4 De Eerste Wereldoorlog, 1914 – 1918. Aanleiding en oorzaken Antwoorden bij opdrachten vwo 1. Met het bezoek van Franz Ferdinand aan Sarajevo liet Oostenrijk zien dat Bosnië echt deel uitmaakte van het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije, en niet bij Servië hoorde. En dat op een pijnlijke dag: op 28 juni 1389 hadden de Turken een einde gemaakt aan de middeleeuwse Servische staat. Juist op die dag liet Oostenrijk in 1914 zien dat Servië geen grote rol meer zou gaan spelen. 2. a. Roosevelt deelt de wereld in in ‘rassen’. b. Ja. c. In oorlogen wordt volgens Roosevelt duidelijk welk ras beter is dan een ander ras. d. Opgezweept door nationalisme vonden eigenlijk alle Europese volkeren zichzelf de beste. Omdat ze door oorlog te voeren konden bewijzen dat ze ook inderdaad de beste waren, zagen ze oorlog niet als iets slechts, maar als een perfecte manier om bevestiging te krijgen dat ze inderdaad beter waren dan andere volkeren. 3. a. Tsaar Nicolaas zal vooral praktische motieven tegen de oorlog hebben gehad. b. Tsaar Nicolaas had grote twijfels over een goede afloop van een grote oorlog voor Rusland. Hij begreep heel goed dat zijn land economisch en militair de mindere was van Duitsland. Natuurlijk zal hij zich ook zorgen hebben gemaakt over de vele slachtoffers die er zouden gaan vallen, maar dat was dan vooral omdat hij vreesde dat er onder zijn eigen Russen veel slachtoffers zouden vallen. 4. a. Op de deksel zitten de Europese grootmachten, van links naar rechts Rusland, Engeland, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk-Hongarije. Ze proberen te voorkomen dat de pan met ‘Balkanproblemen’ of ‘Balkanonrust’ overkookt – ze doen hun best om te voorkomen dat een conflict op de Balkan zou escaleren. b. De tekenaar stelt het voor alsof de onrust op de Balkan op zichzelf staat en alsof de Europese grootmachten daar niks aan kunnen doen. Maar dat is onjuist: de Europese staten speelden juist een hele belangrijke rol op de Balkan. De tekenaar had ze beter kunnen tekenen als aanjagers van het vuurtje. c. Als deze prent in de zomer van 1914 gemaakt zou zijn, zou de tekenaar er helemaal naast hebben gezeten. Zoals je in antwoord 4b al hebt kunnen lezen, waren de Europese grootmachten voor een groot deel verantwoordelijk voor de onrust op de Balkan. En in de zomer van 1914 waren het juist de Europese grootmachten (en dus niet bijvoorbeeld Servië) die het conflict op de Balkan lieten escaleren tot de Eerste Wereldoorlog. 5. Als gevolg van de steeds kleiner wordende macht van het Osmaanse Rijk op de Balkan was er veel onrust daar. Er waren veel oorlogen uitgevochten in de afgelopen decennia. In 1878 hadden de Russen bijvoorbeeld bijna Constantinopel (Istanbul) veroverd, en in 1912 en 1913 waren er twee grote oorlogen uitgevochten tussen eerst de Turken en een coalitie van Balkanvolkeren en later tussen de coalitieleden onderling. Maar ook na die oorlogen leefde er niet het gevoel dat de politieke verhoudingen op de Balkan definitief vast waren komen te liggen. Elk moment kon er weer een nieuw Balkanconflict ontstaan. 6. a. ‘The vile Hun’, oftewel de Duitsers, zijn volgens George verantwoordelijk voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. b. Weltpolitik c. De meerderheid van de Europese bevolking was in het begin van de twintigste eeuw niet erg goed in zelfkritiek. Onder invloed van nationalisme zagen ze de fouten vooral bij andere volken en niet bij zichzelf. De meeste Engelsen zullen het dus met George eens zijn geweest, niet met Edmund. 7. a. Als Duitsland het bondgenootschap met Rusland had aangehouden, was in Duitsland in ieder geval niet het idee ontstaan dat het land ingesloten was en klem zat tussen twee vijanden. Wellicht was er voor Duitsland ook groter economisch gewin te halen uit een vriendschapsband met Rusland dan uit een verbond met Oostenrijk. b. In de eerste plaats had Duitsland in cultureel opzicht meer gemeen met Oostenrijk dan met Rusland: ze spraken dezelfde taal. In de tweede plaats was het ook erg moeilijk voor Duitsland om vrienden te zijn met Rusland en tegelijkertijd hard te zijn tegenover diens bondgenoot Frankrijk. 8. a. Het risico was dat Engeland de actieve vlootbouw van Duitsland zou opvatten als een bedreiging. Engeland zou dan helemaal niet graag partner willen zijn van Duitsland, maar juist Duitsland zien als een concurrent. b. Nee, want hij dacht dat de Engelsen juist wél een bondgenootschap met Duitsland zouden willen sluiten. c. Natuurlijk is het zo dat als Duitsland niet was begonnen met zijn vlootbouw, er geen wapenwedloop zou zijn begonnen. Aan de andere kant was de machtsbasis van de Britten ook gebaseerd op het bezit van heel veel schepen. En zij wilden hun macht met niemand delen. Je zou dus ook kunnen zeggen dat het aan de koppigheid van de Britten lag dat de wedloop op gang kwam. 9. Het antwoord op deze vraag zullen we nooit weten. Maar wat je wel kunt zeggen, is dat een soortgelijk incident net zo gemakkelijk tot een oorlog had kunnen leiden. De oorzaken blijven immers staan, en in de gespannen internationale situatie had de oorlog net zo makkelijk met een andere aanleiding kunnen beginnen. Aan de andere kant kunnen we ook niet weten of de internationale spanning misschien wel zou zijn afgenomen na 1914. Wellicht was keizer Wilhelm wat vroeger gestorven, of brak er in Rusland een revolutie uit. Wellicht was Amerika teruggekeerd uit zijn zelfverkozen isolement en had dat land zich aangesloten bij de Triple Alliantie – allemaal mogelijkheden. 10. a. Nee, volgens de tekenaar is Rusland de baas in de alliantie. Rusland bepaalt wat er gebeurt, Frankrijk volgt gehoorzaam de bevelen op. b. Dat kan natuurlijk zijn ingegeven door ‘angst voor het onbekende’, maar waarschijnlijker is het dat er in Engeland sterke anti-Russische gevoelens leefden. Engeland en Rusland waren namelijk elkaars concurrenten in Azië, waar beide landen hun invloedssferen verdedigden of probeerden uit te breiden. Rusland was voor Engeland een vijand. c. Na 1907 werden prenten als dit waarschijnlijk niet meer gemaakt. In dat jaar legden Rusland en Engeland hun geschillen bij. Ze maakten onder meer afspraken over wie waar de baas mocht zijn in Azië. Sindsdien verbeterden de relaties tussen beide landen met grote sprongen. 11. a. Het Von Schlieffenplan was bedoeld om te voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terecht zou komen. De essentie van het plan was daarom dat Frankrijk verslagen moest zijn voordat de Russen hadden kunnen mobiliseren. Als de Duitse legers echter niet snel genoeg zouden optrekken tegen Frankrijk, zou Frankrijk niet verslagen zijn voordat Rusland had gemobiliseerd. En dan zou Duitsland alsnog in een zo gevreesde tweefrontenoorlog terechtkomen. b. Frankrijk had langs zijn noordoostgrens grote verdedigingswerken aangelegd, en zou waarschijnlijk Duitsland aanvallen via Elzas-Lotharingen. Door op te trekken door België en Luxemburg zouden de Duitse legers om de Franse legers heen trekken, en hen in de rug kunnen aanvallen. c. De oorlog van 1870-1871 was de vorige grote confrontatie geweest tussen de twee landen. Toen waren troepen van Frankrijk en Duitsland rechtstreeks de grens overgestoken. Het verschil met 1870 was dat in het Von Schlieffenplan Frankrijk niet rechtstreeks, maar via een omweg werd aangevallen. Een ander belangrijk verschil was dat Duitsland (of eigenlijk: Pruisen) in 1870 maar één vijand had en zich helemaal op die ene vijand kon richten, terwijl in 1914 Duitsland twéé vijanden had: Frankrijk én Rusland. 12. Omdat snelheid zo’n enorm belangrijk element was in de militaire tactiek, moest alles volgens schema verlopen om de tactiek te laten slagen. De politiek mocht de boel niet vertragen, want dan zouden de plannen kunnen mislukken. Hoe belangrijk de snelheid van de mobilisatie was en hoe onbelangrijk de politiek was voor de militaire plannenmakers blijkt bijvoorbeeld uit de Duitse mobilisatieplannen: als Duitsland mobiliseerde, dan was een van de onderdelen van die mobilisatie de bezetting van het belangrijke spoorwegknooppunt Luxemburg. In de mobilisatie werd dus een neutraal land al bezet vóórdat de politiek de beslissing had genomen ook daadwerkelijk de oorlog te verklaren! 13. De Duitsers droegen nog steeds een piek op hun helm. Daarmee waren ze makkelijk te zien voor de vijand. 14. a. De nieuwe wapens waren belangrijker dan de nieuwe communicatietechnieken. Ten eerste omdat die nieuwe communicatiemiddelen nog verre van geperfectioneerd waren. Maar belangrijker dan dat was dat de nieuwe wapens een revolutie op het slagveld veroorzaakten: met name de mitrailleur zorgde ervoor dat verdedigers betrekkelijk makkelijk een aanval konden afslaan. Al stuurde een generaal per telefoon nog zo veel duizenden soldaten het niemandsland in, de mitrailleur maaide ze makkelijk neer. b. Zoals je in antwoord 14a al hebt gelezen, was de mitrailleur het wapen waarmee ontelbare soldaten eenvoudig werden neergemaaid. De mitrailleur was beslissend in de strijd. 15. a. Rusland b. In Duitsland c. Op deze prent wordt Rusland voorgesteld als een slavendrijver die de rest van Europa in zijn greep houdt. Wilde Duitsland voorkómen dat het ooit echt zo ver zou komen, dan kon het beter vandaag dan morgen ten oorlog trekken tegen Rusland. d. Veel Fransen zullen niet het idee hebben gehad dat hun land een gevangene van Rusland was. Op deze prent staat Frankrijk afgebeeld als een wanhopige, verslagen man. Dat beeld zullen de meeste Fransen niet gehad hebben van hun eigen land. e. Nee, net voor de Eerste Wereldoorlog vormde Duitsland met Oostenrijk-Hongarije een belangrijk machtsblok in Europa. Toch droeg Rusland ongewild bij aan een versneld begin van de oorlog. Dit was echter niet met een Tsaar die de teugels in handen had in Europa, maar een Tsaar die door een verkeerde beoordeling van wat er speelde, meegesleurd werd in een ongewenste oorlog. 16. a. Vooral in de Duitse legertop waren er veel mensen die echt uit waren op oorlog. Zij hoopten dat de blanco cheque inderdaad tot een confrontatie met Rusland zou leiden. De Balkancrisis was voor hen een ideale aanleiding om eindelijk ten strijde te trekken – nu zou Duitsland deze oorlog nog winnend kunnen afsluiten. b. Andere Duitsers verwachtten niet dat de bestraffing van Servië door Oostenrijk zou leiden tot een grote oorlog met Rusland. Zij gingen er niet van uit dat deze Balkancrisis – de zoveelste al – zou escaleren tot een echte oorlog. Daarom wilden ze best Oostenrijk steunen 5 De Eerste Wereldoorlog, 1914 – 1918. Het verloop van de strijd Antwoorden bij opdrachten vwo 1. a. Duitsland moet zijn eigen ‘Kultur’ en eigen waarden verdedigen. b. Nee, deze rectoren vinden de Duitse cultuur beter dan de andere culturen. In het oosten wonen bovendien ‘barbaren’. c. Nationalisme leert dat je trots bent op de kenmerken van je eigen land. En heel vaak betekent dat niet alleen dat je trots bent op je eigen land, maar ook dat je andere landen daarom minder waard vindt. Hoe sterker het nationalisme, hoe sterker ook het idee dat jouw land beter is dan andere landen. d. Als rector van een Franse universiteit zou je hetzelfde superioriteitsgevoel uitdragen. De Franse ‘civilization’ is beter dan de Duitse, de Germanen zijn nog steeds barbaren die ons willen vernietigen, enzovoorts. 2. a. Volgens deze bron speelde koning Albert een zeer actieve rol in de Eerste Wereldoorlog. Hij hielp zelfs mee met het graven van loopgraven. b. Het gedrag van de koning gaf een enorme impuls aan de moraal van de Belgen. De publieke opinie stond grotendeels achter hem. Grotendeels, want er waren ook Belgen, met name in Vlaanderen, die liever met de Duitsers samenwerkten dan dat ze België verdedigden. c. De Duitsers waren bijzonder hard tegen de Belgische burgerbevolking. Ze voerden willekeurige executies uit en brandden dorpen plat. 3. a. Ja, de Engelsen voerden vaak oorlog in en om hun koloniën. b. Terwijl de Engelsen met moderne wapens vochten, streden hun niet-Europese vijanden volgens dit verhaal met gedroogd gas, kiwi’s en heel soms met speren. Dat is natuurlijk wat overdreven voorgesteld, maar het punt is duidelijk: de vijanden van Groot-Brittannië waren altijd kansloos geweest tegen de Britten omdat ze niet op konden tegen de Engelse moderne wapens. c. Groot-Brittannië was niet bang voor oorlog. De ervaring van de laatste decennia was dat oorlog altijd gewonnen werd en dat de vijand altijd zwak was. De Britten waren dus ook niet echt bang voor een oorlog met Duitsland. 4. Een loopgraaf bood beschutting. De aanvallers moesten echter onbeschermd door het niemandsland lopen. Daar waren ze een makkelijk doelwit voor de mitrailleurs van de verdedigers. 5. a. De slechte communicatie en slecht functionerende inlichtingendiensten van het Russische leger zorgde ervoor dat de Duitsers de tactiek van de Russen te weten kwamen en zo precies wisten wat ze moesten doen om hen te verslaan. b. De strijd aan het oostfront was een bewegingsoorlog, terwijl de strijd aan het westfront een stelllingenoorlog was. Dat betekende dat de frontlijn aan het oostfront vaak veranderde, terwijl aan het westfront de posities van de twee partijen eigenlijk nauwelijks veranderden. 6. a. De soldaat links is de Osmaanse sultan, daarnaast zit de Duitse keizer. De beer stelt Rusland voor. b. Als Turkije Rusland zou aanvallen, zou dat ervoor zorgen dat Rusland niet meer al zijn energie zou kunnen steken in de strijd met Duitsland en Oostenrijk. Duitsland zou dan zelf meer aandacht kunnen besteden aan het westfront. c. Hij hoopte dat Turkije niet ging meevechten met de Duitsers, dat zou nadelig zijn voor Frankrijk. 7. In hoofdstuk twee heb je kunnen lezen over de wantoestanden in het Britse leger. Er waren waarschijnlijk niet veel Britten die onder die omstandigheden vrijwillig dienst namen in het Britse leger. In 1861 zou het dus niet gelukt zijn een groot Brits vrijwilligersleger op te zetten. 8. Voor een goed verloop van de oorlog waren niet alleen de gebeurtenissen op het slagveld belangrijk: ook de aanvoer van bijvoorbeeld wapens, munitie en voedsel was van groot belang. De productie daarvan moest doorgaan. Zonder steun van de thuisblijvers was de oorlog verloren. Daarom streden zij eigenlijk net zo hard mee als de soldaten aan het front – vandaar de benaming ‘thuisfront’. 9. a. Deze kip legt heel veel eieren. b. De Fransen moesten net zo productief zijn als deze kip. c. Deze kip gedraagt zich als een ideale burger aan het thuisfront: hij eet weinig en produceert veel. d. Ook de thuisblijvers werden bij de oorlog betrokken. Als de Franse thuisblijvers zich niet net zo zouden gedragen als deze kip, dan zouden de Franse soldaten problemen krijgen (bijvoorbeeld gebrek aan voedsel of munitie) en de strijd verliezen. 10. a. In de eerste plaats veranderden fabrieken hun productie van artikelen voor de burgermaatschappij naar producten die voor het leger nodig waren. Bijvoorbeeld geen zagen meer, maar kogelhulzen. Ten tweede werd heel veel werk in de fabrieken door vrouwen gedaan. Dat was noodzakelijk omdat veel mannen die vroeger in de fabriek werkten nu in het leger zaten. b. In de eerste plaats bleven vrouwen werken omdat heel veel mannen simpelweg niet waren teruggekeerd uit de oorlog. Daarnaast waren meer vrouwen zich in de oorlog bewust geworden van hun rol in de maatschappij. Zij wilden niet allemaal weer terugkeren naar hun rol als huisvrouw. 11. a. Ja, de auteur ziet de Europese landen als veel beschaafder dan Afrikanen, die hij laatdunkend ‘kannibalen’ noemt. b. Hij suggereert dat de Fransen het oorlogsrecht overtreden. Hij vindt dus dat de Fransen ‘vals spelen’. Het is een poging de Fransen in een kwaad daglicht te stellen. c. Duitsland had nauwelijks koloniën en zou dus alleen met grote moeite een regiment Afrikaanse soldaten kunnen vormen. d. Je zou dan bijvoorbeeld kunnen vertellen over de ‘toewijding’, ‘inzet’ en ‘hart voor de Franse zaak’ die deze ‘door Frankrijk opgevoede, voormalige wilden’ lieten zien. 12. a. Dit affiche maakte reclame voor een tentoonstelling van tekeningen, documenten, foto’s etc. van Duitse oorlogsmisdaden. b. Het doel van dergelijke exposities was het oproepen van haatgevoelens tegen de Duitsers. Hoe meer de Fransen een hekel zouden hebben aan de Duitsers, des te meer zouden ze de strijd tegen die Duitsers blijven steunen. c. Deze expositie lijkt te gaan over de wreedheden van de Duitsers tegen de Franse burgerbevolking. Maar het effect van deze expositie was waarschijnlijk beperkt. De meeste Fransen hoorden ook eerder al aan alle kanten dat de Duitsers slecht en wreed waren. Deze expositie was slechts een bevestiging van wat ze al wisten. Bovendien waren de gruwelverhalen die de frontsoldaten meebrachten stukken erger dan wat burgers op deze expositie konden zien. d. Waarschijnlijk zou het effect in 1914 stukken groter zijn geweest dan in 1917. In 1914 was al deze informatie nog nieuw waardoor het schokeffect groter zal zijn geweest. 13. Als de Duitsers de voie sacrée hadden geblokkeerd, dan zouden de Fransen geen nieuwe troepen meer kunnen aanvoeren naar Verdun. En het was de Duitsers er juist om te doen geweest zo veel mogelijk Franse slachtoffers te maken. Daarom moest die weg open blijven. 14. In bron 34 kun je lezen dat de muiters het socialistische strijdlied ‘De Internationale’ zingen. En er zijn zeker veel soldaten geweest die socialistische ideeën hadden. Maar de muiterij die uitbrak in het Franse leger was geen socialistische opstand, maar was het gevolg van algemene onvrede over de gang van zaken in het Franse leger. 15. a. In de Krimoorlog stond de Engelse zorg voor gewonden nog in de kinderschoenen. Gewonden werden als het meezat in geïmproviseerde hospitalen verzorgd, maar hadden weinig kans op volledig herstel. In de Eerste Wereldoorlog was dat totaal anders. Er opereerde een enorme medische dienst achter het front, die de soldaten zo goed mogelijk probeerde op te lappen voor een terugkeer naar het front. Honderd jaar eerder bekommerde een leger zich niet om zijn gewonden, maar in de Eerste Wereldoorlog weldegelijk. Een goede verzorging van gewonden was noodzakelijk om het leger draaiende te houden. De legerleiding kon het zich niet veroorloven om onzorgvuldig met gewonden om te gaan, omdat grote delen van het leger uit vrijwilligers bestonden. Die mochten niet worden weggejaagd en ook de steun van het thuisfront mocht niet in gevaar komen. b. Het Rode Kruis was een internationale, neutrale organisatie. Maar een dergelijke positie was in deze van nationalisme doordrenkte oorlog niet gewenst. Waren bijvoorbeeld de tactische geheimen wel veilig als er zo’n internationale organisatie in de buurt was? Daarnaast wilde de ene partij natuurlijk niet dat de andere partij geholpen werd door wie dan ook, ook niet door het Rode Kruis. 16. a. De ‘opruimploeg’ moest gewonde vijandige soldaten doodschieten. b. Nee, een gewonde soldaat mocht volgens die afspraken niet meer worden aangevallen. c. Deze soldaat had zelf de gruwelen van de oorlog meegemaakt. Blijkbaar is hij in de loopgraven dermate gedesillusioneerd geraakt of heeft hij zulke erge dingen meegemaakt, dat hij zonder ook maar het kleinste greintje medelijden over gewonde Duitsers kan praten. 17. a. Door de Britse zeeblokkade kon Duitsland nog maar moeilijk producten invoeren. Er ontstond zo onder meer een tekort aan voedsel waardoor er onrust en opstandjes ontstonden. b. Duitsland wilde ervoor zorgen dat ook Engeland tekorten kreeg. Door de aanvoer van onder meer voedsel aan te vallen, zou Engeland uitgeput raken en de strijd moeten staken. 18. Je kan vóór deelname aan de Eerste Wereldoorlog zijn omdat je niet wil dat Amerikaanse burgers nog langer ongestraft het slachtoffer worden van de onbeperkte duikbotenoorlog die Duitsland voerde. Of omdat je solidair wilt zijn met Engeland en Frankrijk. Of omdat je je zorgen maakt over het geld dat Amerika aan Engeland en Frankrijk geleend had: alleen als die landen zouden winnen, zou je je geld nog kunnen terugkrijgen. Of omdat je niet wilt dat de machtsverhoudingen in Europa zich zo zouden wijzigen dat er een nog sterker Duitsland zou ontstaan. En je kan tégen deelname aan de oorlog zijn omdat de Eerste Wereldoorlog eigenlijk Amerika helemaal niet aangaat, of omdat Amerika zich traditioneel niet bemoeit met wereldpolitiek (‘splendid isolation’), of omdat er voor Amerika geen voordeel te halen valt bij deelname aan de oorlog, of omdat je je geen zorgen maakt over de gebeurtenissen in Europa, of omdat oorlog voeren veel geld kost. 19. a. Die landen zouden grote gebieden kwijtraken, omdat volgens het zelfbeschikkingsrecht de volken die in die rijken woonden allemaal recht hadden op een eigen staat. b. Vanzelfsprekend was de publieke opinie niet blij met de plannen van Wilson, behalve natuurlijk de volkeren aan wie Wilson nu een eigen staat had beloofd. De regeringen van deze rijken begrepen dat de Eerste Wereldoorlog voor hen nu niet meer een politiek spel was, maar een strijd over het voortbestaan van hun imperia. 20. a. Net als de Europeanen in de zomer van 1914 was ook deze Amerikaanse soldaat enthousiast en helemaal overtuigd van de goede afloop van de oorlog: binnenkort zal hij de keizer kaalscheren, zo schrijft hij. b. De Amerikanen hadden nog niet de gruwelen van deze oorlog meegemaakt en beseften dus nog niet goed genoeg wat hen te wachten stond. Daarbij komt nog dat ook de Amerikanen een grenzeloos vertrouwen hadden in hun eigen kunnen: deze oorlog konden ze alleen maar winnen, verliezen was geen optie. Ook in Amerika was een sterk nationalisme aanwezig dat zorgde voor veel zelfvertrouwen én voor superioriteitsgevoelens. 21. a. Omdat Rusland na de revolutie van de bolsjewieken vrede sloot met Duitsland, kon Duitsland zich helemaal richten op het westfront. Dat betekende dat het materiaal en de soldaten die eerst aan het oostfront vochten, nu werden overgebracht naar het westfront. b. Door de komst van Amerikaanse troepen. 22. a. De situatie van Duitsland in oktober 1918 doet denken aan anarchie en aan burgeroorlog. Het gevolg hiervan was dat keizer Wilhelm afstand deed van de troon en het land uitvluchtte. Het Duitse keizerrijk hield hiermee op te bestaan. b. De geallieerden vreesden dat er ook in Duitsland een socialistische revolutie zou uitbreken. Op een socialistisch Duitsland zaten ze niet te wachten. En ook een Duitsland in anarchie konden ze niet gebruiken: want met wie moesten de geallieerden dan vrede sluiten? Welke Duitse partij moest hun gesprekspartner zijn aan de onderhandelingstafel? Welke Duitsers konden ze verantwoordelijk stellen voor de Eerste Wereldoorlog? Het enige land dat juist wel blij was met de ontwikkelingen in Duitsland, was het communistische Rusland van Lenin: de bolsjewieken hoopten op een wereldrevolutie. Als ook Duitsland communistisch zou worden, was dat een stap in de goede richting. c. In het vredesverdrag van Brest-Litowsk had Duitsland nog winst gemaakt: onder meer delen van de Oekraïne bleven door Duitsland bezet. Dat kon omdat Duitsland immers de winnaar was en Rusland de verliezer. Die winst voor Duitsland werd in de vrede van Versailles echter ongedaan gemaakt: Duitsland mocht alléén maar verliezer zijn. 23. a. Nee, Wilhelm geeft een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Het zal zeker zo zijn geweest dat het leger de ‘trots’ van Wilhelm was en dat hij ervoor heeft geleefd en ‘gezwoegd’, maar verder zijn de uitspraken onzin: het waren geen briljante oorlogsjaren, de ongekende overwinningen waren van erg lang geleden, het leger viel niet door een ‘dolkstoot in de rug’ en de ‘vrede’ was echt niet binnen handbereik. b. De vrede was binnen handbereik omdat Duitsland bijna verslagen was. Maar dat bedoelde Wilhelm niet: hij bedoelde een zogenaamde ‘Siegfrieden’, een vrede door een overwinning van Duitsland. 24. Op diverse plaatsen in Duitsland waren kleine socialistische republiekjes gesticht die vanzelfsprekend niet werden gesteund door alle Duitsers. Er heerste anarchie en chaos in Duitsland in november 1918, waarbij Duitsers elkaar ook bevochten over de vraag hoe het verder moest met hun land. Dat zou je een burgeroorlog kunnen noemen. Aan de andere kant, de chaos en het geweld waren minder erg dan bijvoorbeeld in Rusland, waar de bolsjewieken sinds november 1917 een burgeroorlog uitvochtten tegen hun geallieerde tegenstanders. 25. a. Frankrijk kreeg de in 1871 verloren gebieden Elzas en Lotharingen terug. b. De vrede werd ondertekend in de Spiegelzaal in het paleis van Versailles. En dat was ook de plek waar in 1871 het Duitse keizerrijk was uitgeroepen. c. De Duitsers waren in de vrede van Versailles keihard vernederd door de Franse eisen: ze hadden gebieden moeten afstaan, mochten geen groot leger meer hebben en ze kregen torenhoge herstelbetalingen opgelegd. Dit bracht heel veel wraakgevoelens bij de Duitsers. 26. De bondgenootschappen van vóór 1914 waren erop gericht samen te werken in het geval er oorlog kwam: ze beloofden elkaar bij te staan in het geval er oorlog kwam. Ze waren dus gericht op oorlog. De naoorlogse verdragen van Locarno en het Briand-Kellog-pact waren er juist op gericht te voorkómen dat er oorlog zou komen. In deze verdragen werd oorlog afgewezen als politiek machtsmiddel. 27. a. Vroeger welden alleen de veldslagen, de helden en de generaals van een oorlog herdacht. In de Eerste Wereldoorlog kregen echter ook de gewone soldaten aandacht. Dat was nieuw. b. Je zou kunnen zeggen dat oorlogen vroeger ook inderdaad de oorlogen waren van degenen die ze bedachten en die ze leidden. Maar de Eerste Wereldoorlog was ook een oorlog van de soldaten zelf. Juist omdat deze oorlog zo ‘totaal’ was geweest, had de hele samenleving eraan meegedaan. Je zou de Eerste Wereldoorlog de eerste ‘democratische oorlog’ kunnen noemen. Als de samenleving zich niet zo hard had ingespannen voor de oorlog, dan zou de oorlog nooit zo lang hebben kunnen duren. Ere wie ere toekomt, dus. 28. Ten eerste duurde de Eerste Wereldoorlog veel langer dan de andere twee oorlogen. Er vielen ook veel meer slachtoffers en de frontlijn was veel meer hel op aarde dan iemand zich ooit voor mogelijk had kunnen houden. Ten tweede was de Eerste Wereldoorlog veel ‘totaler’ dan de Krimoorlog en de Frans-Duitse oorlog: iedereen kreeg in 1914-1918 te maken met oorlog. Ten derde waren de politieke gevolgen van de Eerste Wereldoorlog veel groter: in Rusland en (tijdelijk) in Duitsland braken socialistische revoluties uit, het Oostenrijk-Hongaarse imperium en het Osmaanse Rijk stortten in en de Verenigde Staten maakten een einde aan hun afwezigheid in de internationale politiek . Ten slotte was de economie van de Europese oorlogvoerende landen in de oorlogsjaren helemaal gericht op de oorlogsproductie en die moest na 1918 weer worden omgebouwd naar productie voor de burgersamenleving. Dat gaf heel wat problemen. De Eerste Wereldoorlog was voor veel Europeanen een grote teleurstelling. Niet alleen waren ze teleurgesteld in de prestaties van hun eigen leger, maar ook in de mogelijkheden van de mensheid en de technische vooruitgang in het algemeen. 29. a. Kunstenaars lieten zich inspireren door de traumatische ervaring van de oorlog. Zij reageerden hier allemaal anders op. Sommige kunstenaars gingen surrealistische werken maken, anderen bijvoorbeeld juist heel ‘kinderlijke’: de dadaïsten. Schrijvers verwoordden hun desillusie over de wereld en het leven. Aan de andere kant waren er ook juist kunstenaars die enthousiast wilden bijdragen aan het opbouwen van de nieuwe wereld. Vooral in de Sovjet-Unie keken kunstenaars meer vooruit dan achteruit. b. Veel landen kregen na de oorlog een andere staatsinrichting: het aantal democratische republieken steeg sterk. Ook het vrouwenkiesrecht werd na de oorlog in veel landen snel ingevoerd. Maar de oorlog had ook andere gevolgen. De problemen die Europa had om zich te herstellen van de oorlog zorgden ervoor dat de politieke situatie in veel landen lang instabiel bleef. Velen geloofden niet dat democratie die problemen kon oplossen. Dat maakte het mogelijk dat bijvoorbeeld in Italië en later in Duitsland dictaturen konden ontstaan waarvan velen hoopten dat die een eind zouden maken aan de onrust en de chaos. In die zin maakte de instabiliteit van de nog jonge republiek van Weimar het mogelijk dat in Duitsland de macht werd overgenomen door Adolf Hitler.