KLEURENLEER

advertisement
KLEURENLEER
Stefan Roelofs
INHOUD
pag
pag
pag
pag
pag
2
3
4
5
6
Kleurwaarneming
- het licht
- het materiaal
- het oog
VRAGEN
pag 8
pag 9
pag 10
pag 11
Subjectieve waarneming
-kleur en licht
-kleur en omgeving
voorbeelden van gezichtsbedrog
-nabeeld of na-figuren
-opppervlak en kleur
VRAGEN
pag 12
pag 13
pag 14
pag 15
pag 16
pag 17
Additieve kleuren
Subtractieve kleuren
Relatie tussen additieve en subtractieve kleuren
Trucje (voor kleurmengen)
VRAGEN
VRAGEN
pag 18
Kleurordening
-kleurtoon
-verzadiging
-helderheid
Subtractieve kleurenmenging toegepast
Under Colour Removal
VRAGEN
samenvoegen van de antwoorden
pag 7
pag 19
pag 20
pag 21
pag 22
1
kleurenleer
kleur en kleurwaarneming
Zonder kleur ziet de wereld er grauw en saai uit. Aan de kleur herkennen
mensen voorwerpen. Een kopje koffie heeft een andere kleur dan een tafel.
Dat het kopje rond is en niet plat zie je door de verschillen in ‘licht en donker’ in de kleur van het kopje.
Het waarnemen van kleuren behoort tot de gewoonste dingen van het
dagelijks leven. De kleur is naast de vorm een belangrijk hulpmiddel bij het
herkennen van voorwerpen om ons heen. Alles heeft kleur: het daglicht, de
hemel, het landschap, onze huid en onze ogen. Alle dingen die wij maken
om te dragen of te gebruiken zijn gekleurd. Kleur is zo vanzelfsprekend dat
we er nauwelijks over nadenken.
Toch bedriegt de schijn: de wereld op zich is volkomen kleurloos. De zichtbare wereld bestaat uit
kleurloze materie en uit kleurloze elektro-magnetische trillingen die zich enkel en alleen door
hun energie en hun golflengten van elkaar onderscheiden. Het licht is de enige bron van deze
kleuren. Maar als dit zo is hoe zien we dan al die kleuren van de natuur en hoe komen we aan de
merkwaardige effecten die we met kleuren bereiken? Het antwoord op deze vragen kunnen we
vinden in de natuur en het onderlinge verband van drie elementen:
•
•
•
het licht als bron van de kleuren
het materiaal dat iets met het licht doet
het oog, dat de kleuren opvangt
Drie elementen die nodig
zijn om kleur
te zien
Licht
Materiaal
Als bron van
kleuren
die het licht
weerkaatst of
absorbeert
2
Oog
Als ontvanger
en verwerker
van de signalen
kleurenleer
het licht
Vroeger dacht men dat kleuren uit mengsels van licht en duisternis
bestonden. Isaac Newton, een natuurkundige, ontdekte in 1665 bij
toeval hoe kleur werkt. Newton ontdekte dat een bundel licht die
door een prisma wordt geleid, uiteenvalt in een waaier van kleuren.
Deze kleuren samen vormen het kleurenspectrum. De afzonderlijke
kleuren heten spectrale kleuren.
Het zelfde verschijnsel (licht door een prisma) zie je ook gebeuren
bij het onstaan van de regenboog. Het licht valt door de regendruppeltjes heen en deze
breken het licht op
in de verschillende
kleuren.
Licht van de zon of van een gloeilamp lijkt dus wit,
maar bestaat eigenlijk uit meerdere kleuren; zoals
rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo (donkerblauw) en violet (de eerste letters vormen roggbiv)
Dat zijn dezelfde kleuren als die je ziet in een regenboog. Dit spectrum zien we overigens ook in
de fonkeling van een diamant, of in de nevel boven
een waterval.
En dan gaan we het nu wat moeilijker maken. Je weet nu dus dat wit licht opgebouwd is uit verschillende kleuren licht. Het lijkt wit maar eigenlijk is het een mengsel van verschillende kleuren
gekleurd licht. Al die verschillende kleuren hebben een verschillende “golflengte”.
De golflengtes van licht zijn eigelijk net als radiogolven. Ieder radiostation heeft zijn eigen golflengte. Licht bestaat uit een mengsel van meerdere lichtgolven met verschillen golflengtes. Die
golflengte bepaalt om wat voor soort licht het gaat. Het licht met de kortste golflengte dat zichtbaar
is, is violet, dat met de langste is rood.
Het spectrum van zonlicht zoals een mens het licht ziet. Hieruit blijkt
dat we in staat zijn licht vanaf een golflengte van ongeveer 400 nm
tot een golflengte van 700 nm waar te nemen.
3
kleurenleer
Het materiaal
Het licht wordt pas zichtbaar wanneer het tegen een voorwerp aanbotst. Tot die tijd is het licht voor
ons dus ontzichtbaar. Oftewel, kleurloze elektro-magnetische trillingen. Vervolgens ‘slurpt’ het
oppervlakte of voorwerp sommige kleuren op en ‘kaatst’ anderen terug naar het netvlies van je
oog.
De absorptie van licht wordt verricht door de kleurstofmoleculen die we vinden bij bloemen, bomen
en dieren en bij verfstoffen en inkt, kortom bij nagenoeg elk voorwerp dat in de natuur voorkomt of
door de mens is gemaakt. Hoewel de meeste kleurstofmoleculen uit een bescheiden aantal atomen (40 à 50) bestaan, kunnen ze een groot aantal bouwpatronen vormen. Elk patroon bezit zijn
eigen manier van absorberen van bepaalde golflengten en van het reflecteren van andere.
Zo wordt bijvoorbeeld de groene kleur van de meeste planten veroorzaakt door de speciale bouw
van de kleurstof moleculen in het bladgroen. Als het witte licht op zo’n plant valt, wordt het grootste deel van het blauwe en rode gebied van het spectrum door het bladgroen geabsor-beerd. Wat
overblijft, groen en wat rood, wordt teruggekaatst en kan ons oog bereiken. En dan zien we een
groen blad.
Sneeuw = wit
Dat opslurpen en wegkaatsen is een heel ingewikkeld verhaal maar misschien wordt het wat makkelijker met een voorbeeldje; sneeuw is wit omdat het alle kleuren terug kaatst. En alle kleuren
samen is weer wit.
Nog wat voorbeeldjes
• Steenkool is zwart. Steenkool slurpt alle kleuren op en kaatst helemaal niets terug naar je oog.
• Gras is groen omdat alle kleuren, behalve groen worden opgeslurpt en alleen de groene kleur
wordt terug gekaatst naar je oog.
• Een banaan is geel, omdat het al het licht wordt opgeslurpt behalve het rode en groene licht. Je
oog mengt het rood en groen met als resultaat; geel.
4
kleurenleer
Het oog
We kunnen voorwerpen zien omdat wij door de natuur voorzien zijn
van een zeer gevoelig en gecompliceerde ontvangst-installatie die
bestaat uit onze ogen, ons zenuwstelsel en onze hersenen. De
lichtstralen die door onze ogen opgenomen zijn worden omgezet in
de gewaarwording ‘zien’. Net zoals ons oor geluidsgolven opneemt
en deze omzet in geluid.
In het netvlies treffen we twee typen gevoelige cellen aan: de kegeltjes en de staafjes. De staafjes bevatten alle dezelfde soort pigment
en zijn speciaal ontwikkeld voor het zien in het donker. Aangezien
hier maar één soort pigment bij betrokken is kunnen wij in het donker geen kleur zien.
De kegeltjes daarentegen zijn onderverdeeld in typen met verschillende pigmenten. Ze maken
hierdoor het zien van kleuren mogelijk, maar zij functioneren alleen bij voldoende licht.
Er zijn drie soorten kegeltjes, ieder met een eigen pigment. De pigmenten zijn gevoelig voor verschillende gedeelten van het spectrum; voor het gemak meestal aangeduid met het rode, groene
en blauwe gebied. We zeggen daarom ook dat het witte licht praktisch gezien uit drie grondkleuren
bestaat die elk ongeveer één derde deel van het spectrum beslaan (R G B).
Samenvattend
Wat we tot nu toe hebben besproken is het puur natuurkundige gedeelte van kleur en hoe wij dit
werkelijk zien. Het kan als volgt worden samen gevat:
Het, voor ons onzichtbare licht, valt op een voorwerp en wordt deels geabsorbeerd en deels gereflecteerd. Welk van de drie primaire kleuren (Rood Groen Blauw) wordt geabsorbeerd of gereflecteerd hangt af van de samenstelling van het materiaal. Het gereflecteerde licht komt in ons oog en
wordt op ons netvlies door gevoelige cellen, de kegeltjes en de staafjes, omgezet naar beeld en
doorgestuurd naar onze hersenen waar wij het als ´zien´ ervaren.
5
kleurenleer
VRAGEN
Plaats de verkregen letters van de goede antwoorden op de onderste strepen bij de corresponderende cijfers.
1)
Wie ontdekte bij toeval in 1665 hoe kleur werkt en in elkaar zit?
g
- Leonardo Davinci
h
- Albert Einstein
l
- Isaac Newton
i
- Napoleon Bonaparte
2)
Waar staat het begrip of afkorting ROGGBIV voor?
R--- O----- G--- G---- B---- I----- V----Gebruik de derde letter van het tweede woord
3)
het onderlinge verband van drie elementen maakt dat we kleur kunnen zien
Welke zijn dat?
c
- de blauwe lucht, het water en je ogen
i
- licht, materiaal en je ogen
h
- licht ,materiaal en je hersenen
f
- geen van bovenstaande combinaties is goed
4)
Hoe heten de gevoelige cellen in het netvlies van het oog waarmee kleur kan worden
waargenomen?
b
- irissen
l
- kegeltjes
p
- pupillen
s
- staafjes
5)
Een uil ziet beter in het donker dan de mens omdat de uil naar verhouding.......
i
- meer staafjes en minder kegeltjes heeft dan de mens
k
- meer staafjes heeft dan de mens en evenveel kegeltjes
p
- meer kegeltjes heeft dan de mens en evenveel staafjes
j
- meer staafjes en meer kegeltjes heeft dan de mens
6)
Wat is objectieve kleurwaarneming?
b
- dat je waarneemt wat je denkt te zien
k
- dat wat je waarneemt in het schemerdonker
a
- dat wat je waarneemt wat er werkelijk aan beeld en kleur aanwezig is
l
- dat wat je waarneemt tijdens een REM-slaap
1
2
3
4
5
6
-
-
-
-
-
6
kleurenleer
Subjectieve waarneming
Zoals we op de vorig pagina al zeiden: werkt zien als volgt. Ons oog werkt als een soort zender
die het licht dat hij opvangt in onze hersenen omzet naar beeld. Het oog legt datgene vast wat er
werkelijk aan beeld en kleuren te zien is. Dit heet objectieve waarneming.
Mensen kunnen dingen ook verschillend zien. Wanneer je vier mensen naar een rode auto laat
kijken zal de één zeggen hij is ´fel rood´ of ´kersenrood´ en de ander weer ‘brandweer rood’.
Of het feit dat op een zonnige alles er vrolijker uitziet. Dit is subjectieve waarneming. Hoe iets
wordt waargenomen hangt dus af van die gene die naar die kleur kijkt. Ook de omgeving speelt
een grote rol in hoe wij kleuren zien.
Kleur en licht
kleur is niet altijd het zelfde. Het soort licht kan kleur veranderen. Gras is
altijd groen, maar de kleur groen veranderd door de weersomstandigheden. Bij een bewolkte dag zal het er anders uitzien dan op een zonnige
dag. Wanneer wij kleuren beoordelen in een drukkerij doen we dit ook
altijd bij een ‘daglicht-lamp’. dit is kunstmatig nagebootst daglicht. Een
gewone TL maakt kleuren ‘koeler’ en een gloeilamp maakt kleuren ‘warmer’.
Wanneer mensen kleren kopen zie je ook wel eens dat mensen zeggen,
“ik bekijk hem even buiten in het daglicht”. Dit doen ze omdat het licht in
een winkel vaak warm en degempt is waardoor de kleur van je nieuwe
broek heel anders lijkt dan hij is. Wat licht zoal kan doen om het zien te beinvloeden kan je in de
foto hierboven zien. Iemand op een podium staat onder groen licht. Dan blijft er weinig over van je
roze huid.
Kleur en omgeving
Kleur wordt ook beinvloed door de omgeving van een voorwerp. mensen zien kleur meestal samen met andere kleuren. Hoe ze die kleur ervaren hangt ook af van de andere kleuren in de
omgeving.
Hiernaast zie je dit weergegeven. Sommige vierkantjes van
dezelfde kleur lijken toch licht
van kleur te verschillen wanneer je ze tegen een anders
gekleurde achtergrond houdt.
Wanneer je met diverse kleuren experimenteert, zal je anderzijds vaststellen dat papiertjes die lichtjes verschillend
gekleurd zijn toch dezelfde kleur lijken te hebben wanneer je ze vergelijkt tegen een
verschillende achtergrond.
De grijze balk hiernaast heeft overal dezelfde kleur. Door
zijn omgeving lijkt hij aan de ene kant donkerder dan aan
de andere kant.
7
kleurenleer
Kleur en ook het voorwerp kun je alleen zien wanneer er ook een achtergrond is. Als je naar de afbeelding hier onder kijkt zie je een aantal rare zwarte blokken. Als je wat langer kijkt, zie je ook wat
anders. Dat komt omdat je oog zich eerst op de donkere kleuren richt en daarna op de lichtere.
Hieronder zie je nog een paar van dit soort gezichts-bedrog-achtige dingen.
Probeer in de stippen een verband te zien, lukt dit?
En wat gebeurt er als het antwoord eenmaal bekend is?
In deze potloodtekening van Sandro del
Prete zie je waarschijnlijk een vrouw staan.
Als je echter de vormen en contouren
bekijkt dan zie je dat de vrouw gevormd
wordt uit een drogend stel kniekousen, een
wijnglas, een kat, een kast met een bloempot erop en een gordijn.
Wie kent niet de vaas met de twee gezichten? In het platte
vlak zien we óf de vaas óf de gezichten, nooit beide afbeeldingen tegelijk
8
kleurenleer
Nabeeld of na-figuren
mensen kunnen ook kleuren zien die er eigenlijk niet zijn. Als je lang naar een geel vierkantje kijkt,
zie je langszaam daaromheen een paarse gloed ontstaan. Als je lang naar een rood vierkantje
kijkt zie je op een gegeven moment een groene kleur.
Onze zenuwen zorgen ook voor het ontstaan van bepaalde optische illusies.
Kijk eens 25 seconden naar dit plaatje en daarna naar de lege
kom! Waarschijnlijk zie je dan in de rechter kom ook een vis verschijnen!
De vis die je in de kom ziet, noemen we een na-figuur. Waar komen die na-figuren nou vandaan?
Ze zijn het gevolg van vermoeide kegeltjes. Dat zijn de zenuwen in je ogen die gevoelig zijn voor
kleuren. Als je heel lang naar een bepaalde kleur staart (zoals bv naar die witte vis) worden de kegeltjes moe. Ze werken dan niet goed meer. Als je daarna naar een achtergrond met een andere
kleur kijkt (zoals de vissenkom) zijn die kegeltjes nog steeds een beetje moe. Daardoor ontbreekt
er kleur in het andere figuur (de kom) in de vorm van het oude figuur (de vis). Dat is het na-figuur.
Dit is er nog zo één.
Kijk 25 seconden naar de 4 kleine stipjes in
het midden. Doe vervolgens je ogen dicht en
je hoofd naar achteren. Je kunt ook naar een
witte achtergrond kijken om het nabeeld te
zien.
9
kleurenleer
Oppervlak en kleur
we kijken nu nog even naar de relatie tussen opervlak en kleur. Hoe wij kleuren zien heeft namelijk
ook te maken met de ondergrond waar die kleur op zit. Het maakt namelijk heel veel uit of inkt op
papier wordt gedrukt met een glad oppervlak of met een ruw oppervlak.
Zo maakt het ook uit hoe wit het te bedrukken papier is en hoe helder.
Papier is wit wanneer het licht gelijkmatig wordt gereflecteerd.
Papier is helder wanneer er een vleugje meer blauw wordt gereflecteeerd.
Helder papier vehoogt het contrast tussen zwart en wit. Voor het drukken van kleur kunnen we dus
het beste wit papier gebruiken.
Er zijn vele papier soorten en die zullen een zelfde afdruk allemaal anders weergeven door de de
kleur van het papier en de structuur van het papier. Wanneer papier vanzichzelf al licht gekleurd
is dan zal deze al een deel van het licht absorberen en kunnen wij hierdoor de bedrukking niet
meer goed waarnemen. Het papier heeft eigenlijk al wat licht opgeslokt.
Een ruwe papiersoort heeft een hobbelig oppervlak. Hierdoor kan niet al het licht goed terug komen in ons oog. Het gaat alle kanten op zodra het wordt gereflecteerd (zie model A)
A
PAPIER
Waneer het papier glad is en dus een gelijkmatig oppervlak heeft kan al het licht ons oog gelijkmatig bereiken en hebben we dus optimaal beeld. (zie model B)
B
PAPIER
Voor drukwerk kunnen we dus zeggen dat wit en glad papier het beste resultaat geeft voor het
waarnemen van kleuren.
10
kleurenleer
VRAGEN
Plaats de verkregen letters van de goede antwoorden op de onderste strepen bij de corresponderende cijfers.
7)
Wat is subjectieve waarneming?
a
- dan zien we wat er werkelijk is
n
- iets zien wat door gevoel of omgeving wordt beinvloed
t
- het vermogen om door muren heen te kijken
w
- een paranormaal verschijnsel
8)
Kijk goed naar deze zwarte blokjes. Wat zie je hier?
Gebruik de tweede letter van dit ‘ding’
9)
wat is het verschijnsel ‘nabeeld’
e
- dit is beeld wat je nog ziet wanneer je al niet meer naar een voorwerp kijkt
y
- dit is beeld wat je ziet voor je naar een voorwerp kijkt
p
- dit is beeld wat je ziet wanneer je je oren en ogen en neus dicht knijpt
10)
kijk 25 seconden naar de 4 stipjes in het midden van het onderstaan figuur. Wie zie je
wanneer je ogen dicht doet? gebruik de 5-e letter van zijn naam.
Gebruik de vijfde letter van de naam van deze
persoon.
11)
Welk van de onderstaande papiereigenschap heeft geen invloed op de kleur?
w
- De witheid van het papier
p
- De structuur van het papier
l
- De dikte van het papier
7
8
9
10
11
-
-
-
-
11
kleurenleer
Additieve kleuren
in het begin van deze reader hebben we al besproken hoe er vroeger werd gedacht over kleuren
en hoe deze werden gezien. Ook hoe het spectrum werkt zal ons nu duidelijk zijn.
De wereld om ons heen bestaat uit miljoenen kleuren. Het moet dus ook mogelijk zijn de kleuren
van het witte licht op miljoenen manieren te combineren.
Uit het spectrum van wit licht worden slechts drie kleuren gebruikt om al die andere kleuren te
maken. Het zijn Rood, Groen en Blauw. Met deze drie kleuren kunnen we alle andere kleuren
namaken. We noemen ze primaire
ROOD
lichtkleuren en kunnen op verschiilende manieren gecombineerd
GEEL
worden. Hoe additieve kleurmenging MAGENTA
in elkaar zit, kunnen we laten zien in
een donkere kamer.
Eerst zie je niets, je ‘ziet’ zwart. Uit
een projector wordt een bundel licht
geprojecteerd, bijvoorbeeld rood.
GROEN
Uit een andere projector wordt hier
BLAUW
een andere gekleurde lichtbundel,
CYAAN
bijvoorbeeldgroen, overheen geprojecteerd. Er onstaat nu een nieuwe
lichtkleur: GEEL.
Deze lichtkleur geel is een mengROOD
kleur. Een mengkleur noemen we
GROEN
een secundaire kleur. Als uit een
andere projector over het gele licht
BLAUW
nog blauw licht geprojecteerd wordt,
is het resultaat wit licht.
Rood, groen en blauw licht bij elkaar opgeteld geeft dus wit licht.
wanneeer het witte licht op het groene gedeelte van
de kikker valt worden blauw en rood geabsorbeerd
en groen gereflecteerd
Bij deze bananen worden twee kleuren
gereflecteerd, groen en rood. Deze worden samen in het oog tot geel gemengt
12
kleurenleer
Subtractieve kleuren
Voor het uitwerken van ideeën gebruikt de vormgever verf. Met verf in de
kleuren rood, geel, blauw, zwart en wit kun je alle kleurtinten maken. Met
gele en blauwe verf kun je bijvoorbeeld de kleur groen maken; rode en gele
verf geeft oranje.
Het subtractieve kleurproces wordt gebruikt in de GrafiMedia branche om pigmenten zoals inkten
of toners te combineren om kleur te produceren.
De drukker zet de ideeën van de vormgever om in drukwerk. Een drukker gebruikt hiervoor geen
verf maar drukinkt. De inkt is er in vier kleuren: CYAAN, MAGENTA, GEEL en ZWART (vanwege
de engelse benaming is het dus cyaan, magenta, yellow and black CMYK)
Cyaan, magenta en yellow zijn de subtractieve primaire kleuren.
Zowel in het additieve als in het subtractieve kleurproces worden kleuren met elkaar gemengd.
Het verschil is dat in het subtractieve kleurproces niet licht wordt gemengd maar pigmenten, zoals
inkt of toners. Dit proces wordt het subtractieve kleurproces genoemd.
Bij dit proces worden door de verschillende pigmenten bepaalde lichtkleuren geabsorbeerd en
daardoor kunnen die niet ons oog bereiken.
Bijvoorbeeld cyaan, als daar het licht op valt dan wordt
rood geabsorbeerd en blauw en groen worden gereflecteerd, deze twee lichtkleuren vormen samen weer
de gewaarwording ‘cyaan’.
CYAAN
PAPIER
De pigmenten ontrekken dus bepaalde delen van het
licht en het restant komt in ons oog.
Wil je groen drukken dan moet je yellow en cyaan over
elkaar heen drukken. Het rood uit het witte licht wordt
door cyaan geabsorbeerd en het blauw wordt door
yellow geabsorbeerd. Wat overblijft van het witte licht
wordt gereflecteerd door het witte papier en bereikt
ons oog. Dit is Groen.
Yellow
CYAAN
PAPIER
13
kleurenleer
Relatie tussen additieve- en subtractieve kleurmenging
Wanneer je subtractieve primaire kleuren mengt zal het resultaat anders zijn dan wanneer je additieve primaire kleuren met elkaar mengt. Denk eraan dat het additieve kleursysteem wordt gebruikt om lichtkleuren te mengen. De substractieve wordt toegepast om pigment te mengen.
wat opvalt is, dat wanneer je wat beter kijkt naar deze twee manieren van mengen, dat er een interessante relatie tussen additieve- en subtractieve kleurmenging bestaat.
Als je goed kijkt zie je dat wanneer je rood en blauw licht op
elkaar laat vallen er MAGENTA ontaat.
Wanneer je blauw en groen op elkaar laat vallen ontstaat er
CYAAN. Wanneer je groen en rood op elkaar laat vallen ontstaat
er YELLOW.
Additieve kleurmenging
(licht)
Wanneer je naar het subtractieve diagram kijkt zie je het volgende: Als je yellow en magenta over elkaar heen drukt dan krijg of
zie je de kleur ROOD, wanneer je cyaan en magenta over elkaar
heen drukt zie je de kleur BLAUW. En als laatste wanneer je
yellow en cyaan over elkaar heen drukt krijg je GROEN.
Subtractieve kleurmenging
(pigment)
Probeer te onthouden dat het belangrijkste verschil tussen additieve kleurmenging en subtractieve
kleurmenging is: wanneer je gelijke hoeveelheden ROOD, GROEN en BLAUW licht met elkaar
mengt dit WIT licht opleverd.
dus:
ROOD + GROEN + BLAUW = WIT licht
Wanneer je bij een subtractieve menging gelijke hoeveelheden CYAAN, MAGENTA en YELLOW
over elkaar heen drukt, dit zwart beeld opleverd (licht bereiktdan niet ons oog).
dus:
CYAAN + MAGENTA + YELLOW = ZWART beeld
14
kleurenleer
Trucje
CYAAN
GROEN
BLAUW
MAGENTA
YELLOW
ROOD
Om nou makkelijk(er) te kunnen onthouden welke subtractieve kleur er ontstaat uit welke twee
additieve kleuren. Of welke additieve kleur er onstaat uit welke twee subtractieve kleuren heb ik
twee driehoeken getekend. De ene driehoek heeft de drie primaire subtractieve kleuren, de ander
(omgekeerde) driehoek de additieve kleuren.
voorbeeld: ik meng yellow met cyaan dan is de additieve kleur die ontstaat af te lezen op de punt
daar tussenin.
de lichtkleuren blauw en rood vallen op elkaar dan zie ik dus............ magenta
15
kleurenleer
VRAGEN
Plaats de verkregen letters van de goede antwoorden op de onderste strepen bij de corresponderende cijfers.
12)
Welk van de onderstaande kleuren is geen primaire lichtkleur?
i
- blauw
e
- geel
j
- groen
k
- rood
13)
Een additieve kleurmenging is het...?
t
- onttrekken van lichtkleuren
q
- onttrekken van pigmentkleuren
v
- optellen van lichtkleuren
w
- optellen van pigmentkleuren
14)
Gelijke hoeveelheden van de primaire additieve kleuren geeft....?
g
- wit pigment
j
- wit licht
r
- zwart licht
m
- zwart pigment
15)
Een blauw voorwerp wordt waargenomen doordat het gereflecteerde licht...
r
- voor één deel is geabsorbeerd
z
- voor twee delen is geabsorbeerd
a
- geheel is geabsorbeerd
c
- geheel is gereflecteerd
16)
Een geel voorwerp wordt waargenomen doordat....
t
- rood en groen worden gerefecteerd
p
- blauw en rood worden gereflecteerd
n
- blauw en groen worden gereflecteerd
l
- rood, groen en blauw worden gereflecteerd
17)
Welk van de onderstaande kleuren is geen primaire subtractieve kleur?
n
- blauw
g
- geel
h
- magenta
l
- cyaan
18)
Gelijke hoeveelheden van de primaire subtractieve kleuren geeft....?
a
- wit pigment
z
- wit licht
x
- zwart pigment
j
- zwarte kleuren indruk
12
13
14
15
16
17
18
-
-
-
-
-
-
16
kleurenleer
VRAGEN
Plaats de verkregen letters van de goede antwoorden op de onderste strepen bij de corresponderende cijfers.
19)
20)
Welke twee subtractieve primaire kleuren
maken samen groen?
s
- geel en rood
f
- geel en magenta
d
- blauw en geel
b
- cyaan en geel
Welke twee kleuren moeten worden geabsorbeerd om rood te zien?
o
- magenta en geel
t
- blauw en magenta
z
- blauw en groen
v
- groen en geel
CYAAN
GROEN
BLAUW
MAGENTA
YELLOW
ROOD
21)
Welke twee kleuren moeten worden geabsorbeerd om groen te zien?
s
- blauw en rood
a
- blauw en geel
r
- magenta en blauw
u
- cyaan en blauw
19
20
21
-
-
17
kleurenleer
Kleurenordening
Kleuren kunnen doorzichtig en ondoorzichtig zijn. Anders gezegd: er zijn transparante en dekkende kleuren. Bij transparante verf of inkt kun je de onderliggende laag zien. Een dekkende verf
zorgt er voor dat je de onderliggende laag niet meer ziet.
Bij kleuren horen nog meer begrippen. Deze begrippen
hebben te maken met de kleurindruk:
-kleurtoon
-helderheid
-verzadiging
Kleurtoon
Kleurtoon is de naam die we aan een keur geven, dus rood,
blauw geel, paars of bruin. We kunnen het ook specifieker
aangeven, bijvoorbeeld geelgroen, roodbruin en paarsblauw. Kleurtonen gaan geleidelijk in elkaar over.
De kleuren zwart, wit en grijs worden niet genoemd in het
rijtje van mogelijke kleurtonen. Dit komt omdat deze kleuren
geen kleurtoon bezitten, het zijn neutrale kleuren.
kleurtoon het best weergegeven in de
vorm van een ononderbroken, aan het
spectrum gerelateerde kleurencirkel
Verzadiging
Een verzadigde kleur is een kleurtoon op volle sterkte. Als we wit toevoegen veranderd deze verzzadiging. Hij neemt af. Hoe meer wit je toevoegd aan een kleurtoon hoe minder de verzadiging
wordt. Van volledige verzadiging neemt de kleurtoon geleidelijk af tot je niet meer van kleur kunt
spreken.
hier zie je de verzadiging afnemen door toevoeging van wit
optimaal verzadigde kleur in
haar zuiverste toestand
hier zie je de helderheid afnemen door toevoeging van zwart
Helderheid
Wat helderheid inhoudt, wordt duidelijk als je een gekleurd vlak in fel licht bekijkt en daarna in de
schaduw. De kleurtoon is het zelfde gebleven maar in de schaduw lijkt de kleur donkerder dan in
fel licht. Door de schaduw neemt de helderheid af.
De helderheid van de kleur neemt dus af als er meer zwart wordt toegevoegd.
18
kleurenleer
subtractieve kleurmenging toegepast
Wanneer we kijken naar de toepassing van subtractieve kleurmenging, dus het gebruik van toners en
inkten op printers en drukpersen, zien we dat we alle kleuren kunnen krijgen door cyaan, magenta en
yellow met elkaar te mengen.
de vier kleuren over elkaar heen gedrukt
Hieronder zie je een kleinstukje opgeblazen om eens beter te bekijken hoe dit beeld nou gevormd
wordt. De kleine rasterpuntjes in de kleuren C M Y K zijn te klein voor ons, om los van elkaar te zien.
gele puntjes met wat magentapuntjes er overheen gedrukt zal op een afstandje dus oranje lijken.
Zo zie je dat een vlinder die eigenlijk uit duizenden kleuren en kleurtinten bestaat uit slechts drie primaire subtractieve kleuren (CMY) en zwart is opgebouwd.
Ditzelfde kan ook bij een enkele kleur worden toegepast zoals je vaak ziet bij huisstijlkleuren van bedrijven.
Wanneer je vier van deze drukvormen over elkaar heen drukt krijg je een behoorlijk dikke inktlaag.
Deze inkt laag heeft tot gevolg dat het drukwerk er langer over doet om te drogen en het papier kan
omkrullen omdat inkt een nat goedje is en papier hier niet zo goed tegen kan.
Om tot een zelfde resultaat te komen met minder inkt is UCR uitgevonden. UCR betekend:
Undercolour Reduction of Undercolour Removal.
19
kleurenleer
UCR (Undercolour removal)
Eerder hebben we al verteld dat drie gelijke delen van de subtractieve primaire kleuren tot resultaat zwart heeft. Of grijs, dit is afhankelijk van de hoeveelheid.
Wat men met UCR doet is dat je een deel van de drie kleuren die grijs vormen vervangt door
zwart. Dit ziet er als volgt uit;
Als voorbeeld nemen we de kleur groen van het
woord `LOGO´. Deze kleur bestaat uit een bepaalde
hoeveelheid cyaan, magenta en yellow. Dit is af te
lezen in de grafiek hieronder.
100%
90%
80%
70%
60%
Onder UCR verstaan we het weghalen van
menggrijs en dit vervangen voor zwart. In de
grafiek zie je verschillende mengdelen van
cyaan, magenta en yellow om tot dit groen te
komen. Van magenta is het minst nodig. De
magenta kun je nu samen met een gelijke
hoeveelheid cyaan en yellow vervangen voor
zwart (raster). Immers, deze drie gelijke hoeveelheden hadden anders ook grijs geweest.
50%
40%
30%
20%
10%
Cyaan
Magenta
Yellow
Black
UCR kan in verschillende percentages
plaatsvinden. Je kan het gelijke deel in zijn geheel vervangen, je spreekt dan van 100% UCR. Je
kan ook zeggen ik laat een deel ongemoeid en je praat dan over bijvoorbeeld een 80% UCR.
Er vanuitgaande dat wij een 100% UCR toepassen zal
het er in de grafiek er zo uitzien:
100%
90%
80%
Het grote voordeel van UCR is dat je minder toner of
inkt nodig hebt, je papier niet zo snel omkrult en dat
je productieproces stabieler verloopt. Minder last van
kleurschommelingen dus.
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
Cyaan
20
Magenta
Yellow
Black
kleurenleer
VRAGEN
Plaats de verkregen letters van de goede antwoorden op de onderste strepen bij de corresponderende cijfers.
22)
Met kleurtoon wordt bedoeld?
r
- een bundel wit licht
j
- een dekkende kleur
a
- de naam van een kleur
g
- een verzadigde kleur
23)
Als aan een drukinkt transparant-wit wordt toegevoegt, heeft dit invloed op.....
o
- breking
m
- helderheid
l
- kleurtoon
k
- verzadiging
24)
Welk van de onderstaande kleuren behoort niet tot de neutrale kleuren?
.
- zwart
!
- groen
?
- wit
,
- grijs
25)
Het voordeel van UCR is?
n
- dat er minder gekleurde toner wordt gebruikt
l
- dat het papier minder krult
h
- antwoord n en l zijn goed
p
- geen van bovenstaande antwoorden
26)
De kleurtoon is.........
l
- de ‘lightness’of ‘brightness’ van een kleur
i
- de roodheid, groenheid of blauwheid van een object
j
- de verzadiging van een kleur
n
- de meting van hoe ver een kleur is verwijderd van neutraal
27)
De verzadiging is.........
x
- de ‘lightness’of ‘brightness’ van een kleur
d
- de roodheid, groenheid of blauwheid van een object
b
- de verzadiging van een kleur
a
- de meting van hoe ver een kleur is verwijderd van neutraal
28)
De helderheid is.........
t
- de ‘lightness’of ‘brightness’ van een kleur
r
- de roodheid, groenheid of blauwheid van een object
z
- de verzadiging van een kleur
c
- de meting van hoe ver een kleur is verwijderd van neutraal
22
23
24
25
26
27
28
-
-
-
-
-
-
21
kleurenleer
Vul de letters nu in en kijk naar de uitkomst van de zin.
Als het goed is zie je nu een harte-wens van een student met
een full-time baan en een gezin die het voor dit jaar wel een
beetje heeft gehad!
15 27
4
19 1
8
14
25
16
13 2
23
6
9
20 26 18 17
7
22
28 3
12
22 11 10
5
21 24
kleurenleer
Download