File

advertisement
Les Groep 1-2 : De Regenboog
Kerndoel 46
De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en
nacht veroorzaakt.
Leerdoelen:
- De kinderen praten over wat er aan de lucht te zien is: zon, maan, sterren, regenboog;
- Ze denken na over wanneer je een regenboog ziet.
Materialen:
- een glas water.
- een A3-vel wit papier
- een plantenspuit
- vijf cd’s (willekeurig)
Introductie (5 minuten)
Neem de klas mee naar het schoolplein buiten.
Vraag kinderen wat ze allemaal zien als ze overdag naar de lucht kijken. En wat zien ze ’s
avonds? Als je naar de lucht kijkt zie je wolken, de zon, de maan, de sterren en soms een
regenboog!
Wat zien we nu allemaal in de lucht?
Kern (10 minuten)
Neem de kinderen mee naar binnen.
De klas gaat nu zelf een regenboog maken. Hierbij heeft u bovenstaande materialen nodig.
Leg ze uitgestald op een tafel en laat de leerlingen er naar kijken.
Hoe zouden we met deze materialen een regenboog kunnen maken?
Laat de kinderen hier kort over nadenken en ga dan de proefjes met ze doen.
Proefje 1
Vul een glas met water. Zet het glas op tafel voor een zonnig raam. Leg een A3-vel wit papier
op de grond. Vul de plantenspuit met heet water en maak het raam nat met heet water. Pas
de positie van het glas en het papier aan totdat je een regenboog ziet.
Proefje 2
Pak een CD en maak hem schoon, de CD mag niet stoffig zijn. Leg de CD op een vlakke
ondergrond, met het label naar beneden, voor een raam. Kijk naar de CD om een regenboog
te zien. Je kan hem ook tussen je vingers bewegen om de kleuren te zien bewegen.
Nadat u de proefjes klassikaal hebt voorgedaan kan u de kinderen zelf aan de slag laten in
groepjes van vier.
Verantwoordelijke kinderen (één groepje) kunnen aan de gang met proefje 1.
De rest van de groepjes kunnen aan de gang met proefje 2.
Afronding
Een kringgesprek. Laat enkele groepjes aan het woord. Wat hebben ze gezien? Stel vragen.
Wat heb je nodig om een regenboog te maken? Hoe kan het dat je soms buiten een
regenboog ziet? Wat zou je daar voor nodig hebben? Als extra kunt u de kleurplaat op de
website uitprinten, die de kinderen mogen inkleuren
(website-> Leerlingen -> Groep 1-2 -> Kleurplaat Regenboog).
Les Groep 3-4 : De Schaduw
Kerndoel 46
De leerlingen leren dat de positie van de aarde ten opzichte van de zon, seizoenen en dag en
nacht veroorzaakt.
Kerndoel 33
De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld,
lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur
Leerdoelen:
- Ze houden een hele dag op school bij hoe de schaduw van een speeltoestel verandert, door
deze met stoepkrijt te markeren en de tijden erbij te schrijven.
- Ze vergelijken de streepjes met elkaar.
Materialen:
- speeltoestellen
- stoepkrijten in verschillende kleuren
- Werkbladen (website-> Leerlingen -> Groep 3-4 -> Werkblad De Schaduw)
Introductie (5 minuten)
Vertel dat u samen met de kinderen een onderzoek gaat houden vandaag.
Eerst moet er een onderzoeksvraag bedacht worden. Een onderzoeksvraag is een vraag die
je jezelf stelt en met een onderzoekje probeer je daar een antwoord op te vinden.
Stel je hebt de schaduw van een speeltoestel, wat zou je dan kunnen onderzoeken?
Ga het gesprek aan met de kinderen en stimuleer hen om met een eigen inbreng te komen.
Als er een kind begint over vergelijken of opmeten, haak er dan op in.
Hoe kunnen we dat meten dan? Misschien met onze benen? Of misschien iets dat kleiner is?
Met onze vingers?
Verdeel de kinderen in groepjes van 4. Geef elk groepje een stoepkrijt en een werkblad.
Vertel dat ze zometeen, als u klaar bent met de uitleg en ze mee naar buiten hebt genomen,
een speeltoestel mogen uitkiezen met hun groepje. Leg het Werkblad uit:
Eerst schrijven ze de namen van hun groepje op en maken ze de tekening van het gekozen
speeltoestel. Dan moeten ze opschrijven hoe lang het speeltoestel is, dit noemen we de
‘lengte’. Ze mogen dit opschrijven door zich uit te drukken in ‘vingers’, ‘armen’ en ‘benen’;
kinderen kunnen deze meettermen combineren. Ze mogen dus ook opschrijven: “2 benen en
3 vingers”.
Dan staat er ‘eerste ronde’. Dat is dus de eerste keer meten. Vandaag wordt er drie keer
gemeten. Daarbij wordt steeds opgeschreven hoe laat het is.
Kern (3 x 5 minuten)
Neem de kinderen mee naar buiten.
Laat ze de schaduw markeren met stoepkrijt en de tijd erbij zetten (digitale tijd).
Laat ze ook het speeltoestel opmeten met hun vingers / armen (wat werkt het beste, denken
de kinderen?). Zorg dat ze deze meting ook noteren op hun Werkblad (1).
Herhaal dit proces twee keer, er zijn dus drie rondes (één keer voor de middagpauze en één
keer aan het eind van de dag).
Laat de groepjes steeds een andere kleur krijt gebruiken, zodat het duidelijk is welke kleur bij
welke lijn hoort.
Afronding (10 minuten)
Maak een schema op het bord, dat er ongeveer zo uit ziet:
Verschil tussen
speeltoestel en
Verschil tussen
10:00 en 12:00
Verschil tussen
12:00 en 14:00
Speeltoestel
(hoeveel vingers
/ armen is het)
Groepje 1
….
Laat steeds een van de kinderen van een groepje vertellen wat ze hebben gevonden. Hierbij
hebben ze het werkblad erbij als ondersteuning.
Ga een gesprek aan met de klas: hoe kan het dat er meer verschil is tussen de schaduwen bij
het ene speeltoestel? Hint naar de laatste kolom van het schema. Hoe lang is het
speeltoestel? Zou het daar iets mee te maken kunnen hebben?
Sluit af met een mooi antwoord en neem de werkbladen in.
Les groep 5-6: Dag en nacht, winter en zomer
Leerdoelen:
-het verband tussen zonnestand en daglengte, in zomer en winter
-de draaiing van de aarde
-de beweging van de aarde ten opzichte van de zon
-ontstaan van dag en nacht
Materiaal:
- een wereldbol (liefst op een standaard)
- een bol die de zon voorstelt (hoeft niet op schaal)
- een kleine bol die de maan voorstelt (hoeft niet op schaal)
- zaklamp
- stoepkrijt/stokken/bordjes
Introductie:
Zorg dat deze les aan het begin van de dag plaatsvind!
Stel de vraag: hoe kan het dat het ’s nachts donker en overdag licht is?
Het antwoord (waarschijnlijk weten een lln dit, anders zelf antwoord geven): Overdag schijnt
de zon, en ’s nachts is er de maan. Maar hoe komt dit? Waarom zien we overdag de zon, en
’s nachts de maan?
Demonstreer dit met behulp van de modellen van de aarde en de maan. Laat een leerling de
zon vasthouden. Leg uit dat de aarde rechtsom draait, en dat hij er 24 uur voor nodig heeft
om een heel rondje om zichzelf heen te draaien. Dit is 1 dag. Vervang nu de zon door een
zaklantaarn en laat een leerling op de wereldbol schijnen. Draai nu de wereldbol rond en
demonstreer dat de zon niet altijd op hetzelfde stuk schijnt. Als de zon aan de andere kant
van de aarde is, is het bij ons dus nacht. Als de zon boven Nederland staat, is het bij ons dus
dag.
Ga naar buiten. Kijk met de leerlingen naar waar de zon op dat moment staat. Zet een stok
in het zand waar hij naartoe wijst, en schrijf met stoepkrijt op een nabijgelegen stenen
ondergrond de tijd of maak een bordje die in het zand gestoken kan worden met de tijd
erop.
Kern:
Stel de vraag: wat is het verschil tussen in de winter en in de zomer naar school fietsen?
Het antwoord; ‘in de winter is het nog donker, in de zomer is het licht.’
Hoe komt dat? Laat het filmpje ‘dag en nacht’ van schooltv beeldbank zien
(http://www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20060208_dagennacht01) Hierin wordt het verschil
in daglengte in de zomer en de winter uitgelegd.
Naar aanleiding hiervan kunnen de leerlingen werkblad 2 maken. (zie bijlage 3).
Bespreek na het invullen van het werkblad het werkblad na.
Speel nu een korte quiz. Geef één leerling de zaklantaarn als ‘zon’, een leerling het model
van de zon en leerling het model van de aarde. Wissel na iedere opdracht de rollen. Laat de
kinderen opdrachten uitvoeren. Voorbeelden hiervan zijn: ‘gebruik de zaklamp en de aarde.
Laat zien wat er gebeurd als het nacht wordt in Europa.’ Of ‘gebruik de wereldbol en de bol
van de zon. Laat zien wat er gebeurd als het winter is in Amerika.’
Afsluiting:
Ga aan het einde van de dag met de leerlingen naar buiten, naar de plaats waar vanochtend
naar de zon is gekeken. Kijk nu weer waar de zon staat en steek een nieuwe stok in het zand.
Wat is er met de zon gebeurd? Waar is hij heen verplaatst?
Geef de kinderen als huiswerkopdracht mee dat ze moeten opletten op welk tijdstip de zon
ondergaat (wanneer het zomer is wordt de opdracht; ‘waar stond de zon ongeveer toen je
naar bed ging.’)
OPDRACHTENBLAD GROEP 5/6
Naam:
1. Planeten
Uit hoeveel planeten bestaat ons zonnestelsel?
De aarde en dan nog …….. planeten. (vul aantal in)
2. Dag en nacht
Hoe komt het dat we hier op aarde dag en nacht hebben? Zet een kruisje voor het goede
antwoord.
…. Door de zon
…. Dat is omdat de aarde draait (rond zijn eigen as)
….. Dat komt door de wolken ’s nachts
….. Dat is omdat de zon rond de aarde draait
3. De Noordpool en de Zuidpool
- De aarde staat scheef ten opzichte van de zon. Hierdoor ligt de Noordpool in de
winter afgekeerd van de zon. Daardoor is het in het noorden zelfs midden op de
dag nog donker. Hoe noemen we dat?
………………………………………………………………………………………………………………………………………
- Op de Zuidpool (Antarctica) is de zon dan altijd te zien, dag en nacht. Dus zelfs
midden in de nacht gaat de zon niet onder. Hoe noemen we dat?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
4. De maanden van het jaar
- In welke maand krijgt Europa de meeste zon? In ………………………………………………………….
- In welke maand zijn de dagen het kortst en de nachten het langst in Nederland?
…………………………………………………………………………………………………………………………………………
Les groep 7-8: De maan
Leerdoelen:
- het weten van de volgorde van de schijngestalten van de maan
- de beweging van de aarde en de maan ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de zon
Materialen:
- model maan (hoeft niet op schaal)
- model aarde (hoeft niet op schaal, moet wel groter dan de maan zijn)
- model zon (hoeft niet op schaal, moet wel groter dan de maan en de aarde zijn)
- zaklamp
Introductie
Geef één kind de opdracht om de maan vast te houden en een ander kind de opdracht om
de aarde vast te houden. Kunnen zij demonstreren hoe die twee bewegen? Vertel dat de
aarde en de maan op precies hetzelfde tempo om zichzelf heen draaien. Daarbij draait de
maan ook nog om de aarde heen. Dit resulteert erin dat wij nooit de achterkant van de maan
kunnen zien. Laat de leerlingen dit demonstreren.
Vervolgens komt de zon erbij (beeld die als leerkracht zelf uit). De zon is het middelpunt van
het zonnestelsel. Dat betekent dat de planeten om de zon heen draaien. Laat de kinderen
met de aarde en de maan demonstreren hoe zij om elkaar, en om de zon heen draaien.
Kern
Geef alle leerlingen de opdracht om de maan te tekenen zoals zij denken dat hij eruit ziet of
zoals ze hem wel eens hebben gezien. U zult zien dat sommige leerlingen de maan als een
halve maan hebben getekend, of juist als een volledige cirkel. Vraag de kinderen hoe het
komt dat de maan op zulke verschillende manieren voorkomt.
Bekijk dit filmpje: http://www.frankdeboosere.be/film/maanfasen.php
Hierin word duidelijk geïllustreerd hoe de maan om de aarde heendraait en waarom we hem
dan soms maar half zien. Let op: moeilijk woord: maancyclus – de tijd die de maan nodig
heeft om een heel rondje om de aarde te draaien.
Roep een aantal leerlingen voor de klas en laat ze met behulp van de zaklamp (als zon), het
model van de maan en het model van de aarde de maancyclus nadoen. Kijk of u de
schijngestalten echt kunt zien.
Afsluiting
Laat de kinderen de maangestalten op de goede volgorde tekenen en hang ze op.
Als extra verdieping zouden kinderen kunnen proberen met materialen zelf een
maansverduistering na te bootsen. Voor informatie hierover kunnen ze kijken op
www.sterrenkunde.nl
Download