoe worden ze opgelost?
1) Onzorgvuldige journalistiek:
= materiële fouten
Hoe uitmaken wat zorgvuldig is en wat niet?
journalisten moeten
 ter goeder trouw handelen
 waarachtigheid nastreven = bronnen checken (meerdere!)
-> de echte waarheid is vaak onmogelijk en vereist men snelheid

Men aanvaard van journalisten dat ze in beperkte tijdspanne & met beperkte middelen
opereren.
-> rekening houden met wat voor krant/magazine, welk publiek,
materiaal als bewijs hebben
-> hebben ze vaak niet
75% regel: als je artikel schrijft slechts 75% v/d info weergeven
25% wordt achtergehouden voor als je je later moet bewijzen = extra info
Als je vandaag iets beweert zonder bewijzen, kan je veroordeeld worden, maar later kan je
nog steeds gelijk krijgen.
Vb. Mensen die beweerden dat Armstrong doping gebruikten, vroeger veroordeeld voor
het schaden van zijn naam, nu gelijk gekregen.
2) Zaken met kwade trouw:
Waar journalisten onnodig grievend geweest zijn
Vb. De persoon onnodig in kwaadaardig daglicht stellen
-> Vraag of dit wel noodzakelijk was
Vb. Vanaf wanneer moet je het knipperlicht opzetten als je wilt afslaan?
3) Privace zaken en afbeeldingen van personen:
Wanneer de journalist in iemands privéleven gesnuffeld heeft
-> vooral hier houden rechters meer&meer rekening met rechtspraak Staatsburgse Hof
issue: gaat het over een roddel of iets van algemeen belang?

Welk type persoon gaat men tot vwp van berichtgeving maken?
- algemeen bekend persoon Vb. Sportlui, politici
- onbekende persoon
- relatief bekende persoon (even bekend, maar weggeëbt)
Vb. Aspergeman van Tremelo: op TV gekomen vertellend over zijn aspergeteelt. Nadien
kwam belanstinsinspecteur, want die aspergeteelt was niet aangegeven bij de belasting. ->
Let op wat je op TV zegt!
Vb. Man op Man bijt hond die zijn auto in kleine garage moet parkeren door deur woonkamer
open te zetten. Kreeg even veel media-aandacht.
Vb. Familie Lambrechts: hun dochter is door Dutroux ontvoerd enzo, maar zij willen niet
meer aan Dutroux gelinkt worden. -> kunnen daar echter niets aan doen want is gebeurtenis
van algemeen belang en zal in elke reconstructie of nieuwe zaak omtrent Dutroux genoemd
worden.
 Het recht op afbeelden
Beginsel: je moet toestemming vragen voor elke stap in het proces
Vb. Eerst vragen of je een foto mag nemen, zegt persoon ja, betekent dit nog niet dat je die
foto mag verspreiden.
Uitzonderingen:
- informatie doeleinden of algemeen belang
- actuele gebeurtenissen
Vb. Bij modeshow: niet aan elke mannequin toestemming vragen
Vb. Bij sportlui: als bekende voetballer net een goal gaat maken
Probleem: wat met foto’s op openbare plaatsen?
- Schending van privacy:
Vb. Stadspark Leuven: Als er een fotograaf langskomt om een foto van jou en je lief te
trekken, mag je zeggen “je schendt mijn privacy” want fotograaf viseert 2 mensen in
intiem moment.
-
-> dus niemand viseren en best altijd toestemming vragen
Geen schending:
Vb. Fotograaf van Tobback trekt foto van Tobback met koppel op achtergrond, dan heeft
koppel hier niks op te zeggen.
Vb. Als je op Grote Markt een foto van de trappen maakt, kan je niet aan alle mensen
toestemming vragen
 Altijd ‘ter goede trouw’: geen foto’s bewerken met (foute) info
Vb. Foto van familie en dan logo mutualiteit hierbij plakken terwijl familie bij andere
mutualiteit zit.
 Recht erkent dat er illustratiebehoeftes zijn, maar ‘ter goede trouw’ blijft
fundamenteel!
Causaal verband
Verband bewijzen tussen foutieve berichtgeving en schade (job kwijt, dalende verkoop)
= moeilijk!
Vb. Iemand wordt niet aangenomen doordat bedrijf zijn naam heeft gegoogled en een artikel las.
Dat artikel is echter 2 dagen later door krant teruggeroepen, maar blijft wel bestaan. Dit valt dan
onder verlies van een kans, maar je kan dit enkel aantonen als je van bedrijf toegeving krijgt dat
ze je hebben gegoogled en daarom niet aangenomen.
Hoe schade inschatten?
Materiële schade in perszaken is moeilijk te bewijzen
 meestal kent men dus morele schadevergoeding toe (= leed vergoeden)
 vroeger was dat €1 (symbolisch) en dus onbevredigend
 Nu ligt morele schadevergoeding in België veel hoger dan in andere landen
Reden: Rechter verhoogt schadevergoeding want je moet rekening houden
met de belasting
Vb. Man krijgt de job niet omdat krant iets negatiefs over hem publiceerde. Hij
krijgt 5000 (job niet gekregen, morele schade) + 5000 (eventuele promotie niet
gekregen, inkomstenverlies). Op deze tweede 5000 gaan de belastingen belasten,
want dit zijn zogezegd inkomsten. Dus je krijgt maar 7500 in totaal. Dus rechter
maakt van morele schade 8000 en inkomstenverlies 2000. Krant moet nog
steeds 10000 betalen, maar man krijgt 9000. Daarom in België hogere morele
schadevergoeding.
 Schadevergoeding moet eerst in natura gebeuren, lukt dat niet dan geld
 Art. 1382-1383: Morele schadevergoeding is dus herstellend
In België: Iemand mag niet beter worden van een schadevergoeding

In VS: extreem hoge bedragen omdat schadevergoeding privé straf is zodat ze
het niet meer gaan doen
H8. media en justitie
Openbaarheid van vonnissen en arresten: dat pers en publiek hierbij aanwezig mag zijn
Uitzondering: in bescherming van de openbare orde, goede zeden of privéleven
 Beperkingen inzake gerechtsverslaggeving:
 Gerechtelijke debatten inzake echtscheiding, zaken met minderjarigen en
slachtoffers van seksuele misdrijven
 Men moet ook rekening houden met vermoeden van onschuld, recht op privacy en
recht op afbeelding
1. Vermoeden van Onschuld
= fundamenteel rechtsbeginsel met uitganspunt:
waar u ook van verdacht wordt, u bent onschuldig tot het tegendeel bewezen is
 gerecht moet uw schuld kunnen aantonen of in geval van twijfel u vrijlaten,
behouden van vervolging
 rechters moeten vrij van vooroordelen zijn
 je mag niemand ten onrechte van een misdrijf beschuldigen = reputatie schade
Maar tot op welk niveau kan vermoeden van onschuld horizontaal blijven? Tot op welk
niveau moeten ook burgers, journalisten enz. vermoeden van onschuld respecteren?
 we weten het niet meer
oorspronkelijk gelde dit enkel voor de staat en zijn instellingen, nu ook horizontaal
 Probleem: Verschil tussen journalistieke en juridische vermoeden van onschuld
-> er zijn aanwijzingen, maar je mag niet vroegtijdig oordelen
= moeilijk, want wanneer mag je er dan over beginnen berichten?
Situaties van heterdaad? Als iedereen weet dat die persoon de misdaad heeft begaan, dan nog zou
journalist moeten spreken over vermoedelijke dader want juridisch nog onschuldig
En wat met bekentenissen?
2. Berichtgeving over rechtszaken (combineer met hfst 9 opiniepeilingen)
Spanning:
- gerechterlijk onderzoek geheim willen houden  beseffen dat er info behoeften zijn
Vb. Vliegtuigramp in Frankrijk: We willen informatie (zeer normaal), maar niet normaal is dat het
proces in de media al gevoerd is “co-piloot is schuldig”


Wet van Openbaarheid geeft recht van inzage in strafdossier
(tijdens het proces, vooraf geheimhouding van onderzoek)
Nu: zwijgen is iets wat je verdacht maakt
Vb. Vroeger: als er politie stond bij de buren, zei je niks / Nu: staat dat met foto op facebook
- journalisten mogen verslagen, maar moeten privacy etc respecteren
Wanneer maakt journalist misbruik van inzagerecht? Moeilijke grens!
 normaal, voorzichtig en redelijk journalist maakt bekend wat van belang is
 nagaan hoe u aan die info bent geraakt en wat motief is van bekendmaking
Vb. Door druk op slachtoffers is strafbaar!
Vb. Assisenzaken worden voor volksjury soms helemaal over gedaan, zouden ze dan niet beter
enkele dingen achter gesloten deur doen? -> dan zeggen journalisten “dit is schending van
persvrijheid”
Vb. Parachutemoord: Clottemans is schuldig veroordeeld, omdat er een afwezigheid was van
emotionele reacties. Belang van Limburg organiseert poll na de veroordeling: is ze schuldig?
Ja/Nee
Kan een krant met zoveel invloed (90% Limburgse bevolking leest BVL) zo’n poll doen?
=> Raad van Journalistiek vond dit onbehoorlijk. Maar juridisch gezien moeilijk om hier een punt
van te maken.
=> Krant kan zich verdedigen door: het is de mening van de lezers, wij suggereren niks.
Hoe aantonen dat media invloed heeft op rechters/juryleden?
-> gaat niet, zij gaan dit niet toegeven
 Juristen/advocaten zijn enerzijds overtuigd dat media het oordeel sturen:
(-> zie verder hfst opiniepeilingen)
“mijn cliënt kan onmogelijk eerlijk proces hebben, want in media is proces al gevoerd”
Maar geen enkele rechter zal dit als geldig argument beschouwen
3. Bronnengeheim
Bronnengeheim is belangrijk omwille van 2 zaken:
1) mensen beschermen tegen de gevolgen van hun bron
2) de free flow van informatie: mensen willen anoniem blijven en kan dit niet, dan
zullen ze niet meer als bron optreden en is er geen journalistiek meer
Vb. Arrest William Goodwin: zaak waarbij het Hof voor het eerst zegt “rechters, politiediensten
enz. moeten ophouden met journalisten onder druk te zetten en beschuldigen van diefstal van
info zodat ze hun bronnen zouden weergeven”.
Zaak in België waar men geïnteresseerd was in bronnen journalist en uiteindelijk zetten ze die in
de cel omdat hij zijn bronnen niet wil geven. Na paar dagen in de cel zal hij zijn bronnen
weergeven en worden vrijgelaten. De journalistenvereniging zal hem veroordelen want hij heeft
de regel overtreden.
Bronnenwet van 2005 geeft wettelijk recht aan journalisten om hun bronnen te
verzwijgen. (toevallige wet)

Politici hebben de pers nodig, maar zijn er ook bang van -> ze willen ze niet
teveel rechten geven, maar willen ook niet negatief in de media komen.
 Rechtspraak wilt heel hoge bronnenbescherming geven, maar enkel aan
beroepsjournalisten (gestudeerd, deontologie geleerd)
-> Dus niet wie voor lokaal blad schrijft Vb. Veto, blog
 Maar arrest Goodwin gaf bronnengeheim aan alle journalisten
 Hof: “journalisten zijn eenieder die een rechtstreekse bijdrage levert aan het
verzamelen, redigeren en verspreiden van info via een medium” en dat is
praktisch iedereen.
Uitzonderingen op bronnengeheim:
- bij het voorkomen van misdrijven:
- subsidiariteit: voor justitie mogen er geen alternatieven (meer) beschikbaar zijn om
de waarheid te achterhalen in een bepaalde rechtszaak
- proportionaliteit: er moet doorslaggevend belang zijn met een voldoende vitaal en
ernstig karakter vooraleer de journalist zijn bronnen moet onthullen
 Het gaat hier over een zwijgrecht, maar ze moeten niet zwijgen. Ze mogen hun
bronnen wel bekend maken als ze denken dat dat deontologisch gezien moet.
-
als journalist aantijgingen maakt tegen bepaald persoon, die hem dan voor de
rechter sleept omdat zijn reputatie geschaad is
Vb. Prof wordt beschuldigd van fraude in De Morgen en sleept journalist voor rechter. Journalist
zegt “ik mag mijn bronnen niet weergeven”. Hier kan de journalist zich niet verschuilen achter
bronnengeheim.
H9. Opiniepeilingen
lezen en enkel belangrijkste onthouden -> dat ze sturen
Opiniepeilingen: peilen naar kiesintenties is meer dan alleen beschrijven, dit gaat ook
in bepaalde mate sturen
Vb. U twijfelt tussen 2 partijen waarvan 1 partij slechte resultaten haalt. Wie stemt er nu op een
verliezer?
-> dit ‘sturen’ moeten we aan banden leggen MAAR
1) EHRM: rechten mens moeten gerespecteerd worden
(zoals een proportionaliteitsregel)
2) We leven in een ééngemaakt Europa en in praktijk moeilijk om die regel af te
dwingen
Want in onze media dan geen info, maar in buitenlandse media wel
 die regels betreffende kiesintentie zijn voorbij gestreefd
dus mss afschaffen en deontologisch aanpakken? (niet vanuit wet, maar
zich ertoe verbinden)
H7. Recht op antwoord
= weerwoord geven aan mensen die in de pers genoemd worden
= correctie op de vrijheid van meningsuiting; biedt aan mensen een soort derde verhaal

Europa: recht van antwoord is onderdeel van vrijheid van meningsuiting

-> je moet die mensen een kans geven te reageren
Amerika: inbreuk op vrijheid van meningsuiting én eigendomsrecht van de uitgever
-> als je vernoemd wordt, kan je een advertentiepagina kopen en daar je mening geven
o dus wie zijn visie wil geven, moet genoeg geld hebben
o en wat met advertenties die geweigerd worden?
(Uitgever gaat geen advertentie zetten die zegt dat hij een onnozelaar is)
o een gekochte advertentie komt ook minder geloofwaardig over
Problemen:
- wetgeving gaat er vanuit dat recht op antwoord een automatisch recht is, makkelijk is
 In praktijk niet zo:
o Voorwaarde om recht op antwoord te krijgen en te weigeren
-> jurist kan hier gemakkelijk iets op verzinnen
Vb. Recht op antwoord moet in dezelfde taal zijn als bericht waarop het antwoord is
Ooit geval waarin jurist zei dat taalvoorwaarde niet was nageleefd (terwijl artikel en
antwoord in Nederlands), maar reactie was in het dialect, grammatica klopte niet. Rechter
heeft dit niet aanvaard, maar is vb van hoe men alles doet om te zeggen dat voorwaarden
geschend zijn.
o Kostprijs voor medium is zeer hoog want voorwaarde dat je rechtzetting op
dezelfde plaats, zelfde lettertype, zelde setting als oorspronkelijk bericht is
-> geen enkele krant zet graag antwoord op voorpagina
-> krant begint nog liever rechtzaak dan recht van antwoord te publiceren
o Zelfs als je recht op antwoord gekregen hebt, kan je nog schadevergoeding
eisen
-> zal wel minder zijn aangezien je al recht op antwoord gekregen hebt
=> advocaten raden daarom aan direct schadevergoeding te eisen
3 zaken onthouden:
1) wet van recht op antwoord = federale wet en dateert van voor de staatshervorming ‘61
2) na geschreven, ook audiovisuele media -> 2e wet in ‘77
3) staatshervormingen: radio en TV worden overgedragen naar gemeenschapsniveau,
waardoor ook recht van antwoord (voor radio en TV) vervat in Vlaamse Mediadecreet
 Dus waarom nog federale wet voor recht van antwoord (radio en TV)?
Als materie overgedragen van fed naar deelstaten, maar deelstaten gebruiken
deze bevoegdheid niet en daar geldt een oude wet, blijft oude wet gelden
Vb. Franse gemeenschap heeft nog gn decreet aangenomen voor radio en TV, dus oude wet
blijft daar bestaan
Recht op antwoord bestaat dus uit 2 delen:
o Op geschreven pers
o Op radio en televisie
Heel wat rechters kennen deze wetten eigenlijk niet
Geschreven pers
Elke natuurlijke of rechtspersoon die in een periodiek geschrift bij naam is genoemd of impliciet is aangewezen
kan binnen de 3 maanden reageren.

Je hoeft zelfs niet negatief geraakt te zijn !
-> Men zou dus mogen reageren op alles
=> heel ruim => veel kritiek
Voorwaarden:
= verwarrend
-> wetgever dacht dat hij enerzijds voorwaarden moest opsommen voor recht van antw
en anderzijds gronden moest opsommen die konden leiden tot een weigering
Voorwaarden
 Voor kort bericht: 1000 lettertekens
Langer bericht: maximaal het dubbele van de tekst waarop je reageert
 was in de jaren ’60 niet zo makkelijk te tellen
 omvang van artikel is belangrijk, rechters streng op
 reageren in dezelfde taal
 moet een antwoord zijn op de tekst waarop je reageert
 vermelden op welke tekst je reageert
 reageren binnen de 3 maanden
-> enige criterium waar niet over te discussiëren valt
-> Over al de andere voorwaarden kan discussie ontstaan
=> Men kan recht op antwoord weigeren als niet voldaan aan één van de voorwaarden
Expliciete weigeringsgronden:
 als geen verband met de oorspronkelijke tekst
 mag niet beledigend zijn of strijdig met goede zeden
 niet strijdig met de wetten
 je mag niet zonder noodzaak derden in de zaak betrekken:
men wil vermijden dat die derden ook nog eens recht op antwoord gaan vragen,
dus let op met het citeren van derden!
Problemen:
- Als uw recht op antwoord aanvaard wordt, moet uitgever dat publiveren
op kosten van het medium, op zelfde plaats, in zelfde vorm als oorspronkelijke
bericht
 terughoudend als op 1ste of 2e pagina: want duur en grote titel
- Kranten en uitgevers gaan proberen recht op antwoord te publiceren in de
lezersrubriek of laatste pagina -> technisch gezien geen recht op antwoord
 overeenkomst in het midden is beter dan een rechtzaak
- Tekortkoming: moet integraal gepubliceerd worden, dus niets weggelaten
keerzijde: aanvragen worden vaak afgewimpeld en het medium doet vaak geen
tegenvoorstel, dus alles of niets
 wet voorziet geen communicatie mogelijkheid tussen beide partijen
dat zou nochtans helpen!
Audiovisuele pers
Zonder afbreuk aan andere rechtsmogelijkheden heeft elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, elke feitelijke
vereniging die bij name benoemd is of impliciet is aangewezen, onder aanwijzing van een persoonlijk belang
kosteloos het antwoord van de uitvoering te vorderen om antwoorden te eisen op het feit dat de eer aangetast
wordt
 Verschil met geschreven pers:
Je moet een persoonlijk belang hebben -> je kan geen procedure voor iemand anders beginnen
Voorwaarden:
 Reageren binnen 30 dagen:
radio en tv zijn snellere media, dus men vereist nog meer reactie snelheid




Reageren door per post aangetekende brief : de post en poststempel is voor juristen
onbetwistbaar het bewijs van de datum van verzending
Identiteit bekendmaken
Redenen aangeven waarom je reageert
Maximum 4500 tekens of 3min gelezen:
-> discussie want sommige mensen krijgen meer gezegd in 3min
Weigeringsgronden:
 Mag niet beledigend zijn, niet onmiddellijk verband, geen derden betrekken
Verschillen met geschreven pers:
 bij geschreven recht op antwoord vermeld wet niet dat het medium mag/kan
reageren <-> hier wel: medium mag niet reageren
 in geval van weigering, moeten ze zeggen waarom + men staat zelfs een
tegenvoorstel toe -> partijen kunnen dus discussiëren
=> Altijd nadenken: is het verstandig om een procedure aan te gaan met de media?
Recht op antwoord in audiovisuele media (radio/tv) ondertussen overgedragen aan de
gemeenschappen, maar is eigenlijk gewoon een kopie van de bestaande federale wet:
 Verschilpunt: in Vlaanderen mogen tv-stations wel reageren als ze dat willen
DEEL 2. REGULERING BETREFFENDE DE AUDIOVISUELE MEDIA IN VLAANDEREN
Deel 1:
Deel 2:
over vrijheid van meningsuiting en recht van antwoord -> theoretischer
Belangrijk verdrag: EVRM
gericht op radio en TV en heeft belangrijke EU-dimensie
Belangrijk verdrag: Europese Verdragen:
 zowel primair als afgeleide recht -> technischer
 specifiek voor het EU-recht: rechten die lidstaten moeten omzetten
-> voor mediarecht is dat specifiek gebeurt in het Vlaamse Mediadecreet
H10. Omroep en Europees Recht: de richtlijn audiovisuele
mediadiensten
Art. 10 EVRM vrijheid van meningsuiting blijft relevant kader, maar er is meer.
Binnen EU:
 Art. 10 in audiovisuele zin is meer dan alleen een zaak van journalisten
heeft belangrijke economische dimensie (te maken met markt, industrie)
 Marktdenken -> we moeten een gemeenschappelijke markt creëren
burgers = economische actoren
 Nadruk op 4 vrijheden
 Van dienstverlening: ik mag diensten verlenen in andere lidstaat
 Van vestiging
 Vrij verkeer van goederen: ik mag rommel verkopen in andere lidstaat
 Vrij verkeer van kapitaal: ik mag rekening openen in andere lidstaat
Kritiek op Staatmonopolies (vanaf ’60 op radio en ’80 op TV)

Binnen EU: zijn staatmonopolies nog wel goed? want ze belemmeren vrije verkeer!
Is het nog wel normaal dat overheden monopolies toekennen aan nationale TV- of
radiozenders?
o ’60 piratenzenders op radio:
-> werden erg populair en zetten hele model onder druk
-> staken dus voet tussen de deur om die verder open te duwen
Rechtsovertredingen moet je relativeren, het recht is voor durvers
Vb. Luxemburgse zenders daagde Belgische zenders uit (dit kon, want was andere lidstaat)
Vb. Berlusconi: had 2 geniale ingevingen
’80 Italië had net zoals België een verzuilde omroepmonopolie voor radio&TV
1. Berlusconi verdeelde de zenders over belangrijkste politieke partijen
-> wie iets wil bereiken, moet dichtbij de macht zitten (goede band met socialisten)
2. compromis van lokale radiozenders, die het monopolie uitdaagden Vb. Radio Scorpio
-> Berlusconi zorgt dat alle lokale zenders op papier lokaal zijn
-> en dat ze allemaal op zelfde moment zelfde programma uitzenden
=> waardoor het eigenlijk nationale zenders worden
=> liberalisering/deregulering van het radiolandschap
Berlusconi gaat nog verder:
Appartementsgebouwen hebben intercom (camera’s, beeldtransmissiesystemen)
Hij bouwt hier privé TV circuit, waarop hij inhoud zet (wat mensen graag zien; sport, quiz…)

Gevolg: marktdenken versus overheidsmonopolies
o Aantal staten gaan liberaliseren en nemen afstand van monopolies
Andere houden eraan vast, maar verliezen hierdoor
overheidsmonopolies moeilijk verenigbaar met democratie
 EHRM: overheidsmonopolies worden = verenigbaar met democratie
Waarom niet gewone regels zoals voor andere diensten?
Monopoliebeleid in vraag stellen en aanvechten
 Tegenbeweging: audiovisuele sector mag niet overgelaten worden aan de
grillen van de economische markt
Fransen: niet elk cultureel programma dat ondersteunt is door overheid is
ondersteuning van staatsmonopolies
 Compromis:
 Enerzijds beklemtonen dat EU ruimte creëert voor burgerschap,
veiligheid, ontwikkeling => economische markt
 Anderzijds berscherming van cultuurgoederen en culturele
diversiteit (dus overheden mogen openbare omroepen
ondersteunen)
 Angst: Door eengemaakte markt kunnen goedkope formats
goedkoop aan andere landen doorverkocht worden. Vb. Big
Brother, The Voice
Gaat niet voor lokale producties, dus overheid ondersteunt
deze zonder daar monopolies van te maken.
Europese regels voor audiovisuele sector
= in eerste plaats bescherming, maar verschuift meer en meer naar versoepeling
2 redenen:
1) gemeenschappelijke markt  culturele diversiteit
=> andere regels als andere econ. markten Vb. veevoeders
2) druk naar liberalisering door nieuwe regels => versoepeling wetgeving
In Vlaanderen
Tv landschap is vrij laat geliberaliseerd en omroep was gepolitiseerd
Redenen:
 Vrees voor het pluralisme van het medialandschap waarbij een aantal partijen de
macht zouden krijgen
 Vrees voor buitenlandse partijen die hier goedkoop hun brol zouden uitzenden
 Persbedrijven en uitgevers: vrees voor verlies aan reclame-inkomsten
Dus regelingen:
 ’80: afstand van openbaar omroepmonopolie, maar 1 commerciële zender toelaten
(VTM)
Alle andere mediabedrijven worden hier aandeelhouders (ook kranten&tijdschriften)
Waardoor zij toch inkomsten krijgen van VTM als ze zelf verlies draaien
 van monopolie naar duopolie, maar  EU-recht dus het is niet gebleven bij VTM
 Als buitenlandse zender in België wil uitzenden
o goedkeuring nodig van regering
o enkel uitzenden in moedertaal van dat land
(voorkomen dat men kanalen zou oprichten speciaal voor Vlaanderen)
 vrij verkeer van goederen, diensten, kapitaal en die regels zijn ook gesneuveld
Misbruik U-bocht contructie:
= zender gevestigd in buitenland, maar in principe beschouden als binnenlandse zender
Vb. VT4: In begin niet gevestigd in Vlaanderen, want dan moesten ze voldoen aan vereisten zoals
het hebben van een nieuwsuitzending (=grote kost) (dit waren regels om monopolie van VTM en
VRT te beschermen, want zo zou niemand nog moeite doen om erkend te worden als Vlaamse
zender)
-> Dus zij huurden container in Londen en zendde van daaruit programma’s uit, gemaakt in
Vlaanderen en gericht op Vlaanderen.
-> EU-recht aanvaardt dat je U-bocht constructies verbiedt, maar lat lag wel hoog en bij VT4 kon
niet aangetoond worden dat het om U-bocht ging (uiteindelijk wel komen vestigen in Vlaanderen)
=> Er is dus vaak nationale tegenkanting, maar het kan: je moet beetje durven, ook al gaat
het in tegen de wetten (wat vandaag verboden is, zou morgen wel is toegelaten kunnen w)
Vb. Belspelletjes (Endemol): eerst illegaal, dan wetgeving gewijzigd en legaal, en uiteindelijk hield
men er zelf mee op
Rode draad in Vlaanderen omtrent mediarecht:
Vlaanderen zegt neen (vaak met goede redenen), maar moet dan toch toegeven omdat EU
nieuwe regels maakt waarbij het geen zin heeft aan oude principes vast te houden.
-> In mediarecht: durven! Wat vandaag verboden is, kan morgen toegelaten zijn.
=> pluralisme is verdienste van het EU-recht
Richtlijn voor openbare omroep: financiëring
= divers in hele EU
Vb. In Vlaanderen: bijna volledig publiek gefinancieerd, zonder reclame inkomsten
Commissie gaat geen andere activiteiten verbieden
Maar openbare omroep moet duidelijk onderscheid maken in activiteiten
 openbare dienstverlening
 commerciële activiteiten
=> EU vraagt
o gescheiden boekhouding
o geen compensatie: geld dat je van overheid voor openbare diensten krijgt,
mag je niet gebruiken voor commerciële activiteiten
(In Vlaanderen blijft dit moeilijk Vb. MNM: is dit openbare omroep of commercieel kanaal?)
Richtlijn over de audiovisuele mediadiensten
Televisie zonder grenzen
Criteria:
 diensten moeten economisch van aard zijn
 bewegende beelden moeten gevolg zijn van redactionele tussenkomst
Vb. niet het plaatsen van webcam op skipiste



hoofddoel: mensen entertainen, informeren
aangeboden worden aan algemeen publiek
gebruik maken van een communicatienetwerk
Onderscheid tussen pull (on demand) en push (lineaire) diensten
Vb. Lineair: programma wordt 1x per week uitgezonden en dus week wachten om het terug te zien
Vb. On demand: onmiddelijke bevrediging van al onze verlangens
Regels voor push-diensten zijn strenger, want bij on demand heb je er zelf naar gevraagd
Vb. Niet komen klagen van “te veel seks, geweld,…”
1ste uitgangspunt: Home control
De ontvangststaat moet niet volledig passief blijven, gaat de eigen staat proberen
beschermen. Maar de drempels om op te treden liggen hoog.
En EU heeft al minimumvoorwaarden, waarom als lidstaat nog striktere regels maken?
2e uitgangspunt: Evenementenlijst
Er zijn grenzen aan wat betaalzenders kunnen kopen
Vb. Sportwedstrijd: zenders boden tegen elkaar op om zo een wedstrijd uit te zenden, waardoor
organisatoren van deze wedstrijden rijk werden. Niet in alle sporten zo.
Vb. Wielrennen: Italianen verkopen Milaan San Remo aan hoogste bieder. Groot probleem voor de
sponsors van wielerploegen, want zij betalen veel geld om op TV te komen.
Vb. In voetbal was dit niet zo
 EU liet toe dat lidstaten een lijst maakten van belangrijke evenementen voor de
samenleving die op algemeen toegankelijke zender moeten worden uitgezonden
België heeft vrij uitgebreide lijst ingediend
 Bescherming kleine lokale zenders:
5min informatie regel: als je als omroep geen toegang hebt tot die evenementen,
mag je toch verslag uitbrengen
-> pluralisme van het medialandschap waarborgen
3e uitgangspunt: reclame en commerciële activiteiten
Er moeten regels zijn voor alternatieve manieren van reclame vb. Product placement, sponsoring
 Kijker moet beseffen dat het om reclame gaat (bescherming van de kijker)
 Verbod op subliminale boodschappen (probleem: hoe te controleren?)
H11. Het Vlaams Mediadecreet
EU instelling maken wetgeving en regels die moeten omgezet worden in nationaal recht.
Vlaams Mediadecreet
-> bevat de beginselen van EU, maar is nationaal recht.
Decreet = gemeentelijke bevoegdheid van de audiovisuele media (Vlaamse, Franse, Duitse)
2 uitzonderingen op de gemeenschapsbevoegdheden:
1) Wat nog federale bevoegdheid is:
- Mededelingen van de federale regering
- fiscaal / technische uitzonderingen
- producten waarvoor geen reclame gemaakt mag worden Vb. Tabak, wapens, alcohol
- politionele bevoegdheden Vb. (BIPT) Belgisch Instituut voor de Post en Telecommunicatie
diensten betreffende gebruik van etherfrequenties
 opstellen van frequentieplannen wel gemeenschapsbevoegdheid
 federale overheid heeft nog een paar bevoegdheden
2) despecialisatie van de communicatie netwerken
Vroeger waren gemeenschappen bevoegd voor culturele inhoud en federaal voor
infrastructuur, maar nu despecialisatie
 overleg nodig: samenwerkingsakkoorden tussen gemeenschappen
Vb. Voor frequentieplannen
DUS:
 deel van de bevoegdheden zijn federaal gebleven en andere bevoegdheden moeten ze
overleggen met andere gemeenschappen
 Vlaamse Mediadecreten dansen mee op Europese regelgeving
(evolueert dus voortdurend door technische en Europese ontwikkelingen)
Thema’s en structuur in decreten
Belangrijke thema’s:
 Focus op omroepactiviteiten: ruime definitie van ‘ter beschikking zetten van inhoud’,
bij omroepdiensten volledig gebaseerd op audiovisuele richtlijn
Onderscheid maken in activiteiten:
o TV of radio omroepdiensten
o Lineaire of niet-lineaire
 lineaire (point to multi-point, push)
 niet-lineaire diensten (point to point, pull)
Structuur: Drieledige indeling:
o omroeporganisaties: maken content
o dienstverleners: content samenzetten in paketten
o netwerkexploitanten: zetten paketten op een netwerk zodat het gezien kan worden/
bieden infrastructuur aan zodat je kan kijken en luisteren
 Deze verdeling gaat in de toekomst nog veranderen
Vb. Telecommunicatie is geëvolueerd naar een duopolie: Belgacom en Telenet
DUS:
 Is de drieledige opdeling in de praktijk nog houdbaar?
 Wat gaan we doen met mobiele platformen en internet streaming?
 Belgacom en Telenet bieden nu ook zelf content aan, wat de taak was van de
omroeporganisaties -> wordt moeilijk binnen decreet, want in welke categorie
vallen ze dan? Netwerkexploitant, omroeporganisatie of dienstverlener?
=> om welke activiteit gaat het en wie zijn de actoren?
 Verplichtingen die ze allemaal gemeenschappelijk hebben:
De vrijheid van meningsuiting, aandacht voor aanzetting tot haat, rascisme, geweld,
bescherming goede zeden en bijzondere aandacht voor minderjarigen.
 Inhoudelijk opmerkingen zitten vooral bij de omroeporganisaties
Alle vormen van commerciële communicatie -> sterk aanwezig in Vlaams decreet
Vb. reclame, sponsoring, zelf promotie, telewinkel
Andere thema’s:
 Veel aandacht naar openbare omroep
 Oprichting Vlaamse regulator voor de media
= onafhankelijke toezichthouder op de naleving van de bepalingen
Vb. Verdoken reclame op TV, inhoudelijke voorwaarden zoals klachten over geschikte leeftijd publiek,
spotten met religies
H12. De openbare omroep (VRT)
= groot deel van het Mediadecreet
-> In Vlaanderen politiek en cultureel belang van de openbare omroep van radio en TV
Evolutie (= belangrijk!):
 Vroeger: omroep die dichtbij de politiek stond
 ’80: liberalisering van openbare omroep
toch nog omroepidee van de ’50:
 omroep rond volsverheffing en bureaucratie
 sterke band tussen omroep en onderwijs (veel TV sterren uit onderwijs)
 cultureel hoogstaand: slechts 1x per week een soap
 kijkers waren niet de hoofdbekommernis
 resultaat: kijkers keken in weekends massaal naar NL zender
2 vaststellingen:
- raar dat openbare omroep slechts voor beperkt aantal mensen uitzendt
- verandering van ambtenarenstructuur -> productiehuizen
 besef dat omroep performant en autonoom moet zijn
spanningsvelden:
 tussen overheid en openbare omroep
autonome beheer van openbare omroep  overheid is belangrijke sponsor
 dus 5-jarige beheerovereenkomst met doelstellingen
= belangrijk instrument zonder mediadecreet te moeten veranderen
 evolutie beheersovereenkomst: steeds meer autonomie van openbare omroep

welk soort openbare omroep willen we?
o Toegankelijke omroep met kwalitatieve programma’s
o Met informatie die commerciële zenders niet geven omwille van hoge prijs
 Oplossing in Vlaanderen: verdeling
o monopolie openbare omroep door staatssteun
o monopolie privé zenders door reclame

Door gewijzigd medialandschap minder spanning tss privé en openbare omroep
-> wel spanning door concurrenten Vb. Internet, Netflix, Telenet
Conclusie: bestuur openbare omroep is complex
Autonoom overheidsbedrijf leiden is moeilijk -> voortdurende dialoog met politici
Men wil niet terug naar vroeger, maar blijft sponsoring nodig hebben
=> dus openbare omroep loopt op eieren en werkt goed mee aan beheersovereenkomst
Uitzendingen door derden: evolutie

Vroeger: ideologische verdeling/verzuiling in samenleving, vooral op cultureel vlak
Vb. Politiek, socio-economisch,…
-> deze conflicten pacificeren (=vrede herstellen) door:
o Alle zuilen financieel ondersteunen
o Overheid zorgde dat verschillende stromingen aanbod kwamen bij VRT
-> time slots voor elke partij + recht op aantal uren zendtijd per maand

Nu: minder
- politieke partijen hebben andere manieren dan TV om campagne te voeren
- Ook door ontzuiling, liberalisering, emancipatie voor de burger
- VRT vond dit blok aan zijn been (pakt zendtijd af)
 Oplossing: afstappen van politieke derden!
 Genoeg andere kanalen om uitzendingen van politieke partijen te zien
Vb. Youtube
 Politieke partijen kunnen wel zendtijd kopen tijdens campagne:
o Maar moeten ze reclame voeren?
o Gevaar dat rijkste partijen meeste zendtijd krijgen
 Doorslaggevende zaak van EHRVM tegen Noorwegen:
Kleine Noorse partij bekloeg zich dat ze door Noorse wetgeving mensen niet via audiovisuele
media konden bereiken
EHRVM: vond dit inderdaad niet kunnen-> arrest -> drong door in ≠ staten
Noorwegen: weigerde verbod op te heffen, maar paste wetgeving aan zodat kleine partijen
op andere manieren toegang hadden (zendtijd tijdens campagnes) en stapte hiermee naar
Straatsburg
=> Hoewel arrest zegt dat verbod op TV reclame altijd schending is van Art.10,
zei Straatsburg dat de Noorse Staat hier correct op geantwoord had
=> blijkt dus toch te kunnen om het verbod te behouden

In Vlaamse context: liberalisering, maar beperkt tot politieke derden
-> hangt dus wel nog vast aan de levensbeschouwelijke derden Vb. religieuzen
Vb. Radio zendt nog steeds eucharistieviering uit op zondag
=> conflict met andere religies, maar levensbeschouwelijke derden zullen niet snel
verbod krijgen
 Dit alles illustreert de veranderende rol in audiovisuele media
Nu zijn sociale media veel belangrijker voor politieke partijen
Maar niet voor alle Vb. Vlaams Belang
 Politieke partijen beslissen voor een deel mee de openbare omroep
Vroeger hadden ze hier belang bij, nu veel minder
H13. Radiodiensten en H14. Televisiediensten
Vandaag: radio- en televisiediensten + reclameregelingen
Radiodiensten
3 trappen systeem: Landelijke zender – regionale zender – lokale zenders
= typisch voor omroepen/zender
 per trap verschillende eisen
 belang eisen stijgen naarmate stijging op trap
Eisen:
-
Structureel: Hoe zijn de omroepen georganiseerd
venootschapsrecht, economische aspecten, businessplan, aandeelhouderstructuur
o Middelen bezitten om je activiteit uit te voeren: vermijden dat je failliet gaat
o Aandeelhouderschap: vermijden dat een bedrijf 1 of meerdere landelijke
zenders in handen krijgt
o Vermijden dat zenders in handen zijn van politieke partijen
-
Inhoudelijk: Kwalitatief, divers aanbod verzekeren
o Zenders verplichten minimale hoeveelheid journaals uit te zenden
o Verplichting Nederlandstalige muziek te draaien
 Vlaamse radio is hierdoor kwalitatief zeer groot zendbereik
Kosten voor radio zijn echter beperkt, waardoor vrees voor cowboys die
winst willen maken zonder kwaliteit te garanderen
 vandaar inhoudelijke eisen
(kan omzeilt worden door snachts te draaien)
 Zelfs lokale radio’s moeten een minimale mate van kwaliteit bieden
Televisiediensten
– Openbare omroep: sterk gereguleerd
– Private omroep
– regionale omroep:
o sterk gereguleerd en enige met systeem van vergunningen krijgen
o waar men bij private en openbare omroep politiek wil buitenhouden,
moet hier de oude cultuur en traditie weerspiegeld worden
 moeten een afspiegeling vormen van de sociaal, politiek en econ realiteit /
levensbeschouwelijke situatie van de regio waar ze uitzenden
 dus per regio slechts 1 regionale zender => monopolie
 nationale zenders die juist voor diversiteit willen zorgen
waar monopolie is, gaat men voor diversiteit zorgen => nationale zenders
 regionale omroep was eerste stap naar doorbreken van VRT monopolie
(Niet lang geduurd. Wegvallen VRT was goede opstap voor regionale zenders -> grote
omroep)
o Inhoudelijke eisen voor kwaliteit
o Nu: diversiteit/pluralisme bedreigd -> leidt dit tot verkleining of verruiming v/h
aanbod?
Vb. TV Limburg: bestaan wordt niet betwist -> Limburggevoel is duidelijk aanwezig en heeft dus
belangrijke waarde voor de Limburgers. Je zou niets kunnen zeggen om dit af te schaffen.
–
omroepen voor telewinkelen
o aparte regelgeving (kleine markt in België, maar in andere landen groot Vb. Italië)
Financiëring
- Openbare omroep:
Als overheid de openbare omroep niet meer zou subsidiëren, zal deze minder geld kunnen
uitbesteden -> eerste slachtoffers zijn privébedrijven Vb. Productiehuizen
- Private omroep:
hoe financiëren ze zichzelf? => reclame
 Nu: veel kijkers spoelen reclame door
 Later: waarschijnlijk betalen voor programma’s zonder reclame
-> om verlies aan reclame inkomsten op te vangen
 Financiëring van de omroep en wat zij daarmee kunnen doen is dus zeer belangrijk!
Reclame is enige bron van inkomsten
=> “Hoeveel reclame tot kijker afhaakt?”
 Regels om kijker te beschermen tegen te veel reclame




Verbod op reclame voor bepaalde producten (roken)
Maximumpercentage per uur
Bepaalde programma’s mogen niet onderbroken worden
Reclame moet herkenbaar zijn (door audio-signalen op radio, ‘reclame’ op TV)
H15. Commerciële communicatie
Reclame
Decreetgever maakt onderscheid in “reclame”
Vb. product placement, teleshopping, sponsoring
= commerciële communicaties
 Hebben elk aparte regels:
 Duidelijke verbodscategorieën obv product/dienst waarvoor reclame gemaakt
mag worden Vb. Medicijn, wapens, tabak
 Regels ter bescherming van bepaalde groepen Vb. Minderjarigen
 Regels per specifieke vorm van reclame Vb. Sponsoring, product placement
 Herkenbaarheid van de reclame
 Geen misleidende reclame
Wel categorie “toegelaten bedrog”: iets vertellen ter promotie product
-> Publiek moet weten dat ze het met een korrel zout moeten nemen
Vb. Dash: witter dan wit -> je kan niet naar de rechter stappen als je vindt dat Dash
geen verschil maakt
 Strengere regels voor teleshopping:
Moet duidelijk zijn dat teleshopping geen deel is van de omroep
Maar manier om verloren uren te compenseren door zendtijd te verkopen
Evolutie reclame:
Omroepmonopolies ’80 waar ze geen reclame wouden -> schoorvoetend toegegeven -> nu
wordt reclame geaccepteerd en gezien als commerciële vrijheid
Reclamesector heeft zelf een jury gemaakt voor ethische zaken:
 Reclame valt onder Art. 10
 Er heerst een commerciële vrijheid (reclameregels zijn niet zo streng)
o Rechters kijken minder argwanend naar grenzen aan commerciële vrijheid
(Low value speech: reclame heeft toch weinig meerwaarde)
o Reclamemakers hebben veel vrijheid
Maar signalen van maatschappij dat deze niet blij zijn met reclame
 Tendens waarbij men vrije meningsuiting gaat moraliseren:
Het is niet omdat iets wettelijk mag, dat het daarom ook goed is
 Dit zorgt voor stereotypering: “herkenbaarheid” van de situatie
Reclamewereld dacht dat als ze niet zelf gingen optreden, de overheid dat zou doen
 Jury voor ethische praktijken:
Mensen kunnen klacht indienen bij jury over een reclamespot
(meestal over stereotypering en lichte zedenschending)
Vb. Schaars geklede vrouw bij schoenenreclame kan niet, maar bij reclame voor
eroticabeurs wel (jury zegt ‘er is band met hetgeen waarvoor reclame gemaakt’)
 Kan geen sancties opleggen, enkel met aandrang vragen
 Enkel situaties die juridisch gezien correct zijn
Vb. Als reclamecampagne racistisch of seksistisch (expliciet beledigend voor vrouw)
H19. De Raad van de Journalistiek
= zelfregulerend orgaan met 18 leden
o 6 afgevaardigden van journalisten
o 6 afgevaardigden uitgevers en mediadirectie
o 6 mensen uit de gemeenschap
 vermijden dat de Raad het imago zou hebben van ‘ons kent ons’
 voor geloofwaardigheid
Raad kan
 Adviezen verstrekken (deontologisch)
 Uitspraak doen over klachten mbt naleven ethische code van journalisten
 Betrokken partijen moeten het dan proberen oplossen
Lukt niet? Procedure (niet vaak, want duur)
Belangrijk:
 Gedachte: laagdrempelige, goedkope manier waar men klacht kan indienen en wordt
bekeken door mensen van eigen stand
 Kan geen sancties opleggen, enkel advies geven
Vb. Je geeft interview en vraagt het eerst te mogen nalezen, maar ze vergeten dit en
publiceren -> je kan hiermee naar de Raad stappen die dan geen sancties geeft, maar de
mensen van de krant wel terecht wijst

Valt onder Art. 10: zij hebben vrijheid van meningsuiting
Positief:
 Veel mediadirecties zijn in de Raad gestapt -> dus velen zullen luisteren
 Raad kan eindbeslissing publiceren (maar wordt niet veel gelezen)
 In begin aantal journalisten terechtgesteld waarmee later geen problemen,
dus lijkt te werken
Negatief
 Verlies van een zaak wordt niet door veel mensen geweten
 Je kan de Raad ook gewoon negeren
Vb. Burgerjournalist die zichzelf als vb neemt: hij haalt huurproblematiek aan zegt ‘er is
ons een geval bekend van…’ en heeft het eigenlijk over zijn eigen. Deontologisch gezien is
dat niet correct, maar de man weigert de Raad te erkennen -> Hof van beroep: “wat de
Raad zegt is een mening en zij hebben vrijheid van meningsuiting”

Spanning tussen advies van Raad en wat rechter zegt
-> men wil deze werelden gescheiden houden (juridisch vs deontol. regels)
=> maar in realiteit wederzijdse beïnvloeding
2 redenen:
 Art. 1382: normale, voorzichtige en redelijke journalist zal deontologie
naleven => hiervoor verwijst men naar Raad
 sommige rechters laten zich hierdoor leiden
“journalisten al gezegd dat het fout is, dus waarom zou het niet fout zijn?”

Art. 10 EVRM: verwacht dat journalisten de deontolie naleven
 Ook hier houden rechters vaak rekening met uitspraak Raad
Er is sprake geweest van een kwaliteitslabel -> om journalisten zich te laten binden aan
de Raad van Journalistiek
H18. De Vlaamse Regulator voor de Media (VRM)
Terug naar het mediadecreet: het harde recht
-> verschillende functies
2 kamers:
 Algemene kamer: theoretische en structurele zaken
-> controleert of regels van Mediadecreet worden nageleefd
o Kan sancties opleggen (van waarschuwing tot boete, intrekking of schorsing)
o Alle bepalingen te maken met reclame (commerciële comm.) Vb. Sluikreclame
Of vergunningen Vb. radio
-> houdt zich bezig met pluralisme v/h medialandschap: sterkte mediaconcentraties
Afweging tussen:
o Sterke mediahuizen => leidt tot samenwerking, synergie
Positief: financiële draagkracht
o Mediahuizen die niet op elkaar gelijken

Specifieke kamer: inhoudelijke zaken
Ruimere omkadering met leden van maatschappij en met achtergrond Vb. psychologen
-> beschermen minderjarigen
Vb. worden programma’s op juiste uur uitgezonden (vb. Sex and the city om 19u30)
-> zenders beseffen niet altijd dat ze in de fout gaan
-> beschermen onpartijdigheid
Vb. programma over vreemde beroepen: uitbater doet uitleg over zijn winkel met
vreemde attributen. Journalist lacht eigenlijk gewoon met hem en zijn attributen.
-> recht op correcte en objectieve informatie
-> behandelen minder klachten dan in de algemene kamer
H16. Vrije nieuwsgaring, korte berichtgeving en evenementen
Recht op informatievergaring
= Als bepaalde zender het exclusiviteitsrecht heeft om een event uit te zenden
mogen andere zenders toch aanwezig zijn om ook te filmen en daarna uit te zenden
Vb. In nieuwsuitzending
Wel aantal voorwaarden
Vb. niet uitzenden vooraleer uitzending van zender met exclusiviteitsrecht
-> Tegenwoordig gebeurd dit in een goede verstandhouding
Evenementenregeling
-> van aanzienlijk belang voor de gemeenschap
Deze evenementen moeten worden uitgezonden op manier toegankelijk voor het publiek
Vb. WK wedstrijden, Koningin Elisabeth wedstrijd
Vroeger: om betaal TV te omzeilen
Nu: versoepeling -> mag ook uitgezonden worden op digitale zender dat in basispakket zit
H17. Dienstverleners en netwerkoperatoren
Valt weg
Download