ANW: par 3.3 antwoorden Vragen 1) Zonnestelsel a) Een ontplofte ster heeft veel stof in het heelal doen ontstaan. Deze stofwolk is gaan ronddraaien waarbij zon en planeten zijn ontstaan. b) Astronomische Eenheid c) Omdat Pluto zijn omgeving niet heeft schoongeveegd, dus geen brokstukken uit de omgeving heeft verzameld. 2) Zon a) Bijvoorbeeld: er gaan 1,3 miljoen aardes in de zon b) De kernfusie waarbij waterstof wordt omgezet in helium c) Het magnetisch veld rond de aarde buigt de zonnedeeltjes richting de polen 3) Planeten a) Ze staan dicht bij de zon. Dus als de zon ondergaat, gaan vlak daarvoor of vlak daarna Mercurius en Venus ook onder b) De gebogen lijn komt overeen met ongeveer 1/6 deel van een cirkel. Een complete cirkel is 24 uur, dus de sluiter stond 1/6 x 24 = 4 uur open c) Mercurius heeft geen atmosfeer. Het waait er dus niet. Er kan dus ook geen stof verplaatst worden d) Geef Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus 4) Planetoïden a) Vorm van een aardappel b) Vooral tussen Mars en Jupiter c) Een vallende ster. De hele kleine planetoïde verbrandt in de dampkring 5) Maan a) Door vulkanische activiteit (mogelijk ontstaan bij een grote voltreffer op de maan) Die zwarte vlekken worden dus veroorzaakt door gestolde lava b) De Maan heeft geen atmosfeer. Het waait er dus niet. Er kan dus ook geen stof verplaatst worden c) Na een botsing tussen de aarde en een planeetachtige. 6) Kometen a) Stof en ijs b) Als de aarde in zijn beweging om de zon door de baan gaat waar eerder de komeet langskwam, komen er stofdeeltjes in de dampkring. Het verbranden van deze stofdeeltjes levert vallende sterren. Een jaar later komt de aarde daar weer langs, dus opnieuw een sterrenregen. c) Vraag is niet ok, vervalt d) Een metoor haalt de aarde niet (alles is verbrand in de dampkring) een meteoriet haalt de aarde wel