Protocol Lezen en Spelling

advertisement
Protocol
Lezen en Spelling
Protocol Lees-/ Spellingproblemen en Dyslexie
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
1
Inhoud protocol Lezen – Spelling
Voorwoord.
3
Ontwikkeling geletterdheid.
4
Onderkenning en signalering van lees- en spellingproblemen.
5
Behandeling van lees- en spellingproblemen.
6
Dyslexie:
Signalen per leeftijdsgroep
7
Signaleren d.m.v. toetsen
8
Interventies
8
Beginnende geletterdheid groep 1-2.
10
Technisch Lezen groep 2 tot en met groep 8.
12
Boekbespreking / Boekverslag.
14
Studievaardigheden.
16
Begrijpend Lezen.
17
Woordenschat.
18
Spelling.
19
Bijlage 1: Tussendoelen Beginnende Geletterdheid groep 1-2-3.
23
Bijlage 2: Tussendoelen Gevorderde Geletterdheid.
25
Bijlage 3: Connect programma.
29
Bijlage 4: Strategieën Begrijpend Lezen.
32
Bijlage 5: Woordenschat 4-takt methode van Verhallen.
33
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
2
Voorwoord
Iedere school heeft een protocol voor Lezen en Spelling. Het Palet hanteert de reeks boekjes:
“Protocol Leesproblemen en Dyslexie” voor groep 1 en 2, voor groep 3, voor groep 4 en voor groep
5-8 (Scheltinga, Gijsel, Druenen en Verhoeven, 2011). In dit stuk wordt in het kort beschreven hoe
wij vorm geven aan dit protocol.
Kenmerken van goed Lees- en Spellingonderwijs:

Doelgericht werken.
Het Palet werkt aan de kerndoelen zoals die door het Ministerie van Onderwijs voor het
Basisonderwijs zijn opgesteld. Daarbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen de
‘Tussendoelen voor Beginnende Geletterdheid’ en de ‘Tussendoelen voor Gevorderde
Geletterdheid’ (zie bijlagen).

Efficiënt gebruik maken van methoden.
Op Het Palet zorgen de verschillende methoden voor een doorgaande leerlijn. Het efficiënt
inzetten van een methode, betekent werken met de kerndoelen in het achterhoofd. Daarbij
kan het soms nodig zijn om lesstof uit andere methoden ter aanvulling te gebruiken.

Handelingsgericht werken.
Toets gegevens worden op Het Palet gebruikt om de effectiviteit van het eigen handelen, en
het niveau van leerlingen te bepalen. Daarop wordt het onderwijs afgestemd. Dit betekent
dat zwakke leerlingen extra instructie en extra oefentijd krijgen om zoveel mogelijk doelen te
kunnen halen. Op Het Palet worden de instructieniveaus in de groepsplannen vastgelegd.

Directe Instructie.
Op Het Palet wordt instructie gegeven aan de hand van het DI-model. Na een klassikale
instructie, volgt er een verlengde instructie (kinderen van de basisgroep kunnen zelfstandig
verder). Tijdens deze verlengde instructie wordt er met een selectief groepje leerlingen,
nogmaals gezamenlijk ingeoefend en aangepast zelfstandig geoefend. De evaluatie is hierbij
heel belangrijk. Hebben alle kinderen het doel van die les behaald?
Op Het Palet werken de leerlingen met het Connect programma, indien hun niveau van Technisch
Lezen en Spelling zich onvoldoende ontwikkelt (bijlage 3). Daarvoor worden teksten gebruikt met
bijpassende woorden uit dezelfde spellingcategorie. Door de connectie woorden schrijven en
technisch lezen wordt niet alleen het leesniveau verbeterd, maar ook het niveau van spelling,
woordenschat en de fijne motoriek (de woorden worden in de (con)tekst verklaard en het schrijven
van de woorden dient netjes en foutloos te gebeuren).
Op Het Palet zijn twee hoofdmetingen: Citotoetsen Medio en Einde schooljaar. De AVI toetsen
vinden 3x per jaar plaats (nov.-jan.-mei). De perioden tussen de metingen zijn de interventie
perioden waarin het Connect programma wordt aangeboden en waarin binnen de groepen
doelgericht, effectief en handelingsgericht wordt gewerkt m.b.v. het Direct Instructiemodel.
In dit protocol wordt SMART beschreven hoe we ons Lees- en Spellingonderwijs vorm geven, en op
welke wijze we op Het Palet interveniëren bij Lees- en Spellingproblemen.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
3
Ontwikkeling geletterdheid
Al voordat kinderen naar de basisschool gaan vindt een sterke taalontwikkeling plaats. Ze leren
spreken/luisteren. Daarnaast maken ze kennis met geschreven taal, vooral d.m.v. (prenten)boeken.
Deze voorschoolse fase noemen we de fase van ontluikende geletterdheid. In groep 1 – 2 – 3
spreken we van de fase beginnende geletterdheid. In deze fase oriënteren leerlingen zich verder op
de functies van geschreven taal en leren ze de basisprincipes van het lezen en schrijven. In de fase
van gevorderde geletterdheid (groep 4 t/m 8) gaan leerlingen geschreven woorden steeds sneller
herkennen, het leesproces raakt meer geautomatiseerd. Het tempo is vlotter en het lezen wordt
vloeiender met intonatie. Ook de spellingvaardigheid breidt zich uit. Leerlingen leren verschillende
spellingregels correct toe te passen. Ze kunnen steeds beter hun eigen spellingfouten herkennen en
corrigeren.
Bij de ontwikkeling van een goede lees- spellingvaardigheid staan twee aspecten centraal:
1. Inzicht in het alfabetische principe: letters corresponderen met bepaalde klanken en
andersom. Als een leerling dit inzicht niet heeft, moet hij hele woorden (als een ‘plaatje’ of
‘beeld’) onthouden. Dit lukt nog wel met een beperkt aantal simpele woorden, maar bij meer
complexe woorden gaat dat steeds moeilijker. Het geheugen raakt overbelast.
2. Automatisering: het koppelen van letters en klanken gaat zo snel dat dit proces zonder
bewuste aandacht verloopt. Zo is er meer aandacht voor de betekenis van de tekst. Ook bij
spelling is automatiseren belangrijk. Om je aandacht te kunnen richten op de inhoud van een
te schrijven tekst, is het belangrijk dat spellingregels automatisch worden toegepast.
In de hogere groepen wordt de aandacht verplaatst van het technisch lezen naar het lezen met
begrip van verschillende tekstsoorten. Naast het technisch ontsleutelen en begrijpen van een tekst
spelen ook affectieve en sociale aspecten een belangrijke rol bij het lezen (belangrijk voor
leesmotivatie!!). Bij een verhaal dat aanspreekt, zal een leerling zich proberen in te leven in
gevoelens, stemmingen en de motieven van de hoofdpersoon. Ook informatieve teksten gaan meer
leven als de tekst over een bekend onderwerp gaat of als het de interesse van de leerling heeft.
Leerlingen gaan het persoonlijk en maatschappelijk belang van goed kunnen lezen en spellen steeds
sterker ervaren en ze krijgen steeds beter inzicht in welke informatiebronnen ze kunnen gebruiken
om hun kennis over de wereld te vergroten. Het uiteindelijke doel van lees- en spellingonderwijs is
dat alle leerlingen aan het eind van de basisschool geschreven taal kunnen en willen gebruiken om
informatie te verwerken en kennis te verwerven om hun intellectuele mogelijkheden verder uit te
breiden.
Binnen de wetenschap zijn er diverse opvattingen m.b.t. de leesontwikkeling. De BOTTOM-UP
theorieën gaan ervan uit dat lezen begint bij letterherkenning. Dan volgt de verwerking op hoger
niveau (woord, zin, tekst). De TOP-DOWN theorieën gaan ervan uit dat lezen begint met begrijpen.
De betekenis van de tekst staat centraal. Tegenwoordig gaat men uit van twee modellen:


Het twee-route model
Het connectionistische model
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
4
Beide modellen gaan uit van de decodeerstrategie; ze verschillen in opvatting over de wijze waarop
informatie wordt opgeslagen in de hersenen. Voor dit leesprotocol is de decodeerstrategie
belangrijk. Het geschreven woord:
‘RETICULOGRANULOMATOSE’
kan door niet-medici moeilijk gelezen worden. Het woord moet ontsleuteld (gedecodeerd) worden in
kleinere eenheden als letters, klankgroepen en woorddelen. Aan deze letters/lettergrepen worden
klanken gekoppeld en het woord kan gelezen worden (dat wil nog niet zeggen dat we het ook
begrijpen). Een ervaren lezer zal zelden nog het woord letter voor letter ontsleutelen, zelfs niet een
woord als ‘BDORSCHYRKOKKY’. Hij zal steeds lettercombinaties herkennen en benoemen. De
ontwikkeling van lezen uit zich in het herkennen van steeds grotere eenheden/lettercombinaties.
Een woord moet gedecodeerd worden, klanken worden aan de tekens gekoppeld = synthetiseren. Is
het woord gesynthetiseerd, dan kan er woordherkenning optreden en kan aan het woord betekenis
worden toegevoegd.
Onderkenning en signalering van leesproblemen
Leesproblemen vallen het meest op bij hardop lezen. Als het leestempo te traag is en er spellend
wordt gelezen (SPELLER), of als het leestempo te hoog is en er onnauwkeurig wordt gelezen met veel
raadfouten (RADER). Het lezen verloopt niet vloeiend en vaak zijn er ook problemen met het
begrijpen van de tekst.
Leerlingen met (ernstige) spellingproblemen maken vaak langdurig veel basale spellingfouten als
gevolg van een automatiseringstekort. Ze kennen en onthouden weinig tot geen spellingregels en
corrigeren zichzelf niet. Van de regels die ze wel kennen, weten ze vaak niet wanneer en hoe ze deze
moeten toepassen. Ze hebben weinig tot geen inzicht in het spellingsysteem. Leerlingen met
spellingproblemen schrijven vaak onleesbaar of ze schrijven traag. Ook dit zijn symptomen van
automatiseringsproblemen.
Signaleren gebeurt door middel van observaties en toetsen (volgens de toetskalender).
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
5
Behandeling van lees- en spellingproblemen.
De 7 pijlers van de lees-, spellingbehandeling:
1. Lezen centraal. Tijdens de begeleiding écht met lezen bezig zijn en niet met andere soorten
training (motorische training, optometrie training en ook geen taaltraining). Ook worden
deelleerprocessen niet apart getraind zoals auditieve analyse, auditieve synthese, visuele
analyse, visuele synthese en auditief of visueel geheugen (zit veel in kleuterprogramma’s).
Lezen betekent dat je tegelijkertijd met BEELD en KLANK bezig bent in de vorm van letters,
letterclusters, woorden en teksten. Dus bij bijv. ‘hakken’ en ‘plakken’ niet alleen de letters
zeggen, maar ook laten zien!
2. Inprenten. Technisch lezen is een vaardigheid die geautomatiseerd moet worden zodat de
aandacht steeds meer naar de inhoud van de tekst gaat en niet meer naar het decoderen.
Daarvoor is veel oefenwerk nodig: ‘leeskilometers maken’!
3. Motiveren. Een kind dat technisch vaardiger wordt in lezen, zal sneller zelf spontaan gaan
lezen als er voldoende, verschillend en interessant leesmateriaal voorhanden is.
4. Afstemmen. Iedereen die betrokken is bij de leesbehandeling (leerkracht, ouders,
logopedist, leesspecialist e.a.) weet wat zijn/haar rol is en houdt rekening met elkaars
benadering (welke ezelsbruggetjes worden gebruikt, wel of niet bijwijzen met de vinger etc.).
5. Koppelen van HOREN en ZIEN. Kind expliciet wijzen op wat het hoort en wat het
ziet/schrijft (zowel bij lezen als bij spelling). Daarbij duidelijk de bijbehorende spellingregels
benoemen en uitleggen.
6. Decoderen. Kind kennis laten maken met steeds grotere leeseenheden/woorddelen (bijv.
klankgroepen als oei, eeuw, schr, spr, nkt etc.), Zowel bij technisch lezen als bij spelling.
Lezen = decoderen : letter-klank koppeling.
Spellen = coderen : klank-letter koppeling
7. Begrijpend Lezen. Het doel van leren lezen is steeds LEESBEGRIP! Leesbegrip en motivatie
zijn heel duidelijk met elkaar verbonden!
Op basis van deze zeven pijlers zijn er diverse leesbehandelingen ontwikkeld. Op Het Palet hebben
we gekozen voor het CONNECT programma (zie bijlage). Dit programma maakt een connectie tussen
lezen en spelling volgens de laatste wetenschappelijke inzichten. Het programma kan worden
toegepast van groep 1 tot en met groep 8. In de bijlage wordt uitgelegd hoe ermee gewerkt kan
worden.
Het is heel belangrijk om het CONNECT-programma minstens een half jaar consequent volgens de
gebruiksaanwijzing toe te passen en regelmatig te toetsen op effectiviteit (iedere 2 maanden). In een
individueel handelingsplan wordt vermeld op welke tijden van de dag het Connect programma is
ingeroosterd, met welk materiaal er wordt gewerkt en hoe er wordt gewerkt).
Is er na een half jaar niet of nauwelijks een vooruitgang in de lees-, spellingontwikkeling, dan wordt
er in overleg met de leerkracht, de ouders, de leerling en de intern begeleider naar andere opties
gekeken.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
6
Dyslexie: signalen per leeftijdsgroep
Signalen op kleuterleeftijd
Op de kleuterleeftijd (groep 1 en 2) is dyslexie nog niet vast te stellen. Wel kunnen er een aantal
signalen zijn die aanleiding geven om het kind extra in de gaten te houden. Bijvoorbeeld wanneer het
kind:
 een algemeen zwak taalniveau heeft
 slecht versjes kan onthouden en slecht kan rijmen
 moeite heeft met het aanleren van willekeurige afspraken, zoals de begrippen 'links' en
'rechts' en de namen van kleuren.
Signalen onderbouw basisonderwijs
Signalen voor dyslexie in groep 3 - 4 kunnen zijn:
 Het kind beheerst het alfabet slecht.
 lang spellend lezen of (vroeg) radend lezen:
 Het kind kan het tempo van de klas niet bijhouden.
 Langzame letterherkenning, vooral van klanken: eu en ui, oe en ou etc.
 Problemen met het handschrift en met andere motorische vaardigheden.
 Het kind blijft in spiegelschrift schrijven en draait klanken om: b en d, 6 en 9, q en p etc.
 Het kind maakt spelfouten bij het overschrijven.
 Het kind heeft weinig concentratie bij het lezen en is snel moe na het lezen.
 Voorlezen gaat hakkelend en stotterend. Vaak heeft het kind achteraf geen idee wat hij
gelezen heeft. Heeft een hekel aan hardop voorlezen.
 Vaak struikelen bij het lezen, vaak een woord overslaan, delen van woorden weglaten,
woorden die hetzelfde klinken door elkaar halen.
 Het kind kan links en rechts niet goed uit elkaar houden.
 Het kind heeft moeite met het leren van analoog klokkijken.
 Het kind heeft moeite met het leren van tafels en andere logische reeksen.
 Moeite met aandacht voor verbale informatie: het verschil te horen tussen klanken als m en
n, t en k, ba en da, met ritme, klemtoon en de betekenis van woorden
 Moeite om verschil te zien tussen bijvoorbeeld p en q, b en d, en met volgorde in woorden
(zodat omkeringen en weglatingen het gevolg zijn)
 Moeite met het inprenten van reeksen (bijv. tafels), met het onthouden van
woordcombinaties, uitdrukkingen en gezegdes
 Het kind ziet letters dansen en haalt letters door elkaar: ‘dorp’ en ‘drop’; ‘staart’ en ‘straat’.
 Ondanks eindeloze oefeningen toch slechte cijfers voor dictees.
 Een groeiend verschil tussen het leesvermogen en het vermogen een verhaal te begrijpen.
Signalen bovenbouw basisonderwijs
In de bovenbouw van de basisschool is het leesonderwijs erop gericht om leerlingen steeds meer
woorden te leren lezen, steeds zelfstandiger te maken en door middel van lezen informatie op te
laten doen en hun kennis uit te breiden. De signalen van dyslexie in de bovenbouw zijn te merken
aan een toenemende weerstand tegen leestaken en/of toenemende faalangst en kenmerken die
opvallen bij a) het hardop lezen, b) de spelling, c) het schrijven en d) taken die te maken hebben met
snel benoemen en/of de belasting van het verbale korte termijn geheugen.
a bij hardop lezen valt op dat de leerling:
 te traag leest
 veel spellend leest
 veel fouten maakt door het raden van woorden
 een grote weerstand en/of faalangst tegen leesbeurten ontwikkelt
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
7
b bij de spelling valt op dat de leerling:
 veel spellingsfouten maakt bij vrije schrijfopdrachten
 vaak fonetisch spelt (letterlijk opschrijft wat hij hoort)
 de spellingsregels slecht onthoudt
 zichzelf niet of nauwelijks corrigeert
c bij het schrijven valt op dat de leerling:
 een traag schrijftempo heeft
 vaak een onleesbaar schrift heeft met veel doorhalingen (hoeft niet door een motorisch
probleem te komen)
d bij het snel benoemen valt op dat de leerling:
 problemen heeft met het onthouden van namen of het ophalen van namen uit het
geheugen, bijvoorbeeld bij vakken als geschiedenis en topografie.
Signalering d.m.v. toetsen
Elke schooljaar worden de Medio en Eindtoetsen van Cito afgenomen: DMT (Drie Minuten Toets),
Spelling, Begrijpend Lezen, Woordenschat en Studievaardigheden. Daarnaast toetsen we de TTR
(Tempo Toets Rekenen) en de AVI technisch leeskaarten.
Kinderen komen in aanmerking voor een dyslexie onderzoek als ze:


3x achter elkaar een IV scoren voor DMT…….. én
3x achter elkaar een V scoren voor spelling.
Daarbij moet de school kunnen aantonen (d.m.v. handelingsplannen) dat er ondanks intensieve
begeleiding, niet of nauwelijks vooruitgang is in de lees-/spellingvaardigheid . De Intern Begeleider
zorgt voor aanvullende informatie: BRUS en KLEPEL toets en het PI-dictee.
Interventies bij leesproblemen:

Tot en met groep 5 : Optimaliseren !!!
Een intensieve lees- spelling begeleiding met extra leer- en oefentijd waardoor zoveel
mogelijk het niveau van functionele geletterdheid wordt bereikt (Connect-programma).

Groep 6 t/m 8 : Compenseren: maatregelen die de gevolgen van lees- spellingproblemen
minimaliseren. Deze compensatie geldt voor leerlingen met ernstige lees- en
spellingproblemen maar die nét niet voor een dyslexie onderzoek in aanmerking komen
omdat ze op bepaalde deelgebieden iets te hoog scoren. In deze fase blijft optimaliseren ook
belangrijk! Altijd met ouders bespreken!!

Groep 6 t/m 8 : Dispenseren: leerling krijgt ontheffing van bepaalde opdrachten en krijgt
meer hulp. Deze dispensatie geldt voor leerlingen met een dyslexieverklaring. In deze fase
blijft optimaliseren ook belangrijk! Altijd met ouders bespreken!!
!!! Compenseer en dispenseer niet te snel!!! Laat de leerling zoveel mogelijk op eigen kracht
opdrachten maken. De maatschappij dispenseert tenslotte ook niet!!
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
8

Leerlingen met ernstige lees- en
spellingproblemen.
Leerlingen met een dyslexieverklaring.
Compensatie vanaf groep 6
Dispensatie vanaf groep 6
Opmerking CITO toetsen Begrijpend Lezen:



Cito adviseert om de toets niet voor te lezen
omdat scores dan niet meer valide zijn!!!





Extra tijd bij toetsen
Tekst vooraf laten voorbereiden door de
leerling (pre-teaching).
Meer tijd geven zodat de leerling de tekst
zelf goed kan lezen.
Tekst samen lezen met buddy (níet
voorlezen maar gezamenlijk lezen)
Schrijfopdrachten (zaakvakken/ IPC) met gepaste
aandacht beoordelen op spelling.




Toetsen aanvragen voor dyslectici.
Kleine gedeeltes toetsen.
Toetsen maken op de computer met
aangepaste software.
Extra tijd bij toetsen
Mondeling toetsen i.p.v. schriftelijk (indien
mogelijk).
Tekst wordt voorgelezen (door leerkracht,
buddy of ICT software).
Tekst vergroten
Schrijfopdrachten (zaakvakken/ IPC) met
gepaste aandacht beoordelen op spelling.
Schrijfopdrachten uitvoeren op de computer
met spellingcontrole.
Leerling de tijd geven om zelf goed aantekeningen te
kunnen maken.
Deze aantekeningen eventueel door de leerkracht
laten controleren.
Aantekeningen op papier aan de leerling geven.
Eventueel vergroot met veel witregels. Dit is vooral
belangrijk wanneer de aantekeningen gebruikt
moeten worden voor het leren van een toets.
Bij Begrijpend Lezen de moeilijke woorden laten
onderstrepen en op laten zoeken in een
woordenboek.
Bij Begrijpend Lezen de moeilijke woorden aangeven
en uitleggen.


Leerkracht helpt leerling met het ordenen
van informatie.
Teksten samenvatten met hulp van een
buddy of leerkracht. De kennis koppelen aan
bestaande kennis.


Leerkracht helpt leerling met het ordenen
van informatie. Hij geeft die ordening op
papier.
Teksten samenvatten met hulp van een
buddy of leerkracht. De kennis koppelen aan
bestaande kennis. De samenvatting wordt
op papier gegeven.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
9
Beginnende geletterdheid groep 1 en 2.
Specifiek doel:
Doel:
Zie ‘Tussendoelen Beginnende Geletterdheid’ (bijlage).
Concreet: Leerlingen in groep 2 de letters van het alfabet aanleren
Wie:
Leerkrachten groep 1/2.
Wanneer: 1x per week een letter aanbieden met opdracht(en). In groep 2 worden de letters
aangeboden van kern 1 en 2 van Veilig Leren Lezen (groep 3).
Elke dag (in de kring) activiteiten die gericht zijn op de tussendoelen.
Lange termijn doel: leesonderwijs verbeteren zodat eind groep 6 alle kinderen klaar zijn met
technisch lezen (AVI E7-plus beheersen). (Eind groep 3: AVI M4; eind groep 4: AVI M5; eind
groep 5: M6)
Meetbaarheid:
-
Fonementoets: Maart groep 2 (leerlingen beheersen minimaal de letters die in kern 1 en
2 van “Veilig leren lezen” in groep 3 aan bod komen).
Letterkennistoets van Aarnoutse en Mommers of Struiksma: Eind groep 2.
Citotoets: TAAL VOOR KLEUTERS
Evt. een deel van de Herfst- signaleringstoets van groep 3.
Letterdiploma van VLL groep 3 kan evt. al in groep 2 gegeven worden.
Acceptabel:
De doelen voor beginnende geletterdheid zijn wettelijk vastgesteld.
Realistisch uitvoerbaar plan:








Groep 1/2 werkt elke dag met de methode “Schatkist” (nieuwste versie).
De letter van de week wordt aangeboden d.m.v. een woord dat past bij het thema, waar op
dat moment mee gewerkt wordt. Dit kan d.m.v. een prentenboek – verhaaltje – liedje –
versje etc.. We werken met MKM woorden (medeklinker-klinker(s)-medeklinker: pop, poes
etc..)
We bieden het woord aan op dezelfde manier als in groep 3 met de methode “Veilig leren
lezen” (werken van links naar rechts, visuele analyse v/e woord in grafemen: m-ui-s,
koppelen van de juiste klank aan de letter, onthouden van die klanken, verbinden van de
klanken tot een woord, betekenis woord terug herkennen): zgn.: “Hakken en Plakken”.
Er wordt een plaatje van het woord opgehangen en de letters komen daar onder. De letter
die we aanleren komt aan de letterlijn.
Verwerking: d.m.v. werkbladen, stempelen, knutselen, etc. Schrijven conform de letters
zoals die in groep 3 aangeleerd worden.
Werken met de beginnende geletterdheid kaarten (kaarten die gebruikt worden bij
prentenboeken met gerichte vragen die ook weer aansluiten bij de tussendoelen). De
pictogrammen op deze kaarten worden in groep 3 t/m 8 gebruikt op boekverslagformulieren. Vanaf groep 4 wordt het aantal pictogrammen uitgebreid.
Elke dag werken met “Bas gaat Digitaal” en “Schatkist”. Dit zijn taal-computerprogramma’s
voor kleuters waar ze zelfstandig mee kunnen werken.
Lessen uit de map: “Fonemisch Bewustzijn” van het CPS.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
10

Toepassen van het leesinterventie- programma ‘CONNECT’ indien er zich problemen
voordoen bij de leesontwikkeling van leerlingen.
Tijdgebonden:
Wanneer beginnen we?: Schooljaar 2013-2014.
Wanneer evalueren: Eind schooljaar na de eindtoetsen.
Wanneer is het doel bereikt?
 Als alle kinderen eind groep 2 de aangeboden letters beheersen.
 Als in groep 3 alle kinderen in januari op AVI M3 niveau lezen,
in maart op AVI E3 niveau lezen
in juni op AVI M4 niveau lezen en wanneer
eind groep 6 alle kinderen klaar zijn met AVI lezen.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
11
Technisch Lezen groep 2 t/m 8.
Specifiek doel: Zie ‘Tussendoelen voor Beginnende en Gevorderde Geletterdheid’ (bijlage).
Concreet:
Groep 1 en 2
Relatie tussen gesproken en geschreven taal
 Woorden, zoals de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke personen/dingen, als
globale eenheden lezen en schrijven
Taalbewustzijn




woorden in zinnen onderscheiden
onderscheid tussen de vorm en betekenis van woorden
woorden in klankgroepen verdelen
reageren op en spelen met bepaalde klankpatronen in woorden; eerst door eindrijm en later
met behulp van beginrijm
 fonemen als de kleinste klankeenheden in woorden onderscheiden, zoals bij p-e-n
Alfabetisch principe


Ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters met die klanken
corresponderen. Fonetisch benoemen van letters.
Door de foneem-grafeemkoppeling nieuwe woorden lezen en schrijven
Groep 3 en 4











Ontsleutelen van klankzuivere (km-, mk- en mkm-)woorden zonder eerst de afzonderlijke letters te
verklanken
lezen van klankzuivere woorden (van het type mmkm, mkmm en mmkmm)
lezen van korte woorden met afwijkende spellingpatronen en meerlettergrepige woorden
woordidentificatietechnieken
steeds meer woorden automatisch herkennen
gebruik van verschillende technieken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen
herkennen van lettercombinaties en spellingpatronen
herkennen van lettergrepen in geschreven woorden
herkennen van het unieke letterpatroon van (leen)woorden
gebruikmaken van de betekenis van een woord
gebruikmaken van de context van een woord
Groep 5 en 6
Vooral aandacht voor het verhogen van het leestempo en het lezen van woorden met complexere
woordstructuren, afwijkende spellingpatronen en leenwoorden
Groep 7 en 8
Vooral aandacht voor het verhogen van het leestempo.
 Kinderen maken gebruik van de betekenis van een woord
 Kinderen maken gebruik van de context waarin een woord wordt gebruikt
 Kinderen gebruiken leestekens op de juiste manier
 Kinderen lezen groepen woorden als één geheel
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
12




Kinderen lezen een tekst voor met juiste intonatie
Kinderen lezen een tekst in het juiste tempo
Kinderen lezen een tekst zonder 'spellinguitspraak'.
Kinderen houden bij het voorlezen rekening met het leesdoel en met hun gehoor.
Meetbaarheid:



Herfstsignalering, Wintersignalering, Lentesignalering en Eindsignalering VLL
AVI toetsen
Cito D.M.T. Toetsen
Acceptabel: De kerndoelen voor technisch lezen zijn wettelijk vastgelegd.
Realistisch uitvoerbaar plan:



Groep 3 werkt elke dag met de aanvankelijk leesmethode “Veilig Leren Lezen” 2 e
maanversie.
Groep 4 t/m 7 werkt twee keer per week met de methode voor voortgezet technisch lezen:
“Leeshuis”.
Bij leesproblemen: volgen van het Connectprogramma (bijlage).
Tijdgebonden:
Wanneer beginnen we?: Schooljaar 2013-2014.
Wanneer evalueren: Eind schooljaar na de eindtoetsen.
Wanneer is het doel bereikt?
 Als alle kinderen eind groep 2 de aangeboden letters beheersen.
 Als in groep 3 alle kinderen in januari op AVI M3 niveau lezen, in maart op AVI E3 niveau
lezen, in juni op AVI M4 niveau lezen en wanneer eind groep 6 alle kinderen klaar zijn met
AVI lezen.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
13
Boekbespreking/ Boekverslag
Specifiek doel:
Leerlingen kunnen op eigen niveau een boekverslag maken. Het verslag van groep 8 sluit aan op de
werkwijze van het voortgezet onderwijs.
Meetbaarheid:
In groep 1 en 2 maken de leerlingen al kennis met de pictogrammen. In de daaropvolgende jaren
komen deze pictogrammen steeds terug zodat ze meteen herkend worden.
Groep 3 t/m 8 werken met boekverslag lijsten die aangepast zijn op het niveau van de groep en
maken minimaal 5 boekverslagen per jaar.
Acceptabel:
In alle groepen wordt op de zelfde manier een boekverslag/ bespreking gedaan. Uniformiteit is
duidelijk voor leerlingen én voor leerkrachten.
Realistisch uitvoerbaar plan:
Van groep 1 t/m 8 op dezelfde manier verslag van een boek doen m.b.v. pictogrammen .
1. In groep 1 en 2 worden er boeken voorgelezen. N.a.v. een verhaal worden in de kring
pictogram- kaarten gebruikt met de volgende vragen:
a) Kaft: titel (waar denk je dat het verhaal over gaat?)
b) Begin en eind van het verhaal?
c) Wie?
d) Waar?
e) Probleem?/ oplossing!
f) Eigen mening: hoe vond je het verhaal? (met emotie-picto’s).
g) 1/2 : het boek tot de helft lezen: Hoe zou het verder aflopen?
h) Verwerkingskaart: verhaal navertellen, naspelen, creatief .
i) Kijkvraag/ luistervraag (beginnende geletterdheid en gecijferdheid)
2. In groep 3 maken de leerlingen na het lezen van een boek al een eenvoudig boekverslag op
een lijst. De onderwerpen a t/m f komen daar op voor.
3. In groep 4 wordt op dezelfde manier een verslag geschreven als in groep 3. Een aantal
pictogrammen verdwijnen en nieuwe komen erbij:
a) Kaft: titel, schrijver en tekenaar
b) Wie?
c) Waar?
d) Probleem/ oplossing
e) Samenvatting
f) Eigen mening
4. Vanaf groep 5 wordt het verslag uitgebreid met de volgende pictogrammen:
g) Wie? Wat voor iemand is/zijn dat? ; karakter.
h) Tijd.
i) Genre (soort boek; sticker bibliotheek)
j) Thema/ hoofdgedachte (met keuzemogelijkheid).
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
14
In alle groepen krijgen de leerlingen ook de mogelijkheid om mondeling verslag van hun boek te
doen. In dat geval gebruiken ze het boekverslag formulier als leidraad.
Tijdgebonden:
Wanneer beginnen we? Schooljaar 2013-2014.
Wanneer evalueren we? Einde schooljaar.
 Zijn de formulieren goed bruikbaar?
 Is deze werkwijze geschikt?
 Is deze werkwijze efficiënt? (Lezen leerlingen nu méér gericht een boek. Heeft deze manier
van werken een positieve invloed op het BEGRIJPEND LEZEN.)
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
15
Studievaardigheden
Specifiek doel:
Met studievaardigheden leren de kinderen het lezen, begrijpen en verwerken van allerlei
informatiebronnen: teksten, kaarten, tabellen en grafieken.
- omgaan met studieteksten en naslagwerken.
- gebruiken van informatiebronnen (waaronder internet)
- kaartlezen
- lezen van schema’s, tabellen en grafieken.
Kerndoelen Informatieverwerking:












De kinderen zoeken snel woorden op, die alfabetische zijn geordend.
Kinderen kennen de functie en opzet van verschillende informatiebronnen.
Kinderen zoeken gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen.
Kinderen zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander
materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de
computer.
Kinderen herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is.
Kinderen stellen zich relevante vragen, vóór en ná het lezen van een tekst.
Kinderen kennen de betekenis en functie van verschillende informatiebronnen
Kinderen zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen.
Kinderen zoeken in een openbaar bibliotheek boeken of materialen op een efficiënte
wijze op met behulp van een computer
Kinderen maken een schema of samenvatting van verhalende of informatieve tekst.
Kinderen stellen zichzelf relevante vragen, vóór, tijdens en ná het lezen van een tekst.
Kinderen kunnen m.b.v. handige steekwoorden omgaan met zoekmachines op het web.
Meetbaar:
Toetsen bij de methoden: Blits (uitgeverij Delubas).
Cito toetsen groep 5, 6, 7 en 8.
Cito entreetoets groep 7 en Cito eindtoets groep 8.
Acceptabel:
De kerndoelen voor Informatieverwerking zijn wettelijk vastgelegd.
Realistisch uitvoerbaar plan:

De methode Blits bevat oefenstof om de vaardigheden, vermeld bij “specifiek doel”, aan te
leren. Het is een goede aanvulling op onze methode Tekstverwerken: Begrijpend en
Studerend lezen. Deze methode wordt wekelijks gebruikt.
Tijdgebonden: we starten schooljaar 2013-2014.
Evaluatie in juni 2014: de algemene indruk van deze nieuwe methode en de werkbaarheid in de
groep.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
16
Begrijpend Lezen
Specifieke doelen:













De leerling kan de letterlijke betekenis van een tekst begrijpen.
Kan leesstrategieën hanteren: afhankelijk van het leesdoel bijvoorbeeld globaal of selectief
lezen.
Kan informatie en meningen interpreteren, voor zover deze dicht bij de leerlingen staan.
Kan hoofdgedachte van een tekst weergeven.
Kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
Kan relaties leggen tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten.
Structureert informatie (bijv. m.b.v. signaalwoorden) voor een beter begrip.
Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik).
Kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen.
Kan een eenvoudige tekst beknopt samenvatten.
Legt relaties tussen tekstuele informatie en meer algemene kennis.
Kan bedoeling van tekstdelen en/of specifieke formuleringen duiden.
Kan bedoeling van de schrijver verwoorden.
Voorwaarden:
1. Kinderen kunnen voldoende vlot lezen, zodat zij hun aandacht niet hoeven te
richten op de techniek van het lezen, maar op de inhoud van de tekst;
2. Ze beschikken over voldoende woordenschat;
3. Ze beschikken over voldoende kennis van de wereld;
4. Ze beheersen een aantal leesstrategieën en kunnen die flexibel toepassen.
Meetbaarheid:



Toetsen bij de methoden voor Begrijpend/Studerend lezen: “Tekstverwerken”.
Cito toetsen Begrijpend Lezen groep 3 t/m 8.
Cito entreetoets groep 7 en Cito eindtoets groep 8.
Acceptabel:
De kerndoelen voor Begrijpend Lezen zijn wettelijk vastgelegd.
Realistisch uitvoerbaar plan:



Groep 3 werkt vanaf januari (na de wintersignalering van Veilig Leren Lezen) met Humpie
Dumpie.
Groep 4 t/m 8 heeft de methoden ‘Tekstverwerken’ en ‘Lees Aardig’ wekelijks op het
rooster staan.
Vanaf groep 4 wordt er gewerkt met leesstrategieën (bijlage)
Tijdgebonden: We beginnen schooljaar 2013-2014.
Evaluatie in juni 2014.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
17
Woordenschat
Specifieke doelen:
1. Kinderen breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat er diepe woordbetekenissen
ontstaan.
2. Kinderen maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden.
3. Kinderen kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren.
4. Kinderen kunnen strategieën toepassen voor het afleiden van woordbetekenissen uit de
tekst.
5. Kinderen kunnen strategieën toepassen voor het onthouden van nieuwe woorden.
6. Kinderen weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende betekenisrelaties
kunnen hebben.
7. Kinderen weten dat woordparen betekenissen kunnen hebben, zoals tegenstellingen en
synoniemen.
8. Kinderen passen figuratief taalgebruik zelf toe.
9. Kinderen kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden.
10. Kinderen weten hoe ze in naslagwerken (gedrukt of via internet) woorden kunnen opzoeken.
Meetbaarheid:



Toetsen van de methode “Taaljournaal”.
Citotoetsen Woordenschat groep 3 t/m 8.
Toetsen uit de methode “Oefenen met Woordenschat” van Ajodakt.
Acceptabel: Een goede woordenschat is een voorwaarde om goed te kunnen Begrijpend Lezen.
Realistisch uitvoerbaar plan:





In groep 1 t/m 3 worden de nieuwe woorden aangeboden d.m.v. interactief voorlezen uit de
methoden ‘Schatkist’ en ‘Veilig Leren Lezen’.
In groep 4 t/m 8 worden twee keer per week de nieuwe woorden van de week uit de
methode ‘Taaljournaal’ aangeboden en verwerkt in taaloefeningen.
In groep 4 t/m 8 wordt één keer per week gewerkt uit ‘Oefenen met Woordenschat van
Ajodakt’.
Eén keer per week wordt er in alle groepen gewerkt volgens de 4-takt methode
Woordenschat (Uit: “Met woorden in de weer”) (Bijlage).
In groep 3 t/m 8 wordt één keer per week gewerkt uit het ‘Blokboek Taal’ van Kinheim.
Tijdgebonden: We beginnen schooljaar 2013-2014.
Evaluatie in juni 2014.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
18
Spelling
Specifiek doel: Verhogen van het spellingsniveau/spellingsvaardigheden.
Kerndoelen Spelling en interpunctie:
1. Kinderen zijn in staat klankzuivere woorden correct te spellen
2. Kinderen kennen de spelling van woorden met homofonen (gelijkklinkende letters: ei-ij, auou, ch-g)
3. Kinderen passen de gelijkvormigheidsregel toe
4. Kinderen passen de analogieregel toe (hij loopt, hij wordt)
5. Kinderen kunnen eenvoudige interpunctie begrijpen en toepassen: gebruik hoofdletters,
punt, vraagteken, uitroepteken.
6. Kinderen kunnen hun spelling- en interpunctiefouten onderkennen en verbeteren.
7. Kinderen zijn in staat lange woorden en woordsamenstellingen te spellen
8. Kinderen beheersten de regels van de werkwoordspelling
9. Kinderen kunnen complexe interpunctie duiden en toepassen (leestekens)
10. Kinderen ontwikkelen een attitude voor correct schriftelijk taalgebruik
Kerndoelen Stellen:
1. Kinderen schrijven korte teksten, zoals antwoorden op vragen en langere teksten zoals
verhalende en informatieve teksten
2. Kinderen herkennen kenmerken van verschillende typen teksten
3. Kinderen durven te schrijven en ervaren het plezier daarvan.
4. Kinderen stellen een onderwerp vast en zijn zich bij het schrijven bewust van de doelgroep
en het schrijfdoel.
5. Kinderen ordenen de gevonden informatie in de tijd.
6. Kinderen kiezen de geschikte woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in
enkelvoudige zinnen.
7. Kinderen schrijven korte teksten met de juiste spelling en interpunctie.
8. Kinderen lezen hun schrijfwerk na en corrigeren met hulp van anderen.
9. Kinderen kunnen kun schrijfwerk voorzien van opmerkingen.
10. Kinderen schrijven allerlei soorten teksten (verhalend, informatief, etc.)
11. Kinderen herkennen en gebruiken enkele kenmerken van verhalende (, informatieve, etc.)
teksten.
12. Kinderen stellen het schrijfdoel en lezerspubliek van tevoren vast.
13. Kinderen verzamelen informatie uit verschillende soorten bronnen.
14. Kinderen ordenen vooral de gevonden informatie.
15. Kinderen kiezen de juiste woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in
enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Meetbaarheid:
Groep 3: Herfst-,Winter-, Lente- en Eindsignalering
Groep 3 t/m 8:


Cito woordenschat
Cito Taalschaal
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
19





Cito Spelling
Cito Werkwoorden
Cito Entreetoets groep 7
Cito Eindtoets groep 8
Methodetoetsen (Veilig Leren Lezen en Taaljournaal Spelling)
Acceptabel:
In alle groepen worden op de zelfde manier de spellingsregels aangeboden. Uniformiteit is
duidelijk voor leerlingen én voor leerkrachten.
Realistisch uitvoerbaar plan:
Van groep 3 t/m 8 op dezelfde manier de spellingsregels aanbieden.
We hanteren de spellingsregels van de methode TAALJOURNAAL zoals die vanaf groep 4 t/m
8 worden aangeboden.
Bij problemen met spelling: volgen van het Connect programma of met ‘Taal in Blokjes’.
Groep 3:
Veilig leren lezen spellingsregels worden aangepast. In de methode boeken worden
tussenbladen gedaan met de aangepaste spellingsregels.
De belangrijkste regels die veranderen zijn dan:
 EZEL en KIKKER- regel i.p.v. Jantje Snoeper en Dubbelzetter.
 De lange klinkers van de EZEL-regel worden rood gekleurd, de korte klinkers van de
KIKKER-regel worden groen gekleurd en de medeklinkers worden grijs gekleurd. (de ij
is oranje)
 Naast Otje-OU en Adje-AU ook het AU-verhaal uit Taaljournaal.
 Het EI-verhaal uit Taaljournaal om het verschil tussen EI en IJ gemakkelijker te
maken. (woorden met dezelfde klanken die niet in het AU- of EI-verhaal voorkomen
worden met OU of IJ geschreven).
 Het is –ng óf –nk. Nooit allebei! Bijvoorbeeld: bank – en niet bangk.
Groep 4:
In Taaljournaal beginnen enkele spellingsregels pas vanaf groep 5. De CITO-toetsen spelling
van groep 4 vragen wel deze kennis van de leerlingen. Daarom worden deze regels ook al in
groep 4 aangeboden. In de handleiding komt een extra blad met deze regels.
 KIKKER- en EZEL-regel
 -CH / -CHT woorden (lucht e.d.)
 Woorden als: zo, sla en nu.
Groep 3 t/m 8:
 Alle leerlingen krijgen de woordpakketten uit de methode op papier. We hanteren de
“BLOON” manier. (Bekijk Lees Omdraaien Opschrijven Nakijken). Deze woordpakketten
kunnen ze mee naar huis nemen om te oefenen voor toetsen(mixtoetsen en
beoordelingstoetsen). Op school krijgen ze de gelegenheid om woordjes te oefenen op
de computer .
 Woordpakketten uit de methode worden aangevuld met woordjes uit de oude
methode “Taaljournaal – Spelling”. Extra werkwoordspelling wordt aangeboden d.m.v.
de “Blokboeken Taal Extra” van Kinheim.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
20


In de remediërende week bieden we extra oefenstof aan uit de oude methode
“Taaljournaal – Spelling” of uit “Spelling in de Lift”.
Extra aandacht voor: het gebruik van leestekens, hoofdletters en op de juiste manier
woorden af-bre-ken (in lettergrepen verdelen) aan het eind van een regel.
Groep 5 t/m 8:
 Groep 7 en 8 gebruiken een aangepaste versie van de werkwoordwijzer.
 Werkwoordspelling: In alle groepen wordt gewerkt met: IK-VORM (stam) + vervoeging.
 We bieden het ’t ex fokschaap aan bij werkwoordvervoegingen. Manier van werken:
Het schaap eet van het hele werkwoord –en af. Staat de laatste letter in ’t ex
fokschaap? Nee is met een D. (zeggen –zegg- g is nee dus: gezegd (met een D)
 Extra oefenstof voor werkwoordspelling: “Spelling in de lift” en “Oefenen met
werkwoordspelling van Ajodakt”.
Interventie bij lage resultaten Spelling:
1. Connect-programma vooral toespitsen op spellingregels.
2. Een hulpschrift Spelling. Dit schrift wordt een persoonlijk document voor de leerling dat
gedurende de hele basisschoolperiode gebruikt en aangevuld kan worden. De tabel stelt
hier een opengeslagen schrift voor:
Op deze bladzijde wordt de betreffende
spellingregel uitgelegd.
Op deze bladzijde schrijft de leerling
woorden die onder de spellingregel
vallen.
Elk schooljaar worden minimaal 10
woorden bijgeschreven.
Tijdgebonden:
Beginnen: Schooljaar 2013-2014
Evaluatie: Juni 2014
- Zijn alle methoden aangepast en uitgebreid?
- Is de BLOON- methode in elke groep ingevoerd en effectief?
- Algemene indruk van de BLOKboeken van Kinheim.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
21
Bijlagen
1. Tussendoelen beginnende geletterdheid voor groep 1 tot en met 3.
2. Tussendoelen gevorderde geletterdheid voor groep 4 tot en met 8.
3. Connect programma.
4. Strategieën voor begrijpend lezen.
5. Woordenschat volgens de 4-takt methode Verhallen.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
22
1. Tussendoelen beginnende geletterdheid voor groep 1 tot en met 3
1. Boekoriëntatie
1.1 Kinderen begrijpen dat illustraties en tekst samen een verhaal vertellen.
1.2 Ze weten dat boeken worden gelezen van voren naar achteren, bladzijden van
boven naar beneden en regels van links naar rechts.
1.3 Ze weten dat verhalen een opbouw hebben.
1.4 Ze kunnen aan de hand van de omslag van een boek de inhoud van het boek al
enigszins voorspellen.
1.5 Kinderen weten dat je vragen over een boek kunt stellen. Deze vragen helpen
je om goed naar het verhaal te luisteren en te letten op de illustraties.
2. Verhaalbegrip
2.1 Kinderen begrijpen de taal van voorleesboeken. Ze zijn in staat om conclusies
te trekken naar aanleiding van een voorgelezen verhaal. Halverwege kunnen ze
voorspellingen doen over het verdere verloop van het verhaal.
2.2 Kinderen weten dat de meeste verhalen zijn opgebouwd uit een situatieschets
en een episode. Een situatieschets geeft informatie over de hoofdpersonen, de
plaats en tijd van handeling. In een episode doet zich een bepaald probleem
voor dat vervolgens wordt opgelost.
2.3 Kinderen kunnen een verhaal naspelen terwijl de leerkracht vertelt.
2.4 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen, aanvankelijk met steun
van illustraties.
2.5 Kinderen kunnen een voorgelezen verhaal navertellen zonder gebruik te hoeven
maken van illustraties.
3. Functies van geschreven taal
3.1 Kinderen weten dat geschreven taalproducten zoals briefjes, brieven, boeken
en tijdschriften een communicatief doel hebben.
3.2 Kinderen weten dat symbolen zoals logo’s en pictogrammen verwijzen naar
taalhandelingen.
3.3 Kinderen zijn zich bewust van het permanente karakter van geschreven taal.
3.4 Kinderen weten dat tekenen en tekens produceren mogelijkheden bieden tot
communicatie.
3.5 Kinderen weten wanneer er sprake is van de taalhandelingen ‘lezen’ en
‘schrijven’. Ze kennen het onderscheid tussen ‘lezen’ en ‘schrijven’.
4. Relatie tussen gesproken en geschreven taal
4.1 Kinderen weten dat gesproken woorden kunnen worden vastgelegd op papier en
met audio/visuele middelen.
4.2 Kinderen weten dat geschreven woorden kunnen worden uitgesproken.
4.3 Kinderen kunnen woorden als globale eenheden lezen en schrijven.
Voorbeelden: de eigen naam en namen van voor het kind belangrijke
personen/dingen, logo’s en merknamen.
5. Taalbewustzijn
5.1 Kinderen kunnen woorden in zinnen onderscheiden.
5.2 Kinderen kunnen onderscheid maken tussen de vorm en de betekenis van woorden.
5.3 Kinderen kunnen woorden in klankgroepen verdelen zoals bij kin-der-wa-gen.
5.4 Kinderen kunnen reageren op en spelen met bepaalde klankpatronen in
woorden; eerst door eindrijm (“Pan rijmt op Jan”) en later met behulp van
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
23
beginrijm (“Kees en Kim beginnen allebei met een k”).
5.5 Kinderen kunnen fonemen als de kleinste klankeenheden in woorden
onderscheiden, zoals bij p-e-n.
6. Alfabetisch principe
6.1 Kinderen ontdekken dat woorden zijn opgebouwd uit klanken en dat letters
met die klanken corresponderen en leggen de foneem-grafeemkoppeling.
6.2 Kinderen kunnen door de foneem-grafeemkoppeling woorden die ze nog niet
eerder hebben gezien, lezen en schrijven.
7. Functioneel ‘schrijven’ en ‘lezen’
7.1 Kinderen schrijven functionele teksten, zoals lijstjes, briefjes, opschriften en
verhaaltjes.
7.2 Kinderen lezen zelfstandig prentenboeken en eigen en andermans teksten.
8. Technisch lezen en schrijven, start
8.1 Kinderen kennen de meeste letters; ze kunnen de letters fonetisch benoemen.
8.2 Kinderen kunnen klankzuivere (km-, mk- en mkm-)woorden ontsleutelen zonder
eerst de afzonderlijke letters te verklanken.
8.3 kinderen kunnen klankzuivere woorden schrijven.
9. Technisch lezen en schrijven, vervolg
9.1 Kinderen lezen en spellen klankzuivere woorden (van het type mmkm, mkmm
en mmkmm).
9.2 Kinderen lezen korte woorden met afwijkende spellingpatronen en
meerlettergrepige woorden.
9.3 Kinderen maken gebruik van een breed scala van woordidentificatietechnieken.
9.4 Kinderen herkennen woorden steeds meer automatisch.
10. Begrijpend lezen en schrijven
10.1 Kinderen tonen belangstelling voor verhalende en informatieve teksten en
boeken en zijn ook gemotiveerd die zelfstandig te lezen.
10.2 Kinderen begrijpen eenvoudige verhalende en informatieve teksten.
10.3 Kinderen gebruiken geschreven taal als een communicatiemiddel.
Verhoeven, L., Aarnoutse, C., Blauw, A. de, Boland, T., Vernooy, K. & Zandt, R. van het (1999). Tussendoelen beginnende
geletterdheid. Een leerlijn voor groep 1 tot en met 3. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
24
2. Tussendoelen gevorderde geletterdheid.
1. Lees- en schrijfmotivatie
Middenbouw
1.1 Kinderen zijn intrinsiek gemotiveerd voor lezen en schrijven.
1.2 Ze beschouwen lezen en schrijven als dagelijkse routines.
1.3 Ze zien geschreven taal als communicatiemiddel.
1.4 Ze zien geschreven taal als middel voor informatieverwerking.
1.5 Ze ervaren geschreven taal als expressiemiddel.
Bovenbouw
1.6 Kinderen waarderen bestaande werken op het terrein van fictie.
1.7 Ze waarderen bestaande werken op het terrein van nonfictie.
1.8 Ze waarderen bestaande werken op het terrein van poëzie.
1.9 Ze hebben een positief zelfbeeld tegenover het gebruik van geschreven taal.
1.10 Ze onderkennen het persoonlijk en maatschappelijk belang van geletterdheid.
2. Technisch lezen
Middenbouw en bovenbouw
De leerlingen gebruiken verschillende technieken om woorden snel en nauwkeurig te herkennen:
2.1 Ze herkennen lettercombinaties en spellingpatronen.
2.2 Ze herkennen lettergrepen in geschreven woorden.
2.3 Ze herkennen het unieke letterpatroon van (leen)woorden.
2.4 Ze maken gebruik van de betekenis van een woord.
2.5 Ze maken gebruik van de context van een woord.
De leerlingen gebruiken verschillende technieken om een tekst goed voor te lezen:
2.6 Ze gebruiken leestekens op de juiste wijze.
2.7 Ze lezen groepen van woorden als een geheel.
2.8 Ze lezen een tekst met het juiste dynamisch en melodisch accent.
2.9 Ze lezen een tekst in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak.
2.10 Ze houden bij het voorlezen rekening met het doel van de boodschap en met
het publiek.
3. Spelling en interpunctie
Middenbouw
3.1 Kinderen zijn in staat klankzuivere woorden correct te spellen.
3.2 Ze kennen de spelling van woorden met homofonen (ei-ij, au-ou, g-ch).
3.3 Ze passen de gelijkvormigheidregel toe (hond-honden, kast-kastje).
3.4 Ze passen de analogieregel toe (hij zoekt, hij vindt).
3.5 Ze kunnen eenvoudige interpunctie begrijpen en toepassen: gebruik
hoofdletters, punt, vraagteken en uitroepteken.
3.6 Ze kunnen hun spelling- en interpunctiefouten onderkennen en corrigeren.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
25
Bovenbouw
3.7 Kinderen zijn in staat lange, gelede woorden en woordsamenstellingen te
spellen (geleidelijk, ademhaling, voetbalwedstrijd).
3.8 Ze beheersen de regels van de werkwoordspelling (hij verwachtte, de
verwachte brief).
3.9 Ze zijn redelijk in staat leenwoorden correct te spellen (politie, liter,
computer).
3.10 Ze kunnen complexe interpunctie duiden en toepassen: komma, puntkomma,
dubbele punt, aanhalingstekens en haakjes.
3.11 Ze zijn in staat om zelfstandig hun spelling- en interpunctiefouten te
onderkennen en te corrigeren.
3.12 Ze ontwikkelen een attitude voor correct schriftelijk taalgebruik.
4. Begrijpend lezen
Middenbouw
De leerlingen lezen eenvoudige teksten die verhalend, informatief en directief van aard zijn met
begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit:
4.1 Ze bepalen het thema van een tekst en activeren hun eigen kennis over het
thema.
4.2 Ze koppelen verwijswoorden aan antecedenten.
4.3 Ze lossen het probleem van een moeilijke zin (of zinnen) op.
4.4 Ze voorspellen de volgende informatie in een tekst.
4.5 Ze leiden informatie af uit een tekst.
4.6 Ze onderscheiden verschillende soorten teksten zoals verhalende, informatieve,
directieve, beschouwende en argumentatieve teksten.
4.7 Ze herkennen de structuur van verhalende teksten.
Bovenbouw
De leerlingen lezen minder eenvoudige teksten die verhalend, informatief, directief, beschouwend of
argumentatief van aard zijn met begrip en voeren daarbij de volgende leesstrategieën uit:
4.8 Ze zoeken, selecteren en verwerken op een doelbewuste en efficiënte manier
informatie uit verschillende bronnen.
4.9 Ze leiden betekenisrelaties tussen zinnen en alinea's af en herkennen
inconsistenties.
4.10 Ze stellen zelf vragen tijdens het lezen.
4.11 Ze bepalen de hoofdgedachte van een tekst en maken een samenvatting.
4.12 Ze herkennen de structuur van teksten.
4.13 Ze plannen, sturen, bewaken en controleren hun eigen leesgedrag.
4.14 Ze beoordelen teksten op hun waarde.
5. Strategisch schrijven
Middenbouw
5.1 De kinderen schrijven korte teksten, zoals antwoorden op vragen, berichten en
afspraken en langere teksten zoals verhalende en informatieve teksten.
5.2 Ze kennen kenmerken van verhalende, informatieve, directieve, beschouwende
en argumentatieve teksten.
5.3 Ze durven te schrijven en hebben er plezier in.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
26
5.4 Ze stellen het onderwerp vast en zijn zich bewust van het schrijfdoel en het
lezerspubliek.
5.5 Ze verzamelen informatie uit enkele bronnen die beschikbaar zijn.
5.6 Ze ordenen de gevonden informatie in de tijd.
5.7 Ze kiezen de geschikte woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in
enkelvoudige zinnen.
5.8 Ze schrijven korte teksten met de juiste spelling en interpunctie.
5.9 Ze lezen hun geschreven teksten na en reviseren die met hulp van anderen.
5.10 Ze kunnen opmerkingen maken bij hun eigen teksten.
Bovenbouw
5.11 De kinderen schrijven allerlei soorten teksten waaronder verhalende,
informatieve, directieve, beschouwende en argumentatieve teksten.
5.12 Ze herkennen en gebruiken enkele kenmerken van verhalende, informatieve,
directieve, beschouwende en argumentatieve teksten.
5.13 Ze stellen het schrijfdoel en het lezerspubliek van tevoren vast.
5.14 Ze verzamelen informatie uit verschillende soorten bronnen.
5.15 Ze ordenen vooraf de gevonden informatie.
5.16 Ze kiezen de juiste woorden en formuleren hun gedachten en gevoelens in
enkelvoudige en samengestelde zinnen.
5.17 Ze schrijven langere teksten met de juiste spelling en interpunctie.
5.18 Ze besteden aandacht aan de vormgeving en de lay-out.
5.19 Ze lezen hun geschreven tekst na en reviseren die zelfstandig.
5.20 Ze reflecteren op het schrijfproduct en op het schrijfproces.
6. Informatieverwerving
Middenbouw
6.1 De kinderen zoeken snel woorden op, die alfabetisch zijn geordend.
6.2 Ze kennen de functie en opzet van verschillende informatiebronnen, zoals
woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet.
6.3 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals
woordenboeken, telefoonboeken, jeugdtijdschriften, schoolkranten en internet.
6.4 Ze zoeken in een documentatiecentrum of schoolbibliotheek een boek of ander
materiaal op een efficiënte wijze op met behulp van een trefwoordenlijst of de
computer.
6.5 Ze herlezen een tekst of delen van een tekst als dat nodig is.
6.6 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor en na het lezen van een tekst.
Bovenbouw
6.7 De kinderen kennen de betekenis en functie van verschillende
informatiebronnen, zoals woordenboeken, encyclopedieën, week- en
dagbladen, tijdschriften, spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet.
6.8 Ze zoeken de gewenste informatie op in verschillende informatiebronnen, zoals
woordenboeken, encyclopedieën, week- en dagbladen, tijdschriften,
spoorboeken, reisgidsen, atlassen en internet.
6.9 Ze zoeken in een openbare bibliotheek boeken of andere materialen op een
efficiënte wijze op met behulp van een computer.
6.10 Ze maken een schema, uittreksel of samenvatting van een verhalende of
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
27
informatieve tekst.
6.11 Ze stellen zichzelf relevante vragen voor, tijdens en na het lezen van een
tekst.
7. Leeswoordenschat
Middenbouw
7.1 Kinderen breiden hun conceptuele netwerken uit, zodat diepe
woordbetekenissen ontstaan.
7.2 Ze maken onderscheid tussen vorm- en betekenisaspecten van woorden.
7.3 Ze kunnen eenvoudig figuratief taalgebruik interpreteren.
7.4 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het afleiden van de betekenis
van woorden uit de tekst.
7.5 Ze zijn in staat strategieën toe te passen voor het onthouden van nieuwe
woorden.
Bovenbouw
7.6 Kinderen weten dat woorden onderschikkende en bovenschikkende
betekenisrelaties kunnen hebben.
7.7 Ze weten dat woordparen betekenisrelaties kunnen hebben, zoals tegenstelling
en synoniem.
7.8 Ze passen figuratief taalgebruik zelf toe.
7.9 Ze kunnen zelfstandig nieuwe woordbetekenissen afleiden en onthouden.
7.10 Ze weten hoe ze woorden kunnen opzoeken in naslagwerken (woordenboek,
encyclopedie).
8. Reflectie op geschreven taal
Middenbouw
8.1 Kinderen weten dat uiteenlopende tekstgenres verschillende functies hebben.
8.2 Ze hebben zicht op de processen van schriftelijk taalgebruik.
8.3 Ze maken onderscheid tussen woordsoorten.
8.4 Ze kennen de afgrenzing van een zin.
8.5 Ze kennen de globale structuur van verhalen en informatieve teksten.
Bovenbouw
8.6 Kinderen zijn in staat qua functie en structuur onderscheid te maken tussen
verhalende, informatieve, argumentatieve, directieve en expressieve teksten.
8.7 Ze zijn in staat om verbuiging van naamwoorden en vervoeging van
werkwoorden te interpreteren en toe te passen.
8.8 Ze beheersen basale grammaticale begrippen, zoals onderwerp, gezegde en
persoonsvorm.
8.9 Ze maken het onderscheid tussen formeel en informeel gebruik van geschreven
taal.
8.10 Ze begrijpen dat de geschreven taalcode is gebaseerd op de standaardtaal.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
28
3. Connect programma
(aangepaste programmabewerking voor Het Palet).
Connect is een interventieprogramma voor probleemlezers. Het programma bestaat uit drie delen
die bedoeld zijn voor zeer frequente interventie: minimaal 3 x per week 20 minuten.
Connect is zo genoemd omdat het op een zeer directe manier de verhouding tot stand brengt tussen
schrijven (spelling) en lezen. Daarbij is het belangrijk dat er éérst wordt geschreven en daarna pas
wordt gelezen!
Connect wordt gebruikt als uitbreiding op de instructietijd en vindt dus plaats buiten de tijden van
het gewone leesonderwijs in de klas (extra lezen dus). Het programma kan individueel of in een klein
groepje (max. 3 lln) uitgevoerd worden.
De drie onderdelen van Connect:
 Connect 1: Klanken en letters
 Connect 2: Woordherkenning
 Connect 3: Vloeiend lezen
Connect 1 start in groep 2 (eind februari na de fonementoets)
Connect 2 start in groep 3 na de herfstsignalering (evt. beginnen met Connect 1)
Connect 3 start in groep 4 (als vervolg op Connect 2 of als interventie wanneer AVI
en DMT toetsen onvoldoende zijn).
Connect 1: Klanken en letters.
Doel: Eind groep 2 beheersen de leerlingen de letters die aangeboden worden in Kern 1 en 2 van de
methode “Veilig Leren Lezen” (begin groep 3).
Eind februari wordt in groep 2 een fonementoets afgenomen. Bij leesuitval wordt begonnen met het
Connect programma 1 (maart t/m mei). Daarna wordt de fonementoets nogmaals afgenomen.
Connectprogramma “Klanken en Letters”: Naast de gewone leesles uit “Schatkist” nog drie extra
leessessies van 15 minuten per week (gebruik daarbij 3x hetzelfde rijmpje /verhaaltje, bijv. uit “Kijk
mijn letter” van Annie Keuper - Makkink)
 Keuze van de letter (de letter die in het programma “Schatkist” op dat moment centraal
staat).
 Keuze van het versje of het verhaal waarin de desbetreffende letter vaak voorkomt.
 Rijmpje / verhaaltje wordt door de leerkracht voorgelezen met nadruk op de nieuwe letter.
 Na het voorlezen worden de woorden, waarin de nieuwe letter staat nog eens opgezocht en
voorgelezen.
 Een grote afbeelding (A3) van de letter maken (blokletters van groep 3!). Duidelijk koppelen
van klank en teken.
 Leerling mag de letter naschrijven: in het zand, op het bord, op een groot vel etc…
 Rijmpje / verhaaltje nogmaals voorlezen. Leerling moet nu opletten wanneer hij een woord
met de nieuwe letter hoort. Iedere keer wanneer het woord (ofwel de letter) wordt gehoord,
schrijft de leerling de letter op en spreekt hem uit.
 Spel: “Zoek de letter” (een herhalingsspel om de geleerde letters niet te vergeten). Laat een
letterkaartje zien met de opdracht die letter in de tekst op te zoeken. Of zeg alleen de klank
van de letter.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
29
Connect 2: Woordherkenning.
Doel groep 3:
AVI beheersniveau:
Januari
M3
Maart
E3
Juni
M4
In groep 2 worden de letters van kern 1 en 2 uit de methode “Veilig Leren Lezen” aangeboden.
Daarom kunnen, in het begin van groep 3, de eerste twee kernen versneld doorgewerkt worden. De
herfstsignalering wordt na kern 3 afgenomen (eind september / begin oktober). Bij leesuitval wordt
begonnen met het Connect programma “Woordherkenning”. De wintersignalering wordt afgenomen
in december (vóór de Kerstvakantie) en in januari is de eerste AVI-toets.
Connectprogramma “Woordherkenning”:
Naast de gewone leeslessen nog drie extra leessessies van 20 minuten per week.



Keuze van het woord (kernwoord van die week).
Keuze van het verhaal ( Tekst uit het Veilig Leren Lezen Maanleesboekje die aansluit bij het
kernwoord).
3 woordrijtjes (van 10 - 20 woorden) uit “Veilig en vlot” die aansluiten bij het kernwoord
(voor iedere sessie een nieuw woordrijtje).
a. Leerkracht leest de tekst voor en maakt de leerling enthousiast: kort gesprekje over
de tekst… voorspellen wat er kan gebeuren… etc.
b. Leerling schrijft één woordrijtje van 10 - 20 woorden. Hij spreekt de woorden daarbij
hardop uit.
c. De woorden worden nogmaals hardop gelezen door de leerling. Dit mag spellend als
het maar accuraat is.
d. Leerkracht en leerling lezen de tekst samen. Dit kan op twee manieren: om en om
een zin lezen of tegelijk in koor lezen. Leerling wijst met de vinger bij.
e. Leerling leest de tekst nu zelfstandig. Leerkracht ondersteunt: neutraal corrigeren en
leerling niet te lang laten aanmodderen maar snel een woord voorzeggen of de
beginletters al geven. Leerkracht kan nu goed luisteren en ontdekken waar de
leesmoeilijkheid zit.
Connect 3: Vloeiend lezen.
Doel voor alle leerlingen:
Groep
4
5
6
November
M4
M5
E6
Maart
E4
E5
M7
Juni
M5
M6
E7 / Plus
Risicolezers in groep 2 en 3 worden in groep 4 en 5 extra scherp gevolgd. Ze blijven in het Connect
programma zolang dit nodig is. Voor deze leerlingen zijn de bovengenoemde normen wellicht te
zwaar. Voor hen geldt dat ze minimaal de AVI norm halen:
Eind groep 4: AVI E4, Eind groep 5: AVI E5, Eind groep 6: AVI E6, Eind groep 7: AVI E7
Medio groep 8: AVI Plus
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
30
Connectprogramma “Vloeiend Lezen”:
Naast de gewone leeslessen nog vier extra leessessies van 20 minuten per week.
 Keuze van het verhaal ( Tekst “Zuidvallei” of uit Leesparade)
 3 woordrijtjes (van 20 woorden) die passen bij de tekst en de aangeboden leesmoeilijkheid
(Bijv. IE en EI woorden of EEUW woorden). Kies woorden die bij het frustratie AVI-niveau van
de leerling passen.
a. Leerkracht leest de tekst hardop voor.
b. Leerling schrijft één woordrijtje van + 20 woorden. Hij spreekt de woorden daarbij
hardop uit.
c. De woorden worden nogmaals hardop gelezen door de leerling. Dit mag spellend als
het maar accuraat is.
d. Leerkracht en leerling lezen de tekst samen. Dit kan op twee manieren: om en om
een zin lezen of tegelijk in koor lezen. Leerling wijst met de vinger bij.
e. Leerling leest de tekst nu zelfstandig. Leerkracht ondersteunt: neutraal corrigeren en
leerling niet te lang laten aanmodderen maar snel een woord voorzeggen of de
beginletters al geven. Leerkracht kan nu goed luisteren en ontdekken waar de
leesmoeilijkheid zit.
Belangrijk:
Ondersteuning van de leerkracht:
- De leerling niet laten aanmodderen, indien nodig de tekst meerdere keren voorlezen.
- Om beurten lezen voorkomt vermoeidheid.
- Letters en woorden voorzeggen als een leerling te lang aarzelt.
- Moeizaam gelezen zinnen (die daardoor onbegrijpelijk geworden zijn) nogmaals vloeiend
voorlezen met de juiste intonaties zodat het verhaal goed doorloopt en weer begrijpbaar
wordt.
Directe feedback:
- Een fout gelezen woord aanwijzen zodat de leerling de fout kan herstellen. Eventueel het
fout gelezen woord geheel of gedeeltelijk voorzeggen.
- Het woord goed laten zeggen en daarna de hele zin nogmaals laten lezen.
- Leesfouten neutraal corrigeren.
Leesmotivatie en leesplezier:
- Sociale interactie rondom het verhaal (samen nieuwsgierig zijn, proberen te voorspellen,
samenvatten wat er is gebeurd in het verhaal en klopte dit met de voorspelling….)
- Succeservaring: veel lezen, goede ondersteuning en een goede opbouw zorgen voor kleine
successen die alle aandacht verdienen.
- Teksten kiezen die de belangstelling hebben van de leerling.
- Schrijven mag ook op het bord of op grote A3 bladen . Vooral als de schrijfmotoriek zwak is.
- Veel spelletjes spelen met de geleerde letters en woorden. “Zoek de letter” of “Flitswoordenspel” (in het begin een lange flitstijd aanhouden; het gaat om accuratesse en niet om tempo).
Zwakke lezers nemen het tegen elkaar op met woorden flitsen; wie verdient de meeste
kaartjes? (In groep 3 zijn van alle kernwoorden flitskaarten gemaakt).
- Kinderen met leesproblemen vinden het vaak vervelend om thuis ook nog te moeten
oefenen. Laat ouders vooral véél voorlezen. Tijdens het voorlezen het kind ook af en toe een
zin laten lezen. Het verhaal blijft begrijpelijk en het kind oefent toch een beetje. Ouders
kunnen positief reageren op iedere kleine vooruitgang. Het kind krijgt vertrouwen en voelt
trots.
Bron: Smits, A. en Braams, T. (2008). Dyslectische kinderen leren lezen. Amsterdam, Boom.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
31
4. Strategieën voor begrijpend lezen
Verken de tekst
· Let op titel, tussenkopjes en illustraties.
· Voorspel waar de tekst over gaat.
· Wat weet je er al van?
· Tekstsoort (verhaal-, weet-, mening-, doe-, of verslagtekst?)
Lees de tekst
· Lees met aandacht. Probeer de tekst in je hoofd te zien als een film.
· Let op signaalwoorden zoals: maar, want, toch, dus, daarom, omdat, zodat, bovendien…..
Begrijp de tekst. Als je de draad kwijt bent:
· Lees de tekst nog langzamer en aandachtiger.
· Lees evt. een stukje opnieuw of een stukje verder.
· Zoek onbekende woorden op in een woordenboek.
· Let op verwijswoorden zoals: hij , zij, hun, dat, daarin, er……
· Probeer de tekst in 3 zinnen na te vertellen
Bedoeling van de schrijver.
· Wat is het onderwerp van de tekst, de hoofdzaak?
· Wie is de hoofdpersoon en wat is het probleem?
Verwerk info uit tekst
· Orden informatie uit de tekst in een schema of een woordweb.
· Beantwoord de vragen bij de tekst.
· Geef een korte samenvatting.
Conclusie
· Wat heb ik geleerd van deze tekst?
· Wat zou ik graag nog meer willen weten?
Belangrijk is dat deze strategieën telkens weer terugkomen, zodat leerlingen ze automatisch gaan
toepassen bij het lezen van teksten. Toepassen van leesstrategieën gebeurt niet alleen tijdens de
begrijpend leeslessen maar ook op andere momenten waarop teksten gelezen worden, bijvoorbeeld
tijdens lessen in de zaakvakken.
Het is heel belangrijk om leesstrategieën aan te leren m.b.v. de modeling methode:
De leerkracht doet voor hoe hij de leesstrategieën zelf toepast en de denkstappen die
daarbij worden genomen spreekt hij hardop uit (vooral bij verlengde instructie!).
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
32
5. Woordenschat volgens de 4-takt methode Verhallen
Voorbewerken:
Woorden selecteren uit : prentenboeken, voorleesboeken, (technisch) leeslessen, thema’s van
diverse methoden (taal, wereldoriëntatie etc..)
1. Kies woorden die de kinderen nog niet kennen, maar wél moeten leren.
2. Kies woorden vanuit de gedachte aan netwerkopbouw en kennisverwerving (dus
aanhaakpunten zoeken in het al bestaande netwerk van woorden die het kind beheerst en
vooral woorden die niet te gemakkelijk zijn).
3. Kies zinvolle woorden die belangrijk zijn om de context / les te kunnen begrijpen.
Semantiseren:
Nieuwe woorden aanleren in clusters ( 3 à 4 woorden die bij elkaar horen)
 Labelen: voorwerp of handeling laten zien / ervaren.
 Uitbeelden of voordoen.
 Uitleggen in eenvoudige woorden of d.m.v. al bekende synoniemen.
 Uitbreiden: koppelen aan andere bekende woorden.
Werkvormen:
 Woordspin: associaties; woordverbindingen maken.
 Woordenparachute: in de parachute staat het categoriewoord en daaronder hangen de
woorden die in die categorie thuishoren.
Tuingereedschap
Hark


Spa
Schoffel
Woordenkast: woorden tegenover elkaar zetten in de kast
Koud
Winter
Schaatsen
Sneeuw
Warm
Zomer
Schoenen
Regen
Woordentrap: een ontwikkeling, verandering of gradatie aangeven.
Metropool
Stad
Dorp
Gehucht
/
/
/
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
33
Consolideren:
 Aangeleerde woorden inoefenen en herhalen d.m.v. een uitgebreid repertoire aan spelletjes
en werkvormen (www.taalpilots.nl).
 Woorden van de week zichtbaar ophangen in de klas (uitprinten).
Controleren:
 Tijdens het consolideren d.m.v. observaties.
 Verwerkingsstof en oefenstof in methoden.
 Toetsen: mondeling en schriftelijk (cito + Ajodakt).
- Woordvorm: actief en passief toetsen: (Bijvoorbeeld plaatjes van dieren…… Actief:
“Hoe heet dit dier?” - Passief: “Wijs de kat eens aan?”
- Woordbetekenis: oppervlakkig of diep: Het begrip “minister” leg je in groep 4 anders
uit dan in groep 8.
Liesbeth van den Brink © 2015 R.K. Daltonschool “Het Palet” Wijk bij Duurstede
34
Download