Postbus 75508 1070 AM Amsterdam T (020) 570 04 48 Borstkankeronderzoek boekt vooruitgang 1 oktober 2009 Doorbraken en mijlpalen dankzij moedige vrouwen, artsen en wetenschappers De kans om borstkanker te krijgen neemt toe. Omdat mensen ouder worden, hebben zij ook een hoger risico om kanker te krijgen. Nu al krijgt één op de acht vrouwen borstkanker. De afgelopen zestig jaar is er veel geïnvesteerd in onderzoek, onder meer door KWF Kankerbestrijding. Betere behandeltechnieken, verbeterde diagnostiek en meer kennis zorgen ervoor dat de kans gestegen is om borstkanker te overleven. In de afgelopen veertig jaar is de 10-jaarsoverleving zelfs gestegen naar ruim zeventig procent. Meer dan honderdtwintig behandelmogelijkheden. Misschien is dat wel het kortste antwoord op de vraag wat zestig jaar wetenschappelijk onderzoek naar borstkanker heeft opgeleverd. In de jaren vijftig was ‘k’ vaak een doodvonnis waartegen niet meer doen was dan de borst te amputeren. Nu stelt elke vrouw samen met de arts een individueel behandelplan op, met een hoge inzet op effectiviteit en genezing. Wat is er in die zestig tussenliggende jaren gebeurd? Dankzij wetenschappelijke onderzoeken hebben medici steeds meer zicht gekregen op wat er in de borst gebeurt. Al dat onderzoek heeft veel inzichten opgeleverd, met als resultaat een daling van de sterfte aan borstkanker. Een overzicht van de elf grootste mijlpalen. 1950 Hormoontherapie In de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekten wetenschappers dat een deel van de borstkankercellen vrouwelijke hormoonreceptoren hebben. In het laboratorium bleken deze hormoongevoelige borstkankercellen niet meer te groeien wanneer de receptoren werden geblokkeerd. Die kennis leidde tot het ontwikkelen van medicijnen die de receptoren blokkeren. Destijds werden nog radicale ingrepen uitgevoerd om de oestrogeenproductie in het lichaam zo klein mogelijk te maken: van het verwijderen van eierstokken en de bijnieren tot aan het weghalen van de hypofyse toe. Gelukkig stond het laboratoriumonderzoek, samen met de farmaceutische industrie, niet stil. In de jaren zestig kwam een goed middel beschikbaar (Tamoxifen) dat de oestrogeenreceptoren kan blokkeren. Later zijn meer middelen ontwikkeld met het doel de oestrogenenbeïnvloeding van de hormoongevoelige borstkankercel te blokkeren. Meer dan vijftig tot zeventig procent van alle vormen borstkanker is hormoongevoelig, vertelt professor dr. Hans Nortier, hoogleraar Medische Oncologie aan het LUMC Leiden. “Hormoontherapie wordt nu standaard ingezet bij patiënten die een kans hebben op terugkeer van een hormoongevoelige tumor. Sinds 2002 wordt de hormoontherapie ook langer dan vijf jaar voorgeschreven. Het lijkt er een beetje op dat hoe langer de therapie voortgezet wordt, hoe kleiner de kans is op terugkeer van de tumor.” 1955 Borstsparende behandeling Deze bijlage is een chronologisch overzicht van 60 jaar borstkankeronderzoek. KWF Kankerbestrijding Oktober 2009 “In de jaren vijftig werd voor het eerst geëxperimenteerd met mogelijkheden om borstkanker in de borst te behandelen met minder radicale ingrepen dan de toen gebruikelijke borstamputatie,” vertelt professor Emiel Rutgers, hoogleraar Heelkundige Oncologie aan de Universiteit van Amsterdam. “Dappere vrouwen werkten in de jaren zeventig mee aan vergelijkende onderzoeken, waarbij de ene helft een borstsparende operatie onderging en de andere helft een amputatie. Dankzij deze vrouwen weten we dat de genezingskansen na beide behandelingen hetzelfde zijn. De eerste borstsparende behandelingen waren aan de veilige kant, waarbij grote delen van de borst toch werden weggenomen. Het cosmetisch resultaat was daardoor lang niet altijd optimaal. Door de ontwikkelingen van betere beeldvormende technieken, zoals de digitale mammografie, maar vooral ook de MRI, kunnen we de tumor nu vooraf veel beter in beeld brengen. Met deze technieken kunnen we tegenwoordig veel gerichter een borstsparende operatie doen.” 1976 Chemotherapie In de zeventiger jaren ontdekten onderzoekers dat chemotherapie levensverlengend werkte bij vrouwen voor de overgang met okselklieruitzaaiingen, vertelt professor Hans Nortier. “Inmiddels zijn de indicaties van deze medicijnencocktail die de groei van kanker remt, uitgebreid voor alle vrouwen tot zeventig jaar met een verhoogd risico op terugkeer van de tumor. Deze aanvullende behandeling, die aanvankelijk na de operatie en eventuele bestraling werd gegeven (adjuvant), verhoogt de kans op genezing met ongeveer twintig tot vijftig procent. De laatste jaren wordt deze aanvullende chemotherapie bij grotere tumoren vaak voorafgaand aan de operatie gegeven (neo-adjuvant), waardoor er soms minder ingrijpend hoeft te worden geopereerd, terwijl we dezelfde kans op genezing kan kunnen bereiken.” Er zijn tientallen soorten van deze medicijnen (cytostatica) en in de behandeling worden ze vaak in bepaalde combinaties voorgeschreven. Dat voorkomt dat de kankercellen resistent worden voor een middel. In de beginjaren werd de aanvullende chemotherapie één jaar gegeven. Maar al snel werd duidelijk dat zes tot acht kuren, een periode van ongeveer vier maanden, even goed zijn. 1990 Invoering bevolkingsonderzoek borstkanker Hoe eerder borstkanker wordt ontdekt, hoe vroeger de behandeling kan worden gestart, beseften wetenschappers en artsen. Uit pionieronderzoeken uit de jaren zestig en zeventig kwam naar voren dat borstkanker door een screening veel vaker in een vroeg stadium werd vastgesteld. Het nadeel was dat er ook nogal eens afwijkingen werden gevonden die achteraf niet kwaadaardig bleken te zijn. Maar omdat de kans om te overleven groter is bij de groep vrouwen die gescreend zijn, is begin jaren negentig het grootschalige bevolkingsonderzoek naar borstkanker in Nederland ingevoerd. Elke twee jaar worden alle vrouwen tussen de 50 en 75 jaar uitgenodigd om zich gratis te laten onderzoeken. Ruim tachtig procent geeft daar gehoor aan. Dankzij de screening van het bevolkingsonderzoek overlijden jaarlijks zo’n 500 tot 700 vrouwen minder aan borstkanker. Met röntgenfoto’s van de borst (een mammografie) zijn afwijkingen die op borstkanker duiden, goed zichtbaar. Hoe eerder borstkanker wordt ontdekt, hoe groter de kans dat de behandeling succes heeft. Want hoe eerder de eerste afwijkingen worden gevonden, hoe groter de kans dat er nog geen uitzaaiingen zijn. 1992 Schildwachtklier Borstkanker kan uitzaaien naar de lymfklieren rond de borst en vooral die in de oksel. Tot in de jaren negentig werden daarom alle oksellymfklieren verwijderd, want: better safe than sorry. Maar toen ontdekte men een vast patroon van borstkanker naar specifieke lymfeklieren: de schildwachtklieren, (sentinel nodes). Professor dr. Emiel Rutgers: “Met een kleine hoeveelheid radioactieve stof kunnen we deze schildwachtklieren of poortwachters zichtbaar maken. Tijdens de operatie verwijderen we de schildwachtlymfeklier en kijken we hem na. Is de schildwachtklier schoon, dan is de kans gering dat er uitzaaiingen in andere lymfklieren zitten en hoeven de overige lymfeklieren niet worden weggehaald. Worden kankercellen gevonden, dan halen we alle lymfeklieren aan die kant weg. Daardoor besparen we bij driekwart van de vrouwen met borstkanker een onnodige en radicale okselklieroperatie.” 1994 ontdekking van borstkankergen BRCA-1 1996 ontdekking van borstkankergen BRCA-2 In het begin van de jaren negentig ontdekken wetenschappers dat veranderingen in twee genen een verhoogd risico op borsten eierstokkanker geven. Deze genen (BRCA-1 en -2, een afkorting van BReast CAncer) zijn gecodeerd om bepaalde eiwitten te maken. Door de afwezigheid van deze eiwitten in de genen, zorgen ze ervoor dat genen die normaal borsttumoren onderdrukken, de groei ervan ineens gaan bevorderen. Bij ongeveer vijf tot vijftien procent van de vrouwen die worden getroffen door borstkanker, blijkt erfelijke aanleg een rol te spelen. Die risicogenen krijg je dus mee vanaf de geboorte. Bestaat er in een familie een verhoogde kans op borstkanker, dan kan een erfelijkheidsonderzoek duidelijk maken of er veranderingen zijn in de genen. Vrouwen die daar voor kiezen, geven vaak aan graag te willen weten waar ze aan toe zijn. De twee BRCA-genen zijn bij zo’n vijf procent van de patiënten de boosdoener. 1994 Herceptin Eind jaren tachtig hebben Amerikaanse onderzoekers de rol van het HER2-gen in de tumor blootgelegd. Bij 20 tot 25 procent van de patiënten met borstkanker is dit eiwit, dat functioneert als een antenne voor groeisignalen, in overmaat aanwezig. Deze eiwitten bevinden zich aan de buitenkant van de cel, waar ze. De overmaat aan groeisignalen jaagt de groei en de agressiviteit van de tumor aan. Patiënten met deze overexpressie kregen tot enkele jaren geleden eerder uitzaaiingen en overleden vroeger. Totdat de ontdekker van het eiwit een antilichaam wist te ontwikkelen (bekend als trastuzumab of Herceptin), dat de groei van de tumor remt. Het succes van Herceptin heeft echter een schaduwzijde: de werkzame stof kan een afname van de pompfunctie van het hart geven. Hoewel dit vaak tijdelijk is en zich herstelt wanneer de patiënt stopt met Herceptin, bekijken onderzoekers nu of het middel korter dan een jaar kan worden gegeven. Ook de zoektocht naar andere middelen die op een andere wijze HER2 blokkeren met minder ernstige bijwerkingen gaat verder. 1995 Lange termijneffecten Lange termijneffecten na borstkanker staan volop in de belangstelling van onderzoekers. Er lopen bijvoorbeeld studies naar vermoeidheidsklachten na kanker, maar ook naar de kwaliteit van leven na vijf of tien jaar en psychosociale factoren wordt onderzoek gedaan. Professor Emiel Rutgers: “De diagnose borstkanker, met alle onzekerheid van dien, is doorslaggevend voor gevoelens van angst en depressie. Er is daarbij geen verschil tussen vrouwen die een borstsparende behandeling of een borstamputatie hebben ondergaan. Patiënten die zelf kunnen meebeslissen over de keuze van de behandeling en goed zijn voorgelicht, ervaren de beste kwaliteit van leven, met aantoonbaar minder pijnklachten en angst- en depressiegevoelens op langere termijn. Dat is de reden waarom we beide opties bespreken met patiënten. Natuurlijk vinden we dat bij kleine borsttumoren de borstsparende behandeling de voorkeur geniet. Maar een borstamputatie, eventueel met onmiddellijke reconstructie, is ook een goede keuze. Dankzij de ontwikkeling van oncoplastische chirurgie kunnen we ook na borstamputatie veel betere cosmetische resultaten behalen.” 2002 MammaPrint Elke tumor ontstaat uit een fout in een gen. Maar welk gen? Het menselijk DNA is opgebouwd uit zo’n 25.000 genen. Bij de ontwikkeling van borstkanker spelen meerdere genen een rol. Onderzoekers hebben inmiddels een aantal belangrijke ‘sleutelgenen’ blootgelegd. Moleculair biologe Laura van ’t Veer deed onderzoek naar de genetische oorsprong van kanker en ontwikkelde de MammaPrint, waarin zeventig genen worden bekeken, die bij elkaar met grote zekerheid voorspellen of een borstkankerpatiënt een hoog of laag risico van uitzaaiingen heeft. Het is heel goed mogelijk dat het aantal vrouwen dat onnodig een belastende chemokuur moet ondergaan, daardoor zal dalen. Op dit moment werken onderzoekers ook aan DNA-tests die kunnen voorspellen of bepaalde medicijnen, zoals Herceptin, of bepaalde vormen van chemotherapiecocktails, goed aanslaan bij een bepaalde tumor. 2000-2005 Jaarlijkse MRI-scan bij verhoogd risico Bij jonge vrouwen met een verhoogd risico is een tweejaarlijkse mammografie onvoldoende, omdat de kleine tumoren slecht zichtbaar zijn door het dichte borstweefsel. Daarom kunnen jonge vrouwen die het BRCA-1 of -2 gen hebben, jaarlijks een MRI laten maken, naast de mammografie. Andere vrouwen met een verhoogde erfelijke kans kiezen voor preventieve chirurgie: zij laten hun borsten verwijderen om zo het risico te minimaliseren. Is dat niet een erg radicale oplossing? Professor Rutgers: “‘Snijden in een gezond lichaam’ is een enorm moeilijk besluit dat vrouwen en artsen niet snel nemen. Maar door de borstamputatie is het risico zo klein dat deze vrouwen niet meer op na-controle hoeven komen. Dat is vaak een enorme opluchting. Ongeveer de helft van de vrouwen met een bekend sterk verhoogd risico kiest voor een screening met MRI en mammografie, de andere helft kiest voor de preventieve borstamputaties.” 2004 Invloed van leefstijlen De relatie tussen voeding en kanker niet zo eenvoudig aan te tonen, vertelt dr. Floor van Leeuwen, epidemoloog bij het Nederlands Kanker Instituut - Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis (NKI-AVL) in Amsterdam: “Het antwoord zit niet in één stofje. Het gaat waarschijnlijk om de wisselwerking tussen de voedingsstoffen die je binnenkrijgt. Maar meer nog dan wat je eet, gaat het om hoevéél je eet: van overgewicht is aangetoond dat het de kans vergroot op borstkanker, darmkanker en een aantal andere vormen van kanker. Van bewegen, een uurtje per dag, is bewezen dat het de kans op borst- en darmkanker juist verkleint.” Een andere factor in levensstijl die meespeelt, is de leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt. “Hoe later je kinderen krijgt, hoe vaker je een menstruele cyclus doormaakt. De borstklieren worden daardoor vaker gestimuleerd en dat doet de kans op borstkanker toenemen. Helaas is het niet te verwachten dat vrouwen er massaal voor kiezen om weer jong (rond hun twintigste) kinderen te krijgen en lang (een jaar) borstvoeding geven.” Meer mijlpalen Mijlpalen ontstaan niet vanzelf. De hier beschreven doorbraken in vroege opsporing, erfelijkheid, de rol van de hormonen, de vele behandelmogelijkheden en de toegenomen aandacht voor lange termijneffecten, hadden niet bereikt kunnen worden zonder vele onderzoeken. Ze hebben geleid tot de memorabele ontdekkingen die er de afgelopen zestig jaar zijn bewerkstelligd en waarvan de resultaten het verschil maken in de praktijk. Soms roepen grensverleggende ideeën van onderzoekers en artsen eerst weerstand of tegenstand uit de omgeving. Maar dankzij onderzoeksleiders die erin geloven, instellingen die zorgen voor subsidies of de financiering, en niet in de laatste plaats moedige vrouwen die hun medewerking verlenen aan onderzoek, kunnen we de komende jaren nog veel meer mijlpalen bijschrijven. Noot voor de redactie Voor meer informatie kunt u contact opnemen met : Marjolijn Swart, PR Coördinator KWF Kankerbestrijding T (020) 570 0448 of (06) 101 52 888 e-mail mswart@@kwfkankerbestrijding.nl