Wat er geworden is van de Amerikaanse droom

advertisement
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 2
Declaration of Independence (1819) van John Trumbull (detail).
Capitol Rotunda, Washington, DC.
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 3
Wat er geworden is van de
Amerikaanse droom
Van de
redactie
‘W
Democratie in de Nieuwe Wereld
na Bush
Over de hele wereld verwacht men dat de komst van
Obama zal zorgen voor een ommekeer binnen de
Amerikaanse politiek. Wat schrijven de deskundigen
van eigen bodem over de toekomst van hun grillige
democratie? door Jos de Beus
M
omenteel luidt de gangbare wijsheid dat de
Verenigde Staten door toedoen van president George W. Bush (2000-2008) zijn
veranderd in een plutocratie – de ‘rijken eerst’ – en een toenemend gevaar
voor de wereldvrede en -handel. Links
en rechts wordt verwacht dat de oudste
representatieve democratie ter wereld
zichzelf onder president Barack Obama
opnieuw zal uitvinden – dit keer in een
post-Amerikaans tijdsgewricht. In deze
fase staan de Verenigde Staten niet buiten het spel van de Europese mogendheden (zoals in de negentiende eeuw
tot de Spaans-Amerikaanse oorlog van
1898) en groeien ze evenmin uit tot
wereldleider in oorlogstijd (de twintigste eeuw tot het einde van de Koude
Oorlog in 1991). In een onderlinge afhankelijkheid van landen, waarin de
Amerikaanse macht wordt uitgedaagd
en afgenomen door Brazilië, China,
India, Iran, Rusland en door organisaties van terroristen, krijgsheren en misdadigers, zal Obama zorgen voor een
ommekeer. Hij zal de kracht van de
Amerikaanse overheid in binnen- en
buitenland herstellen door macht te
verzachten en te delen.
Deze optimistische voorspelling leeft
in een wereldwijde publieke opinie en
is ook in de polder buitengewoon sterk.
De Amerikaanse politiek is echter levendiger, ruiger en gemener dan de Nederlandse politiek. Met een Nederlands
referentiekader zien we dat niet scherp
genoeg. Daarom is het nuttig te weten
wat Amerikaanse deskundigen zelf
schrijven over de toekomst van hun
grillige democratie. Hoewel geen van
hen de huidige kredietcrisis behandelt,
blijken hun inzichten wel direct daarop
van toepassing te zijn.
De radicaal-linkse politiek filosoof Sheldon Wolin beweert in Democracy Incorporated dat de Verenigde Staten zijn
verworden tot een gestuurde democratie in het teken van omgekeerd totalitarisme. Presidenten en andere leiders
lokken een religieus fanatisme uit met
vijandbeelden: het islamisme, het opkomende Azië, het slappe Europa, dictators met olie. Politici sluiten coalities
met rijken en grote bedrijven om verkiezingscampagnes te voeren en te
winnen. Media zijn geprivatiseerd en
maken deel uit van Republikeinse en
Democratische netwerken. Kiezers zijn
gemanipuleerde en passieve toeschouwers geworden zonder puf voor een
massaal protest, laat staan een derde
partij. Deze postdemocratische toestand
brengt een conservatief étatisme voort
esseling
houdt van Frankrijk en hij wil zijn lezer in
zijn enthousiasme laten delen. Hij lardeert
zijn betoog met anekdoten, Franse woordspelingen, grapjes en sprekende details,
vaak culinaire en amoureuze, zonder in
oppervlakkigheid te vervallen. En als een
historische figuur een bijnaam had, krijgen
we die te horen. Frankrijk in oorlog is een
kleine canon van de Franse militaire geschiedenis, voor Nederlandse liefhebbers.’
Verderop in deze aflevering van De Academische Boekengids vindt u deze passage, in
de bijdrage van de militair historicus Herman Amersfoort. Ze zal bij menig lezer het
verlangen opwekken het boek van Wesseling zelf te lezen. Bij een volgend bezoek
aan de boekhandel kijkt hij speurend rond
of het er ligt. En wanneer hij het eenmaal in
handen heeft, wordt het verlangen zomaar
onbedwingbaar. Dit boek moet hij lezen.
Het ligt voor de hand dat de redactie dit
effect van een boekbespreking aantrekkelijk vindt. Toch is het maar één kant van de
zaak. Boekbesprekingen zijn ook en vooral
bedoeld om een oordeel te vormen over
boeken die ongelezen kunnen blijven.
Daarvoor zijn talloze goede redenen. De
lectuur wordt niet bepaald aangeraden.
Het boek ligt aan de rand van het veld van
de eigen belangstelling. Er valt niet aan te
denken alles te lezen wat de moeite van
het lezen waard zou zijn. Ieder gelezen
boek heeft ongelezen buren.
De redactie van De Academische Boekengids heeft ook nog een ander motief. Het
gaat niet louter om de besproken boeken.
Een goede boekbespreking heeft een zelfstandige betekenis. Het is een essay dat
aan de hand van het werk van anderen een
eigen stelling betrekt, een zelfgekozen
thematiek in het licht stelt. Vanzelfsprekend volledig voor verantwoordelijkheid
van de essayist. En de redactie.
Sijbolt Noorda, redactievoorzitter
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 3
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 4
democracy incorporated.
managed democracy and the
specter of inverted
totalitarianism
door Sheldon S. Wolin.
Princeton University Press.
Princeton 2008. 376 pag. ¤ 27,95
the age of reagan. a history,
1974-2008
door Sean Wilentz.
HarperCollins. New York 2008.
256 pag. ¤ 24,95
america’s three regimes.
a new political history
door Morton Keller.
Oxford University Press. Oxford 2007.
384 pag. ¤ 24,50
terror and consent. the wars
for the twenty-first century
door Philip Bobbitt.
Allen Lane Penguin Books.
Londen 2008. 688 pag. ¤ 20,50
dat de rechtsorde ondermijnt, een
nationalistisch imperialisme dat de
internationale orde verbreekt en een
economie die werkt bij de gratie van
hebzucht bij een minderheid van winnaars en vrees bij een proletariserende
meerderheid van verliezers.
Waar Wolin zich beperkt tot het
beleid van George W. Bush en zijn oorsprong in de gestolen verkiezingen van
Florida met de zegen van een partijdig
Hooggerechtshof, gaat de gematigd
linkse historicus Sean Wilentz in The
Age of Reagan terug tot de opkomst van
de Californische gouverneur Ronald
Reagan en het Watergateschandaal in
de jaren 1972-1974. Die leidden tot de
afzetting van Richard Nixon en het
interim-beheer van Gerald Ford. Nixon
en Ford waren gematigde Republikeinen die werden geconfronteerd met
een verloren oorlog in Vietnam, een door
rassenrellen verscheurde samenleving
met verloederde steden en een fataal
mengsel van stagflatie, bureaucratisering van grote beleidsprojecten en een
onbeheersbaar financieringstekort van
de staat.
Het was Reagan (1980-1988) die de
zwijgende menigte van gefrustreerde
Republikeinse stemmers en teleurgestelde Democratische stemmers omsmeedde tot een slagvaardige coalitie.
Reagan, een voormalige filmacteur met
Franklin D. Roosevelt als inspiratiebron,
gaf een eigen duiding van de Amerikaanse droom. In zijn visie houdt dit
uitverkoren, verheven en onmisbare
volk zich bezig met de vrije productie
en consumptie door en voor rechtschapen individuen. Het werkt samen met
een openbaar bestuur dat zo weinig
mogelijk voor het volk regelt – te beginnen met een terugtred in de bijstand,
de gezondheidszorg en andere diensten en begrotingen van de verzorgingsstaat. Het bestuur laat veel over aan
verantwoordelijke ondernemers, vrijwilligers en bestuurders van deelstaten. En het vraagt zijn duurste doch
beste strijdkrachten de wereld te bevrijden van het communistische kwaad,
desnoods met geheime interventies
(Nicaragua), om uiteindelijk de kernwapens uit te bannen.
Volgens Wilentz hebben alle presidenten na Reagan, inclusief Bill Clinton, hun agenda omschreven in termen van deze neoconservatieve visie.
Reagans tijdperk duurde langer dan
dat van eerdere grote presidenten zoals
Thomas Jefferson, Andrew Jackson en
Abraham Lincoln. Het duurde even lang
als de New Deal van Roosevelt (19331945), de Fair Deal van Harry Truman
(1945-1953), de New Frontier van John
meer door geschriften van de praktijkpoliticoloog Kevin Phillips en de politiek econoom Dean Baker is algemeen
bekend dat Reagans aanpak de kwaliteit van de Amerikaanse samenleving
voortdurend verslechterde: denivellering van de verdeling van inkomens,
afnemende reikwijdte van collectieve
arbeidsovereenkomsten, stijging van
het aantal (gekleurde) gedetineerden,
stijging van de uitgaven voor medische
zorg in combinatie met een geringere
stijgingvandelevensverwachting,daling
van competenties bij middelbare scholieren (waaronder wiskunde), duurzame werkloosheid (vijf procent in
2005), een overmatig aantal jaarlijkse
arbeidsuren per werknemer en overmatig energiegebruik per hoofd van de
bevolking.
Uiteraard zijn er ook goede prestaties, zoals de digitale revolutie en
de afnemende beloningskloof tussen
mannen en vrouwen. Maar die zinken
in het niet bij een gevarendriehoek van
segregatie in steden vol multi-etnisch
wantrouwen, scheve verdeling van opbrengsten in bedrijven (krimpende
middenklasse, proletariserende arbeidersklasse) en de opeenstapeling van
onzekerheden in gezinnen (over pensioen, onderwijs en medische zorg).
Kortom, in het tijdperk van Reagan
was sprake van een aantoonbare en
door kritische tijdgenoten ook voorspelde verstoring van de Amerikaanse
droom van sociale en culturele stijging
voor iedereen, naast een opblazen van
de vrije markt en van de meritocratie
(heerschappij der meest getalenteer-
‘De Amerikaanse politiek is levendiger, ruiger en
gemener dan de Nederlandse politiek.’
F. Kennedy (1961-1963) en de Great
Society van Lyndon Johnson (19631968) bij elkaar opgeteld. Maar het reaganisme is geradicaliseerd, uitgeput en
doorgeschoten in de jaren van Bush.
Wolin en Wilentz worstelen beiden
met een intellectueel probleem. Onder
den). Als dit allemaal klopt, hoe valt
dan de aantrekkingskracht te verklaren
van het neoconservatieve gedachtegoed onder Amerikaanse werknemers,
middengroepen en in het centrum van
de partijpolitiek? Wat te denken van de
capitulerende en overspelige Clinton
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 4
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 5
en de galerij van mislukte Democratische presidentskandidaten van Jimmy
Carter tot John Kerry?
Wolin heeft het over een instemming die is opgedrongen aan gewone
Amerikanen, met een vals bewustzijn
van hun belangen. De Verenigde Staten
zijn in de achttiende eeuw begonnen
als een republiek met censuskiesrecht
in handen van een kleine bovenlaag
van slavenhouders. Door een proces
van schaalvergroting, toename van
etnische diversiteit en verwerving van
geopolitieke macht is het onmogelijk
geworden om op dit continent het
ideaal van een participatiedemocratie
te realiseren, laat staan een sociaaldemocratie. Niettemin ziet Wolin een
wedloop tussen gekozen elites en populistische tegenbewegingen. Die bewegingen tegen uitsluiting, corruptie en
monopolie waren succesvol en drongen door tot Washington na de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865), na
de Spaans-Amerikaanse oorlog, na de
Eerste Wereldoorlog, in de Depressie
vanaf 1929 en tijdens de Tweede Wereldoorlog en de strijd om burgerrechten
voor Afrikaanse Amerikanen na afloop.
Het reaganisme ontpopte zich als een
soort regeringspopulisme van rechts
dat elke links-populistische opstandigheid smoorde.
Wolin vult deze redenering aan met
de zelfhaat die we kennen van de taalkundige en activist Noam Chomsky:
alle leed in de wereld sinds 1945 is te
herleiden tot de wil en strategie van een
politieke klasse in de Verenigde Staten,
ook al wisselt deze klasse op gezette tijden van samenstelling, standpunt en
status. (Reagan verving de top van zijn
partij uit de oostkust door lui uit de
westkust; vader en zoon Bush voegden
daaraan later de zuidkust toe.)
Maar die aanvulling is een complottheorie. Zij verhult dat Wolin de oplossing van het onderzoeksprobleem schuldig blijft omdat hij het herformuleert:
hoe komt het dat in een zo turbulent en
cyclisch land als de Verenigde Staten
een verraderlijke elite zijn invloed op
burgers en kiezers weet te prolongeren
terwijl in de meeste andere gevestigde democratieën, zoals Nederland, al
Ronald Reagan in 1982. Bron: White House Press Office.
enkele decennia sprake is van emancipatie van een assertieve massa en uitholling van het gezag van een zelfzuchtige elite?
Wilentz geeft een beter antwoord.
De val van Nixon in het Watergateschandaal gaf Amerikaanse progressieven
een misleidend gevoel van morele superioriteit. Ze zagen niet dat vooral in het
zuiden de gewone man genoeg had van
de linkse strijd voor de rechten van
vrouwen (abortus), zwarten, homo’s en
gevangenen. Reagan zelf slaagde erin
het gezonde verstand over economische politiek te kantelen: de overheid
was voortaan het probleem, de vrije
werking van markten voor arbeid, kapitaal, informatie en natuur de doelmatige
oplossing. De instorting van de SovjetUnie bevestigde het gelijk van Reagans
havikgedrag in de buitenlandse politiek. Mediapolitiek onderlegde telgen
van Reagan, onder wie radioprater Rush
Limbaugh, eigenaar van Fox-televisie
Rupert Murdough en campagnedeskundigen Lee Atwater en Karl Rove, leg-
den het reaganisme verder uit: een hardwerkende, gewone Amerikaan moet en
kan het risico en de tucht van het kapitalisme compenseren door de zekerheid van geloof, gezin, vaderlandsliefde
en intrinsieke goedheid en eeuwige
macht van Amerika maal de zekerheid
van Republikeinse invloed in de belangrijkste organen van de staat en de belangrijkste media, lobbies en kerken.
De blunders van Reagan en Bush
senior deden niets af aan de volkse
aantrekkingskracht van het neoconservatisme en de volkse weerzin tegen
‘liberals’. De herinnering aan de blunders van Carter en de uitvergroting van
die van Clinton maakten die kracht
weer sterker. De vermenigvuldiging van
flaters van Bush junior – die vooral in
zijn tweede termijn aan de oppervlakte
kwamen, getuige een lompe en laffe
reactie op de orkaan Katrina en de weigering van hemzelf en zijn ploeg hiervoor verantwoording af te leggen –
maakte een einde aan het reaganisme
onder achtergestelde en verliezende
Amerikanen. Sarah Palin, de beoogde
vicepresident van de Republikeinse
kandidaat John McCain in 2008, is te
zien als symbool van sektarisch en verongelijkt reaganisme op de terugtocht.
Wolin heeft op zijn oude dag met het
betweterige en vooringenomen Democracy Incorporated zijn grote reputatie
als politiek theoreticus te grabbel gegooid, door stellingen te betrekken zonder genoegzame bewijsvoering. Wilentz
maakt zijn reputatie waar als kenner
van de Amerikaanse politiek, al had
zijn bronvermelding van tegendraadse
journalisten en sociale wetenschappers buiten de hoofdstroom van de Ivy
League universiteiten edelmoediger
mogen uitvallen. Anders dan deze twee
auteurs richten de historicus Morton
Keller en de rechtsfilosoof/polemoloog
Philip Bobbitt hun analyse niet op de
persoonlijkheid van Amerikaanse leiders en de wisselwerking met het zelfbeeld van Amerikaanse burgers en kiezers. In hun studies onderzoeken zij
omwentelingen, resten van historische
structuren en werkelijk nieuwe vormen
van politiek en overheid. Keller laat
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 5
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 6
zien dat leeftijd- en generatiegebonden
obsessies geen beletsel hoeven te vormen voor een verrassende synthese.
Bobbitt heeft grote filosofisch-juridische kennis en praktische ervaring in
het buitenlands beleid en behoort op
dit moment tot de fascinerendste denkers in de studie der internationale
betrekkingen.
gerlijke rechten en een tweedeling tussen clubs van mannelijke beginselpolitici over het primaat van deelstaten of
dat van de federale overheid.
Tijdens Jeffersons presidentschap
(1801-1809) en de era of good feelings na
de Anglo-Amerikaanse oorlog van 1812
kwam een soort ideologisch gedreven
en professionele politicus naar boven
‘Presidenten en andere leiders lokken een religieus
fanatisme uit met vijandbeelden: het islamisme, het
opkomende Azië, het slappe Europa, dictators met olie.’
Keller opent America’s Three Regimes
met de vaststelling dat het intellectuele
discours over de Amerikaanse politiek
in de ban is van malaise zonder historisch besef. Hij stelt voor de evolutie
van het regime van Amerikaanse politiek (een geheel van elementaire afspraken, gewoonten en instellingen) nog
eens fris tegen het licht te houden.
De pendant van de fasen van natievorming, expansie plus consolidatie (na
de Burgeroorlog) en wereldverovering
is de overgang van een eerbiedig-republikeins regime in de koloniale tijd tot
de jaren twintig van de negentiende
eeuw, vandaar naar een partijen-democratisch regime tot de jaren dertig in de
twintigste eeuw en vervolgens naar een
populistisch-bureaucratisch regime tot
de dag van vandaag.
Inheteerbiedig-republikeinseregime
van de Founding Fathers werden Engelse
gebruiken gekopieerd, zoals de voorrechten van aanzienlijke families van
grondbezitters, handelaren en speculanten en hun banden met de gouverneurs van deelstaten. Maar daartegenover stonden vele vernieuwingen,
waaronder een neutrale opvatting over
godsdienstigheid, een grondwettelijke
regeling van het machtsevenwicht in
de politiek, de federale opbouw en burPaul Kapteyn – De Statencooperatie.
Wereldwijde patronen van dominantie en
wederkerigheid – 9789055892969 – € 19,50
drijven met een partijkaart en de steun
van bepaalde kranten. Lawaaierige partijdigheid bleek verenigbaar te kunnen
zijn met stabiliteit en integriteit van de
politiek. De overheersende leer kwam
van de club Federalisten: gericht op
koopvaart, Atlantisch en vasthoudend
aan koloniale en Britse overtuigingen.
Het partijen-democratisch regime
onder president Andrew Jackson (18291837) en zijn zwakkere opvolger Martin
van Buren (1837-1841) kreeg vaste vorm
vanaf 1860, nadat Lincoln in 1858 in
zeven beroemde en vorig jaar opnieuw
uitgegeven debatten het opnam tegen
Stephen A. Douglas – beiden waren op
dat moment Senaatskandidaat. Na de
overwinning van het Noorden werden
de Republikeinen tot de jaren dertig
van de twintigste eeuw de natuurlijke
regeringspartij. De Democraten werden intussen enerzijds gecompromitteerd door hun vasthouden aan blanke
overheersing, anderzijds werden zij de
woordvoerder van Ierse katholieken,
arme boeren en uitgebuite arbeiders.
De bovenlaag van de burgerij werd
langs politieke scheidslijnen verdeeld
in twee landelijke partijen – beide strak
geleid door een boss, met een eigen
visie op de Amerikaanse natie. De ambtelijke bovenlaag van de federale over-
heid nam de kleur aan van de gekozen
president (het spoils system). Keller
merkt meteen op dat dit tussenregime
grootscheeps mislukte: het kon een
burgeroorlog niet verhinderen, het
meed de rassenkwestie en het maakte
die tot het Amerikaanse drama bij uitstek. Bovendien reageerde het ontoereikend op de uitdaging van de industrialisatie.
Toch had dit regime opvallende kenmerken. Mannen van geringe komaf
werden volksvertegenwoordiger. Organisatie, rekrutering, ideologie, campagne en geldverwerving werden staande praktijken. De politieke taal werd
vulgair en avontuurlijk: clean sweep,
running mate, dark horse, pork barrel,
lame duck. Het Congres, de ministeries
en de toezichthoudende autoriteiten
gingen werken langs lijnen der partijdigheid, met afwisselend perioden van
vruchtbaar compromis en verlammende verdeeldheid. Beide partijen
waren gevoelig voor het populistisch
verzet tegen roofzuchtige kapitalisten
rond de eeuwwisseling. De Democraten legden zich het eerst toe op de
vormgeving van een invloedrijk partijkader in de grote industriesteden.
Met het aantreden van de Democraat Roosevelt en zijn New Deal in
1932 begon het populistisch-bureaucratische regime dat in de huidige tijd
tot volle wasdom is gekomen. De nieuwe
Amerikaanse politiek werd populistisch in de zin dat de publieke zaak in
toenemende mate werd omschreven
door stemmen buiten het partijpolitieke apparaat: media, kapitaalkrachtige pleitbezorgers, deskundigen (denktanks), ambtenaren en rechters die er
allen aanspraak op maakten bepaalde
belangen van de samenleving of het
volk als geheel te vertegenwoordigen.
Dit regime gooide etnische, regionale
en economische bindingen van kiezers
regelmatig overhoop en maakte ook
het onderscheid tussen links en rechts
vloeibaar. Het brandpunt van vertegenwoordiging was niet langer de beperking
w w w. s p i n h u i s - u i t g e v e r s . n l
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 6
S. Metaal & I. Teijmant
Het wonder van Westerpark
9789055892952 – € 17,50
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 7
van overheidsmacht maar het gebruik
daarvan. De politiek werd daardoor
ook bureaucratisch of, anders gezegd,
het beleid van overheidsinstellingen en
gerechtshoven (waaronder het procesrecht) werd politiek. De inzet van de
politiek werd de regulering van welzijn
in ruime zin, eerst via sturing van
bovenaf, later, vanaf Reagan, via marktwerking. Daarbij was de overheid voortdurend verwikkeld in militaire missies.
Keller beschrijft de taal van het populistisch-bureaucratische regime en zijn
ontwikkeling van Roosevelt tot en met
Bush. De prestaties van dit regime worden bepaald door de spanningen tussen
volksprotest en partijprogram en tussen
het primaat van volksvertegenwoordigers en dat van bestuurders in de
publieke sector. Deze spanningen worden vertolkt in een theatrale openbaarheid met de nieuwe media (internet,
world wide web, satelliettelevisie, videotechnologie) en uiten zich in het naspel
van de American century in de polarisering van politiek en samenleving. Keller
ziet dat als een beproeving van de democratie, maar niet als een afschaffing à la
Wolin. Voor een dergelijke afschaffing
zijn de temperende krachten van gedeelde waarden en normen, de grondwet, de beschikbare hulpbronnen,
ruimte en mobiliteit van het land
gewoon te sterk, concludeert Keller in
een slotpassage. Deze conclusie lijkt de
entree van Obama te voorzien. De
nieuwe president is immers dubbel
begaafd: als charismatische populist en
als methodische bureaucraat.
Bobbitt maakt in Terror and Consent
een onderscheid tussen staten die op
instemming van het volk zijn gebouwd
en autoritaire dan wel wanordelijke terreurstaten. Hij wil laten zien dat de eerste groep onder aanvoering van Amerika verwikkeld is in een oorlog tegen
een bonte verzameling terreurstaten
die bescherming bieden aan grensoverschrijdendenetwerkenvanterreur,bezig
zijn met het verwerven van wapens van
massavernietiging en schendingen van
mensenrechten ontketenen die de
betreffende regio en de wereld destabiliseren. Het islamisme in Pakistan
Werkloze mannen in de rij voor een ‘soup kitchen’ in Chicago, 1931. Bron: NARA.
en Afghanistan illustreert al deze verschijnselen.
Bobbitts these is een generalisering
van het conflict tussen de Verenigde
Staten en Al-Qaeda. Amerika is de eerste natiestaat die is veranderd in een
marktstaat. Een marktstaat stelt zich
garant voor de individuele kansen van
de leden van een divers publiek van
burgers, niet voor de gezamenlijke welstand van een homogeen volk. Bestuursmechanismen zijn decentralisering,
privatisering en marktwerking, niet de
traditionele bureaucratie. De oorlogsvoering komt in handen van een
beroepsleger en private bedrijven; zij
vervangen de dienstplicht en de mobilisatie van de hele burgerij (de methode
van de natiestaat). De politiek in de
marktstaat is theatraal en geavanceerd
in het gebruik van media en in de vorming van publieke kennis, emotie
en opinie. Waar de oude natiestaat
bedreigd werd door het geweld van
nationale bevrijdingsbewegingen, vindt
de marktstaat een nieuw terrorisme
tegenover zich dat mondiaal is, vervlochten, gedecentraliseerd en gedelegeerd en dat even sterk leunt op televisiegeniek leiderschap, uitbesteding en
geldprikkels als de marktstaat zelf.
De democratische uitdaging voor de
Verenigde Staten en hun bondgenoten
is volgens Bobbitt tweeërlei. Ten eerste
moet het vrije (academische, publieke,
parlementaire, bestuurlijke) debat worden gewonnen tegenover al degenen
die de fundamentele oorlog tegen terreur ontkennen en zijn humanitaire,
ecologische en economische inzet niet
begrijpen. Ten tweede moet een doctrine en praktijk van oorlogsvoering
worden ontwikkeld die binnen de grenzen blijft van de democratische rechtsstaat, het volkenrecht van de Verenigde
Naties en de ambitieuze uitleg van dit
recht door gevestigde democratieën. Ik
laat de bespreking van allerlei ethische
puzzels en creatieve beleidsvoorstellen
hier achterwege.
Het kernpunt is het leervermogen
van de Amerikaanse democratie na een
tijd van geheimhouding, misleiding,
marteling, wanbeheer en nog veel meer
rotzooi van eigen makelij sinds 11 september. Hier staat Bobbitt lijnrecht
tegenover Wolin. Hij gaat uitvoerig in
op de onwil en onkunde van de BushRepublikeinen om de democratische
uitdaging te snappen en aan te gaan.
Maar hij toont ook aan dat alle correcties op hun blunders afkomstig zijn
van Amerikaanse beroepspolitici, rechters en onderzoeksjournalisten, in wisselwerking met dissidente activisten,
deskundigen en intellectuelen. Er is
aan Europese zijde – Frankrijk, GrootBrittannië, Duitsland maar ook Neder-
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 7
ABG#74:ABG#74
24-03-2009
11:40
Pagina 8
land, getuige het uitstel van een Irakenquête – geen democratie te vinden
met een vergelijkbare waakzaamheid
in de volksvertegenwoordiging en openbare sfeer.
Het decennium na de Koude Oorlog
stond zowel in de Verenigde Staten
(Clinton) als in Europa (de sociaaldemocratie van de Derde Weg met Tony
Blair en Wim Kok) in het teken van
angst voor de politiek en blind vertrouwen in het bedrijfsleven. Het decennium daarna werd beheerst door een
politiek van angst voor verlies van de
westerse standaard van vrijheid, voorspoed en zekerheid, en een aanzwellende kritiek op het bedrijfsleven.
E
Met Obama heeft de Amerikaanse kiezer een man afgevaardigd die de strijd
tegen terreur in een kader van wereldburgerschap en volkenrecht plaatst,
die met een permanente campagne
een populisme van de hoop bedrijft,
die een ander idee van Amerika heeft
dan Reagan en de daaropvolgende presidenten, en die quasitotalitaire praktijken van de Amerikaanse overheid
afschaft. Obama vraagt steun voor een
landelijk reddingsplan en een doorbraak in de wereldwanorde met alle
wapens die de hedendaagse publieksdemocratie te bieden heeft.
Het is een adembenemende poging
tot omzetting van Amerikaanse tirannie van de meerderheid en eenzijdig
optreden in consensus en pragmatisch
internationalisme.
Jos de Beus is hoogleraar politieke theorie aan
de Universiteit van Amsterdam. Met zijn collega’s Wouter van der Brug en Philip van Praag
leidt hij het NWO-project Political Legitimacy
and Transformations of Party Democracy.
Overige literatuur
— Rodney O. Davis en Douglas L.
Wilson (red.). The Lincoln-Douglas
Debates. University of Illinois Press.
Champaign 2008.
De luis en de pels
De zelfbenoemde elite versus de
zelfbenoemde buitenstaander in de
wetenschappen
r
zijn twee strategieën om een prominente plaats in een gemeenschap te
krijgen: onomstreden zijn, of juist heel
erg omstreden zijn. De Koninklijke
Akademie van Wetenschappen streefde
in de negentiende eeuw altijd naar het
eerste. Om maar erkend te worden als
de hoogste vertegenwoordiger van de
beschaafde wetenschappelijke wereld
probeerde ze politieke discussies te
vermijden en persoonlijke onaangenaamheden binnenskamers te houden. De leden waren gerespecteerde
mannen (we hebben het hier over de
periode van 1808 tot 1900) van wetenschap en de ballotage garandeerde dat
leden in brede kring werden geaccepteerd. De Akademie vertegenwoordigde
de gevestigde orde. Als dat in de ogen
van de buitenwereld soms mocht leiden tot steriliteit, dan moest dat maar.
Evart van Dieren en de Koninklijke Akademie van
Wetenschappen vertegenwoordigden twee uitersten.
Waar Van Dieren opereerde in de marge streefde de
Akademie juist naar een plaats in het centrum van de
wetenschappelijke wereld. door David Baneke
De Amsterdamse arts en publicist
Evart van Dieren wilde juist niets liever dan omstreden zijn. Maar hij vertegenwoordigde dan ook alleen zichzelf. Voor hem was alles beter dan te
worden genegeerd. Keer op keer lukte
het hem om zijn tegenstanders – slachtoffers zou je bijna zeggen, ware het niet
dat ze meestal veel succesvoller waren
dan hij – ertoe te bewegen op hem te
reageren. Hij tergde ze net zolang tot ze
hun voornemen om hem te negeren
vergaten. Vol trots zette hij vervolgens
citaten uit hun vernietigende brieven
of recensies op de kaft van zijn boeken.
Hij werd beledigd, dus hij telde mee.
Van Dieren was in vrijwel alles het
tegendeel van de Akademie: hij opereerde in de wetenschappelijke marge
en wantrouwde iedere autoriteit. Men
zegt wel eens dat de belangrijkste vernieuwingen in wetenschap, kunst of
politiek komen van buitenstaanders
omdat zij niet denken volgens geaccepteerde stramienen. Zo een buitenstaander was Van Dieren echter niet. Inhoudelijk faalde hij op elke denkbare manier,
zelfs als hij per ongeluk eens gelijk had.
de academische boekengids 74 Mei 2009 pagina 8
Download