WOORD VOORAF “De muur is afgebroken”, zo schrijft Paulus (of een leerling van hem) in de Brief aan de Efeziërs (Ef. 2:14)1. De “muur van vijandschap”, die scheiding maakte tussen het Joodse volk en de niet-Joodse volken, is afgebroken door Jezus Christus, door Gods onvoorwaardelijke en universele liefde die uitgaat naar alle mensen, ongeacht hun etnische afkomst, ras, geslacht of maatschappelijke positie. Telkens wordt zo’n muur toch weer opgebouwd, zoals er nu weer een hoge afscheidingsmuur staat in het Heilige Land, een muur die scheiding maakt tussen Israëli’s en Palestijnen, en zelfs tussen Palestijnen en Palestijnen. Die muur is middel en symbool van angst, vijandschap en geweld. “De muur is afgebroken”, die proclamatie van Paulus is ook een opdracht en belofte ten aanzien van alle muren die mensen nog steeds gescheiden houden, muren die vaak dwars door ons eigen hart lopen. Eind 2009 publiceerden Palestijnse christenen hun Kairos-document: Uur van de waarheid. Een woord van geloof, hoop en liefde uit het hart van het Palestijnse lijden. Daarin doen ze ondermeer een oproep aan christenen en kerken wereldwijd om hun eigen theologische visies ten aanzien van het Midden-Oosten conflict kritisch te bezien. Veel van die visies camoufleren het lijden van de Palestijnen, en belemmeren een kritische houding tegenover de Israëlische bezettingspolitiek. Kairos Palestina Nederland en Vrienden van Sabeel Nederland geven gehoor aan die oproep, door uit eigen kring deze brochure te presenteren, met daarin een aanzet tot een theologische en politieke herbezinning op het Midden-Oosten conflict. Uitgangspunt is de overtuiging dat ‘de muur is afgebroken’, en dat 1 Ef. 2:11-19: 11 Bedenk daarom dat u – u die eigenlijk door uw afkomst heidenen bent en onbesnedenen genoemd wordt door hen die door mensenhanden besneden zijn – 12 bedenk dat u destijds niet verbonden was met Christus, geen deel had aan het burgerschap van Israël en niet betrokken was bij de verbondssluitingen en de beloften die daarbij hoorden. U leefde in een wereld zonder hoop en zonder God. 13 Maar nu bent u, die eens ver weg was, in Christus Jezus dichtbij gekomen, door zijn bloed. 14 Want hij is onze vrede, hij die met zijn dood de twee werelden één heeft gemaakt, de muur van vijandschap ertussen heeft afgebroken 15 en de wet met zijn geboden en voorschriften buiten werking heeft gesteld, om uit die twee in zichzelf één nieuwe mens te scheppen. Zo bracht hij vrede 16 en verzoende hij door het kruis beide in één lichaam met God, door in zijn lichaam de vijandschap te doden. 17 Vrede kwam hij verkondigen aan u die ver weg was en vrede aan hen die dichtbij waren: 18 dankzij hem hebben wij allen door één Geest toegang tot de Vader. 19 Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, 20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen. 21 Vanuit hem groeit het hele gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan hem, de Heer, 22 in wie ook u samen opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest. Het is onzeker of de Brief aan de Efeziërs door Paulus zelf geschreven is. universele liefde en gerechtigheid het uitgangspunt zijn voor alle ethiek en politiek. Dit uitgangspunt leidt in deze brochure tot de conclusie dat de mensenrechten en het daarop gestoelde internationaal recht ook voor christenen en kerken het primaire normatieve kader dienen te zijn voor hun politieke handelen. Deze brochure, die is geschreven door ds. Henri Veldhuis (Culemborg), pretendeert niet in alle opzichten dé theologische en politieke opvattingen van Vrienden van Sabeel Nederland en Kairos Palestina Nederland te verwoorden; daarvoor is onze achterban te pluriform. Woordkeuze, toonzetting en argumentatie komen in eerste instantie voor rekening van de schrijver. Maar op hoofdpunten markeert hij wel op heldere wijze het perspectief vanwaaruit Vrienden van Sabeel Nederland en Kairos Palestina Nederland zich inzetten voor meer recht en vrede in het Midden-Oosten. We hopen dat deze brochure in veel kerken en andere christelijke kringen, waaronder ook politieke partijen, zal bijdragen aan vernieuwend theologisch en politiek gesprek over het Israëlisch-Palestijnse conflict. De besturen van Kairos Palestina Nederland en Vrienden van Sabeel Nederland INHOUDSOPGAVE Hfdst. Woord vooraf 2 Inhoudsopgave 3 1 Inleiding 4 2 De naam ‘Israël’ 5 3 De naam ‘Palestijnen’ 7 4 Het uitverkoren volk 9 5 De landbelofte 10 6 Paulus en Israël 11 7 Theologie na de Holocaust 13 8 Internationaal recht 15 9 De staat Israël 16 10 De Palestijnse diaspora 20 11 De Palestijnse christenen 21 12 Conclusies en Kairos 23 Gespreksvragen 27 Tenzij anders aangegeven zijn de bijbelcitaten uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV, 2004). Enkele citaten zijn uit de vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG, 1951) Najaar 2012 Een uitgave van Vrienden van Sabeel Nederland (www.vriendenvansabeelnederland.nl) en Kairos Palestina Nederland (www.kairospalestina.nl) Foto voorkant: Afscheidingsmuur met wachttoren in Bethlehem (foto van Paul Buford/Stop the Wall) 1. INLEIDING Hoewel het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat over een klein land dat we nog steeds ‘het Heilige Land’ noemen, is het wereldwijd een brandpunt geworden van politieke en religieuze strijd. Daarin zien we vaak een emotionele en ideologische omgang met begrippen en feiten. Termen als ‘Israël’, ‘Palestijnen’, ‘uitverkoren volk’, ‘Holocaust’ e.a., hebben door alles wat er gebeurd is een sterke lading gekregen. In veel gevallen is het dan moeilijk open met elkaar in gesprek te gaan over meningsverschillen. Voor discussies in christelijke kring speelt bovendien onze omgang met de bijbel, met daarin de centrale plaats van Jezus, een belangrijke rol. En tenslotte is er ook nog de belangrijke vraag hoe we de verhouding zien tussen het geloof enerzijds en mensenrechten en internationaal recht anderzijds. In deze brochure wordt geprobeerd om op al deze punten beknopt maar helder in te gaan. Er zullen theologische en politieke conclusies getrokken worden en keuzes gemaakt, maar met de oprechte intentie die te baseren op bezonnen analyse van termen, begrippen en feiten. En dat alles in de hoop dat er ruimte zal ontstaan voor gesprek met hen die er anders over denken. In het Midden-Oosten en in onze eigen omgeving is het in de eerste plaats nodig dat we ruimte creëren voor open gesprek, niet vanuit een neutrale positie, maar met inbreng van eigen opvattingen, om die te toetsen en zo nodig bij te stellen. Dat gesprek zullen we, zo mogelijk, in de eerste plaats moeten voeren met de direct betrokkenen in het conflict, Joden2 en Palestijnen, en vooral met hen die onder dat conflict het meest te lijden hebben. In de volgende hoofdstukken zal eerst worden stilgestaan bij de cruciale termen ‘Israël’, ‘Palestijnen’, ‘uitverkoren volk’ en ‘landbelofte’, en ook bij hun bijbelse en theologische betekenis. Vervolgens komt de rol van de mensenrechten en het internationaal recht aan de orde. Daarna kan het Midden-Oosten conflict zowel vanuit theologisch als internationaal-rechtelijk perspectief nader belicht worden. Tenslotte staan we stil bij de taak en mogelijkheden van christenen en kerken om bij te dragen aan de oplossing van het conflict. 2 Conform Het Groene Boekje worden de termen ‘Jood’, ‘Joden’, ‘Joods’, etc. met een hoofdletter ‘J’ geschreven als primair de nationaal-etnische betekenis bedoeld wordt, met een kleine letter ‘j’ als de religieuze betekenis voorop staat. 2. DE NAAM ‘ISRAËL’ Centraal in het Midden-Oosten conflict staan twee namen: ‘Israël’ en ‘Palestijnen’. In dit hoofdstuk en het volgende gaan we na welke betekenissen vanuit verschillende achtergronden meeklinken in het gebruik van die namen. De term ‘Israël’ heeft zijn veelvoudige betekenis gekregen vanuit de bijbelse verhalen en de politieke geschiedenis. De belangrijkste aspecten worden hier verkend, waarbij de religieuze betekenis centraal zal komen te staan. De naam ‘Israël’ wordt in de bijbel voor het eerst door God zelf gegeven aan aartsvader Jakob, een naam die ‘strijder met God’ betekent. Hij krijgt die naam na zijn worsteling met God bij de rivier de Jabbok (Gen. 32:29)3. De naam ‘Israël’ gaat later over op het volk dat voortkomt uit zijn twaalf zonen en waarvan Abraham de eerste aartsvader is, Izaäk de tweede, en Jakob de derde. ‘Israël’ wordt zo de naam van een geloofsgemeenschap die leeft uit het verbond dat God sloot met Abraham. Het merkteken van die gemeenschap is de besnijdenis. De naam ‘Israël’ is daarbij niet strikt gebonden aan bloedverwantschap, want ook bijvoorbeeld de heidense slaven van Abraham worden besneden (Gen. 17:12); en Ezau, de broer van Jakob, hoort niet bij ‘Israël’. Genesis en Exodus vertellen hoe de familie van Jakob/Israël in Egypte uitgroeit tot een volk. Na de bevrijding uit Egypte wordt dit volk in het niemandsland van de woestijn bevestigd als ‘volk van God’ door de openbaring van de Thora en de verbondssluiting bij de berg Sinaï. Daarna komen de Israëlitische stammen te wonen in het land Kanaän, tussen andere volken. Onder leiding van de koningen, onder wie David de belangrijkste is, wordt ‘Israël’ ook de naam voor het land waar Israël woont en voor het koninkrijk waarover de koning regeert. Maar naast al die bijkomende betekenissen blijft Israël primair de naam voor een geloofsgemeenschap die leeft uit het verbond dat God met haar gesloten heeft. Dat die geloofsgemeenschap principieel niet aan bloedverwantschap gebonden is, blijkt uit het feit dat de Moabitische vrouw Ruth door haar keuze voor de God van Israël mag horen bij Israël en de overgrootmoeder wordt van David.4 Na koning Salomo valt Israël uiteen in twee delen: het noordelijke Tienstammenrijk dat ‘Israël’ blijft heten, en Judea, het zuidelijke Tweestammenrijk. Het noordelij- 3 Gen. 32:27-30: “27 Toen zei de ander: ‘Laat mij gaan, het wordt al dag.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan tenzij u mij zegent.’ 28 De ander vroeg: ‘Hoe luidt je naam?’ ‘Jakob,’ antwoordde hij. 29 Daarop zei hij: ‘Voortaan zal je naam niet Jakob zijn maar Israël, want je hebt met God en mensen gestreden en je hebt gewonnen.’ 30 Jakob vroeg: ‘Zeg me toch hoe u heet.’ Maar hij kreeg ten antwoord: ‘Waarom vraag je naar mijn naam?’ Toen zegende die ander hem daar.” 4 Vgl. Rachab als moeder van Boaz (Matt. 1:5) en Batseba als moeder van Salomo (2 Sam. 12:24) ke rijk verdwijnt door de Assyrische verovering grotendeels in de nevelen van de geschiedenis. De Judeeërs nemen na de Babylonische ballingschap de naam ‘Israël’ op zich. Bij deze ontwikkelingen blijkt opnieuw dat ‘Israël’ primair betrekking heeft op Israël als ‘volk van God’, als geloofsgemeenschap en niet primair als etnisch-nationale eenheid (vgl. Ezech. 47:21-23)5. In de bijbelse verhalen zien we herhaaldelijk dat de etnische en nationalistische betekenis van ‘Israël’ de overhand krijgt. Dat wordt telkens aan de kaak gesteld door de profeten, die Israël dan weer oproepen om in de eerste plaats ‘volk van God’ te zijn. Door de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na. Chr. verliezen de Joden hun religieuze en politieke centrum. Maar de naam ‘Israël’ blijft bewaard voor het Joodse volk als geloofsgemeenschap en als etnische eenheid en voor ‘het beloofde land’. Overigens waren de Joden al eeuwen daarvoor verspreid geraakt over vele bloeiende Joodse gemeenschappen in het Midden-Oosten. In 1948 wordt de Joodse staat opgericht, waarbij de eerste regering kiest voor de naam ‘Israël’, een naam vol van oude betekenissen die raken aan diepe gevoelens en hoge verwachtingen. Sinds 1948 heeft ‘Israël’ dus betrekking op: 1 2 3 4 Israël als geloofsgemeenschap Israël als het Joodse volk, als nationaal-etnische en culturele eenheid Israël als landgebied Israël als een moderne staat Geen wonder dat de naam ‘Israël’, die emotioneel zo beladen is, steeds verwarring oproept. Het is daarom belangrijk in discussies over ‘Israël’ telkens duidelijk te maken welke betekenis we bedoelen, over welk Israël we spreken. Dat geldt temeer als we spreken over ‘kritiek op Israël’ of over ‘verbondenheid met Israël’. In het bovenstaande is telkens naar voren gekomen dat de kernbetekenis van ‘Israël’ ligt in Israël als geloofsgemeenschap, als volk van het verbond dat leeft uit de geboden en beloften van de God van Abraham en Mozes. Dat betekent niet een 5 Ezech. 47:21-23: 2"1 Dit land moeten jullie onder elkaar, onder de stammen van Israël, verdelen. 22 Verdeel het door loting onder elkaar en onder de vreemdelingen die bij jullie wonen en kinderen verwekt hebben. Die gelden als geboren Israëlieten, en net als jullie zullen ook zij bij de stammen van Israël bezit krijgen. 23 Een vreemdeling moeten jullie zijn bezit geven bij de stam waar hij woont – spreekt God, de HEER.” vergeestelijking van de naam ‘Israël’6, want het gaat over concrete mensen en een concreet volk. De religieuze kernbetekenis, die prioriteit heeft boven ‘Israël’ als nationaaletnische en culturele benaming, zal daarom ook voorop dienen te staan bij de theologische overwegingen in de volgende paragrafen. Zoals we nog zullen zien, volgen we daarin de lijn van apostel Paulus. 6 Zie: Gereformeerde Bond, Israël en de Palestijnen, mei 2011, 4: “Vooral in de kringen rond Sabeel - een Palestijnse organisatie die gevoed wordt door de Palestijnse bevrijdingstheologie - klinken steeds meer stemmen die oproepen om het hervormde standpunt van 1970 te verlaten. Ze pleiten voor een herijking van bijbelse begrippen. De term ‘volk van God’ in de Bijbel zouden we niet als etnische categorie maar als een theologisch gegeven moeten zien. Het gaat om het volk van de Thora, en dat betreft exclusief degenen die uit de Thora willen leven. Bovendien: na de komst en het werk van Jezus Christus moeten we de landbelofte niet langer uitsluitend op Israël betrekken, maar heeft deze belofte mondiale, universele betekenis gekregen.”, en: Gereformeerde Bond, Confessioneel Gereformeerd Beraad en Evangelisch Werkverband, Onopgeefbaar Verbonden, sept. 2011, 19: “Daarom zullen we er aan de ene kant voor moeten waken dat we de profetische beloften niet kort door de bocht spiritualiseren door ze helemaal op de individuele gelovige of de gemeente toe te passen, zonder daarbij oog te hebben voor het volk en land Israël. Aan de andere kant dreigt het gevaar dat we alle beloften meteen universaliseren door ze geldig te verklaren voor de hele wereld met voorbijgaan aan de unieke plaats die Israël blijft innemen in het plan van God.” 3. DE NAAM ‘PALESTIJNEN’ Net als de Joden zijn ook de Palestijnen in cultureel, historisch en etnisch opzicht zeer divers. Soms hebben de Palestijnen er last van dat hun naam afstamt van ‘de Filistijnen7’, het zeevarende volk dat volgens de bijbel in de 12e en 11e eeuw voor Chr. een aartsvijand was van Israël. De huidige Palestijnen hebben echter etnisch en historisch even weinig gemeen met de bijbelse Filistijnen als de Joden.8 Vanaf de 5e eeuw v. Chr. wordt de naam ‘Palestina’ door sommige antieke schrijvers9 gebruikt voor de regio ten oosten van de Middellandse Zee en aan beide kanten van de Jordaan. ‘Palestina’ wordt voor het eerst de naam van een officiële provincie in 135 na Chr., na de onderdrukking van de Joodse opstand van Bar Kochba door de Romeinen.10 Na de Eerste Wereldoorlog wordt ‘Palestina’ de naam voor het Britse mandaatgebied waar zowel Arabische moslims en christenen wonen als ook Joden (Joodse autochtonen en immigranten). Maar na de oprichting van de staat Israël in 1948 met de voorafgaande en daaropvolgende conflicten en oorlogen, worden de termen ‘Palestijnen’, ‘Palestijns’ en ‘Palestina’ steeds meer alleen gebruikt voor de Arabische inwoners en de Palestijnse gebieden. Overigens vermijden veel Israëli’s deze termen, omdat ze de Palestijnen niet als volk willen erkennen. Ze noemen hen daarom stelselmatig ‘Arabieren’. Vanwege Palestijnse terreuraanslagen worden de termen ‘Palestijns’ en ‘Palestijnen’ bij velen geassocieerd met ‘terrorisme’. Daarbij wordt vaak vergeten dat de oprichting van de staat Israël ook werd voorafgegaan door aanslagen van Joodse terreurgroepen, zoals de aanslag op het King David Hotel (Jeruzalem) in 1946 en de slachting in Deir Yassin in april 1948.11 Bovendien heeft het Israëlische leger 7 Van de semitische stam ‘Plesheth’: ‘(zich) wentelen’, ‘migreren’. 8 In verband met de Filistijnse achtergrond van de naam ‘Palestijnen’ is het wellicht goed even stil te staan bij Amos 9:7. Daar waarschuwt de profeet voor een besef van superioriteit bij Israël en zegt: “Zijn jullie voor mij soms meer dan de Nubiërs, Israël? - spreekt de HEER. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, maar ook de Filistijnen uit Kreta en de Arameeërs uit Kir.” In deze tekst gaat de zorg van de HEER evenzeer uit naar andere volken. 9 Ca. 450 v. Chr. door Herodotus. 10 In 135 door Keizer Hadrianus: ‘Syria Palestina’, later verkort tot ‘Palestina’. Zie over de naam Palestina: Dieter Vieweger, Streit um das Heilige Land. Was jeder vom israelisch-palästinensischen Konflikt wissen sollte. Gütersloh 2010, 20113, 24. 11 Op 22 juli 1946 werd het King David Hotel in Jeruzalem, militair hoofdkwartier van de Britten, getroffen door een bomaanslag die gepleegd werd door de ondergrondse organisatie Irgun. Er vielen 91 doden van verschillende nationaliteiten. De latere premier Yitchak sinds 1948 vele malen het internationale recht geschonden door geweld op Palestijnse burgers. Als je zulk geweld op burgers door Palestijnen ‘terreur’ noemt, moet je in het geval van Israël spreken over ‘staatsterrorisme12’. Dat Israëlische staatsterrorisme heeft in de loop der jaren veel meer slachtoffers gemaakt dan het Palestijnse terrorisme.13 Palestijnse burgers in 1948 op de vlucht voor het Israëlische leger (zie hoofdstuk 10). De mannen tussen 15 en 50 jaar werden krijgsgevangen gemaakt. premier was lid van de Irgun en later van de nog gewelddadiger Stern Gang die zich van de Irgun afsplitste. Op 9 april 1948 (dus nog voor de stichting van Israël op 14 mei 1948) werd Dei Yassin aangevallen door commando’s van de Irgun, onder leiding van de latere premier Menachim Begin, en de Stern Gang. Ca. 100 burgers, onder wie vrouwen en kinderen, werden vermoord. 12 De Joodse journalist Gideon Levy in Ha ‘aretz (2 july 2006) n.a.v. de operatie in Gaza: “Een staat die zulke stappen zet valt niet langer te onderscheiden van een terreurorganisatie.” Geciteerd in: Dries van Agt, Een schreeuw om recht. De tragedie van het Palestijnse volk, Amsterdam 2009, 149. Marc Ellis, Judaism Does Not Equal Israel, New York/London 2009, 148: “While Islamic terrorism can be discussed endlessly, Israeli terrorism can never be broached. The reason for this lack of discussion of Israeli terrorism is Jewish power and the assertion that Israel stands as u bulwark against terrorism. A deeper reason remains implicit: Who, except the uncivilized, could even suggest a connection between Israel and terrorism?” Zie ook: Breaking the Silence, Occupation of the Territories. Israel Soldiers’ Testimonies 20002010, Jerusalem 2010 13 Aantal doden okt 2000 - okt 2011 (cijfers van B’tselem): Palestijnen gedood door het Israëlische leger: 6499 (onder wie 1330 kinderen) Palestijnen gedood door Israëlische burgers: 53 Israëlische burgers gedood door Palestijnen: 754 (onder wie 129 kinderen) Israëlische soldaten gedood door Palestijnen: 342 Tenslotte moet het belangrijkste nog worden gezegd: Wij kennen de Palestijnen als bewoners van Palestina, nu ten dele Israël, waar ze zo graag willen wonen in vrijheid en veiligheid als een zelfstandig volk. Zij voelen een nauwe band met het Heilige Land, waar vele van hun families al eeuwenlang hebben gewoond. Evenals andere volken verlangen ze naar een eigen plek onder de zon, en dan in het land waaruit ze door zionistische Joden zijn verdreven of nog steeds worden onderdrukt. 4. HET UITVERKOREN VOLK Op grond van de bijbel wordt Israël vaak ‘het uitverkoren volk’ genoemd (vgl. Deut. 7:614). Maar die uitverkiezing, die begint bij de roeping van Abraham, is niet een uitverkiezing van één bepaald etnisch volk, want Abraham wordt door God juist gevraagd om zijn familie, volk en land, te verlaten, en op reis te gaan naar een land dat God hem wijzen zal (Gen. 12:1). God schept dus zelf een nieuw volk dat zal groeien uit het geloof van Abraham, uit geloofsvertrouwen dat - zo hoopt Hij - wordt doorgegeven van ouder op kind, maar niet is gebaseerd op bloedverwantschap. Als vanzelf krijgt dat nieuwe volk de etnische kenmerken van familie, volk, land en staat, maar die zijn ondergeschikt aan de geboden en beloften van het verbond dat God met Abraham en zijn nageslacht gesloten heeft. Steeds blijft Hij zelf de schepper van dat nieuwe Israël, ook over etnische grenzen heen en langs andere lijnen dan die van bloedverwantschap, zodat op die manier Abraham een zegen kan worden voor alle volken (vgl. Gen. 12:3, Jes. 2:1-5 en Ps. 87). Als de Israëlieten onrecht begaan en ontrouw zijn aan God, blijft Hij trouw door hen op te roepen tot ommekeer en toch weer gehoor te geven aan de geboden en beloften van het verbond, een verbond waarin ze altijd mogen terugkeren. Maar nooit kan Israël zich als ‘uitverkoren volk’ een bijzondere status aanmeten ten opzichte van andere volken. Als God zijn liefde ten slotte openbaart in Jezus Christus, gaat Hij verder op de weg die Hij met Israël al gegaan is. Vanuit dat spoor kan het evangelie uitwaaieren over heel de wereld. Daarom richt Jezus zich in de eerste plaats tot zijn eigen volk, want hoe zullen andere volken tot geloof komen als Hij eerst niet gehoor vindt in Israël zelf, in Gods eerste eigen proeftuin? “Eerst de Jood en ook de Griek” (Rom 1:16, 2:9, NBG), maar dat Jezus over etnische grenzen heen gaat, blijkt uit zijn contacten met Romeinen en andere niet-Joden die een beroep op Hem doen. En dan, na Pasen en Pinksteren, kan het evangelie van Jezus Christus uitgaan naar alle volken, vooral door het werk van de apostel Paulus. Dan geldt er geen onderscheid meer tussen Jood en Griek, man of vrouw, heer of slaaf (Gal. 3:2815), want God heeft ze allemaal even lief. Er ontstaan joods-christelijke gemeenten als nieuwe gestalte van Gods verbond. En samen, zo zegt Paulus, vormen christenen 14 Deut. 7:6: 6: “Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God, heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn.” (NBG) 15 Gal. 3:26-29: 26 “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. 27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” (NBG) uit de Joden en christenen uit de niet-Joodse volken het nieuwe “Israël van God” (Gal. 6:16 16). Ook voor deze nieuwe geloofsgemeenschap geldt, dat zij zich niet kan beroepen op een superieure status. 16 Gal. 6:15-16: “15 Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is, belangrijk is dat men een nieuwe schepping is.16 Laat er vrede en barmhartigheid zijn voor allen die bij deze maatstaf blijven, en voor het Israël van God.” 5. DE LANDBELOFTE17 Veel Joden en ook christenen zijn van mening dat de Joden (of ze nu gelovig zijn of niet) recht hebben op heel het Heilige Land, omdat hen dat door God beloofd is. Maar zulke politieke aanspraken zijn vanuit de bijbel moeilijk te funderen. Kenmerkend voor ‘verkiezing’ in de bijbel is dat die altijd een doel heeft18: het is verkiezing tot dienst aan God en de naaste. Israël wordt uitverkoren om een aan God gewijd volk te zijn (Deut. 7:6). Om dit mogelijk te maken belooft God een land (‘ha‘aretz’: ‘het land’, maar ook ‘de aarde’) waar Israël kan leven volgens het recht en de gerechtigheid van de Thora. Dat land is dus geen vast bezit, maar een geschenk van de HEER, die het geeft om er rechtvaardig en vreedzaam te leven (vgl. Deut. 30:15-20), een geschenk waaraan dus voorwaarden verbonden zijn. Als Israël zich afkeert van God en zijn geboden, zal het weer uit dat land verdreven worden (vgl. 1 Kon. 9:6-919). Zó zien de grote profeten als Jesaja, Jeremia en Ezechiël dan ook de ballingschap van Israël en Juda. Zoals Israël primair geen etnisch volk is door bloedverwantschap, is het land geen bezit dat Israël zich op etnische gronden kan toe-eigenen. De God van Israël is geen God van ‘bloed en bodem’. Hij schept zelf een volk van de Thora, en Hij belooft een land waar het uit die Thora kan leven. Bovendien worden de grenzen van dat land heel wisselend beschreven in de bijbel. Over zulke grenzen werd en wordt veel gestreden, maar de landbelofte betekent juist dat ‘het beloofde land’ dáár kan zijn waar geleefd wordt uit de Thora. Nationalistische claims op dat land kunnen daarom niet worden gelegd. 17 Zie: W. Brueggemann, The land: place as gift, promise, and challenge in Biblical faith, Minneapolis 2002 (herziene druk; 19771); Yochanan Katanacho, ‘Christ is the owner of Ha’aretz’, in: Scholar’s Review, 34 (2005), 425-414; Naim Ateek, Roep om verzoening. Een Palestijns christen over vrede en recht. Zoetermeer 2012, 77-94 (‘De bijbel en het land’); Bernhard Reitsma, Wie is onze God? Arabische christenen, Israël en de aard van God, Zoetermeer 2006, 180227 (‘De God van het land’). 18 19 Zie: Th.C. Vriezen, De verkiezing van Israël, Amsterdam 1974, 26-27. 1 Kon. 9:6-9 (God tot Salomo): Maar mochten jullie of je nakomelingen je van mij afwenden en je niet houden aan de geboden en bepalingen die ik jullie heb opgelegd, en in plaats daarvan andere goden gaan vereren, 7 dan zal ik de Israëlieten verdrijven van het grondgebied dat ik hun gegeven heb en wil ik niets meer weten van deze tempel, die ik voor mijn naam heb geheiligd. Israël zal dan bij alle volken het mikpunt worden van hoon en spot, 8 en van deze tempel zal alleen een puinhoop overblijven, zodat ieder die er voorbijkomt zal huiveren en sissen van afschuw. En wie zich afvraagt waarom de HEER zo tegen dit land en deze tempel is opgetreden, 9 zal als antwoord krijgen: “Omdat ze zich hebben afgewend van de HEER, hun God, die hun voorouders uit Egypte heeft geleid, en zich aan andere goden hebben vastgeklampt. Ze zijn andere goden gaan vereren, en daarom heeft de HEER hun al deze rampspoed bezorgd.”’ De hoop en verwachting dat het ‘volk van God’ zal groeien doordat andere volken zich aansluiten bij Israël vinden we in o.a. Jes. 2:1-5, 14:1 en Ps. 87. Gods volk wordt dan een multi-etnische groep die niet wordt bepaald door etnische banden, maar door de gezamenlijke band met God. Deze doorbraak naar ‘ha’aretz’ als heel de aarde geschiedt in het Nieuwe Testament door Gods universele liefde in Jezus. “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven” (Matt. 5:5, NBG; vgl. Matt. 28:18-20 en Ef. 6:2-3 20), zegt Jezus. Gods liefde is er voor alle mensen, zodat zijn volk vanuit Israël kan uitwaaieren over heel de aarde, waardoor ook de landbelofte zich nu uitstrekt tot heel de aarde. Paulus ziet deze universele strekking al in de belofte aan Abraham, als hij schrijft in Rom 4:13 dat aan Abraham en zijn nageslacht werd beloofd “dat ze de wereld in bezit zouden krijgen”. Ook deze universalisering van de landbelofte is geen vergeestelijking, want het gaat om concrete mensen op deze concrete aarde. Bovendien betekent die universalisering dat èlk volk een plek wordt gegund op deze aarde om er te leven en te wonen in veiligheid, vrijheid en vrede. 20 Er is verschil van mening over de vraag of je het Griekse ‘gè’ hier moet vertalen met ‘land’ (NBV) of ‘aarde’ (NBG). Het universele gebruik van ‘gè’ vinden we ook in Matt. 12:42, 24:30 en 28:18. Bij de keuze voor ‘land’ als vertaling blijft wel staan dat dit ‘land’ niet is voor het etnische Israël als zodanig maar voor de zachtmoedigen. 6. PAULUS EN ISRAËL Onder christenen speelt bij hun meningsvorming over Israël het gedachtegoed van apostel Paulus een belangrijke rol. Dat is terecht, want vooral dankzij Paulus is het evangelie van Jezus niet opgesloten gebleven binnen de religieuze en etnische grenzen van het Jodendom en kon het een zegen worden voor alle volken. Aanvankelijk was Paulus een strenge Jood, behorend tot de richting van de Farizeeën, die consequent probeerde te leven volgens de talloze regels van de bijbel en de mondelinge overlevering. Hij verafschuwde Joden die volgeling van Jezus waren geworden, omdat ze Jezus een goddelijke status toekenden en de betekenis van de tempel en de joodse wetten relativeerden. Totdat Paulus door een bijzondere verschijning van Christus een bekeringservaring doormaakte die zijn leven ingrijpend veranderde. Hij ervoer de liefde en genade van Christus, liefde waardoor ieder mens zich zonder voorwaarden vooraf ten diepste aanvaard en bemind mag weten.21 Die grondervaring van Gods onvoorwaardelijke liefde en vergeving bracht Paulus tot een fundamenteel andere kijk op het geloof. Want zulke liefde moet wel bedoeld zijn voor elk mens, Jood en niet-Jood, en zulke liefde heft ook het onderscheid op tussen man en vrouw, heer en slaaf (vgl. Gal. 3:2822). Overgave aan zulke liefde mag bovendien niet belemmerd worden door het na moeten leven van joodse wetten over besnijdenis, sabbat en kosjer eten. Er zijn wel belangrijke ethische regels nodig voor een rechtvaardig leven op basis van Gods liefde. Maar ook in ons naleven van die regels leggen we niet zelf het fundament van onze waarde voor God en elkaar. In Paulus’ tijd konden niet-Joden alleen toetreden tot het jodendom, wanneer ze zich als ‘proselieten’ lieten besnijden en ze beloofden de joodse wetten na te zullen leven (deze voorwaarden gelden nog steeds onder orthodoxe joden). Paulus’ beslissing om die voorwaarden af te schaffen leidde tot spanningen met de andere apostelen. Maar uiteindelijk gingen zij ermee akkoord (vgl. Gal. 2:9) en werd Paulus aanvaard als apostel van de niet-Joodse volken. 21 Mark Braverman verwijt theologen van “The new Perspective on Paul”, van wie James D.G. Dunn de belangrijkste is, dat zij Paulus’ theologie terugbuigen naar het Oude Testament en daardoor judaïseren (of het OT christianiseren); zie: Mark Braverman, Fatal Embrace, Christians, Jews, and the Search for Peace in the Holy Land, New York 2010, 135: “Grace is a Christian concept, perhaps the central, defining the concept of the faith. Can it be equated with the election of the Jewish people as recounted in the Jewish scriptures? It’s uncanny: in an effort to rehabilitate Judaism, revisionist Christian theology has Christianized it.” 22 Gal. 3:26-29: 26 “Want gij zijt allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. 27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed. 28 Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus. 29 Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” (NBG) In zijn brief aan de gemeente van Rome vraagt Paulus zich verdrietig af waarom zo weinig Joden tot geloof in Jezus komen (Rom. 9).23 Hij legt dan uit dat je niet ‘kind van God’ bent - ook niet echt een ‘kind van Abraham’ - door fysieke afstamming. Je bent niet kind van God door het feit dat je geboren bent uit Joodse ouders, maar alleen door geloof, door geloofsovergave zoals die van Abraham. Zonder geloof zijn de nakomelingen van Abraham slechts “kinderen van het vlees” (Rom. 9:8, NBG). Je hoort dan wel bij Israël als etnisch volk, maar niet bij Israël als geloofsgemeenschap binnen het kader van Gods verbond. En zelfs al leef je volgens de regels van de Thora, ook dan ben je misschien alleen een ‘kind van het vlees’. Want kind van God word je niet door het nauwkeurig naleven van wetten en regels, maar door overgave aan Gods liefde en belofte. Het volk van God groeit dus niet vanzelfsprekend langs etnische lijnen en bloedbanden. Ook Ezau was een zoon van Izaäk, maar alleen Jakob werd een aartsvader. Israël’s ware geschiedenis is een weg van geloof die uiteindelijk gaat over het kruispunt van Jezus Christus. Paulus ziet buiten Christus om geen toekomst voor Israël en de andere volken. God is de weg van zijn verbond begonnen met Abraham en zijn nageslacht, en daarom geldt: “Eerst de Jood en ook de Griek” (Rom 1:16, 2:9, NBG). Maar dat betekent niet dat een Jood belangrijker is dan een Griek. Via het kruispunt van Christus vertakt de weg van het verbond zich naar alle volken op aarde, over de etnische en religieuze grenzen van het jodendom heen. Ook al komen de meeste Joden niet tot geloof in Jezus, niet-Joodse christenen moeten niet denken, aldus Paulus, dat God het Joodse volk verstoten heeft; zijn belofte voor Israël blijft geldig, Hij blijft contact zoeken. Paulus blijft erop vertrouwen dat zijn eigen volk tot geloof in Jezus zal komen. Er zal, aldus Paulus, een ‘volheid’ (een groot aantal zoals God het voorziet) van niet-Joden tot geloof in Christus komen, maar uiteindelijk ook een ‘volheid’ van Joden. En die twee volheden: de volheid van christen-joden en die van niet-Joodse christenen, vormen samen ‘gans Israël’ dat gered zal worden (vgl. Rom. 11:12, 25-26, NBG en Gal 6:16)24. 23 Braverman, Fatal Embracement, 144: “Ultimately, the Jewish establishment of Paul’s time was not about to adopt this new concept of God’s love as universal and unconditional. Judaism’s theology was inseparabable from its nationalism - the Jews tie to God was framed in the covenant.” 24 Zie N.T. Wright, The Climax of the Covenant. Christ and the Law in Pauline Theology, Minneapolis 1993 (19911), 231-151 (over Rom. 9-11) and B.J. Lietaert Peerbolte, Paulus en de rest. Van farizeeër tot profeet van Jezus, Zoetermeer 2010, 73, 151, 164, 176, 181. Ik (HV) deel de conclusie van deze beide auteurs dat Paulus met ‘gans Israël’ in Rom. 11:25-26 de éne gemeenschap van christenen uit Joden èn die uit niet-Joden bedoelt, dus niet het hele etnische Israël en ook niet alleen de christen-joden. Zie ook: Miroslav Volf, Exclusion & Embrace. A Theological Exploration of Identity, Otherness, and Reconciliation. Nashville 1996, 43-50 (over Paulus). Braverman, Fatal Embrace, 180-181: “[. . .] we see that what transpired in the first and second Dat is het nieuwe Israël zoals het zich vanuit het joodse Israël uitbreidt over heel de aarde. Paulus was de apostel die Gods universele liefde en gerechtigheid verkondigde als fundament van alle geloof, religie, ethiek en politiek. Daarmee legde hij de basis voor een westerse cultuur die uiteindelijk de Universele verklaring van de rechten van de mens formuleerde. Het mag wel een ‘godswonder’ genoemd worden dat deze mensenrechten, die alle verschillen van etniciteit, ras en geslacht overstijgen, wereldwijd zijn aanvaard als politiek en moreel kader; “de muur is afgebroken” (Ef 2:14).25 Ook Israël en de Palestijnen, en ook joden, christenen en moslims, zijn daarop aanspreekbaar. centuries CE was the lifting of God out of the tribal framework of the Old Testament narrative. The moment we face this squarely, the Jews lose their special status. In the Christian formulation, Christ made us all part of Israel in the metaphorical sense. Israel becomes not a tribe, and certainly no longer a nation, but a metaphor for all mankind joined in and through God’s love.” 25 Zie voor de relatie tussen het christelijk geloof en de mensenrechten o.a.: Paul B. Cliteur, De filosofie van de mensenrechten, Nijmegen 19992, 143, Alain Badiou, Paulus. De fundering van het universalisme, Kampen 2008, Frédéric Lenoir, De filosofie van Christus, Kampen 2008. 7. THEOLOGIE NA DE HOLOCAUST Als je in onze tijd de ideeën van Paulus over Israël overneemt, word je al gauw beschuldigd van ‘vervangingstheologie’, theologie die ervan uitgaat dat de kerk in de plaats is gekomen van Israël. Die theologische grondgedachte zou een belangrijke wortel zijn van veel antisemitisme en Jodenvervolging. Ten aanzien van Paulus zelf is dat verwijt niet terecht. Ten eerste was voor hem het vernieuwde Israël van christenen uit Joden en niet-Joden niet een vervanging van het oude Israël, maar juist de positief-kritische vervulling ervan. In het nieuwe Israël kunnen alle bedoelingen van God met Abraham en zijn nageslacht juist tot volledige vervulling komen en een zegen worden voor alle volken. Het keerpunt van die vervulling is de openbaring van Gods liefde in Jezus Christus. Van daaruit is het verbond met Israël, zonder voorwaarden vooraf, toegankelijk geworden voor alle volken. Bovendien ging Paulus ervan uit dat Jezus spoedig zou terugkomen en het Koninkrijk Gods dan volledig zou doorbreken. Hij hield geen rekening met nog een lange geschiedenis van polarisatie tussen Joden en christenen. Hij zag wel het risico dat niet-Joodse christenen zich boven de Joden zouden stellen, maar verwachtte op korte termijn de bekering van zijn volk tot geloof in Jezus. Dat laatste is niet gebeurd. Het aantal christen-joden werd heel klein en de kerk ging zich steeds meer vanuit een machtspositie opstellen tegenover het Joodse volk, met een lange geschiedenis van antisemitisme en Jodenvervolging als gevolg. Christelijke theologie werd toen vaak vervangingstheologie, waarin de kerk zichzelf niet meer verstond als voortzetting en vervulling van Israël, maar als vervanging daarvan. In dat model kon aan het Joodse volk geen theologische betekenis meer worden toegekend, behalve dat het gezien werd als vijand van God. Deze visie op de Joden, gemengd met vreemdelingenhaat, leidde tot veel Jodenvervolging met de Holocaust als absoluut dieptepunt. We leven vele eeuwen na Paulus en nog maar kort na de Holocaust. Wat betekent dit voor ons spreken over het Joodse volk? Hoe kunnen we loskomen van een lange geschiedenis van vervangingstheologie en antisemitisme, maar tegelijk vasthouden aan Paulus’ kerngedachte, dat Gods liefde en gerechtigheid ten volle openbaar zijn geworden in Jezus, op de weg van Israël maar dan ook als universele gave en opgave voor alle volken? Na de Tweede Wereldoorlog en de oprichting van de staat Israël (1948) was schuldgevoel nog niet de overheersende stemming in veel kerken. Er leefde vooral enthousiasme over de heldendaad van het kleine Israël dat na de Holocaust de kracht vond een staat te stichten in het beloofde land. Veel christenen zagen dat als een vervulling van bijbelse profetieën, en zo ook als een bewijs van de betrouw- baarheid van de bijbel en het eigen geloof.26 Binnen de kerken ontbrak het daarbij aan de nodige kennis over de Arabische wereld en over de ingrijpende gevolgen van de oprichting van de staat Israël voor de Palestijnen. De Israëlische politici hebben altijd wel beseft dat veel christelijke steun aan Israël in feite een vorm is van christelijke zelfbevestiging, en dat zij daar goed gebruik van kunnen maken. Vanaf de zeventiger jaren groeide in veel kerken het schuldbesef over de Holocaust en de eigen geschiedenis van antisemitisme. Dat leidde tot een proces van herbezinning op eigen geloof en theologie, met veel meer oog voor de eigen betekenis van het joodse geloof. Hoe kunnen we als christenen in deze nieuwe situatie op een goede manier in gesprek zijn met het jodendom en de staat Israël? Het staat ons als niet-Joodse christenen niet vrij in dezelfde toonzetting over Joden te spreken als Paulus in zijn gedrevenheid deed over zijn niet-christelijke volksgenoten. Wezenlijk blijft wel het principiële bijbelse onderscheid tussen Israël als geloofsgemeenschap en Israël als etnisch volk (en als staat),27 zoals ook Paulus doet in aansluiting bij de oudtestamentische profeten. Verder is het niet vruchtbaar om gevangen te blijven in schuldgevoel. Echt schuldbesef vraagt om oprechte erkenning van de schuld tegenover de slachtoffers en God, om begrip voor de blijvende traumatisering van veel slachtoffers en hun nabestaanden, en om het inslaan van nieuwe wegen, met grote alertheid op mogelijk nieuw antisemitisme. Dat vooropgesteld, mag schuldbesef ons niet onmondig maken tegenover Joden wanneer die zelf in andere situaties onrecht begaan.28 Bij veel christenen zien we dat wel gebeuren als zij vanuit blijvend schuldgevoel, en bang ook voor het verwijt van antisemitisme, Joden of Israëli’s niet durven kritiseren, ook niet bij ernstige schending van de rechten van de Palestijnen.29 26 Lucas Grollenberg schrijft in Voor een Israël zonder grenzen, herziene uitgave, Baarn 1977 (19701), 94-95: “Diep in hun hart betreurden veel christenen, dat het allemaal [de bijbelse geschiedenis] in het verre verleden zo was gebeurd en dat God nu al eeuwen lang niet meer zo duidelijk en zo spectaculair ‘ingrijpt’ als in de bijbelse verhalen. Vandaar bij de creatie van de staat Israël in 1948 het verrassende gevoel dat het verre bijbelse verleden ineens actualiteit werd. [. . . ]Het motto of de slogan, die zovele gelovigen diep beangstigde, ‘God is dood’, bleek niet waar te zijn!” 27 Zie Marc Ellis, Judaism Does Not Equal Israel. Ellis plaatst het profetische jodendom tegenover de staat Israël. 28 Marc Ellis, Judaism Does Not Equal Israel, 178: “Establishment Jews [...] used Christian repentance to further Jewish gains in society and the world.” (178). 29 Marc Ellis, Judaism Does Not Equal Israel, over de mislukte joods-christelijke dialoog, 130: “The perpetually repeated reason for the commemoration of the Holocaust - that never again should anyone be silent in the face of injustice - mocks an ecumenical deal that calls for just that silence when it comes to injustices Jews are perpetrating against Palestinians. [...] Inviting a Palestinian to the dialogue or even speaking in the name of Palestinians is the ultimate deal-breaking heresy.” Afrekenen met een antisemitisch verleden kan alleen wanneer we Joden aanspreken als gelijkwaardige religieuze of politieke partners. Christenen stellen zich te bescheiden op als ze menen dat Joden wel het recht hebben hèn vragen te stellen, maar omgekeerd niet. Dat is een ongezonde situatie, waarin filosemitische sentimenten op den duur kunnen omslaan in nieuw antisemitisme, bijvoorbeeld als Joden niet blijken te passen in onze christelijke schema’s. Antisemitisme krijgt geen kans in gelijkwaardig gesprek met het jodendom, waarin ook vrijuit gesproken kan worden over de bijbelse betekenis van ‘Israël’ en Gods universele liefde en gerechtigheid. 8. INTERNATIONAAL RECHT De betekenis van het feit dat universele mensenrechten en het daarop gebaseerde internationaal recht wereldwijd zijn aanvaard als ethisch en politiek kader, kan moeilijk worden overschat. Het is bovendien van grote waarde dat ook steeds meer christenen dit kader actief en van harte ondersteunen. Overigens is dit niet alleen een kwestie van vrijwillige keuze, maar ook van plicht. Burgers en regeringen zijn niet alleen verplicht zich te houden aan de wetten van hun eigen land, maar ook aan het internationale recht dat voor hen van kracht is geworden door de ondertekening van internationale verdragen. Een voorbeeld zijn de Conventies van Genève over de rechtsregels ten tijde van oorlog en bezetting. Het internationale recht kreeg na de Tweede Wereldoorlog een belangrijke impuls door de oprichting van de Verenigde Naties en de Universele verklaring van de rechten van de mens. Sindsdien is het internationale recht steeds belangrijker geworden door nieuwe verdragen, jurisprudentie, VN-resoluties, oorlogstribunalen en de oprichting van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Aanhangers van een religie zijn verplicht het internationaal recht - evenals hun nationale wetgeving - na te komen, ook al is hun geloof de primaire bron van normen en waarden. En ook christenen hebben alle reden om bij te dragen aan handhaving en versterking van het internationale recht, hoe gebrekkig het vaak ook functioneert. In onze globaliserende wereld vol conflicten is het internationale recht het enige normatieve kader waarop staten elkaar kunnen en moeten aanspreken, en is het, ondanks vele tekortkomingen, het beste dat we nu hebben. Het is daarom van grote waarde, temeer omdat het is gebaseerd op de universele mensenrechten. Bovendien zijn de mensenrechten - historisch gezien - voor een belangrijk deel voortgekomen uit de joodse en christelijke traditie, waardoor joden en christenen reden temeer hebben om het daaruit voortvloeiende internationaal recht van harte te ondersteunen.30 30 De Generale Synode van de PKN ondersteunt deze visie in haar IP-nota, Het Israelisch-Palestijns conflict in de context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten. Bijdrage tot de meningsvorming in de Protestantse Kerk in Nederland, 2008, 55-56: “5. De kerk ziet (volken)recht en in internationale verdragen omschreven mensenrechten als het primaire oriëntatiepunt voor de oplossing van het Israëlisch-Palestijns-Arabisch conflict. a. De kerk erkent het recht van zowel het volk Israël als de Palestijnen op een zelfstandig staatkundig bestaan (zelfbeschikking), op veiligheid en op adequate mogelijkheden voor economische ontwikkeling; b. alle partijen in het conflict zijn gehouden aan het internationaal recht en aan de VN-resoluties inzake Israël en de Palestijnse gebieden, en worden geacht de uitspraken van het Internationaal Gerechtshof te eerbiedigen; c. de rechten van de mens, in de opstelling waarvan de kerken een belangrijke rol hebben gespeeld, dienen steeds van meet af aan in de overwegingen betrokken te worden, omdat Er kunnen incidenteel situaties zijn waarin bijvoorbeeld een kerkleiding vanwege dringende religieuze motieven een internationaalrechtelijke uitspraak niet kan steunen. In zo’n situatie ligt er dan wel de verplichting om die gewetenskeuze publiekelijk te verantwoorden. Christenen hebben dus, evenals andere burgers, twee normatieve kaders die steeds om onderlinge afstemming vragen maar ook gescheiden zijn (vgl. de scheiding van kerk en staat): enerzijds de persoonlijke levensovertuiging en anderzijds het nationale en internationale recht. Een duidelijk besef van deze onderscheiding helpt ook bij het scheiden tussen de dialoog met Israël als religieuze gemeenschap en de politieke relatie met Israël als staat. ze uitdrukking zijn van de fundamentele waarden die door alle mensen worden gedeeld, en de basis vormen van vrede en recht in de internationale samenleving; d. een rechtvaardige oplossing van het conflict kan alleen in onderling en gelijkwaardig overleg bereikt worden; e. religieuze argumenten ten aanzien van grondgebied dienen te worden getoetst aan het internationaal recht.” Deze beleidslijnen spelen in de concrete praktijk van de PKN-leiding een slechts ondergeschikte rol. 9. DE STAAT ISRAËL De staat Israël werd opgericht in 1948, voor veel Joden een groot en feestelijk wonder, maar met rampzalige gevolgen voor de Palestijnen, die sindsdien spreken van ‘de Catastrofe’ (‘al-Nakba’). Er vond een serie massamoorden plaats op Palestijnen, meer dan 700.000 Palestijnen werden vluchteling en ca. 500 Palestijnse dorpen werden planmatig ontvolkt of verwoest, - dit allemaal vóór en na de uitroeping van de staat Israël. Het land bleek allesbehalve leeg te zijn. In veel Palestijnse huizen kwamen overlevenden van de Holocaust te wonen. In 1967 kwamen er nog 200.000 vluchtelingen bij toen Israël de Westoever (incl. Oost-Jeruzalem) en Gaza bezette, die sindsdien zeer te lijden hebben onder illegale bezetting en economische blokkade. De staat Israël is voortgekomen uit het zionisme, de politiek-nationalistische beweging van vooral seculiere Joden, die eind 19e eeuw ontstond naast veel andere nationalistische bewegingen in Europa. Vanuit een diep verlangen naar veiligheid, zelfrespect en nationale zelfbeschikking werd het zionisme het overheersende Joodse antwoord op het antisemitisme en de Jodenvervolgingen in Rusland en Europa, met als dieptepunt het Hitler-regime. Maar als nationalistische reactie op etnische Jodenvervolging kreeg het zionisme zelf ook een eenzijdig etnisch karakter en streefde het, inspelend op religieuze sentimenten (ook die van sympathiserende christenen), naar een etnisch-Joodse staat.31 Met name onder orthodoxe joden bestond vanaf het begin veel weerstand tegen het zionisme, omdat zij Israël primair verstaan als geloofsgemeenschap, als ‘volk van de Thora’, en vinden dat de afgod van ‘de staat’ in de plaats is gekomen van de Thora.32 Er was nog een andere, kleine, maar niet onbelangrijke stroming binnen het zionisme die zich verzette tegen het zionistische streven naar een Joodse staat. Deze 31 Lucas Grollenberg, Voor een Israël zonder grenzen, 83 v.: “Men heeft wel eens opgemerkt dat Der Judenstaat van Herzl, als het boekje was geschreven door een christen, tot de klassieke antisemitische literatuur zou zijn gerekend!” 32 Zie interview van Els van Diggele met Yakov M. Rabkin in Trouw van 12 dec. 2006: ‘Stichting van staat Israël is anti-joods’. Rabkin schreef In naam van de Thora. De geschiedenis van de antizionistische joden, Antwerpen 2006 (vertaling van: Yakov M. Rabkin, Au nom de la Torah. Une histoire de l'opposition juive au sionisme, 2004; Yakov M. Rabkin, A Threat from Within: A Century of Jewish Opposition to Zionism, 2006). Rabkin, 44: “De nieuwe zionistische definitie van het joodse volk, vol trots op de nationale dimensie van de joodse identiteit, ontlokte een publiek protest onder rabbijnse denkers. Voor hen moest het concept van een natie gebaseerd zijn op trouw aan de Thora en niet op de identificatie met een etnische groep of een bepaald territiorium.” Het boek van Rabkin maakt duidelijk welke bedreiging het zionisme en de staat Israël vormen voor het religieuze wezen van het jodendom. Zie ook: Gied ten Berge in Land van mensen. Christenen, joden en moslims tussen confrontaties en dialoog, Nijmegen 2011, 98-105 (‘De orthodoxe zionisme-kritiek’) stroming, het ‘Homeland-zionisme’, streefde wel naar een thuisland voor de Joden en voor hun joodse godsdienst en cultuur in Palestina, maar in vreedzame samenwerking met de Palestijnen en zonder aparte Joodse staat.33 De hoofdstroom van het zionisme beoogde een moderne democratische staat zoals andere westerse staten, maar dan wel een nationalistische Joodse staat. Vanaf het begin wordt de Israëlische politiek door die principiële onverenigbaarheid van democratie en etnische voorkeur bepaald. De oprichting van de staat Israël kreeg in 1947 een eerste internationaalrechtelijke basis door VN-resolutie 181 waarin een bepaalde verdeling van het land tussen Joden en Palestijnen werd aanbevolen. Konden bij de eerlijkheid van die verdeling al grote vraagtekens geplaatst worden34, tijdens de zgn. ‘onafhankelijkheidsoorlog’ bezette Israël nog veel meer land dan toegewezen was en verdreef het een groot aantal Palestijnen, zodat de Joodse bevolking de meerderheid zou vormen. Aan die politiek van etnische zuivering is Israël consequent blijven vasthouden, tot in onze tijd toe, en het schendt daarbij telkens weer het internationaal recht. De staat Israël is nu internationaal erkend binnen de grenzen van 1949 (de zgn. ‘groene lijn’ van de wapenstilstand). Die erkenning staat ook wat betreft Sabeel en Kairos niet ter discussie, maar wel de manier waarop Israël het eigen bestaansrecht vormgeeft. Israël zelf heeft zich op die grenzen nog niet vastgelegd. Het koloniseert op grote schaal de Westoever en handhaaft in de Palestijnse gebieden een steeds hardere bezetting die op veel punten in strijd is met het internationaal recht. Israël heeft dankzij het internationaal recht officieel recht van bestaan, maar ondermijnt zelf die volkenrechtelijke basis stelselmatig door zijn eigen bezettings- 33 In zijn essay ‘Like all the Nations?’ keerde de reform-rabbijn Judah Magnus zich in 1944 tegen de seculiere hoofdstroom van het zionisme o.l.v. Chaim Weizman. Magnus concludeerde dat de joden van o.a. de VS hadden kunnen leren, dat een eigen staat niet nodig is om als volk te kunnen overleven. De Joden hadden in het toenmalige Palestijnse land wel een geëigende plaats om onder internationale garanties het jodendom te ontwikkelen en er een interreligieuze dialoog met de islam aan te gaan. Ook Martin Buber, een veel door christenen gelezen auteur, wees een exclusieve Joodse staat af. Hij vond dat Joden binnen een seculiere zionistische staat hun profetische en mystieke roeping in deze wereld niet meer zouden kunnen volgen. Vandaag inspireren deze Homeland-zionisten weer liberale joodse denkers als Mark Braverman en Marc Ellis. Zie: Gied ten Berge, Land van Mensen 89-97. 34 De bevolking van Palestina bestond in 1947 voor twee derde uit Palestijnen en voor een derde uit Joden. Deze laatsten hadden niet meer dan 7% van het land in eigendom. Toch wees het verdelingsplan 55% van het gebied toe aan de Joden en slechts 42% aan de Palestijnen. Het resterende land, de enclave van Jeruzalem en Bethlehem, moest onder internationaal beheer komen. Begrijpelijk dat de Palestijnen dit plan verwierpen. Uiteindelijk veroverde Israël 78% van het Palestijnse grondgebied. politiek. De Palestijnen zijn daarvan het slachtoffer, maar ook voor de legitimiteit en de veiligheid van de staat Israël zelf is dat een gevaarlijke politiek. Dezelfde paradox zien we in Israël’s binnenlandse politiek die voortdurend is gericht op de getalsmatige en politieke overmacht van Joden. De verkiezingen zijn democratisch, ook de Palestijnse burgers van Israël kunnen stemmen. Maar telkens komt er een Joodse regering die met talloze wetten en regelingen de Palestijnen degradeert tot tweederangs burgers en Israëlische vredes- en mensenrechtenorganisaties tegenwerkt35. Israël lijkt vanbuiten misschien wel op een democratie, maar het heeft geen grondwet en functioneert als een Joodse etnocratie36: de overheersing van minderheden door één - in dit geval Joodse -etnische bevolkingsgroep, waarbij de veronderstelde etnische eenheid van die groep in werkelijkheid helemaal niet bestaat. In Israël’s onafhankelijkheidsverklaring staat dat het “volledige sociale en politieke gelijke rechten [zal] handhaven voor al zijn burgers, ongeacht godsdienst, ras of sekse”, evenals “vrijheid van godsdienst, geweten, taal, opvoeding en cultuur“. Maar de dagelijkse praktijk is voor de Israëlische Palestijnen heel anders. De staat Israël is het resultaat van etnisch en religieus gevoed zionisme dat werd opgeroepen door nationalisme, antisemitisme en Jodenvervolging in Europa. Datgene waarvan het Joodse volk zichzelf definitief wilde bevrijden, nl. discriminatie op basis van etniciteit, nam het helaas mee als uitgangspunt bij de oprichting en instandhouding van de eigen staat.37 Op allerlei manieren maakt de Israëlische overheid onderscheid tussen Joden en Palestijnen, waarbij de Palestijnse rechten ernstig worden geschonden, zoals: ongelijke verdeling van water, ongelijke rechten (in de bezette gebieden vallen de Palestijnen onder militair recht), ongelijke verstrekking van bouwvergunningen, ongelijke reismogelijkheden en detentie zonder proces (zelfs van Palestijnse kinderen). Diverse bezoekers uit Zuid-Afrika, onder wie aartsbisschop Desmond Tutu (beschermheer van Sabeel), herkenden in Israël en de Palestijnse gebieden veel van hun eigen apartheidsverleden. Gelet op het etnische karakter van de Israëlische 35 Zie www.sivmo.nl 36 Term in dit verband geïntroduceerd door Oren Yiftachel, Ethnocracy. Land and Identity Politics in Israel/Palestine, Philapelphia 2006. Zie Anja Meulenbelt, Oorlog als er vrede dreigt. Israël en ‘het Palestijnse probleem’, Amsterdam 2010, 138. Zie ook: Oren Yiftachel, ‘Burgerschap Palestijnen steeds verder beperkt - etnocratisch beleid in Israël’, in: Robert Soeterik (red.), De verwoesting van Palestina, Amsterdam 2008, 99-110. Zie voor de schending van de rechten van de Palestijnse burgers van Israël: Susan Nathan, De andere kant van Israël. Mijn reis over de joods-Arabische scheidslijn, Amsterdam 2005, en Anja Meulenbelt, Oorlog als er vrede dreigt, 136-208. 37 Yakov M. Rabkin, In naam van de Thora, 111: “Het werd vaak onderstreept [door orthodoxe en liberale joden in Duitsland] dat de zionisten en de antisemieten het eens waren over drie belangrijke kwesties: 1) de joden waren geen religieuze groep, maar een aparte natie; 2) de joden konden nooit integreren in het land waarin ze woonden; en 3) de enige oplossing van het joodse probleem was dat ze vertrokken.” politiek, met alle gevolgen daarvan voor de Palestijnen, is het niet onterecht te spreken van een Israëlische apartheidspolitiek, zowel in eigen land als in de bezette Palestijnse gebieden.38 Christelijke kerken en partijen hebben de plicht op te komen voor recht en gerechtigheid, voor de slachtoffers van onrecht, en daarom voor het internationaal recht, ook als het gaat om Israël. Het is daarom hun taak om, mede vanuit de eigen levensovertuiging, langs verschillende wegen Israël aan te zetten tot meer recht en gerechtigheid in het Midden-Oosten. 38 Zie o.a.: Jimmy Carter, Peace, not Apartheid, New York 2006; Braverman, Fatal Embrace, 31; Naïm Ateek, ‘The Apartheid Paradigm’, in Cornerstone, 2008 (48), 1-4; Michael Jansen, VNrapport: apartheid in Israël’, in: Soeterik (red.), De verwoesting van Palestina, 155-156 (over VN-rapport 2008 van John Dugard, VN rapporteur voor de Palestijnse bezette gebieden); Richard A. Falk (VN rapporteur voor de Palestijnse bezette gebieden) in ‘Situation of human rights in the Palestinian territories occupied since 1967', VN A/65/313: "It is the opinion of the current Special Rapporteur that the nature of the occupation as of 2010 substantiates earlier allegations of colonialism and apartheid in evidence and law to a greater extent than was the case even three years ago. The entrenching of colonialist and apartheid features of the Israeli occupation has been a cumulative process. The longer it continues, the more difficult it is to overcome and the more serious is the abridgement of fundamental Palestinian rights." Zie ook: Desmond Tutu, ‘Apartheid in the Holy Land’, 2006, overgenomen in Marc Ellis, Judaism Does Not Equal Israel, 136-138, en gepubliceerd op www.wagingpeace.org. Op 26 februari 2010 schreef PKN-scriba Arjen Plaisier in antwoord op vragen van HV het volgende: “Een algemene boycot, unaniem ondersteund door de kerken, is er in het geval van Kairos Zuid Afrika niet geweest. Bovendien maken we voorbehoud bij het trekken van parallellen tussen die situatie en de huidige tussen Israël en de Palestijnen. Israël is een door de VN erkende staat. Het conflict tussen Israël en de Palestijnen kan niet zomaar worden gelijkgesteld aan de discriminatie op grond van ras van een bevolkingsgroep binnen de eigen landsgrenzen. Afgezien van het feit dat een boycot van Israëlische producten in onze context zeer pijnlijke herinneringen zou oproepen aan het 'Wir kaufen nicht bei Juden', menen we bovendien dat hiermee de suggestie wordt gewekt, als zou Israël eenzijdig als de schuldige in het conflict wordt aangewezen. Dat doet geen recht aan de complexe situatie." Palestijns verlies van land Deze kaarten laten zien hoeveel Palestijns land (groen) verloren is gegaan vanaf het VN-verdelingsplan in 1947. De derde kaart toont hoeveel méér Israël veroverde dan het verdelingsplan voorstelde, en dat er voor de Palestijnen slechts 22 procent van het land van historisch Palestina overbleef. De laatste kaart laat zien hoeveel van het Palestijnse gebied verloren is gegaan door bezettingsstructuren: de muur, controleposten, wegen die verboden zijn voor Palestijnen, gesloten militaire gebieden en de al maar groeiende Israëlische nederzettingen. 10. DE PALESTIJNSE DIASPORA De vestiging en uitbreiding van de Israëlische staat ging in 1947-49 gepaard met een planmatige etnische zuivering van de Palestijnse bevolking.39 Veel daarvan werd verborgen gehouden voor de buitenwereld.40 Maar er werd genoeg bekend om daarover zeer verontrust te zijn. Toch stonden de meeste westerse kerken zo onder invloed van hun eigen enthousiasme over het nieuwe Israël en hun groeiende schuldgevoel over de Holocaust, dat ze Israël in bijna alles bleven steunen. Sinds 1948 leven de Palestijnen in de diaspora, een toestand van verstrooiing en rechteloosheid die nog steeds verergert door de Israëlische bezetting, die een voortzetting is van de etnische zuivering in de beginjaren. Alle Palestijnse gebieden staan onder militair toezicht van Israël. De Gaza-strook is een openluchtgevangenis waar de bevolking zeer te lijden heeft onder de economische blokkade door Israël. Verder leeft een groot aantal Palestijnen nog in vluchtelingenkampen of is geëmigreerd. Op de Westoever leeft de Palestijnse bevolking in enclaves met een beperkte mate van zelfbestuur en omsingeld door een uitgebreid stelsel van Israëlische bezetting: Joodse nederzettingen, checkpoints, een Israëlisch wegenstelsel dat verboden is voor Palestijnen, militaire bases en de afscheidingsmuur. Door al deze maatregelen is men vaak afgesneden van eigen land, familie, mogelijkheden om werk te vinden, goede gezondheidszorg, etc. Kortom, de situatie in de bezette gebieden is uitzichtloos Twee bekende en schrijnende voorbeelden zijn de christelijke families van Claire Anastas en Daoud Nasser. Claire woont met haar gezin in Bethlehem waar de Israëlische muur, in strijd met het internationaal recht, dwars doorheen loopt en het huis van Claire aan alle kanten omsingelt, inclusief wachttorens en Israëlische militairen. Het gevolg is dat Claire en haar man hun werk (winkel en autoreparaties aan huis) grotendeels zijn kwijtgeraakt.41 Daoud Nasser woont met zijn gezin bij Bethlehem en strijdt al jaren tegen pogingen van Israël om hen van hun land te verdrijven. Met zijn internationale project ‘Tent of nations’42 probeert Daoud zich daartegen op een geweldloze manier te verzetten. 39 Zie: Ilan Pappe, De etnische zuivering van Palestina, Leuven 2008 40 Al was er ook in Nederland al veel bekend door o.a. de publicaties van Vriezen en Grollenberg: Th.C. Vrienzen, Het nabije Oosten in de branding, Nijkerk 1957 (met op de omslag een grote foto van een Palestijns vluchtelingenkamp) en: Lucas Grollenberg, Voor een Israël zonder Grenzen 19701, 1977 (herziene editie). 41 Na enkele jaren heeft Claire haar souvenirwinkel weer opgestart, maar daarmee verdient ze weinig omdat die buiten de toeristische route ligt. 42 Zie www.tentofnations.org Naast de Israëlische bezetting is er ook nog de omstandigheid dat de Palestijnen nauwelijks in staat zijn geweest een goede politieke leiding te organiseren43. Hun leiders zijn vaak onbekwaam, corrupt, schenden regelmatig de rechten van hun eigen volk, werken teveel samen met de Israëli’s en zijn onderling verdeeld, zoals nu door de rivaliteit tussen de Palestijnse Autoriteit en Hamas.44 De context van de Israëlische bezetting en kwalijke internationale politiek ten nadele van de Palestijnen hebben in belangrijke mate bijgedragen aan deze negatieve ontwikkelingen. Het is voorstelbaar dat deze omstandigheden samen een voedingsbodem vormen voor allerlei vormen van onvrede en geweld. Volgens het internationaal recht heeft een bevolking het recht om zich in een situatie van bezetting met geweld te verdedigen, maar dan alleen gericht op militaire doelen. Aanslagen op burgerdoelen zijn echter nooit gerechtvaardigd en worden ook door Sabeel en Kairos principieel afgewezen. Bovendien kiezen Sabeel en Kairos uitdrukkelijk voor alleen geweldloze vormen van verzet. Naim Ateek, oprichter van Sabeel, schreef in 2005 een artikel over zelfmoordterroristen (Suicidebombers. What is theologically and morally wrong with suicide bombings? A Palestinian Christian perspective)45, waarin hij aandacht vraagt voor de motieven en omstandigheden achter zulke aanslagen, maar deze zelf met een uitvoerige argumentatie principieel veroordeelt. 43 Zie: Rashid Khalidi, The Iron Cage. The History of the Palestinian Struggle for Statehood, Boston 2006 44 Hamas kwam aan de macht na democratische parlementsverkiezingen in januari 2006. Direct na deze verkiezingen besloten VS en EU tot een boycot van Hamas. In hetzelfde jaar was de Hamas-regering bereid te spreken over Palestijnse staat naast Israël binnen grenzen van 1967. Zie: Dries van Agt, Een schreeuw om recht, 143-144, 183 45 Gepubliceerd in Cornerstone 11. DE PALESTIJNSE CHRISTENEN Na 1948 ging de aandacht van de westerse kerken vooral uit naar Israël en hadden ze weinig belangstelling voor de Palestijnen, ook niet voor de Palestijnse christenen. Veel westerse christenen denken nog steeds dat alle Palestijnen moslim zijn en weten niet dat er een kleine maar belangrijke minderheid is van Palestijnse christenen, die Arabisch spreken en zichzelf beschouwen als Arabieren in de brede zin van het woord. Het aantal Palestijnse christenen is de laatste jaren gedaald tot ca. 1,5% van de bevolking, in totaal ca. 160.000 mensen: 110.000 in Israël, 47000 in de Westoever en minder dan 3.000 in Gaza.46 In 1948 vormden zij nog 10 - 15% van de bevolking. In sommige gebieden, zoals in en rond Bethlehem, vormden zij altijd de meerderheid en leverden zij de burgemeesters en het stadsbestuur. De aanwezigheid van Palestijnse christenen wordt bedreigd door het voortdurende conflict. Zij ervaren hun situatie als ondraaglijk en uitzichtloos. Velen emigreren daarom naar Europa of de Verenigde Staten47. Op dit moment woont ca. 60% van de Palestijnse christenen in het buitenland. Israël doet ons graag geloven dat de moeilijke situatie van de Palestijnse christenen wordt veroorzaakt door de moslims, zoals dat het geval is in sommige andere Arabische landen. Zulke onderlinge spanningen komen voor, maar de Palestijnse christenen benadrukken zelf telkens weer, dat niet de moslims maar de Israëlische politiek en bezetting hen het leven onmogelijk maken, en dat daardoor ook de onderliggende spanningen soms oplopen. Over het algemeen wordt de relatie tussen de Palestijnse christenen en moslims gekarakteriseerd door samenwerking en onderlinge solidariteit. De Palestijnse christenen voelen zich één met hun volk en weigeren zich te laten uitspelen tegen hun islamitische volksgenoten.48 Het duurde lang voordat de Palestijnse christenen, verdeeld als ze zijn over veel kerken, ertoe kwamen om zelfbewust en eendrachtig hun stem te laten horen tegen de Israëlische overheersing. Een belangrijke aanzet daartoe werd gegeven door de predikant Naim Ateek, die in 1990 een kleine Palestijns-christelijke organisatie oprichtte die in 1993 de naam ‘Sabeel’ kreeg, wat zowel ‘de weg’ als ‘de bron’ betekent. Sabeel noemt zichzelf ‘een oecumenisch centrum voor bevrijdingstheolo- 46 Cijfers ontleend aan: Bernard Sabella, ‘Palestinian Christians: Historical Demographic Developments, Current Politics and Attitudes Towards Church, Society and Human Rights’, 48 (te vinden op www.sabeel.org); Palestinian Christians. Facts, Figures end Trends, published by Dyar, 2008 (te vinden op www.dyar.ps) en: ‘Gaza Christians fear the end of their tiny community’ in Ha’aretz, 25 juli 2012. 47 48 Ca. 240.000 Palestijnse christenen wonen in het buitenland. Zie: Fuad Farah, ‘Christian Arabs of the Holy Land’, in: Cornerstone, 40, (2006), 10, en Jean Zaru (Quaker en medeoprichter van Sabeel), Occupied with Nonviolence. A Palestinian Woman Speaks, Minneapolis 2008, 95-103 (‘What I owe my Muslim Neighbour’) gie’ en heeft inmiddels diverse afdelingen in het buitenland. Westerse christenen denken bij ‘bevrijdingstheologie’ wellicht aan de ten dele marxistisch georiënteerde bevrijdingstheologie in Latijns Amerika. Van die marxistische oriëntatie is bij Sabeel geen sprake, maar wel ziet Sabeel het als haar missie om het evangelie van Jezus Christus actueel te maken in de eigen context van discriminatie en bezetting, en hun situatie en visie wereldwijd bij andere christenen onder de aandacht te brengen. In deze zin streeft Sabeel voluit naar een theologie van bevrijding. Een belangrijke nieuwe stap voor de Palestijnse christenen was de publicatie in december 2009 van het Kairos-document. ‘Kairos’ is het Griekse woord voor ‘beslissend moment’, en voor de Palestijnen is dat moment aangebroken. De nood is hoog, onrecht tekent het leven van Palestijnen. Palestijnse christenen spreken zich daarom uit tegen de Israëlische bezetting, die de menselijkheid van zowel Palestijnen als Israëliërs aantast. Zij roepen op tot een oplossing die maakt dat zowel Israëliërs als Palestijnen in vrijheid en veiligheid kunnen leven. En ze roepen christenen wereldwijd op tot kritische bezinning op hun eigen theologie. Uit de hoek van westerse kerken klinkt nogal eens het verwijt dat de Palestijnse christenen vasthouden aan vervangingstheologie, die een voedingsbodem zou zijn voor antisemitisme in hun Arabische context. Maar de Palestijnse christenen wijzen dit verwijt van de hand. Eeuwenlang hebben ze in Palestina vreedzaam samen met Joden geleefd en niet ‘in plaats van’ hen. Ze erkennen dat joden een andere verhouding hebben tot God, maar beschouwen ‘vervangingstheologie’ als een typisch Europees probleem, dat nu op hen wordt geprojecteerd. Sabeel en ook de opstellers van het Kairos-document kiezen principieel voor geweldloos verzet tegen de Israëlische bezetting, - geweldloos verzet als een recht en plicht van alle Palestijnen.49 Ze roepen met name hun medechristenen wereldwijd op hen op allerlei manieren te steunen in dat geweldloze verzet, zo mogelijk ook door een economische boycot van de Israëlische bedrijven in de illegale Joodse nederzettingen. Het Midden-Oosten is de bakermat van het christendom, maar het dreigt daar steeds meer te verdwijnen. Als de Israëlische politiek van apartheid en bezetting zo door blijft gaan, zal zelfs in het Heilige Land de aanwezigheid van christenen worden teruggedrongen tot slechts het beheer van de belangrijkste heilige plaatsen. Bij de vormgeving van het Palestijnse nationalisme speelden meerdere christelijke Palestijnen een prominente rol. Nog steeds zijn de meeste Palestijnse christenen voorstanders van een seculiere Palestijnse staat. De Palestijnse Autoriteit is hiervoor zeker gevoelig gebleken. Het verdwijnen van hun stem zou een groot verlies 49 Jean Zaru, Occupied with Nonviolence. A Palestinian Woman Speaks, 69 v.: “For me, nonviolence is a religious conviction and a way of life. But I believe it is also highly practical. There is no other effective way to change the dynamics of attack and counterattack, even for someone who does not hold this conviction. Look at it: violence has produced counterviolence.” betekenen voor de Palestijnse samenleving en de interreligieuze verhoudingen in het Heilige Land. 12. CONCLUSIES EN KAIROS 1. De oplossing is eenvoudig Het Israëlisch-Palestijns conflict is buitengewoon ingewikkeld door achterliggende geschiedenissen, diepe emoties en trauma’s, sterke religieuze sentimenten en de betrokkenheid van grote politieke machten als de VS en de Arabische wereld. Anderzijds is het ook belangrijk om te blijven zien dat de oplossing van het conflict principieel gezien eenvoudig is, nl. volledige erkenning van elkaars rechten op basis van de mensenrechten en het internationaal recht en daarvan uitgaande investeren in serieuze vredesonderhandelingen. 2. Internationaal recht en antisemitisme Het ligt niet op de weg van de christelijke kerken concrete politieke voorstellen te doen voor de oplossing van het Midden-Oosten conflict. Maar het is wel hun taak om vanuit eigen geloof en traditie op te komen voor het internationaal recht, voor de rechten van zowel Joden als Palestijnen, en in het bijzonder voor die van de slachtoffers. Uit onze eerdere bijbelstheologische beschouwingen is gebleken dat er vanuit het christelijk geloof alle reden is om de toepassing van het internationaal recht ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict krachtig te ondersteunen. De bijbel vraagt ons niet Israël als etnisch volk een aparte en hogere plaats toe te kennen onder de andere volken die uitstijgt boven het internationaal recht. Bovendien kan een etnische voorkeurspositie aanleiding zijn voor nieuw antisemitisme. Met name christenen moeten na een eeuwenlange geschiedenis van antisemitisme wel alert blijven op nieuwe vormen daarvan. Maar die alertheid moet ons niet vatbaar maken voor al te gemakkelijke beschuldigingen van Joodse kant, alsof we antisemitisch zouden zijn wanneer we op goede gronden Israël kritiseren en het opnemen voor Palestijnen.50 3. Theologie van vervulling “Eerst de Jood en ook de Griek”(Rom 1:16, 2:9, NBG), die uitspraak van Paulus betekent niet dat Joden voor God belangrijker zijn dan niet-Joden, niet in etnisch opzicht en ook niet op het vlak van het geloof. Paulus bedoelt niet een rangorde in belangrijk-zijn, maar wil daarmee zeggen dat God de weg van zijn verbond begonnen is met Abraham en zijn nageslacht; daaruit en daarna kwam de kerk van christenen uit Joden en niet-Joden. Christenen zijn respect verschuldigd aan de joodse geloofsgemeenschap als ‘het volk van God’ dat hen is voorgegaan. Daarmee houdt 50 Marc Ellis in Judaism Does Not Equal Israel over de mislukte oecumenische dialoog tussen joden en christenen: “Christians entered a tacit agreement with their Jewish partners and accepted the burden of self-censorship so that they could be redeemed by the Jews.” (123) “The Jewish cause par excellence was Israel. Any movement away from Israel by Christians was a forfeiture of redemption.” (125). het jodendom voor christenen ook een actuele theologische betekenis, want christenen kunnen zichzelf alleen verstaan vanuit Christus, die de voortzetting en vervulling is van de joodse weg. Die vervulling had ook een kritische uitwerking, omdat het geloof werd bevrijd uit exclusief joodse kaders en werd verdiept tot overgave aan de onvoorwaardelijke en universele liefde van God. 4. Joods zelfverstaan Sommige westerse kerken hebben zich op geloofsgronden uitgesproken voor een bijzondere verbondenheid met het volk Israël. Die verbondenheid betreft dan ook de staat Israël, omdat die integraal onderdeel is - aldus deze kerken - van het zelfverstaan van het Joodse volk.51 Deze redenering lijkt bescheiden, maar is aanvechtbaar, want waarom zou het zelfverstaan van Joden belangrijker zijn dan dat van Palestijnen? Bovendien plaatst de kerk zich zo in een ongelijkwaardige en onvolwassen positie ten opzichte van het Joodse volk, waarmee geen van beide geholpen is. Natuurlijk is het wezenlijk in elke dialoog dat we eerst luisteren naar het zelfverstaan van de ander, en wat dit voor ons te betekenen heeft. Maar dat zelfverstaan van de ander kan nooit het laatste criterium zijn voor de eigen visie en het eigen morele oordeel; zoals we ook niet gebonden zijn aan het zelfverstaan van extremistische moslims of Joodse kolonisten. In een oprechte dialoog kan de ander ons alleen respecteren als we op ons zelf staan en spreken voor eigen rekening. Voor christenen en kerken kan alleen sprake zijn van een bijzondere verbondenheid op grond van gedeeld geloof en gedeelde Schrift. Met het volk Israël als geloofsgemeenschap hebben we een bijzondere verbondenheid omdat we beiden het Oude Testament (de Tenach) lezen en daarop aanspreekbaar zijn, als het goed is. Met Palestijnse christenen gaat de verbondenheidverder omdat we de hele bijbel delen van Oude en Nieuwe Testament, en we verenigd zijn in Jezus Christus die voor ons het centrum is van de Schrift. 5. De interreligieuze dialoog Algemeen wordt erkend dat zowel in het Midden-Oosten als wereldwijd de interreligieuze dialoog van groot belang is, en door de globalisering alleen maar belangrijker wordt. Daar ligt ondermeer de kans om aansluiting te zoeken bij sommige moslims die zich verzetten tegen islamitische claims op het Heilige Land. Palestina wordt door hen niet opgevat als islamitisch erfgoed, zoals fundamentalisten dat doen, maar ze vinden dat moslims, en ook aanhangers van andere religies, geen enkel land voor zichzelf zouden mogen claimen, omdat de hele aarde aan God toebehoort. Zulke op dialoog gerichte moslims vinden dat religies, mede vanwege de globalisering, zich moeten oefenen in een verbindende, niet-nationalistische visie op verschillen tussen volken.52 51 52 Aldus de uitleg van art. I-7 van de kerkorde. Zie de IP-nota, 4. De Egyptenaar H. Hanafi (1935) stelt dat God een universeel verbond heeft met de hele mensheid. Hij bekritiseert iedere vorm van ‘volksgodsdienst’, omdat die een vorm van Helaas komt de interreligieuze dialoog tussen joden, christenen en moslims moeilijk tot stand. We kunnen ons afvragen of zo’n dialoog niet de meeste kans maakt als we ons niet primair richten op overeenkomsten of verschillen op geloofsniveau, maar op de vraag of we ons samen, vanuit onze eigen spirituele bronnen, kunnen inzetten voor universele mensenrechten en internationaal recht. Binnen dat kader kunnen we elkaar als gelijkwaardige partners horen en bevragen, en kunnen we onszelf tegenover de ander verantwoorden.53 6. Wat kunnen en moeten we doen? Als het besef doorbreekt wat er werkelijk gaande is in Israël en de Palestijnse gebieden is de vraag die vaak gesteld wordt: “Wat kunnen en moeten we doen?” Voor kerken en hun leden is het wezenlijk dat ze eerst stilstaan bij hun eigen naoorlogse geschiedenis, bij hoe zij zich daarin hebben opgesteld ten opzichte van Israël en de Palestijnen. Veel kerken hebben Israël uit enthousiasme en schuldgevoel voluit gesteund. Verontrustende informatie over het lot van de Palestijnen werd niet echt ter harte genomen en zelfs de stem van de Palestijnse christenen werd niet of nauwelijks gehoord. Veel westerse kerken zijn zo medeverantwoordelijk geworden voor de Nakba en gaan nog steeds verder op dit spoor. Als die eigen medeverantwoordelijkheid voor de Nakba niet eerst wordt onderkend, zullen de Palestijnen zich niet begrepen voelen. racistisch nationalisme voedt. Het kolonialisme, nationalisme en zionisme, noemt hij ‘theologieën van de aarde’. God is de enige eigenaar van het Land en de enige erfgenaam van het Land. "De mens kan alleen zijn goede daden erven". De Iraanse islamitische bevrijdingstheoloog Hamid Dabashi, die zowel het Iraanse bewind als en het zionistische Israël scherp bekritiseert, vindt dat door de globalisering en het verval van ideologieën er geen toekomst meer is voor gesloten economische religieuze of cultureel bepaalde territoria. Zionisme en islamisme proberen volgens hem dit tij tevergeefs te keren. Zie Gied ten Berge, Land van mensen, 166-172). 53 Gied ten Berge in Land van mensen, 14 (vgl. 185): “Kunnen we de discussies over het Land plaats geven in het wereldwijde politiek-filosofische debat over de verhouding tussen particularisme en universalisme, tussen enerzijds een denken dat het ‘recht op verschil’ en eigen identiteit van mensen en groepen beklemtoont en anderzijds een denken dat herkenning van overeenkomsten en de uiteindelijke gelijkheid tussen mensen en groepen wil benadrukken?” Het in deze vraag gezochte wereldwijde politiek-filosofische debat over o.a. ‘het Land’ zal m.i. plaats moeten vinden binnen het niet-vrijblijvende kader van universele mensenrechten en internationaal recht. Daoud Nasser, die zich geweldloos verzet tegen de onteigening van zijn land en opkomt voor recht en verzoening (zie hoofdstuk 10; foto: Sigismund von Dobschütz) Als we ons willen inzetten voor vrede in het Midden-Oosten, is die vrede niet gebaat bij een opstelling ‘pro-Palestijnen & anti-Joden’, of omgekeerd. Het gaat juist om universele gerechtigheid, vrede, veiligheid en waardigheid voor alle mensen, tot welke groep ze verder ook behoren. Die universele gerechtigheid en vrede is het kloppend hart van de bijbel en van de universele mensenrechten. Opkomen voor de rechten van de Palestijnen betekent ook, als het goed is, het goede voorhebben met Israël, want de Israëlische bezettingspolitiek verwoest ook de ziel van het Joodse volk. Daarom is het bijvoorbeeld zo belangrijk dat juist Israëlische vredes- en mensenrechtenorganisaties vanuit het buitenland krachtig gesteund worden. Verder zijn er talloos veel mogelijkheden om bij te dragen aan vrede in het MiddenOosten, teveel om hier op te noemen. We beperken ons hier tot de hoofdpunten van het eerder genoemde Kairos-document. 7. Kairos Beslissend is de titel van het Kairos-document, die ons wil bepalen bij de urgentie van de situatie van de Palestijnen. In veel kerken en politieke partijen wordt die urgentie veel te weinig gevoeld. Het is nú ‘Kairos’: uur van de waarheid, de beslissende tijd om te handelen, want de nood is te hoog. We zijn alweer een paar jaar verder na de verschijning van het Kairos-document (eind 2009). ‘Kairos’ heeft echter niet betrekking op een tijdstip dat vanzelf voorbij gaat, maar op een dringende situatie die alleen nog maar dringender is geworden en erom vraagt om nú te handelen. “Kom en zie!”, dat is de eerste oproep waarmee het Kairos-document ons aanspreekt. Kom en bezoek Israël en de Palestijnse gebieden om te zien, te horen en te ervaren wat daar gebeurt. Of probeer langs andere wegen concreet contact te maken, zodat een houding van afstandelijkheid niet meer mogelijk is. Ten tweede vraagt het Kairos-document aan alle kerken om zich kritisch te bezinnen op hun eigen theologie ten aanzien van Israël en de volken. Deze brochure wil bijdragen aan die herbezinning. Ten derde dringt het Kairos-document erop aan de universele mensenrechten en het internationaal recht in het Midden-Oosten veel krachtiger te laten gelden en toe te passen. En ten vierde wordt de kerken gevraagd om economische maatregelen te steunen die de Israëlische regering meer onder druk zetten. BDS is in dit verband de veelgebruikte afkorting: ‘Boycot, Divestment and Sanctions’. BDS is een vorm van geweldloos verzet die ook tegen de apartheid van Zuid-Afrika een effectief middel bleek en toen door diverse westerse kerken gesteund werd.54 BDS is omstreden in de kerken, maar elke kerk kan zelf bepalen hoever ze BDS wil toepassen. Op z’n minst zou het onderwerp - gezien de wanhopige situatie van de Palestijnen - openlijk bespreekbaar moeten zijn. 8. De muur is afgebroken Het Israëlisch-Palestijns conflict lijkt hopeloos en uitzichtloos. Maar toch heeft de hoop op een nieuwe toekomst van recht en vrede goede gronden. Want het besef dat “de muur is afgebroken” (Ef 2:14), is door het evangelie van Jezus Christus al wereldwijd sterk verankerd in de harten van mensen. Dat besef heeft zelfs uitdrukking gekregen in een mondiaal kader van mensenrechten en internationaal recht. Het komt tot uiting in een beeld55 naast het hoofdgebouw van de VN bij deze profetische tekst: “En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren.” (Jes. 2:4, NBG) 54 Zie: C.S. van Andel, Kerken investeren. Over het gebruik van het economisch drukmiddel desinvesteren door Nederlandse kerken in Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid en door Amerikaanse en Engelse kerken in Israël en de Palestijnse gebieden nu, Utrecht 2006 (dit onderzoek werd geïnitieerd door Werkgroep Keerpunt en is te vinden op de Kairos-pagina van www.henriveldhuis.nl) Op 26 februari 2010 schreef PKN-scriba Arjen Plaisier in antwoord op vragen van HV het volgende: "Een algemene boycot, unaniem ondersteund door de kerken, is er in het geval van Kairos Zuid Afrika niet geweest. Bovendien maken we voorbehoud bij het trekken van parallellen tussen die situatie en de huidige tussen Israël en de Palestijnen. Israël is een door de VN erkende staat. Het conflict tussen Israël en de Palestijnen kan niet zomaar worden gelijkgesteld aan de discriminatie op grond van ras van een bevolkingsgroep binnen de eigen landsgrenzen. Afgezien van het feit dat een boycot van Israëlische producten in onze context zeer pijnlijke herinneringen zou oproepen aan het 'Wir kaufen nicht bei Juden', menen we bovendien dat hiermee de suggestie wordt gewekt, als zou Israël eenzijdig als de schuldige in het conflict wordt aangewezen. Dat doet geen recht aan de complexe situatie." 55 Beeld van een man die een zwaard omsmeedt tot een ploegijzer (1957), gemaakt door de Russische beeldhouwer Yevgeny Vuchetich. Ef. 2:14 op de Israëlische afscheidingsmuur in Bethlehem GESPREKSVRAGEN Hieronder volgen enkele gespreksvragen, o.a. als aanzet voor bespreking in een gesprekskring. Voor gesprek binnen de kerkenraad, het parochiebestuur, de classis of andere groepen kan ook een beroep worden gedaan op medewerkers van Kairos Palestina Nederland of Vrienden van Sabeel Nederland. 1 Voel jij je verbonden met Israël? Hoe? Welke van de vier betekenissen van ‘Israël’ zijn dan van toepassing (zie hoofdstuk 2)? 2 Hebben Joden volgens jou meer recht om te wonen in het Heilige Land dan de Palestijnen? Waarom wel/niet? 3 Wist je dat er naast Palestijnse moslims ook Palestijnse christenen zijn? Was je van hun moeilijke situatie op de hoogte? Waarom zijn ze zolang vergeten? 4 Op welke concrete manieren kunnen wij bijdragen aan meer recht en vrede in Israël en Palestina? Ook door een boycot van Israëlische producten uit de bezette gebieden?