Spataderen: slikken, sokken, spuiten of strippen?! dr. M.R.M. Scheltinga, chirurg Inleiding Uitgezette oppervlakkige beenaders worden ‘spataders’ (varicosis) genoemd. De algemeen chirurg wordt veelvuldig met patiënten met veneuze insufficiëntie geconfronteerd, getuige het feit dat het ‘strippen’ van aders een van de meest frequent uitgevoerde operaties in de dagelijkse chirurgische praktijk is. Anamnestische gegevens, een lichamelijk onderzoek en Duplex analyse zijn noodzakelijk alvorens de beslissing tot behandeling kan worden genomen. In dit artikel zullen basale anatomische en fysiologische gegevens betreffende varicosis worden besproken. Tevens zal worden toegelicht welke volgorde in onderzoek en diagnostiek kan worden gehanteerd om tot een verantwoorde (conservatieve? operatieve?) therapie van spataderziekte te komen. Anatomie van het aderlijke systeem van het been De afvoer van zuurstofarm bloed vanuit het been naar centraal wordt grotendeels (90%) verzorgd door het diepe aderlijke systeem. Zo’n 10% echter vloeit via het oppervlakkige venenstelsel in de richting van het hart. Dit oppervlakkige aderlijke systeem bestaat uit twee stamaders, de vena saphena magna (VSM) great saphenous vein en de vena saphena parva (VSP)1 small saphenous vein. Beide bezitten veel zijtakken die op hun beurt in een fijn netwerk eindigen (figuur 1). Een ingenieus kleppensysteem voorkomt dat het door samentrekkende beenspieren opgestuwde bloed niet in de richting van de tenen terugvloeit. Bij stamvaricosis fungeren deze terugvloedkleppen in de VSM of VSP onvoldoende, waardoor continu een grote kolom stilstaand bloed aanwezig is. Dit bloed baant zich via zijtakken een weg naar de huid hetgeen aldaar zichtbaar wordt als spataders. Ook diepe aders hebben kleppen, terwijl er op diverse vaste locaties van het been verbindingen bestaan tussen diepe en oppervlakkige aders: ‘perforatoren’ (tabel 1). Het onvoldoende functioneren van kleppen in deze perforerende aders, die normalerwijze het weglekken van diep aderlijk bloed naar het oppervlakkige systeem voorkomen, kan eveneens leiden tot lastgevende varicosis. Oorzaken varicosis Uit de vele hypotheses die in de loop van de jaren zijn geopperd over het ontstaan van varicosis blijkt dat de oorzaak van ontstaan multifactorieel is. Allereerst moet onderscheid worden gemaakt tussen primaire en secundaire varicosis. Bij de laatste vorm zijn spataderen aanwezig als gevolg van een aanwijsbare oorzaak, bijvoorbeeld diepe veneuze trombose (DVT). Het bloed zoekt zich, nadat de grote diepe aders zijn opgestold (DVT), een weg via oppervlakkige routes in de richting van het hart. Het is dan een kunstfout om deze vluchtroutes via een (operatieve) behandeling uit te schakelen, aangezien het been de mogelijkheid om effectieve bloedafvoer te garanderen wordt ontnomen. Als gevolg hiervan kan veneuze hypertensie met oedeemvorming ontstaan. Daarentegen speelt bij de primaire vorm van varicosis een familiaire belasting vaak een rol. Ook wordt elasticiteitsverlies van de ader als oorzaak aangemerkt. Mogelijk draagt het verlies van klepfunctie eveneens bij aan het ontstaan van spataderen. Tabel 1. Definities Varix: Uitgezette ader Varicosis: Spataderziekte Stamvaricosis: Verwijding van de vena saphena magna of parva Zijtakvaricosis: Verwijding van zijtakken van de VSM / VSP (figuur 2) Reticulaire spataderen: Zijtakken van zijtakken van VSM / VSP Figuur 1. Anatomie van het oppervlakkige aderlijke systeem van het been1 2 Besenreiser: Kleine oppervlakkige huidspataders (figuur 3) Perforatoren: Veneuze verbindingen met kleppen tussen diepe en oppervlakkige aders Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 Figuur 2. Zijtakvaricosis op het bovenbeen Figuur 3. Reticulaire varicosis en ‘Besenreiser’ Anamnese varicosis Het centrale anamnestische gegeven van varicosis is pijn in rust. Bewegen of lopen geeft typisch een vermindering van onwelbehagen in het been. Vaak worden de klachten in de loop van de dag erger. Ook wordt in het verloop van de dag vaak over dikke enkels gerapporteerd. ’s Nachts moet patiënt frequent uit bed om de benen los te schudden. De benen zijn rusteloos (restless), waarbij een ‘mierend’ gevoel kan worden gevoeld. Hoog leggen van de benen (kussen onder de matras) geeft vermindering van de symptomen. Bij het afnemen van de anamnese dient ook altijd naar doorgemaakte ontstekingen in een spataderrijk gebied van het been, dan wel naar een doorgemaakte DVT (zwangerschappen!) te worden geïnformeerd. Is er een familiaire belasting? nagels, verminderde haargroei, wondjes bij de tenen). Worden nog restafwijkingen na doorgemaakte ontstekingen gezien (streepvormige roodheid en verdikkingen)? Is er oedeem? Auscultatie en percussie spelen bij varicosis een ondergeschikte rol. Over de liesslagader moet een eventuele souffle, als teken van een gecombineerd arterioveneus lijden, worden uitgesloten. Bij palpatie worden de slagaders gevoeld. Maakt de huid bij de binnenenkel een soepele of vaste indruk? Bestaat er pitting oedeem? Worden er fasciedefecten gevoeld, passend bij de aanwezigheid van (insufficiënte) perforatoren? Lichamelijk onderzoek varicosis Bij onderzoek dient een vaste volgorde te worden aangehouden: inspectie, auscultatie, percussie en palpatie. Functieproeven zoals beschreven door Trendelenburg en Perthes zijn arbeidsintensief en mogelijk minder betrouwbaar vergeleken met Duplexanalyse en worden in de praktijk nog zelden uitgevoerd. Inspectie wordt bij voorkeur verricht bij een staande patiënt, zodat de spataderen zich goed kunnen vullen. Waar bevinden de uitgezette aderen zich? Zijn er tekenen van chronisch verhoogde druk van binnenuit op de huid (CVI, chronisch veneuze insufficiëntie)2. Typisch hiervoor is ‘atrophie blanche’ als teken van verlittekening na recidiverende onderhuidse bloedingen. Ook hyperpigmentatie, te zien als bruinverkleuring, ontstaat als gevolg van bloedingen met ijzerpigmentafzetting. Karakteristiek zijn deze afwijkingen aan de binnenenkel te zien. Zijn er ook tekenen van chronisch arterieel vaatlijden (dunne huid, kalkMedisch Journaal, jaargang 31, no. 2 Aanvullend onderzoek varicosis Aanvullend onderzoek dient slechts ter bevestiging van datgene wat op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek wordt vermoed. In de praktijk worden Dopplermetingen, eventueel in combinatie met ECHO (Duplex), routinematig verricht bij varicosis patiënten. Bij Dopplerbepalingen kan de stroomrichting van het bloed in een ader worden gedetecteerd, hetgeen normaal hartwaarts moet zijn. Als bij verdenking op staminsufficiëntie compressie op de kuitspieren word uitgeoefend en men met de Dopplerprobe luistert over de VSM, is er sprake van ‘reflux’ (lees: insufficiëntie) indien over een tijdsspanne van meer dan 0.5 sec een geruis wordt gehoord. Het omhooggeperste bloed wordt door insufficiënte kleppen niet tegengehouden, vloeit terug en wordt als een geruis gehoord. Naast Doppleranalyse wordt aanvullend ECHO onderzoek verricht om met de Dopplerprobe de juiste plaats van insufficiëntie te bepalen. Duplexbepalingen zijn eveneens van fundamenteel belang voor het diagnosticeren van insufficiënte perforanten. Ook wordt met Duplexonderzoek het diepe 3 systeem gevisualiseerd. Zijn er tekenen van doorgemaakte DVT? Is het diepe systeem samendrukbaar (teken van afwezigheid van trombose)? Slechts zelden is meer invasief onderzoek gewenst. Soms is het been dusdanig slecht beoordeelbaar met Duplexanalyse, dat een ‘opstijgende’ (ascenderende) dan wel ‘afdalende’ (descenderende) bloedvatfoto (flebografie) moeten worden gemaakt. Bij de eerste vorm van onderzoek wordt met name de doorgankelijkheid van de diepe aders en de functie van de perforatoren beoordeeld, terwijl bij de tweede vorm de klepfunctie van de diepe aders zichtbaar kan worden gemaakt. Complicaties van onbehandelde varicosis De aanwezigheid van spataderen kan op termijn leiden tot ernstige complicaties. Een langdurig verhoogde veneuze druk van binnenuit op de huid leidt tot een zwakke plek bij de binnenenkel. Indien er daadwerkelijk een wond ontstaat spreekt men van een ‘open been’ (ulcus cruris venosum, figuur 4)2. Atrofie blanche en hyperpigmentatie zijn symptomen van chronische veneuze insufficiëntie welke kunnen voorafgaan aan het ontstaan van een open been en moeten als alarmsymptomen worden beschouwd. Een minder ernstige complicatie van varicosis is het opstollen van een spatader (thrombophlebitis). Het recidiverend optreden van stolling bij varicosis wordt eveneens gezien als een indicatie voor (chirurgische) behandeling. Conservatieve therapie varicosis Op dit moment wordt Duplexonderzoek als voorwaarde gezien alvorens een weloverwogen keuze van therapie kan worden gemaakt. Immers, dit niet-invasieve onderzoek kan insufficiëntie van diepe en oppervlakkige venen alsmede perforatoren aantonen. Als deze venesystemen goed functioneren, bestaat er een goede indicatie om de therapie met conservatieve middelen te starten. Deze behandeling bestaat meestal uit (een combinatie van) de volgende elementen: 1. Elastisch kousen: het gebruik van elastische kousen in diverse zwaarteklassen zou oedeem kunnen voorkomen door tegendruk. Kousen beschermen de huid tegen langdurige hoge drukken. 2. Medicamenteus: Venoruton zou eveneens een oedeembeperkende werking uitoefenen door verbetering van de microcirculatie. Een ander vaak voorgeschreven middel bij varicosis is Inhibin, waarvan voornamelijk een onrustverminderende werking van de benen wordt geclaimd. 3. Sclerotherapie: het inspuiten van etsende stoffen (aethoxysclerol) irriteert de vaatwand van oppervlakkig gelegen spataders, waardoor deze met elkaar verkleven. Deze therapie is zinvol bij oppervlakkige varicosis zonder stamafwijkingen. Tevens wordt deze behandeling geadviseerd als complementering van de chirurgische behandeling, waarbij ‘restvaricosis’ na strippen bijvoorbeeld nog cosmetische bezwaren geeft. De lange termijnresultaten van experimentele technieken zoals lasertherapie zijn nog onvoldoende gekend en blijven hier onbesproken. 4 Operatieve technieken voor varicosis Indien Duplexscanning staminsufficiëntie (VSM of VSP) aantoont, kan op termijn een conservatieve therapie onvoldoende effectief blijken. De intensiteit van de klachten (arbeidsgeschiktheid?), leeftijd en comorbiditeit moeten mede worden gewogen voordat wordt besloten tot een operatieve therapie. De dreiging van een open been (in de aanwezigheid van chirurgisch behandelbare afwijkingen), alsmede recidiverende tromboflebitiden worden veelal als absolute indicaties voor operatie beschouwd. Ook het subjectief bestaan van veel klachten die onvoldoende reageren op compressietherapie, ofwel onverenigbaarheid met ‘die strakke kousen’ wordt als operatie-indicatie gezien. Bij de chirurgische therapie van varicosis wordt meestal een combinatie van technieken gehanteerd: 1. Crossectomie: Alvorens zowel de VSM als de VSP zich ter hoogte van respektievelijk de lies en de knieholte in het diepe aderlijke systeem storten, monden nog diverse zijtakken uit in deze stamvenen. Met een crossectomie wordt bedoeld het onderbinden van de inmonding van deze stamvaten alsmede haar zijtakken (crosse (fr) = herdersstaf, waarmee de vorm van deze inmonding van de VSM en VSP in het diepe systeem wordt aangeduid)3. Feitelijk wordt zo een permanente klep aangebracht, waardoor op dit punt geen terugvloed vanuit het diepe systeem naar de oppervlakte kan plaatsvinden. Vaak wordt een crossectomie samen met een stripprocedure uitgevoerd, aangezien uit onderzoek is gebleken dat een combinatie van deze chirurgische technieken op termijn veel effectiever blijkt 4. 2. Strippen: Bij het strippen van de VSM wordt deze ader over een lengte vanaf de lies tot net onder de knie verwijderd (korte strip) (figuur 5). Alhoewel de VSM tot aan de enkel aanwezig is, wordt het verwijderen van het onderbeengedeelte van de VSM wegens het grote gevaar van letsels van de begeleidende zenuw (nervus saphenus) in veel klinieken niet meer uitgevoerd. Bij het verwijderen van de insufficiënte stamvene wordt een metalen draad (stripper) vanuit de lies via het vat opgevoerd en via een aparte incisie onder de knie uitgeleid. Vervolgens wordt in de lies een plastic kopje op deze metalen draad geplaatst. Door aan de het uiteinde van de draad te trekken, woelen draad met kopje de ader los uit de omgeving; via de knieopening wordt het geheel verwijderd5. Het is begrijpelijk dat structuren die in de directe om- Figuur 4. Het ulcus cruris venosum (open been) Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 Figuur 5. Strippen van de variceuze ader Figuur 6. Inverterend strippen geving van de verwijderde ader liggen, door deze stripprocedure beschadigd kunnen worden. Recent is op deze techniek een variant bedacht, waarbij het kopje niet op de draad wordt gepositioneerd. Als het doorgenomen vat in de lies aan de metalen draad wordt geknoopt, en er aan de draad wordt getrokken, wordt het vat binnenstebuiten via de incisie onder de knie naar buiten getrokken: ‘geïnverteerde strip’ (figuur 6). De omgeving van het vat wordt veel minder getraumatiseerd waardoor minder postoperatieve pijn en minder zenuwletsels zouden ontstaan6. In ons ziekenhuis wordt momenteel deze techniek middels een gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek bestudeerd. De VSP wordt zelden gestript, aangezien letsels van de begeleidende zenuw (n. suralis) meer regel dan uitzondering bleken. In de knieholte wordt eigenlijk standaard alleen een crossectomie verricht. 3. Convolutectomie: Bij een convolutectomie wordt plaatselijk een varikeus veranderd vat onderbonden of verwijderd. Conclusie De behandeling van spataderen is een interdisciplinaire inspanning (chirurg, dermatoloog). Veelal blijkt een conservatieve benadering succesvol, maar onder bepaalde omstandigheden kan een chirurgische aanpak de voorkeur genieten. Duplexanalyse is onontbeerlijk voor de therapiekeuze. Tevens is de beslissing om tot een chirurgische behandeling te komen mede afhankelijk van anamnese (leeftijd, arbeidsgeschiktheid, comorbiditeit) en lichamelijk onderzoek (chronische insufficiëntie). Indien deze strategie wordt gevolgd is de therapie bij varicosis in de meerderheid van de gevallen uitermate succesvol. De effecten van cryochirurgie zijn nog onvoldoende onderzocht. Bij deze techniek wordt een metalen draad operatief in het vat gemanoeuvreerd en diepgevroren, waardoor deze met het vat verkleeft. Tractie aan de draad leidt tot verwijdering van het variceuze vat. Medisch Journaal, jaargang 31, no. 2 Dankwoord De auteur dankt E.R. Wijburg, arts-assistent chirurgie voor het aanleveren van de tekeningen (figuur 5 en 6). Literatuur 1. Uflacker R. Atlas of Vascular anatomy. Williams and Wilkins, Baltimore 1997; 781 2. Veraart JCJM. Chronische veneuze insufficientie. Ned Tijdschr Geneesk 2002; 146: 199-203 3. Neumann HAM. Flebologie in kort bestek. Zyma-Nederland 1990; 7-128 4. Rutgers PH. To strip or not to strip the incompetent saphenous vein. Maastricht, 1993 (proefschrift) 5. Staelens I, Stricht van der J. Complication rate of long stripping of the long saphenous vein. Phlebology 1992; 7: 67-70. 6. Fischer R. Technique of inverted stripping in varicose vein surgery. Vasa 1993; 22: 316-319. 5