Beroepsprofiel van de Natuurgeneeskundig Therapeut Landelijke Vereniging Natuurlijke Geneeswijzen, versie 2013 Een eerdere versie (1998) van dit document is tot stand gekomen onder leiding van de heer G. Huige in samenwerking met de heer C. Olff, mevr. G. Sander en de heer C. van Velzen Besteladres: Ellen van Tholen, secretariaat/infobureau LVNG Makassarweg 201, 1335 HW Almere Tel.: 036-5465384 Email: [email protected] 2 Inhoudsopgave Aanleiding tot het beroepsprofiel ......................................................................................................... 5 1. Beroepsprofiel ................................................................................................................................. 6 1.1 Inleiding tot het Beroepsprofiel van de Natuurgeneeskundig Therapeut .................................. 6 1.2 Omschrijving natuurlijke geneeswijzen ...................................................................................... 7 1.3 Therapeutische inzichten ........................................................................................................... 8 1.4 Motieven van de cliënt ............................................................................................................... 8 1.5 Beroepsprofiel van de LVNG-therapeut .................................................................................... 8 2. De natuurgeneeswijzen in hun context ......................................................................................... 11 2.1 Ziekte en gezondheid .............................................................................................................. 11 2.2 Historische achtergrond geneeswijzen .................................................................................... 11 2.3 Voorlopers natuurgeneeswijzen ............................................................................................. 12 2.4 Natuurgeneeswijzen nu .......................................................................................................... 12 2.5 Groeifasen beroepsverenigingen ............................................................................................ 13 2.6 Overkoepelende organen ....................................................................................................... 13 3. Diagnose en behandeling .............................................................................................................. 14 3.1 Anamnese en onderzoek ........................................................................................................ 14 3.2 Behandelschema .................................................................................................................... 15 3.3 Evaluatie ................................................................................................................................. 15 4. Methodieken .................................................................................................................................. 16 4.1 Basisbehandelwijzen en hulptherapieën ................................................................................ 16 4.2 Voeding en eetgewoonten ...................................................................................................... 16 4.3 Voorbeelden van specialisatiemogelijkheden .......................................................................... 17 5. Ontwikkelingen .............................................................................................................................. 19 6. Opleiding en scholing .................................................................................................................... 21 6.1 Opleiding en scholing .............................................................................................................. 21 6.2 Bij- en nascholing..................................................................................................................... 21 6.3 Ontwikkeling van opleidingen .................................................................................................. 21 7. Juridische verantwoording ............................................................................................................. 23 7.1 Bevoegdheden natuurgeneeskundig therapeut ...................................................................... 23 7.2 Tuchtrecht ................................................................................................................................ 23 7.3 Verantwoordelijkheid van de therapeut .................................................................................. 23 7.4 Beroepsaansprakelijkheid ........................................................................................................ 24 7.5 Algemene zorgverlening .......................................................................................................... 24 8. Ethiek en gedragsregels ................................................................................................................ 25 8.1 Ethiek ...................................................................................................................................... 25 3 8.2 Wet op de Geneeskundige BehandelOvereenkomst (WGBO) .................................................. 25 8.3 Eedaflegging therapeut ............................................................................................................. 25 8.4 Gedragsregels en beroepscode ............................................................................................. 26 8.5 Publiciteit .................................................................................................................................. 26 8.6 Klachtenregeling ..................................................................................................................... 26 8.7 Beroepsgeheim ........................................................................................................................ 26 8.8 Uitwisselen medische gegevens ............................................................................................. 26 8.9 Bewaren van medische gegevens .......................................................................................... 26 8.10 Plichtsconflicten ..................................................................................................................... 27 8.11 Kwaliteitsbeleid ...................................................................................................................... 27 8.12 Collega's en cliënten .............................................................................................................. 27 8.13 Vrije keuze van de cliënt ........................................................................................................ 28 8.14 Gedragsregels betreffende cliënt ........................................................................................... 28 8.15 Positie cliënt ........................................................................................................................... 28 8.16 Praktijkinrichting en -voering.................................................................................................. 28 9. Registratie ..................................................................................................................................... 29 10.1 Cliëntenadministratie ............................................................................................................. 29 10. verzekeringen .............................................................................................................................. 30 4 Aanleiding tot het beroepsprofiel Beroepsverenigingen in het werkveld van de complementaire zorg verschillen onderling in de kwaliteitseisen die zij stellen aan zorgverleners. De zorgverzekeraars VGZ, ONVZ, Achmea en CZ hebben daarom in 2013 gezamenlijk een pakket van eindtermen laten ontwikkelen waar alle zorgverleners in de complementaire zorg binnen afzienbare termijn aan moeten voldoen. Deze eindtermen betreffen basiskennis in het psychosociale en medische vakgebied. Het centrale uitgangspunt hierbij is het garanderen van de veiligheid van cliënten. Aansluitend op het verschijnen van de eindtermen, hebben de verzekeraars aan de beroepsverenigingen gevraagd om inzicht te verschaffen in het door hun gevoerde beleid. Een van de instrumenten om een antwoord te geven op deze vraag is het document dat voor u ligt: de nieuwste versie van het ‘Beroepsprofiel van de Natuurgeneeskundig Therapeut’ van de LVNG. In 1998 heeft de Vakgroep Natuurgeneeskunde voor de eerste keer van de LVNG de opdracht gekregen om een beroepsprofiel voor de natuurgeneeskundig therapeut te schrijven. Het toenmalige stuk is gebruikt als uitgangspunt voor dit document. De LVNG is in 1989 opgericht omdat er behoefte was aan een dynamische beroepsvereniging voor therapeuten binnen de natuurlijke gezondheidszorg. Daarbij is gekozen voor een beperkt multidisciplinaire vereniging: Door de mogelijkheid van interne doorverwijzing naar een ander specialisme, binnen de vereniging, kan een therapievorm worden aangeboden die het best bij een cliënt past. De LVNG is op dit moment een vereniging met ongeveer 400 leden. Alle LVNG therapeuten dragen de titel therapeut, maar zijn ook verbonden aan een specifieke vakgroep, waar zij hun vakkennis kunnen delen. De LVNG kent de vakgroepen Kinesiologie, Natuurgeneeskunde, Energetisch en reflexologie. Christianne Bezembinder-de Wolf Voorzitter LVNG, september 2013 5 1. Beroepsprofiel 1.1 Inleiding tot het Beroepsprofiel van de Natuurgeneeskundig Therapeut 1 Dit Beroepsprofiel van de Natuurgeneeskundig Therapeut van de LVNG beschrijft de huidige positie en de wenselijke situatie voor de natuurgeneeskundig praktiserende therapeut in Nederland. Het profiel beschrijft de beroepsinhoud door de beroepstaken te verdelen over bepaalde taakgebieden. In het bijzonder kent de vereniging een gestructureerde verzameling van uitspraken over taken die als regel tot uitoefening van dit beroep worden gerekend. De tekst is gebaseerd op een samenspraak van beoefenaars in de natuurlijke geneeswijzen over wat het beroep natuurgeneeskundig therapeut inhoudt. De structuur van dit beroepsprofiel omvat de geschiedenis en de omschrijving van dit beroep. Op een verhalende wijze wordt beschreven hoe de therapeut zijn beroep ziet in de diverse taakgebieden en wordt het overzicht gegeven van deze beroepstaken. Voor de natuurgeneeskundig therapeut is het belangrijk te weten hoe hij zijn taken duidelijk kan definiëren. In dat kader behoort hij te voldoen aan de inhoudelijke status van zijn beroepsprofiel. Getracht is het wezen van het beroep natuurgeneeskundig therapeut te omschrijven en aan te geven welke plaats de natuurgeneeskundig therapeut in de complementaire zorgverlening inneemt. De status van natuurgeneeskundig therapeut mag slechts vermeld/gevoerd worden indien hij een opleiding heeft gevolgd op Hbo-niveau. Onder de uitoefening van het beroep van natuurgeneeskundig therapeut wordt verstaan, het beroepsmatig handelen, nadat een behandelplan is vastgesteld. Het handelen kan worden onderverdeeld in: a. directe hulpverlening: anamnese behandelplan behandeling ondersteuning b. indirecte hulpverlening: de natuurgeneeskundig therapeut levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroepsmatig handelen; hij levert door middel van publicaties en lezingen een bijdrage aan kennisverspreiding over onderwerpen die het beroep betreffen; hij speelt in op maatschappelijke veranderingen die in relatie staan tot het beroep; hij geeft bekendheid aan het beroep en aan de beroepsuitoefening. Het beroep van de natuurgeneeskundig therapeut ontleent zijn autonomie aan een eigensoortige diagnose (zie hoofdstuk 3) met specifieke en goed herkenbare behandelwijzen (zie hoofdstuk 4). Het een en ander is gebaseerd op een theoretische en praktische onderbouwing. Daardoor is het beroep enerzijds goed te onderscheiden van de geassocieerde disciplines en anderzijds goed af te bakenen ten opzichte van de reguliere geneeskunde. 1 Overal in dit document wordt zowel de therapeut als de cliënt aangeduid met ‘hij’. 6 Het beroep is voortdurend in ontwikkeling. Dit wordt enerzijds beïnvloed door veranderingen binnen het vakgebied, zoals verdieping van kennis en uitbreiding van mogelijkheden. Anderzijds zijn veranderende inzichten rond zorgverlening en gezondheidszorg van invloed op de beroepsontwikkeling. 1.2 Omschrijving natuurlijke geneeswijzen 1.2.1 Gezond zijn Gezond zijn is het evenwichtig functioneren van het individu op lichamelijk, energetisch, geestelijk en emotioneel gebied. Dit is in overeenstemming met zijn natuurlijke, aangeboren aanleg, waarbij het individu met de invloeden uit de omgeving creatief en met voldoening kan omgaan. 1.2.2 Natuurlijke geneeswijzen Natuurlijke geneeswijzen is een naam die wordt gegeven aan een heel spectrum van complementaire geneeswijzen. Deze complementaire geneeswijzen beogen de natuurlijke neiging van het lichaam tot zelfgenezing te activeren en bedienen zich bij voorkeur van methoden en middelen die in de natuur voorkomen. Het is een holistische geneeswijze die zich richt op de gehele mens en niet alleen op de zieke delen of de ziekteverwekkers. Het zelfgenezend vermogen van de mens staat centraal, evenals de wisselwerking tussen lichaam en geest en de interactie tussen de mens en zijn omgeving. Natuurgeneeskunde gaat ervan uit dat een mens ziek kan worden als lichaam, geest en sociaal functioneren zowel afzonderlijk als met elkaar niet in evenwicht zijn. Daarom zijn veel natuurlijke behandelmethoden gericht op het herstellen van deze balans. In de visie van de natuurgeneeswijzen zijn ziektesymptomen nuttige reacties die duiden op zelfbeschermende en zelfgenezende processen. De behandeling heeft als doel deze processen te stimuleren (te prikkelen), te ondersteunen en in goede banen te leiden. De natuurgeneeswijzen streven naar de gezondheid van de mens volgens methoden die uitgaan van het principe ‘nihil nocere’, nooit schaden, zoals de grondlegger van de natuurgeneeswijzen Hippocrates (460-377 v. Chr.) dat uitsprak. Hippocrates: 'De natuur geneest; de arts is niet meester, maar dienaar van de natuur’. Vele mogelijkheden staan daarbij ter beschikking zoals bijvoorbeeld iriscopie, physiognomie, kinesiologie, buikdiagnostiek, infectiehaarddiagnostiek, reflexologie. Tevens wordt naar een passende behandeling gezocht, zoals bijvoorbeeld hydrotherapie, fytotherapie, manuele therapie, energetische therapie, psychotherapie of homeopathie. Een ander uitgangspunt is dat de natuurgeneeskundig therapeut vanuit kennis en intuïtie handelt, een positieve levenshouding en zelfinzicht heeft aangeleerd, en daardoor de cliënt inzicht kan geven zodat deze zelf begrijpt wat er aan de hand is. De natuurgeneeskundig therapeut behoort de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt aan te spreken, omdat genezing in principe niet van buitenaf kan komen. De therapeut beschikt over een aantal behandelwijzen, die individueel worden toegepast. Het is de kunst van de therapeut om de passende behandeling op het juiste moment toe te passen, om op deze wijze aan te sluiten bij het zelfgenezend vermogen van de mens. De therapeut moet in staat zijn aan te tonen dat zijn praktijkresultaten registratie bij de LVNG (of andere beroepsvereniging en/of koepelorganisatie) mogelijk kunnen maken. In het bijzonder behoort hij veel aandacht te besteden aan de fysieke conditie en de psyche van de cliënt. Hij werkt slechts met 'natuurlijke' middelen en methoden. Zo houdt de therapeut zich bezig met het welzijn van de cliënt. Hij confronteert deze met ziekte en gezondheid als ontwikkelingsmogelijkheid. Wat gezondheid is als crediteur, kan ziekte wellicht zijn als debiteur in de balans van de conditionele 'boekhouding'. De therapeut behoort zich te beroepen op eigen inzichten, welke hij hanteert vanuit ethische benadering of gedrag. 7 1.3 Therapeutische inzichten De natuurgeneeskunde richt zich op het stimuleren van de natuurlijke geneeskracht, de ‘Vis medicatrix naturae’, teneinde blokkades op te lossen, die zijn ontstaan op lichamelijk, energetisch, geestelijk en/of emotioneel gebied. De beste therapie is een gezonde leefwijze aan te leren. De natuurgeneeskundig therapeut neemt met de cliënt diens gehele leefwijze door. Ook laat de therapeut tijdens de behandeling de diepere menselijke gevoelens naar boven komen. Veel factoren kunnen ertoe bijdragen dat het interne evenwicht verstoord raakt, waarbij schadelijke en giftige afvalstoffen (homotoxinen) zich in het lichaam kunnen opstapelen. Een ziektesymptoom wordt beschouwd als een uiting van deze verstoring. De natuurgeneeskundige therapie sluit aan op zelfgenezing. De therapeut tracht de cliënt te motiveren om verstandiger en bewuster te leven en conflicten uit te praten. Hij richt zijn activiteiten op het bevorderen van gezondheid, niet op het bestrijden van ziekte. In de natuurgeneeswijze spelen het gebruik van volwaardige voeding en het hebben van een optimale spijsvertering een belangrijke rol bij het herkrijgen en handhaven van de gezondheid. 1.4 Motieven van de cliënt De motivatie om naar een natuurgeneeskundig therapeut te gaan, kan bij iedereen verschillend zijn: Een belangrijk motief kan zijn dat de cliënt iemand kent die baat heeft bij een complementaire behandeling of iets gehoord heeft via de media; Ook kan het gebeuren dat iemand komt omdat een reguliere behandeling niet het door de cliënt gewenste resultaat heft gehad; Iemand komt op het spreekuur uit overtuiging of traditie; Iemand kan bijwerkingen van bepaalde middelen niet verdragen of is tegen het gebruik van chemische middelen, die hij schadelijk acht. Mogelijk ook komt een cliënt op advies van de huisarts, de specialist of een collega. De motivatie van de cliënt kan van belang zijn voor een succesvolle behandeling. De meeste aandoeningen zijn veelal van chronische aard, waarvoor hij tevergeefs hulp heeft gezocht in de reguliere geneeskunde. 1.5 Beroepsprofiel van de LVNG-therapeut Kenmerkend voor de LVNG is dat de therapeuten verschillende invalshoeken en specialisaties kennen om de cliënt te ondersteunen. Deze specialisaties zijn ondergebracht in vier vakgroepen. Deze zijn in het volgende kort beschreven. Voor elke therapeut geldt dat hij in de eerste plaats natuurgeneeskundig therapeut is en vanuit een holistische visie werkt. Dat is wat alle therapeuten binnen de LVNG bindt. Daarnaast heeft elke therapeut een erkende beroepsopleiding gevolgd in een of meerdere vakgebieden, waaronder algemene therapeutische vaardigheden, aangevuld met een opleiding medische basiskennis op HBO niveau. De kennis en vaardigheden worden door bij- en nascholing op peil gehouden. De eisen die de LVNG aan de therapeut stelt, zijn vastgelegd in de beroepscode en nader toegelicht in de beroepsvisie. 1.5.1 Vakgroep Kinesiologie Algemeen Kinesiologie is de leer van spieren en gewrichten. Een groep Amerikaanse chiropractors ontdekte rond 1950 dat er een samenhang bestaat tussen spiergroepen, organen en meridianen. Door gebruik te maken van die samenhang kunnen verstoring in het lichaam worden opgespoord door spiergroepen op een afwijkende spierspanning te testen. Hieruit ontstond de "Touch for health" methode. Lichaam en geest worden als eenheid gezien waarbij het onderbewustzijn alle incidenten en gebeurtenissen in ons leven registreert. Met de spiertest krijgen we toegang tot dit onbewuste. Zowel de intake, de werkdiagnose, als de behandeling is erop gericht de diepste oorzaak van de klachten te ontdekken. De therapeut is erop gericht de cliënt maximaal te ondersteunen in het bereiken van een voor hem/ haar acceptabele balans, waarbij de cliënt zelf verantwoordelijk is en blijft voor de inrichting van zijn/ haar leven. 8 De "Touch for health" methode is verder ontwikkeld en uitgewerkt, en dit heeft geresulteerd in verschillende opleidingen tot natuurgeneeskundig kinesioloog. natuurgeneeskundige diagnostiek Na een uitgebreide anamnese zal de therapeut door middel van spiertesten, eventueel met behulp van testbuisjes, onderzoeken waar de disbalansen zijn die het eerst moeten worden opgelost. De behandelmethode die het beste past bij de disbalans van deze cliënt zal worden uitgekozen. natuurgeneeskundige behandeling INTEGRA (integrale natuurlijke therapieën en energetische geo reflex analyse): Wanneer de oorzaak van de klacht is opgespoord, kan deze behandeld worden met een combinatie van natuurgeneeswijzen, o.a. homeopathie, (elektro)acupunctuur, reflexologie, bloemen/edelsteentherapie, orthomoleculaire therapie etc. NEI (Neuro-emotionele integratie): wanneer inzicht is verkregen in blokkades die ons psycho-energetische geheugen bevat, kunnen de oorzaken van hun emotionele lading ontdaan worden zodat ze de persoonlijke ontwikkeling niet meer kunnen saboteren. Vaak wordt dit gecombineerd met EE (emotioneel evenwicht): een methode om direct angsten, zorgen en blokkades aan te pakken en het disfunctioneren op te heffen. Inzicht in de oorzaak is dan niet nodig. NLP (neurolinguïstisch programmeren): een verzameling van effectieve communicatietechnieken, die inzicht geeft in de wijze waarop informatie wordt gefilterd, opgeslagen en ons gedrag, denken en voelen bepaalt. Verandering van de betekenis van informatie levert een ander gevoel en gedrag op. TOTAAL BALANS: met behulp van testprotocollen wordt dieper ingegaan op de oorzaak van de verstoringen, waardoor disbalansen in chakra's, emotionele blokkades, chemische verstoringen en voedingstekorten kunnen worden opgespoord. Daarna wordt gezocht naar natuurlijke methoden en preparaten om de disbalans op te heffen. Dit is vaak een combinatie van homeopathie, fytotherapie, orthomoleculaire therapie, massages, symbolen en coderingen, aromatherapie en wat dies meer zij. Al deze behandelmethodes hebben tot doel de cliënt weer in een voor hem/haar acceptabele balans te brengen. 1.5.2 Vakgroep Reflexologie Algemeen Reflexzone therapie is een behandelmethode waarbij men d.m.v. duim en vingers druk uitoefent op de verschillende reflexzones van voeten, handen en oren, waardoor de gehele mens beïnvloed en geprikkeld wordt tot reageren; het zelfhelende vermogen wordt geactiveerd. Met deze behandelwijze kan men het herstel van het natuurlijke evenwicht, zowel lichamelijk als geestelijk bereiken. natuurgeneeskundige diagnostiek Een anamnese heeft als doel: verheldering van het totaalbeeld van klachten van de cliënt op mentaal, emotioneel en fysiek gebied. Aan de hand hiervan wordt een werkdiagnose gesteld. De natuurgeneeskundige Reflexzone therapeut stelt geen diagnose in medische zin. Hij/zij stelt een werkdiagnose door het opsporen van een lichamelijke en/of psychische onbalans die verband kan houden met spanningen en storingen in het lichaam. natuurgeneeskundige behandeling Met de cliënt wordt de doelstelling van de behandeling bepaald, die er onder andere op gericht is een betere doorbloeding te bewerkstelligen. Hierdoor kan een onbalans van het organisme verholpen of zelfs voorkomen worden. Het is belangrijk dat de therapeut: zicht houdt op de ontwikkeling bij de cliënt tijdens de behandeling (indien nodig behandelplan bijstellen). inzicht krijgt in het eigen therapeutisch functioneren door middel van zelftoetsing in intercollegiaal overleg. regelmatig vakliteratuur leest. voldoende na- en bijscholing volgen. streeft naar integratie en openheid naar de reguliere gezondheidszorg. 9 De houding van de natuurgeneeskundige Reflexzonetherapeut is openheid en betrokkenheid. 1.5.3 Vakgroep Natuurgeneeskunde Algemeen De natuurgeneeskunde ziet de mens als een dynamische eenheid van geest en lichaam. Deze eenheid gaat op verschillende niveaus in interactie met zijn omgeving. Bij klachten is volgens deze visie de totale mens niet meer in balans met zichzelf of zijn omgeving. Klachten geven aan waar de balans is verstoord en zijn daarom ook meer dan ziektesymptomen. Het organisme probeert de disbalans te herstellen door klachten te ontwikkelen en zo uit te drukken waar de disbalans zit. Een belangrijk uitgangspunt van de natuurgeneeskunde is dan ook, dat er geen ziektes bestaan maar zieke mensen. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat gezondheidsklachten volgens de natuurgeneeskunde ontstaan als de mens niet meer in harmonie leeft met zijn eigen natuur en met zijn omgeving. Genezing is dan ook het (weer) in balans brengen van de mens in een natuurlijke harmonieuze staat. natuurgeneeskundige diagnostiek Tijdens het consult probeert de natuurgeneeskundige therapeut een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de mens achter de klachten. Dit gebeurt door de klachten zo goed mogelijk uit te vragen, maar ook door te achterhalen hoe de cliënt op psychisch en energetisch niveau functioneert. Daarbij kunnen typisch natuurgeneeskundige diagnostische middelen gebruikt worden zoals: tong-gelaat en nageldiagnostiek, iriscopie, levend bloedanalyse, haar-mineraalanalyse, electro-acupunctuur. natuurgeneeskundige behandeling De natuurgeneeskundige therapeut probeert in overeenstemming met de natuur en zonder het lichaam schade te berokkenen de balans bij de cliënt te herstellen. Vervuiling van lichaam en geest is volgens de natuurgeneeskunde een belangrijke oorzaak van het ontstaan van een disbalans. Het reinigen als therapievorm (ontgiften) speelt daarom een belangrijke rol in de behandeling. Daarnaast gebruikt de therapeut natuurlijke middelen om lichaam en geest te versterken. Voorbeelden hiervan zijn: geneeskrachtige planten (fytotherapie),, massage, voeding, homeopathie, vormen van psychotherapie, orthomoleculaire therapie, resonantietherapie. 1.5.4 Vakgroep Energetische geneeskunde . Algemeen De energetische geneeswijzen gaan uit van de visie dat een mens meer is dan de combinatie van een stoffelijk, biologische verschijningsvorm en een deze besturende immateriële geest of psyche. Er is volgens deze benadering nog een andere dimensie van functioneren, namelijk de vitaal-energetische. Men spreekt ook wel van een fijnstoffelijk lichaam. Processen in de lichamelijke of geestelijke sfeer vinden hun weerslag in dit energielichaam. natuurgeneeskundige diagnostiek Energetisch therapeuten nemen een fijn stoffelijke, bio-energetische dimensie waar. Dit gebeurt op helder voelende, helderziende of helder horende wijze, als een tweede lichamelijkheid. Dit is beter bekend onder de term "aura". De waarnemingen die energetisch therapeuten in deze dimensie doen, lopen ver uiteen en zijn qua betekenis gebonden aan de therapeut. natuurgeneeskundige behandeling Als het lichaam en/of de geest van een mens of een ander levend wezen ziek is, dan ontstaat er ook altijd een verstoring in het energieveld; de aura. De energetisch therapeut is in staat om energie door te geven en toe te voegen, of juist in evenwicht te brengen. De wijze waarop dit gebeurt, is per therapeut verschillend, maar vaak wordt gebruik gemaakt van handoplegging. Door de mens in het fijn stoffelijke lichaam te behandelen, kunnen processen in de lichamelijke of geestelijke sfeer positief worden beïnvloed, zelfs voordat ze zich daar daadwerkelijk manifesteren. 10 2. De natuurgeneeswijzen in hun context 2.1 Ziekte en gezondheid Leven is dynamiek. Door voortdurende beweging van de lichaamscellen vindt er een evenredige verbranding in de stofwisseling plaats. Dit kan worden opgevat als 'gezondheid'. Is de cliënt plotseling ziek, dan kan dit worden opgevat als een gerichte poging van het organisme om zijn verstoorde evenwicht te herstellen. Dit kan worden ondersteund met natuurlijke middelen en methoden. De cliënt beschikt meestal over enige vitaliteit die nodig is voor zijn gezondheid. In hem ligt het vermogen tot zelfhandhaving van eigen beschikbare energieën. Is de cliënt echter chronisch ziek, dan is in zo'n geval zijn evenwicht op vele fronten langdurig verstoord. De natuurlijke geneeskracht is niet meer in staat op eigen kracht snel te reageren op omgevende storingen en kan niet meer zorg dragen voor een nieuw evenwicht. De natuurgeneeskundig therapeut tracht de cliënt voldoende inzicht te geven in het ontstaan van en het omgaan met zijn ziekteproces. Hij kan hem als een zorgbegeleider ondersteunen. Het uitgangspunt van de natuurgeneeswijzen is een vitale benadering. De zelfhelende levenskrachten liggen in de mens verborgen waardoor de persoonlijke zelfheling in stand wordt gehouden. Het organisme wordt in de natuurgeneeswijzen gezien als een levendige eenheid. De therapeut maakt gebruik van zo min mogelijke prikkels om het gewenste effect bij de cliënt te bereiken. De cliënt wordt teruggeleid naar de wetmatigheden van de natuur. Bij herstel van het organisme, kan het 2 genezingsproces volgens de leer van Constantine Hering , in omgekeerde volgorde verlopen. Het zelfhelend vermogen kan daarbij een nog oppervlakkiger pathologische laag bereiken en daar eventueel ook symptomen veroorzaken, waardoor oude klachten tijdelijk kunnen terugkeren. Hering stelt, dat het genezingsproces van binnen naar buiten verloopt en van boven naar beneden, waarbij in het proces de belangrijkste structuur eerst herstelt, later de minder belangrijke. 2.2 Historische achtergrond geneeswijzen Hippocrates was een Griekse geneesheer. Hij wordt 'de vader der geneeskunde' genoemd. Hippocrates wordt als grondlegger door zowel de reguliere als door de natuurgeneeswijze erkend. In zijn tijd (460-359 v. Christus) ordende hij een rationeel systeem. Hippocrates stoelde zijn geneeskunde op humorale kennis. In de oudheid werd ziekte gezien als een verstoring van vier lichaamssappen: gele gal, zwarte gal, bloed en slijm. Deze vier lichaamssappen 3 worden voortdurend aangevuld door voeding, water, licht en lucht . Lijnrecht tegenover de school van Hippocrates in Kos stond de school van Knidos. De reguliere geneeskunde is meer vanuit deze Knidosschool ontstaan. De aanhangers waren specifiek gericht op ziekte in plaats van de zieke in analogische zin te benaderen. Uit de pathologische hypothese van Hippocrates dat ziekte een verstoring is van het samenspel tussen mens en omgeving. Dit zou uiteindelijk kunnen resulteren in de ophoping van schadelijke afvalstoffen in het lichaam, die een verstoring van het inwendig lichaamsmilieu kunnen veroorzaken. Via Rome kwam dit systeem naar onze streken, vermengd met diverse andere vormen van geneeswijzen. Door de eeuwen heen zijn deze aanwijzingen opgevolgd waarbij de geneeskunde diverse groeperingen classificeerde. 2 Verspreider van de homeopathie in de V.S (1800-1880) 3 Ook Paracelcus (1494-1541) zag de basis van elke ziekte in een stoornis van de lichaamssappen. 11 Buiten deze beroepsgroepen 'opereerden' ook niet-aangesloten 'genezers'. Meestal waren dit 'leken' naast erkende medische specialisten. Artsen en chirurgijns hadden opvallend veel belangstelling voor de geheime middelen van de 'kwakzalvers'. Deze laatsten boden exclusieve middelen of methoden aan; Hun naam had in die periode ook geen negatieve betekenis. In de Middeleeuwen ontstond er een vete tussen artsen en chirurgijns. De artsen beschouwden de chirurgijns als 'minderwaardig'. Na 1500 volgde de officiële geneeskunde een natuurwetenschappelijke weg. In dit licht gezien vinden de natuurgeneeswijzen, evenals de reguliere geneeskunde, zijn wortels in de volksgeneeskunst. In ons land bepaalde Thorbecke in 1865 dat slechts de universitaire geneeskunde tot reguliere methode werd verklaard. Op 1 juni 1865 werd in het Nederlandse Staatsblad de Wet op Geneeskunde gepubliceerd. De inhoud van deze wet liet toen doorschemeren dat uitsluitend gekwalificeerde artsen de geneeskunde mochten beoefenen. Hiertegen werd door de natuurgenezers fel geprotesteerd. Velen overtraden deze wet keer op keer. In 1913 vroegen zij in een request aan koningin Wilhelmina, om ruimere vrijheid van bevoegdheid in de geneeskunst. Daarop werd een medische Staatscommissie ingesteld. Deze verwierp echter de goedkeuring van de Centrale Gezondheidsraad. Pogingen tot wetswijzigingen werden toen niet meer ondernomen. De NWP (Nederlandse Werkgroep van Praktizijns in de natuurlijke geneeskunde) heeft de afgelopen 60 jaar veel baanbrekend pionierswerk verricht in de complementaire geneeskunst, waardoor de natuurgeneeskundig therapeut minder vaak gerechtelijk werd vervolgd. In 1981 heeft de Commissie Muntendam een advies uitgebracht over de betekenis van de alternatieve geneeswijzen en in 1990 is er uiteindelijk een advies gekomen van de Commissie Alternatieve Geneeswijzen van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid over de beroepsuitoefening en opleiding van alternatieve geneeswijzen. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de natuurgeneeskundig therapeut binnen de georganiseerde beroepsgroepen concreet aan de slag kan gaan. Voor de overige zorgverleners is daar 4 de wet BIG uit 1993. Het gedoogbeleid van de niet-wettelijke erkenning heeft tot gevolg gehad dat, door gebrek aan wettelijke bescherming van het natuurgeneeskundig beroep, iedereen zich in principe natuurgeneeskundig therapeut mag noemen. De beroepsverenigingen voelen zich 'legaal' erkend, maar stellen toelatingseisen voor registratie, gedragsregels, beroepscodes, tuchtreglementen alsmede een tuchtcommissie voor de afbakening van dit beroep. 2.3 Voorlopers natuurgeneeswijzen In Duitsland legden vooral Priessnitz (1799-1851) en Kneipp (1821-1897) de fundamenten voor de hydrotherapie als een belangrijke vorm van de natuurgeneeswijzen. De theorieën en therapieën van Priessnitz en Kneipp stoelden vooral op waarneming van de natuur en de natuurlijke behandelingsmethoden. Kneipp had in het bijzonder te maken met zijn tegenhanger Virchow (1821-1902). Virchow legde het accent op de cellulaire pathologie. Daarmee poneerde deze een fundamenteel ziektekundig begrip als wetenschappelijke benadering en feitelijke grondslag voor de huidige reguliere geneeskunde. Bircher Benner (1867-1939) legde vooral het accent op volwaardige voeding. 2.4 Natuurgeneeswijzen nu Sinds de jaren '90 wordt bijzonder veel druk uitgeoefend op de natuurgeneeskundig therapeut om zich medisch te onderleggen. Voor aanbieders van complementaire zorg bestonden tot 2013 geen gezamenlijke eisen ten aanzien van het vereiste niveau van Medische- en Psychosociale Basiskennis. In opdracht van een aantal grote zorgverzekeraars en in samenspraak met het complementaire veld zijn 4 Zie ‘De Wet BIG’ 12 5 deze eindtermen eindelijk ontwikkeld. Tevens is een document opgesteld waarin de rationale achter deze eindtermen is beschreven. Mede op grond van deze eindtermen kunnen opleidingseisen worden gesteld met als doel de kwaliteit en patiëntveiligheid van de complementaire zorg te verbeteren en te waarborgen. 2.5 Groeifasen beroepsverenigingen De eerste beroepsvereniging in Nederland was de NWP (1948). Aanvankelijk was deze vereniging een organisatie voor paranormale geneeskunde. Geleidelijk ontstond er een gedegen opleiding die voldeed aan flexibele eisen. De vereniging onderhield contacten met natuurartsen en wetenschappers en met diegenen die geïnteresseerd waren in een natuurlijke leef- en geneeswijze. In de jaren zestig ontstond er een alternatieve stroming met diverse vertakkingen, waardoor ook de natuurgeneeswijzen meer uit de verf kwam. Dit resulteerde in zelfstandige verenigingen en afsplitsingen van bestaande organisaties. Zo is in 1989 de LVNG opgericht. In 1981 ontstond de Nederlandse Organisatie van Alternatieve Genezers (NOVAG). Een aantal 6 beroepsverenigingen nam het initiatief om de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Natuurlijke Geneeswijzen (NMNG) op te richten. In 1993 vormde de NMNG samen met de NOVAG, de Alliantie voor Natuurlijke Geneeswijzen (ANG). 2.6 Overkoepelende organen Met het geld van de overheid heeft de Alliantie in drie jaar tijd kwaliteitscriteria ontwikkeld en in 1995 een onafhankelijk registratie-instituut opgericht dat therapeuten registreert, de Stichting Registratie Beroepsbeoefenaren in de Alternatieve Genees- en behandelwijzen (SRBAG). Voor het psycho-sociale veld wordt in 1997 de Nederlandse Associatie voor Psychotherapie opgericht (NAP). Er ontstaat een vraag naar klacht- en tuchtregelingen. In 2001 wordt daarom de Stichting Tuchtrecht Beroepen Natuurlijke Gezondheidszorg (TBNG) opgericht, met daaraan gekoppeld het Register Beroepsbeoefenaren van de Natuurlijke Gezondheidszorg (RBNG). Ook is daar de Klachtencommissie Alternatieve Behandelwijzen (KAB). De natuurgeneeskundig therapeut krijgt regelmatig te maken met de overkoepelende organen. Geregistreerde therapeuten, lid van een beroepsvereniging die op zijn beurt is aangesloten bij een van de koepels, moeten voldoen aan strenge voorwaarden wat betreft opleiding en praktijkvoering. 5 Zie ‘Eindtermen’ 6 NWP samen met de BKH, de VNT en de Nederlandse Vereniging voor Acupunctuur 13 3. Diagnose7 en behandeling 3.1 Anamnese en onderzoek De natuurgeneeskundige therapeut gaat ervan uit dat er nooit sprake is van één ziek orgaan, maar dat ziekte een stoornis in het gehele lichaam betekent. Men spreekt dan ook, zowel wat betreft de werkdiagnose als de therapie, over een totale benadering van de cliënt. Voor de werkdiagnose houdt dit in, dat de natuurgeneeskundig therapeut zich een beeld vormt van de vitale krachten, die de zieke in de strijd tegen zijn lijden bezit. Deze benadering in de diagnostiek brengt vaak de diepere oorzaak van de ziekte naar voren. Op basis hiervan kan de natuurgeneeskundig therapeut door zijn behandeling het zelfgenezend vermogen (vitale krachten van de natuur) van zijn cliënt op de juiste wijze ondersteunen. Opmerking: Waar de reguliere geneeskunde haar accent legt op het apparatensysteem, legt de natuurgeneeswijze vooral de nadruk op het intuïtieve. In de werkdiagnose gaat het om een globale indruk. Bij de diagnostiek wordt veel aandacht besteed aan anamnese en lichamelijk onderzoek. De intensiteit waarmee zowel anamnese als lichamelijk onderzoek worden uitgevoerd is vergelijkbaar met de diagnostiek in de tijd dat men nog niet de beschikking had over laboratoriumonderzoek. Voorbeelden van methoden van de natuurgeneeskundig therapeut zijn onder andere kinesiologie, iriscopie, physiognomie, buikdiagnose, tongdiagnose, voetdiagnose en polsdiagnose. Tijdens het consult zal gelet worden op de lichaamshouding, de huidskleur, de conditie, de stem, de ademhaling, de handdruk en de oogopslag. De therapeut kan soms ook gebruik maken van eenvoudige bloed- of urinediagnostiek, voor zover dit strekt tot zijn diagnostische mogelijkheden. Deze diagnostische technieken kunnen de natuurgeneeskundig therapeut veel inzicht geven in de constitutie en het functioneren van het orgaansysteem. Het onderzoek is het vervolg op de anamnese. Door middel van observatie (zien, horen en ruiken), palpatie, auscultatie, algemeen en specifiek lichamelijk onderzoek wordt het klachtenpatroon van de cliënt nader beoordeeld. De natuurgeneeskundige probeert te achterhalen of en zo ja, waar er energieblokkades aanwezig zijn en hoe deze zijn ontstaan. Ontstekingshaarden en storingen kunnen genezing bemoeilijken en behoren geëlimineerd te worden. De eventuele minder gezonde leefwijze van de cliënt, denk hierbij aan het gebruik van onvolwaardige voeding en weinig beweging, behoort steeds onderwerp van gesprek te zijn. De natuurgeneeskundig therapeut is persoonlijk verantwoordelijk voor de besluitvorming met betrekking tot diagnostiek, therapie en begeleiding van de zieke, ongeacht het feit of hij als vrije beroepsbeoefenaar, in dienstverband of in enig ander organisatorisch kader hulp verleent, binnen de normen die bij de beroepsuitoefening van de beroepsorganisatie gelden. 3.1.1 Kinesiologie natuurgeneeskundige kinesiologie is een manier om mensen op een natuurlijke manier energetisch weer in balans te brengen en te houden. De methode is gebaseerd op de leer van de spieren en spierbewegingen: de therapeut maakt gebruik van spierspanningtesten om disbalansen in het hele lichaam op te sporen en de balans te herstellen. 3.1.2 Iriscopie Iriscopie is het stellen van een diagnose uit bepaalde tekens en verkleuringen in de iris. 7 Diagnose moet in deze context gelezen worden als werkdiagnose. Een natuurgeneeskundig therapeut stelt geen medische diagnose. 14 3.1.3 Physiognomie Pathophysiognomie (Gelaatsdiagnostiek) interpreteert de uiterlijke kentekens vooral op het gelaat die wijzen op ziekten en verstoringen. 3.1.4 Tongdiagnostiek Tongdiagnostiek kan men stellen aan de hand van verkleuringen, beslagenheden en vervormingen op of in de tong. 3.1.5 Polsdiagnostiek Met de polsdiagnostiek meet men bepaalde energieën. Dit hoeft niet speciaal gebaseerd te zijn op de Chinese polsdiagnostiek. 3.2 Behandelschema De natuurgeneeskundig therapeut probeert bij het eerste consult de anamnese op te maken. Het totaalbeeld van de symptomen moet opheldering verschaffen over de gesteldheid van de cliënt. Daarna vindt er een onderzoek plaats en een analyse. Tenslotte stelt de therapeut een individueel behandelplan op. Vanzelfsprekend wordt bij het opstellen van dit behandelplan rekening gehouden met de behoeften en de wensen van de cliënt. Hierna kan de therapeut beginnen aan de behandeling. Dit programma wordt vervolgens uitgevoerd en op vooraf bepaalde momenten geëvalueerd. Het behandelschema van de natuurgeneeskundig therapeut is afgestemd op de situatie van de cliënt. Hij blijft deze relevante informatie aan de cliënt geven en hem inzicht verschaffen in de principes van het genezingsproces. Als therapeut behoort hij redelijk inzicht te hebben in de medicatie van de behandelend arts. Een dergelijke medicatie kan in samenhang met de voorgeschreven complementaire middelen bepaalde interacties opleveren, waardoor een homeopathisch of fytotherapeutisch middel niet optimaal tot zijn recht kan komen of waardoor de werkzaamheid van het reguliere middel van aard verandert. Bij het lichamelijk onderzoek behoort de therapeut te beschikken over een deugdelijk instrumentarium. Hij behoort risicodragende situaties te herkennen, vooral die, welke meer medische zorg vereisen. Is dit laatste het geval, dan behoort in zulke situaties de cliënt te worden doorverwezen. De therapeut heeft het recht een eigen interpretatie te hebben van ziektesymptomen, diagnostiek en andere methoden, mits deze relevant zijn aan de achterliggende grondgedachte. Onderzoekshandelingen die beschreven staan in de wet BIG mogen niet door hem worden toegepast. Deze handelingen zijn voorbehouden aan andere beroepsgroepen in de zorgverlening. 3.3 Evaluatie Een lichte verergering van de klachten tijdens de therapie kan zich bijvoorbeeld uiten in vermoeidheid of een grotere emotionaliteit. Meestal heeft dit te maken met het loskomen van schadelijke stoffen uit weefsels die in de bloedbaan geraken, respectievelijk met het omhoog komen van lang verborgen gebleven emoties. Daarna zal de cliënt een geleidelijke toename van energie kunnen ervaren, ofschoon dit verschillend kan worden opgemerkt. Geobserveerde reacties worden vanzelfsprekend doorgesproken. De therapeut behoort er op toe te zien dat het genezingsproces zich in de juiste richting ontwikkelt. De cliënt wordt in staat gesteld het zelfherstellend vermogen in zichzelf te stimuleren. Door herhaalde diagnostiek en anamnese dient het totale beeld van de cliënt te worden geobserveerd. Het behandelplan wordt zonodig bijgesteld. 15 4. Methodieken 4.1 Basisbehandelwijzen en hulptherapieën Door het benoemen van onderstaande methoden worden geenszins andere methoden uitgesloten. Het beschrijven ervan verschaft enige helderheid richting overheid en verzekeraars. De lijst van specialisatiemogelijkheden kan nog veel verder worden uitgebreid. In dit kader draagt de natuurgeneeskundig therapeut in de uitoefening van zijn beroep een eigen verantwoordelijkheid. De administratie van de therapeut maakt onderdeel uit van de beoordeling of hij geregistreerd kan blijven. De basisbehandelwijze is een methode waarbij gestreefd wordt naar een grondige reiniging en het herstel van natuurlijk evenwicht. De basisbehandelwijze bestaat allereerst uit het gesprek met de natuurgeneeskundig therapeut. Daarnaast kunnen onder andere voedingsaanwijzingen, ademhalingsoefeningen, lucht-, licht- en waterbehandelingen, beweginqs- en ontspanningsoefeningen worden gegeven. De cliënt kan dit, met behulp van de therapeut, zelf toepassen. Naast de basisbehandelwijze wordt er in de natuurgeneeskunde ook gebruik gemaakt van andere vormen van behandeling (hulptherapieën), welke hierna uitvoerig worden beschreven. Hulptherapieën ondersteunen, wekken of reguleren in beginsel de zelfgenezende reacties van het individu. Deze bestaan uit de volgende categorieën: 8 homeopathie, orthomoleculaire therapie, fytotherapie , bloesemtherapie; 'biologische' behandelingen zoals ozonbehandeling, acupunctuur, manuele therapie, darmreinigingstherapie, massage, voetreflexzonetherapie. 4.2 Voeding en eetgewoonten In de afgelopen eeuw zijn er verschillende voedingstherapieën ontwikkeld. Maar voedingstherapie is meer dan alleen werken met diëten van bijvoorbeeld Dr. Mayer en Dr. Moerman of hun voorlopers Dr.Budwig en Dr.Birchner Benner. Eetgewoonten behoren steeds grondig te worden herzien. Een voedingstherapie behoort individueel afgestemd te zijn. Een dieet wordt meestal gezien als een wijziging in het leefgedrag. Het geven van zulke therapeutische prikkels kan het zelfhelend vermogen activeren. Voeding is een van de belangrijkste mogelijkheden tot herstel. Een dieet in combinatie met kruiden kan de stofwisseling stimuleren. Met rauwkostdiëten kan de natuurgeneeskundig therapeut opmerkelijke resultaten boeken. Rauwkost is energetisch gezien de rijkste voedingsbron. 4.2.1 Reinigings- en/of vastenkuren De cliënt zal zich enige tijd vrijwillig moeten onthouden van bepaalde voedingsmiddelen. Eerst kan hij gebruik maken van een zuiveringskuur voor de ingewanden (het zogenaamde purgeren). Daarna kan hij misschien enkele darmspoelingen ondergaan. Dit kan met behulp van bitterzout of met een samenstelling van diverse kruiden of warm water. Op deze wijze kunnen opgehoopte schadelijke stoffen in de darm worden verwijderd. 4.2.2 Mayrkuur De Mayrkuur bestaat uit het "gezond maken van lichaamsvloeistoffen". Lichaamssappen beslaan 2/3 van het lichaam. Bloed- en sapreiniging zijn voornamelijk het hoofddoel van de behandeling. De Oostenrijkse arts Dr. Franz Xaver Mayer (1875-1965) ontwikkelde drie grondprincipes voor zijn therapie: a. het ontzien van het spijsverteringskanaal b. de reiniging van het spijsverteringskanaal 8 Gebruik van geneeskrachtige kruiden 16 c. training van het spijsverteringskanaal. 4.2.3 Purgeren Purgeren is schoonspoelen. Braak- en vastenkuren, respectievelijk darmbaden zijn een belangrijk onderdeel van het ontgiftingsproces. 4.2.4 Moermantherapie Volgens de opvatting van Dr. Moerman is kanker een deficiëntieziekte. Voor de behandeling van mensen met kanker is dan dus een gerichte therapie met dieet en suppletiemiddelen nodig. Dieet en suppletie beogen te voorzien in de veronderstelde tekorten aan vitamines en sporenelementen, waarbij schadelijk geachte stoffen zoals vlees, wit meel, koffie, alcohol, enzovoort worden vermeden. 4.3 Voorbeelden van specialisatiemogelijkheden 4.3.1 Electro-acupunctuur Hiervoor zijn verschillende apparaten in omloop. Een dergelijk apparaat bezit een weerstandsmeter, waarbij gelijkstroom van een minimaal percentage aan Volt en Milliampère wordt gebruikt. Men kan er diverse acupunctuurpunten mee lokaliseren. De huid heeft bij de meting een lage weerstand en kan daarom gemakkelijk gemeten worden. Wisselstroom en gelijkstroom zijn beiden te combineren. Bepaalde medicijnen kunnen met behulp van zulke meetapparatuur uitgetest worden op geschiktheid. De cliënt heeft bij de meting een geneesmiddel in zijn hand. Dit kan een ampul, een doosje of een flesje met inhoud zijn. Voor het apparaat maakt het niet uit, wat het meet, of het nu allopathische - of natuurlijke middelen betreft. Dit werkt ook wanneer aan de cliënt homeopathische verdunningen worden gegeven, waarin geen enkele molecuul zal worden aangetroffen. Het apparaat kan wel de energetische waarde van het geneesmiddel meten. Het effect zal meetbaar zijn in kwalitatieve en kwantitatieve zin. 4.3.2 Zweetkuren Lichaamssappen kunnen ontslakt worden door zweten en reinigen. Bacterietoxinen en lichaamsvreemde stoffen kunnen via zweten door de huid verwijderd worden. Geur en hoeveelheid van het zweet kunnen voor de therapeut een belangrijke aanwijzing zijn voor de gezondheidstoestand van de cliënt. Saunabezoek behoort tot de therapiemogelijkheden. 4.3.3 Zon, licht en lucht Het belang van deze elementen wordt door de natuurgeneeskundig therapeut zeer hoog aangeslagen. Verblijf in de buitenlucht gecombineerd met beweging, wordt erg belangrijk geacht. Bij lichttherapie maakt de therapeut gebruik van warmtelampen of gekleurde lampen. Belangrijke indicaties hiervoor zijn onder andere oververmoeidheid, infectieziekten, rachitis, anorexia, reuma, astma, huidaandoeningen. 4.3.4 Symbiontentherapie Dit is een behandelmethode om de verstoorde bacterie-huishouding in het lichaam, met name in het spijsverteringskanaal, te herstellen. Een gezonde symbiose van cliënt en bacteriën kan meer afweerstoffen geven en zo de stofwisseling en de gezondheid, respectievelijk de vitaliteit bevorderen. 4.3.5 Hydro- en balneotherapie Water- of badtherapie was al geruime tijd voor Christus gebruikelijk. Waterbehandelingen werden reeds door Hippocrates en Galenus systematisch toegepast. In 1700 werd dit herontdekt en weer later door Kneipp. De temperatuur van het water speelt daarbij een belangrijke rol. Ook in de fysiotherapie wordt deze vorm van therapie gebruikt. De natuurgeneeskundig therapeut stimuleert hiermee de uitscheiding van schadelijke stoffen door huid en darmen. Dit kan als fysiologische werking enige veranderingen teweeg brengen in de bloedcirculatie. Op de regulatie van de lichaamstemperatuur ontstaan therapeutische effecten. Door zweetstoffen worden de afvalslakken via de huid afgevoerd. 17 Voetbaden, zwavelbaden, modderbaden, omslagen, compressen, pakkingen, wikkels, afwassingen, begietingen en wrijvingen kunnen onder andere zeer goede resultaten geven bij reuma, circulatiestoringen, hoge bloeddruk en psychosomatische aandoeningen. 4.3.6 Fytotherapie (kruidentherapie) Kruidentherapie is gebaseerd op eeuwenoude kennis en praktijkervaring. Fytotherapie kan op diverse manieren worden toegepast, hoewel dit een speciale deskundigheid vereist. Kruiden zijn in staat om bij te dragen tot het ontgiftingsproces, bij zowel zieke als bij gezonde mensen. Door afvoer van toxinen ontdoet het lichaam zich van de evenwichtverstorende factoren. Onoordeelkundig gebruik van kruiden kan tot ongewenste resultaten voor de cliënt leiden. Na 1900 werden geneeskrachtige kruiden geleidelijk verdrongen door chemische producten. De werking van de plant kan echter nooit volledig vervangbaar zijn door een stof die chemische overeenkomst heeft met het werkzame bestanddeel van de plant. 4.3.6 Massage- en bewegingstherapie Massage is het toepassen van bepaalde handgrepen op meestal een ontbloot lichaam. Toepassing geschiedt om de normale spierfunctie te onderhouden en storingen te voorkomen. Volgens Hippocrates werkt een krachtige massage versterkend en ontspannend. Massagetechnieken hebben invloed op de huid, onderhuids bindweefsel, kapsels, gewrichtsbanden, bloedvaten en zenuwen. De effecten van massage kunnen van verschillende aard zijn en de technieken kunnen variëren. Gymnastiek (bij voorkeur in de buitenlucht) geeft de cliënt een actieve rol, meestal op aanwijzing van de therapeut. Natuurlijke beweging zoals tuinieren, wandelen, fietsen, zwemmen, zijn eveneens vormen van gymnastiek. Hierbij wordt het lichaam gelijkmatig belast. 4.3.7 Psychotherapie Cliënten met veel psychische spanningen kunnen worden ondersteund met psychologische gesprekken, waar redelijk veel tijd voor wordt uitgetrokken. De schreeuwtherapie bijvoorbeeld kan gezien worden als een emotionele reinigingskuur. Dit kan gecombineerd worden met onder andere ondersteunende middelen of technieken zoals Bachbloesems, homeopathie, autogene training, hypnose. 4.3.8 Koppenzetten (Cupping) Bij deze vorm van natuurgeneeskunde worden kopjes, gemaakt van glas, plastic of bamboe, op de huid van de patiënt geplaatst en vervolgens vacuüm gezogen. Dit kan door gebruik te maken van een pomp of door de lucht in de kopjes te verwarmen. Nadat de kopjes op het lichaam worden geplaatst zullen deze zich aan de huid vastzuigen: Wanneer de lucht weer afkoelt, ontstaat er een onderdruk in de koppen. De koppen blijven gemiddeld 5-10 minuten zitten. De koppen worden ook weleens gebruikt om een soort massage uit te voeren (schröpfmassage), en de circulatie in de ruggengraat te stimuleren, waardoor er een plaatselijke hyperaemie optreedt. Deze zogenaamde vacuümtherapie behoort vanouds tot de eenvoudige algemene behandelingen (zeer bekend in China en Indonesië). Klassieke medici als Hippocrates, Galenus, Paracelcus, Boerhave en vele anderen, waren met deze therapie niet onbekend. 4.3.9 Baunscheidt-methode De Duitse technicus Karl Baunscheidt (1809-1874) construeerde een apparaat met een platte, ronde bedding met fijne naalden erin, die door een veer in de huid kunnen worden geprikt. Telkens laat het apparaat ongeveer 35 nietbloedende huidprikjes achter, die te vergelijken zijn met muggebeten. Elk prikje is ongeveer 2 mm diep. De plaats waar geprikt is, wordt ingesmeerd met een bepaalde olie die onder meer croton, kruidnagel en jeneverbessen bevat. Het verkregen exantheem dient als afleidingstherapie om giftige stoffen af te voeren en de spanning in de reflexzones te polariseren of te stimuleren. Na zo'n behandeling ontstaat een algemeen gevoel van welzijn. 18 5. Ontwikkelingen 5.1 Relatie natuurgeneeskundig therapeut en arts De communicatie tussen therapeut en arts is groeiend. Toch is de reguliere arts nog te weinig bekend met de werkwijze van de natuurgeneeskundig therapeut. De natuurgeneeskundig therapeut staat niet afwijzend tegenover de reguliere geneeskunde en stelt samenwerking op prijs. Maar het gebeurt helaas maar al te vaak dat de reguliere arts hiervoor niet open staat. Met de invoering van de eindtermen voor Medische en Psychosociale Basiskennis komt hierin hopelijk verbetering. De natuurgeneeskundig therapeut zou er goed aan doen om bij de reguliere huisarts te melden dat de cliënt bij hem onder behandeling is. Zowel arts als therapeut zijn niet verplicht om medische gegevens te verstrekken, maar uitwisseling hiervan is zeer aan te bevelen. De cliënt dient daarvoor wel zijn toestemming te geven. 5.2 Natuurgeneeskundig therapeut als vrij beroep? Binnen de Europese Unie wordt de natuurgeneeskundig therapeut geconfronteerd met een tegenstrijdige situatie, waarin een behandelaar die in één land officieel erkend wordt, in een ander land van de EU aangeklaagd kan worden voor het onwettig uitoefenen van geneeskunde. Dit is in strijd met het Verdrag van Rome. In 1997 is 'Het Statuut van de niet-conventionele Geneeswijzen' aangenomen. Het Europees Parlement vraagt daarin aan de Commissie zich in te spannen voor de verdere erkenning van de niet-conventionele geneeswijzen. Er staat ook in dat erkenning pas komt als de werking bewezen is. Hiervoor sticht de Europese Commissie COST B4 (European Cooperation in the field of Science and Technology), om het wetenschappelijk werk omtrent de niet-conventionele geneeswijzen te verzamelen. Men is het er nog steeds niet over eens of "conventionele wetenschap" voor complementaire geneeswijzen toepasbaar is. De natuurgeneeskundig therapeut mag zich in Nederland overal vrij vestigen, ongeacht de gekozen vorm waarin hij praktiseert. Hij kan lid worden van een beroepsorganisatie, en bij elke beroepsvereniging bestaat de verplichting lid te zijn een organisatie die een klachtenregeling en/of tuchtrecht kan verzorgen. De overheid laat de beroepsverenigingen van complementaire geneeswijzen vrij in het bepalen van hun opleidings- en kwaliteitseisen. Hij kan zowel zelfstandig praktijk voeren, als in groepsverband of in stichtingsvorm, of nog andere vorm. Als beroepsbeoefenaar blijft hij echter aansprakelijk voor zijn doen en laten. Dit geldt ook indien hij cliënten krijgt die zijn doorverwezen door andere hulpverleners. Natuurgeneeswijze is in principe voor iedereen (als cliënt) bereikbaar. Wanneer een therapeut is aangesloten bij een beroepsvereniging, worden de consulten meestal (gedeeltelijk) vergoed door de ziektekostenverzekeraars. Helaas blijkt er nog vaak een financiële belemmering te zijn doordat er een restbedrag overblijft en doordat de door een therapeut voorgeschreven middel niet wordt vergoed. 5.3 Werkwijze therapeut De natuurgeneeskundig therapeut maakt in de uitoefening van zijn beroep geen onderscheid in leeftijdsklasse, opleidingsniveau, culturele achtergrond en sekse, levensovertuiging, sociale- en economische status. Hij behandelt de cliënt zoals deze is, maar hij houdt desalniettemin rekening met genuanceerde verschillen, die kunnen leiden tot een andere gedragswijze van de cliënt, dan welke voor hem gewoon zijn. Niet iedere cliënt kan onmiddellijk de gewenste hulp van de natuurgeneeskundig therapeut ontvangen. Binnen een beperkt tijdsbestek zouden verbeteringen kunnen worden verwacht. Voldoet de behandeling niet aan de gewenste criteria, dan behoort de natuurgeneeskundig therapeut te bemiddelen in doorverwijzing naar een andere hulpverlener in de (complementaire) gezondheidszorg. Alle gegevens van de cliënt dienen duidelijk geregistreerd te zijn in verband met waarneming en doorverwijzing. Elke natuurgeneeskundige die is aangesloten bij de beroepsvereniging behoort te voldoen aan de geformuleerde eisen van de beroepsvereniging. Dit vormt mede de gemeenschappelijke basis voor deze 19 natuurgeneeskundig therapeuten. De beroepsvereniging bevordert de onderlinge contacten en activiteiten voor een optimaal functioneren als therapeut of als collega. 5.4 Maatschappelijke medische ontwikkeling De reguliere sector is intramuraal en extramuraal georiënteerd, de complementaire zorg voornamelijk extramuraal. Intramuraal betekent hier 'tussen de muren' (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen, psychiatrische inrichtingen, enzovoort); Extramuraal betekent 'buiten de muren', bijvoorbeeld de cliënt krijgt de zorg thuis of gaat naar de hulpverlener toe. De reguliere geneeskunde lijkt toe te geven dat zij in de persoonlijke relatie tot de cliënt soms te kort schiet. Bij de cliënt kan ontevredenheid ontstaan door de toenemende materialisering in de geneeskunde, waarbij geen tijd is voor persoonlijke aandacht. De cliënt voelt zich hierdoor niet meer gezien en wenst liever een persoonlijke relatie te hebben met zijn hulpverlener. Deze persoonlijke relatie (aandacht en tijd) ontstaat bij een complementair werkende therapeut eerder dan in de reguliere praktijk, doordat voor consulten veel tijd wordt uitgetrokken, veelal minimaal een uur. Opvallend is dat ook in de complementaire geneeskunde de cliënt ‘vraagt’ om materialisering en een voorkeur lijkt te hebben voor therapeuten die gebruik maken van apparaten. Het gebruik van diverse computerprogramma’s neemt toe; er verschijnt allerlei meetapparatuur op de markt. 20 6. Opleiding en scholing 6.1 Opleiding en scholing De ontwikkeling van de beroepsopleidingen heeft in Nederland de laatste decennia geleidelijk aan plaatsgevonden. Er bestaan diverse instituten waar men zich kan inschrijven voor een studie die opleidt tot natuurgeneeskundig therapeut. De aard, kosten en duur van de opleiding zijn zeer verschillend. Bij de keuze van een opleiding is het belangrijk te controleren of deze voldoet aan de criteria omtrent 9 inhoud en opleidingsniveau. Voor toetsing aan deze criteria zijn verschillende accreditatie-instituten in het leven geroepen. De basiskennis in menswetenschappen of sociaal maatschappelijke kennis, ethiek [eigen grenzen kennen = persoonsvorming], filosofie, communicatieve vaardigheden, sociologie, culturele antropologie, therapeutische vorming, zijn een onderdeel van de opleiding. In 2013 hebben de grote zorgverzekeraars de beslissing genomen om samen te gaan werken om het HBO-niveau van de therapeuten veilig te stellen. Uit deze samenwerking is een pakket van eisen aan de beroepsgroep voortgekomen. Vanaf 1 januari 2017 moeten alle erkende natuurgeneeskundig therapeuten voldoen aan de volgende eisen: De vakgerichte opleiding, geaccrediteerd door een extern accreditatie-instituut, bevat inclusief Medische Basiskennis (anatomie, fysiologie, pathologie, EHBO) en 10 Psychosociale Basiskennis op HBO niveau, tenminste 240 ECTS . 6.2 Bij- en nascholing Naast het uitoefenen van zijn natuurgeneeskundig beroep zal de therapeut zich verder bekwamen door zelfstudie, praktijkervaring, het volgen van nascholingen, deelname aan cursussen, symposia, seminars en congressen zowel in binnen- als buitenland. Bijscholing wordt gezien als 'verdieping', nascholing als 'verbreding'. Bijscholing en nascholing, evenals intervisie zijn binnen de beroepsvereniging verplicht 11 gesteld . 6.3 Ontwikkeling van opleidingen De jaren zeventig zijn belangrijke startjaren geweest voor de gehele ontwikkeling omtrent de opleiding natuurgeneeswijze. De NWP begon in 1967 met de eerste basiscursus voor geïnteresseerden in de natuurlijke geneeswijze. Deze groep bestond voornamelijk uit magnetiseurs. Kort daarna was de tijd rijp voor uitgebreidere opleidingen tot het beroep van natuurgeneeskundige. De basisopleiding omvatte hoofdzakelijk medische en natuurgeneeskundige vakken. In 1978 startte de NWP met een dagopleiding. Het Nederlands College voor Natuurgeneeskunde (NCN) was inmiddels zelfstandig geworden. Ook andere organisaties werden actief. In datzelfde jaar (of iets eerder) ontstond in Bloemendaal de Akademie voor Natuurgeneeskunde Hippocrates. De een wilde wat wetenschappelijker en de ander wat intuïtiever werken. De huidige opleidingen in de natuurlijke geneeswijzen moeten rekening houden met toezicht houdende en beleidsbepalende organen. De huidige opleidingen duren vier tot vijf jaar, en bestaan zowel in dagopleiding als in partime-opleiding. De student in de natuurgeneeswijze moet zijn opleidingskosten zelf financiëren. Voorlopig is er geen sprake van tegemoetkoming in de studiekosten. 9 CPION, FONG, SNRO, KTNO, SKB 10 1 ECTS = 28 studiebelastingsuren (docentcontacturen, zelfstudie-uren, tijd voor opdrachten, literatuur, scriptie en stage) 11 Zie ‘Protocol Bij- en nascholing LVNG’ 21 Er bestonden in Nederland een viertal academies voor natuurlijke geneeswijzen. Zij vormden de Overkoepeling van de Opleidingen in traditionele holistische Geneeswijzen (OOG). In 1993 werd de NOVAG als overkoepelend orgaan van beroepsverenigingen en -opleidingen opgeheven. De onder de NOVAG ressorterende opleidingsinstituten hebben zich het jaar daarna verenigd in de Federatie van Opleidingen in de Natuurlijke Geneeswijzen (FONG). FONG werkt samen met OOG, SRBAG en TBNG. 22 7. Juridische verantwoording 7.1 Bevoegdheden natuurgeneeskundig therapeut In verband met de BIG-wet is de uitoefening van de natuurgeneeskunde een vrij beroep. Artikel 436 van het Wetboek van Strafrecht is hiermee komen te vervallen en daardoor is de uitoefening der geneeskunst wettelijk gezien niet meer strafbaar. De Wet BIG kan gekarakteriseerd worden als een globale wet die als onderwerp heeft de beroepen en de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg, en als doelstelling heeft de bevordering van de kwaliteit van de zorg die beroepsbeoefenaren verlenen en de bescherming van de cliënt tegen 12 ondeskundig en onzorgvuldig handelen van de beroepsbeoefenaren . De invoering van de Wet BIG per 1 december 1997 heeft vele consequenties: Een beperkt aantal beroepen kan alleen een wettelijk beschermde titel krijgen op grond van omschreven opleidingseisen en deskundigheidsgebied (artikel 34). De raad BIG heeft over vrijwel alle, tot op heden niet wettelijk geregelde beroepen, geoordeeld dat zij niet voor regeling in aanmerking komen. Dat betrof ook beroepen op het gebied van de complementaire geneeswijzen. Alleen als het belang van de volksgezondheid dit vereist en als daarnaast ook nog andere voorwaarden zijn vervuld, zou de minister van VWS tot regeling van een 'nieuw' beroep kunnen overgaan. De Overheid is er van uit gegaan dat beroepsgroepen in de gezondheidszorg zichzelf zullen profileren omtrent opleiding, niveau en voorlichting. Beroepsorganisaties als de LVNG hebben zich de laatste jaren vooral beziggehouden met regelgeving en afbakening van het beroep van natuurgeneeskundige. Iedere gekwalificeerde natuurgeneeskundig therapeut mag zich volgens de wet profileren in de individuele gezondheidszorg, als hij maar geen handelingen verricht, waardoor de gezondheid van de cliënt in gevaar komt. De wetgever acht het belangrijk, dat de omschreven gedraging als misdrijf kan worden gestraft. Artikel 110 bevat een strafbepaling gericht op het verrichten van voorbehouden handelingen door diegene die daartoe niet bevoegd zijn. Inmiddels is bij de Koninklijke Vermande een boek verschenen over "De Wet BIG". 7.2 Tuchtrecht De natuurgeneeskundig therapeut die lid is van de LVNG staat onder het tuchtrecht van de TBNG. De 13 LVNG werkt mee aan een toegankelijke klachtenprocedure en aan het tuchtrecht . Belangrijkste doel van het tuchtrecht is een deskundig niveau in de beroepsuitoefening te handhaven en niet de persoonlijke genoegdoening van een klager. 7.3 Verantwoordelijkheid van de therapeut De natuurgeneeskundig therapeut is verantwoordelijk voor het uitvoeren van elke natuurgeneeskundige taak. Ondervindt de cliënt schade door foutief handelen van de therapeut, kan de hulpverlener ter verantwoording worden geroepen door de 'tuchtcommissie', een civiele rechter of een strafrechter. Bij doorverwijzing naar of waarneming van de behandeling door andere collegae, houdt zijn verantwoordelijkheid op. De verantwoordelijkheid houdt ook op bij het beëindigen van de therapie. De therapeut is verplicht de dossiers van zijn cliënten ten minste 15 jaar te bewaren. 12 Zie ‘Wet BIG’ 13 Zie Protocol vertrouwenspersonen’ 23 7.4 Beroepsaansprakelijkheid Elke natuurgeneeskundig therapeut heeft, als voorwaarde voor het lidmaatschap van de LVNG, een beroepsaansprakelijkheidsverzekering afgesloten. De geregistreerde therapeut is hierdoor verzekerd tegen eventuele schade die door zijn beroepsmatig handelen kan ontstaan. Deze verzekering dekt niet de zogenaamde vermogensschade. Dit laatste is ondervonden schade van een behandeling, waardoor de cliënt tijdens zijn ziekteverlof inkomstenderving geniet. 7.5 Algemene zorgverlening De natuurgeneeskundig therapeut probeert aan zijn cliënt directe individuele hulp te verlenen. Hij dient zorg te dragen voor een goede bereikbaarheid van de praktijk onder andere door telefonisch spreekuur, waarneming tijdens afwezigheid, enzovoort. De relatie tussen hem en zijn cliënt is strikt persoonlijk. Ook in acute situaties biedt hij de cliënt hulp. Zowel de zorgverlener als de cliënt zijn ten opzichte van elkaar mobiel. Soms is het nodig de cliënt thuis te bezoeken. De natuurgeneeskundig therapeut is er verantwoordelijk voor dat een cliënt, die onder zijn behandeling is, ook tijdens zijn afwezigheid wegens ziekte, vakantie, of in het weekend, adequate medische hulp kan krijgen. Omdat geen enkele therapeut een ononderbroken zorg aan zijn cliënt kan geven, rekent hij het tot zijn taak er op toe te zien dat de waarnemingsregeling en beschikbaarheid van collegae in de praktijk goed functioneert. 24 8. Ethiek en gedragsregels 8.1 Ethiek De natuurgeneeskundig therapeut mag geen aandrang op zijn cliënt uitoefenen om hem aan een bepaalde behandeling te onderwerpen of van een bepaalde behandeling af te houden. De therapeut mag het geven van hulp weigeren of beëindigen, indien zich geen noodsituatie voordoet. Er moeten redelijke gronden voor deze overweging zijn en de cliënt mag hiervan geen nadeel ondervinden. 8.2 Wet op de Geneeskundige BehandelOvereenkomst (WGBO) Deze wet is sinds 1996 van kracht voor alle beroepsbeoefenaren en hulpverleners in de gezondheidszorg, en dus ook alle aanbieders van complementaire behandelwijzen. WGBO heeft betrekking op alle handelingen in de individuele gezondheidszorg. Hierin is onder meer vastgelegd dat iedere behandelaar verplicht is een cliënt goed te informeren over de behandelmogelijkheden die er voor diens kwaal bestaan. Deze wet vraagt 'de zorg van een goed hulpverlener' te bieden en daarbij de professionele codes en richtlijnen van de eigen beroepsgroep te hanteren. Centraal in de WGBO staan cliëntenrechten, waarbij onder andere de hulpverlener verplicht is een dossier bij te houden van onderzoek en behandeling, welke de cliënt te allen tijde mag inzien. De belangrijkste regels voor de 14 omgang met persoonsgegevens zijn vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) . De natuurgeneeskundig therapeut heeft de plicht zijn cliënten zo veel mogelijk te stimuleren, onder andere door middel van voorlichting. Hij moet er verder op bedacht zijn dat bij gebrek aan resultaat, een langer 'vasthouden' van de cliënt niet gewenst is. De cliënt behoort op zijn beurt verantwoordelijk met zijn gezondheid om te gaan, om zelf zoveel mogelijk gezondheidsschade te beperken. Het accepteren van kleine ongemakken ten aanzien van zijn gezondheid behoort eveneens tot zijn verantwoordelijkheid. De therapeut zal geen opdracht aanvaarden noch een verzoek inwilligen dat in strijd is met zijn medisch-ethische opvattingen of met de gedragsregels die voor hem als zodanig gelden. Hij richt zich op de gehele mens en is niet primair gericht op zieke organen. Hij verwijst naar de reguliere geneeskunde, wanneer hij niet over voldoende middelen beschikt, die het zelfhelend vermogen van de cliënt kunnen versterken met biologische hulpmiddelen. 8.3 Eedaflegging therapeut De natuurgeneeskundig therapeut moet, binnen een jaar na aanvang van het lidmaatschap van de LVNG, op plechtige wijze een eed afleggen: Hiermede beloof ik (te noemen naam) geboren op (te noemen geboortedatum) te (te noemen geboorteplaats) al mijn vermogens, inzicht en kennis ten dienste te stellen aan mijn cliënt. Ik beloof op de meest strikte wijze en onder alle omstandigheden al wat in vertrouwen te mijner kennis is gekomen, geheim te houden. Op zo zuiver mogelijke wijze zal ik mijn beroep uitoefenen. Deze gelofte wordt afgelegd in het bijzijn van getuigen en vertegenwoordigers van het bestuur van de Landelijke Vereniging Natuurlijke Geneeswijzen, waarop ondertekening volgt door zowel de therapeut als een van de getuigen. 14 De WBP is de Nederlandse uitwerking van de Europese richtlijn bescherming persoonsgegevens en is sinds 1 september 2001 van kracht. Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0011468/geldigheidsdatum_27-09-2013 voor de tekst van de WBP. 25 8.4 Gedragsregels en beroepscode De therapeut behoort zich te houden aan de gedragsregels en beroepscode, zoals die bepaald zijn door 15 de beroepsvereniging . Indien hij zich hieraan niet houdt, kan hij hierop worden aangesproken en in het uiterste geval worden geroyeerd als lid. De regels gelden als waarborg voor het professioneel functioneren van de natuurgeneeskundig therapeut. Ze geven als richtlijn weer wat wel en niet mag. Ze zijn een vorm van zelfregulatie voor het optimaal functioneren van de therapeut. 8.5 Publiciteit Publiciteit en reclame lopen vaak in elkaar over en worden daardoor vaak met elkaar verward. Bij publiciteit gaat het om het aankondigen en openbaar maken van de huidige ofwel nieuwe werksituatie of activiteiten. Hieronder vallen een krantenartikel, een praatje met de regionale radio, een folder waarin eigen werkwijze beschreven wordt, een vermelding met eventuele toelichting in de Gouden Gids, het geven van lezingen en cursussen, enzovoort. Bij reclame gaat het om het aanprijzen van zichzelf of de eigen werkwijze/therapie. De therapeut mag zeker geen ziektes benoemen en/of bepaalde middelen aanprijzen, door middel van publiciteit of reclame. 8.6 Klachtenregeling De bemiddeling van een klacht staat in relatie tot klager en beklaagde. De klager heeft gebruik gemaakt van de diensten van een natuurgeneeskundig therapeut en wil zijn onvrede uiten over de praktijk-organisatie of behandeling door deze therapeut (aangeklaagde). Een klager kan een zaak ook laten bemiddelen. Dan is er sprake van een waarnemende klager; dat kan bijvoorbeeld een wettelijk vertegenwoordiger of zaakwaarnemer zijn. Het doel van de klachtenregeling is cliënt en hulpverlener te beschermen. Klachten worden discreet en serieus in behandeling genomen. Indien de therapeut niet reageert om zich voor een klacht te verantwoorden, kan een algemene strafmaatregel ondernomen worden of zelfs ontzegging van het lidmaatschap. 8.7 Beroepsgeheim De natuurgeneeskundig therapeut zal al hetgeen wat hem in het kader van zijn beroepsuitoefening door zijn cliënt is toevertrouwd en alles wat hij door eigen onderzoek van de cliënt te weten is gekomen, respectievelijk wat hem in de uitoefening van zijn beroep ter kennis is gekomen, beschouwen als beroepsgeheim. Hij heeft ter zake een zwijgplicht. Hiervan zijn uitgezonderd inlichtingen aan degenen die mede betrokken zijn bij de behandeling, verzorging en of verpleging van de cliënt. Bij gegevensuitwisseling in dat kader kan de toestemming van de cliënt stilzwijgend worden verondersteld, mits daarbij niet meer wordt geopenbaard dan noodzakelijk is. Naast aanvulling op de zwijgplicht staat het verschoningsrecht. Dit recht wordt aan de natuurgeneeskundig therapeut gegeven om ook tegenover de rechter een beroep op zijn zwijgplicht te doen. Het verschoningsrecht is een door de wet gegeven mogelijkheid tot dispensatie van de spreekplicht, die overigens een ieder tegenover de rechter heeft. Van dit recht behoort op weloverwogen en verantwoorde wijze gebruik te worden gemaakt. 8.8 Uitwisselen medische gegevens In het algemeen behoort te worden uitgegaan van de situatie dat intercollegiale informatie-uitwisseling pas wordt gevraagd en gegeven nadat de vrager eerst de betrokken cliënt zelf heeft onderzocht. De cliënt moet akkoord gaan met de gegevensoverdracht. 8.9 Bewaren van medische gegevens De natuurgeneeskundig therapeut behoort in het belang van een goede zorg, een medisch dossier van zijn cliënten aan te leggen. Dit dossier behoort zodanig te zijn opgesteld dat de belangrijke gegevens, in geval 15 Zie ‘Beroepscode van de natuurgeneeskundig therapeut (LVNG)’ 26 van waarneming, ook voor andere collega's toegankelijk zijn. Het archief behoort zo te zijn opgezet en te worden beheerd, dat de cliëntengegevens beschikbaar kunnen zijn. Het archief dient te worden bewaard op een veilige, afsluitbare plaats, niet toegankelijk voor derden. Een medisch dossier behoort tenminste 15 jaar na de laatste behandeling te worden bewaard, tenzij vaststaat dat een gegeven reeds eerder aan betekenis heeft verloren. Na afloop van de termijn van 15 jaar kan vernietiging van het dossier plaatsvinden. 8.10 Plichtsconflicten In het beroepsgeheim kan zich een conflict voordoen, waarbij dit verbroken mag worden. Er zijn geen richtlijnen voor de natuurgeneeskundig therapeut hoe te handelen indien zijn beroepsgeheim hem belet om te spreken, maar het belang van anderen of van de gemeenschap daardoor in het gedrang komt. Bij het vermoeden van een strafbaar feit bestaat overigens geen aangifteplicht. De therapeut zal in een dergelijke situatie moeten beslissen wat naar zijn mening het zwaarste weegt en moeten doen wat zijn geweten hem ingeeft. Vervolgens moet hij de verantwoordelijkheid voor zijn beslissing zelf dragen. Hij bedenke dat door te spreken hij zijn geheimhoudingsplicht schendt en de kans loopt zich hiervoor te moeten verantwoorden tegenover de rechter. Hij kan zich dan beroepen op overmacht en de rechter kan hem vrijspreken ingevolge art. 40 Wetboek van Strafrecht. De mogelijkheid dat een beslissing tot spreken door anderen en eventueel ook door de rechter zal worden gerespecteerd, is groter naarmate de therapeut beter kan aantonen dat hij deze beslissing na rijp beraad heeft genomen, eventueel na overleg met een of meer andere deskundigen, en naarmate zijn keuze duidelijker werd bepaald door eigen, voor hem zwaarwegende, overtuiging. 8.11 Kwaliteitsbeleid Een van de doelstellingen van de LVNG is het bevorderen van kwaliteit en professionaliteit. De vereniging heeft een aantal maatregelengenomen om de kwaliteit van de beroepsuitoefening van collega's verder te stimuleren en te verhogen. Elke natuurgeneeskundig therapeut behoort te voldoen aan de geformuleerde eisen van de beroepsvereniging. De vakgroepen behoren toe te zien op de bewaking van de kwaliteit van de beroepsuitoefening. De vakgroep bevordert en onderhoudt de onderlinge contacten en activiteiten binnen de vakgroep. 8.12 Collega's en cliënten Een natuurgeneeskundig therapeut zal, indien daartoe aanleiding bestaat, bereid zijn hulp te verlenen aan een cliënt van een collega. Hij moet, indien nodig en mogelijk, bereid zijn voor een zieke collega, gedurende een bepaalde tijd (mede) de praktijk waar te nemen. Een goede verhouding tussen therapeuten onderling en tussen andere hulpverleners, met respect voor ieders deskundigheid en onafhankelijkheid op eigen terrein, zal door de natuurgeneeskundig therapeut in het belang van de cliënt worden nagestreefd en bevorderd. Daarbij wordt met name gedacht aan een bereidheid tot samenwerking en aan verstrekking van goede wederzijdse informatie, waarbij wederom in het oog moet worden gehouden dat niet meer informatie wordt verstrekt dan voor het doel noodzakelijk is. Van een natuurgeneeskundig therapeut mag worden verwacht dat hij zich gereserveerd zal opstellen bij het vernemen van kritiek op een collega en zich zelf zal onthouden van het in het openbaar uiten van kritiek op een collega. Vooral bij waarneming voor een collega, zal hij zich onthouden van kritiek op de door de therapeut ingestelde behandeling. Hij zal die behandeling alleen wijzigen voor zover hij dit in het belang van de cliënt noodzakelijk acht. Van deze wijziging brengt hij zijn collega zo spoedig mogelijk op de hoogte, onder vermelding van de redenen tot wijziging. Wanneer hij overtuigd is dat een collega handelt in strijd met de gedragsregels, zal hij dit aan de betrokken collega kenbaar maken. Correcties, ook in tuchtrechtelijke sfeer, zijn soms nodig om de goede naam van de natuurgeneeskundig therapeuten als geheel te beschermen en daarom mogen vrees of gemakzucht niet leiden tot het zich afzijdig houden. De natuurgeneeskundig therapeut zal de verwijzing van een cliënt naar een andere collega vergezeld doen gaan van de nodige inlichtingen plus duidelijke vraagstelling omtrent de cliënt en mag zijnerzijds verwachten dat hij door deze andere collega zo spoedig mogelijk op de hoogte wordt gesteld van diens bevindingen over de toestand van de cliënt en de daaruit getrokken conclusie voor verdere behandeling. 27 Het is de therapeut niet toegestaan een collega, op welke wijze dan ook, te belonen voor het verwijzen van een cliënt. Aanvaarding van een honorarium voor een behandeling, zonder bij die behandeling betrokken te zijn geweest, is niet toegestaan. 8.13 Vrije keuze van de cliënt De cliënt heeft vrije keuze van een natuurgeneeskundig therapeut, maar de therapeut zal terughoudend zijn bij het overnemen van een cliënt van een collega uit hetzelfde werkgebied. Heeft de therapeut een samenwerkingsverband, bijvoorbeeld een maatschap, dan behoort ook binnen dit verband de vrije keuze van de cliënt te worden gerespecteerd. 8.14 Gedragsregels betreffende cliënt De therapeut zal op een begrijpelijke wijze de cliënt op de hoogte stellen van de motieven voor zijn handelen, van de resultaten van zijn onderzoek, van het hoe en het waarom van de toe te passen therapie, tenzij naar de stellige overtuiging van de natuurgeneeskundig therapeut het geven van deze informatie schadelijk voor de cliënt zou kunnen zijn. De therapeut zal, alvorens tot een behandeling over te gaan, zich ervan overtuigen dat de cliënt, indien deze daartoe in staat is, na ontvangen informatie, in vrijheid zijn gerichte toestemming tot deze behandeling heeft gegeven. De therapeut behoort in zijn werkwijze de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt te respecteren. De "voorschriften" die de therapeut na zorgvuldige overweging aan de cliënt geeft, dragen het karakter van een medisch advies en laten als zodanig de cliënt het recht hiervan af te wijken. Van de therapeut mag verwacht worden dat hij er begrip voor heeft dat een eventueel afwijken van het gegeven advies niet op gebrek aan vertrouwen behoeft te berusten. De natuurgeneeskundig therapeut zal in zijn adviezen en behandeling rekening houden met de levensbeschouwelijke opvattingen van zijn cliënt respectievelijk, indien de cliënt niet rechtsbekwaam is, met zijn in rechte optredende ouder(s) of daartoe aangestelde perso(o)n(en) en/of instelling(en). Indien duidelijk blijkt dat de vertrouwensrelatie tussen de natuurgeneeskundig therapeut en de cliënt niet langer aanwezig is c.q. ontbreekt, zal de behandelend therapeut de cliënt aanraden zich tot een andere collega te wenden. De cliënt die van natuurgeneeskundige hulp afhankelijk is, kan er op rekenen dat de continuïteit van de natuurgeneeskundige hulp gewaarborgd zal blijven. De natuurgeneeskundig therapeut mag zich niet laten verleiden tot seksuele relaties, misleiding, het scheppen van onjuiste verwachtingen, onbeleefde behandelingen, vooringenomenheid. Hij mag de vertrouwensrelatie niet schenden. Hij mag geen grievende uitlatingen doen over het beroepsmatig optreden van collega's. 8.15 Positie cliënt De cliënt die overweegt om in behandeling te gaan bij een natuurgeneeskundig therapeut, zal een bewuste keuze gedaan hebben om verschillende redenen. Argumenten voor de keuze in de complementaire sector zijn dat de cliënt het gevoel heeft dat hij voldoende aandacht krijgt voor zijn 'probleem' en dat hij door eigen betrokkenheid bij de behandeling meer inzicht krijgt in eigen lijf en leven. Hierdoor is het mogelijk zijn 'probleem' of 'klacht' beter te hanteren of zelfs te accepteren alsook een behandeling ervan. 8.16 Praktijkinrichting en -voering Ieder natuurgeneeskundig therapeut is in principe bevoegd zich vrij te vestigen in de plaats zijner keuze. De praktijkinrichting en –voering van de therapeut behoren te voldoen aan de eisen die daartoe zijn 16 gesteld door de LVNG . 16 Zie ‘Eisen ten aanzien van de praktijkvoering’ 28 9. Registratie De Wet op Geneeskundig Behandelovereenkomst (WGBO) verplicht de natuurgeneeskundig therapeut een cliëntenregistratie te houden. De therapeut moet zich daarbij aanmelden bij het College ter Bescherming van Persoonsgegevens (CBP). Ook indien de therapeut slechts één cliënt per week zou 17 behandelen, is hij verplicht tot deze registratie (WBP ). Het spreekt voor zich dat het privacyreglement door de therapeut strikt wordt nageleefd. De therapeut kan op zijn gedrag in deze worden aangesproken. Niet naleving van de plicht tot het vaststellen van een privacyreglement heeft tot gevolg dat de WBP sancties oplegt in de vorm van onder meer fikse geldboetes. Om deze reden is het van groot belang dat elke natuurgeneeskundig therapeut, die een registratie voert, aan de bovengenoemde verplichtingen voldoet. De nauwkeurige begripsomschrijving beschermt enerzijds de cliënt, hetgeen het doel van de wet is, anderzijds ook de natuurgeneeskundig therapeut voor eventuele aanspraken. De geregistreerde cliënt behoort op de hoogte te worden gebracht van het bestaan van dit privacyreglement, ook van de eventuele latere wijzigingen daarin of opheffing daarvan. De cliënt heeft te allen tijde recht op inzage in zijn dossier. 10.1 Cliëntenadministratie Cliëntgegevens worden door de natuurgeneeskundig therapeut verzameld in het kader van zijn beroepsuitoefening. De algemene bepalingen betreffen persoonlijke gegevens, die betrekking hebben op de individuele situatie van de cliënt. De gegevens omvatten onder meer zowel de fysieke als de geestelijke gesteldheid. Gegevens kunnen betrekking hebben op behandelingen, met als doel raadpleging bij vervolgconsulten, medicatiebewaking en financiële afhandeling in de praktijk. De gegevens van de cliënt worden vastgelegd in een kaartsysteem en/of in een digitale administratie. Gegevens van de cliënt behoren zodanig te worden opgeslagen en beheerd dat geheimhouding en bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten allen tijde tegenover iedereen is verzekerd. In de cliëntadministratie zijn terug te vinden: naam, adres, postcode, woonplaats, telefoon, geboortedatum, burgerlijke staat, beroep, kinderen, naam huisarts c.q. specialist, verzekering, datum eerste bezoek, anamnese, onderzoek, eventuele medicatie, omschrijving van een consult c.q. behandeling en de datum daarvan, correspondentie. Bij overlijden worden deze gegevens binnen een jaar vernietigd. In alle andere situaties wordt het dossier te minste 15 jaar bewaard. Medische gegevens behoren door een natuurgeneeskundig therapeut aan een collega of arts te worden doorgegeven met inachtneming van het beroepsgeheim. 17 Zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0011468/geldigheidsdatum_27-09-2013 voor de tekst van de WBP. 29 10. verzekeringen Bij het publiek bestaat nog steeds onduidelijkheid over het vergoeden van natuurgeneeskundige behandelingen door ziekenfondsen en verzekeraars. Vrijwel alle ziektekostenverzekeraars vergoeden (een gedeelte van) de kosten van behandelingen vanuit de aanvullende verzekering, indien de natuurgeneeskundig therapeut geregistreerd is bij een door hen erkende beroepsvereniging. Het vergoeden van natuurgeneeskundige behandelingen en voorgeschreven natuurlijke geneesmiddelen door ziektekostenverzekeraars kan de drempel voor het bezoeken van een therapeut verlagen. Dit Beroepsprofiel voor de Natuurgeneeskundig Therapeut kan in verband hiermee wellicht een belangrijke bijdrage leveren. 30