FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID ACADEMIEJAAR 2015-2016 HET VLAAMS TAALDECREET EN HET VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS IN DE EUROPESE UNIE MASTERPROEF VAN DE OPLEIDING ‘MASTER IN DE RECHTEN’ INGEDIEND DOOR ELIAS COUVREUR PROMOTOR: PROF. DR. MARC DE VOS COMMISSARIS: PHILIPPE CULLIFORD Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2015-2016 Het Vlaams Taaldecreet en het vrij verkeer van werknemers in de Europese Unie Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingediend door Elias Couvreur Promotor: Prof. Dr. Marc De Vos Commissaris: Philippe Culliford VOORWOORD In de eerste plaats wil ik mijn promotor Marc De Vos bedanken voor het aanreiken van het interessante en actuele onderwerp van het Vlaams Taaldecreet. Ook mijn nicht Marie Holvoet mag ik niet vergeten om me van op afstand, toen ik op Erasmus in Parijs verbleef, warm te maken voor het onderwerp. Zij was het namelijk die met Chris Engels het arrest Las heeft bepleit voor het Hof van Justitie in Luxemburg en haar verontwaardiging over het huidige Taaldecreet niet onder stoelen of banken stak. Verder ben ik nog mijn vader dank verschuldigd voor het nalezen van deze thesis. Ondanks het feit dat deze thesis zowel in lengte als in techniciteit meer van hem vergde dan de thesis die ik in mijn opleiding geschiedenis schreef, las hij hem ook nu met veel plezier. Ook mijn zus Anna wil ik bedanken voor het opmaken van mijn voorblad en tot slot wil ik ook mijn broer Arthur vermelden. Ik sluit namelijk mijn studententijd met deze thesis af terwijl hij volgend jaar zelf aan een universitaire opleiding begint. Met deze vermelding hoop ik dat hij over enkele jaren ook mij in zijn voorwoord niet zal vergeten. En aangezien ik nu toch reeds mijn hele familie heb vermeld, zou het nogal ondankbaar zijn om me niet tot die andere persoon te richten zonder wie ik nooit aan deze thesis had kunnen beginnen: merci mama. Verder wil ik nog de blauwe regen in de tuin van mijn kot bedanken wiens bloemen net bloeiden op het moment dat ik de eindsprint voor deze thesis inzette. Hun geur die door het open raam naar binnen kwam, gaf mij de moed om door te gaan. Ook Club Brugge verdient een vermelding voor het winnen van de titel op de dag dat ik dit voorwoord schreef. Elias Couvreur, Gent, mei 2016 i ii INHOUDSTAFEL VOORWOORD............................................................................................................ I INHOUDSTAFEL..................................................................................................... III INLEIDING .................................................................................................................. 1 DEEL I: HET VLAAMS TAALDECREET EN ANDERE TAALREGELINGEN IN DE EUROPESE UNIE ........................................................................................... 3 1. HET VLAAMS TAALDECREET .................................................................................. 3 Afdeling I. Inleiding ............................................................................................... 3 Afdeling II. Het Vlaams Taaldecreet vóór het arrest Las ...................................... 5 §1. Overzicht ...................................................................................................... 5 §2. Toepassingssfeer .......................................................................................... 6 §3. Bescheiden en documenten .......................................................................... 6 §4. Sanctie .......................................................................................................... 7 Afdeling III. Het arrest Las .................................................................................... 9 §1. De feiten ....................................................................................................... 9 §2. Beoordeling ................................................................................................ 11 Afdeling IV. Het Vlaams Taaldecreet vandaag.................................................... 13 §1. Voorstel en ontwerp van decreet................................................................ 13 §2. Het vernieuwde Vlaams Taaldecreet ......................................................... 14 2. ANDERE TAALREGELINGEN IN DE EUROPESE UNIE ................................................ 15 Afdeling I. Inleiding ............................................................................................. 15 Afdeling II. Frankrijk ........................................................................................... 16 Afdeling III. Spanje .............................................................................................. 21 Afdeling IV. Italië ................................................................................................. 24 Afdeling V. Roemenië ........................................................................................... 26 Afdeling VI. Bulgarije .......................................................................................... 27 Afdeling VII. Slowakije ........................................................................................ 27 Afdeling VIII. De Baltische staten ....................................................................... 28 Afdeling IX. Polen ................................................................................................ 30 Afdeling X. Slovenië ............................................................................................. 30 Afdeling XI. Besluit .............................................................................................. 31 DEEL II: HET VLAAMS TAALDECREET: EEN INBREUK OP HET VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS? ....................................................................... 32 iii EERSTE RECHTSVRAAG: HOUDT HET VLAAMS TAALDECREET EEN BELEMMERING VAN HET VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS IN? ................................................................ 32 Afdeling I. Europeesrechtelijke stand van zaken ................................................. 32 Afdeling II. Toetsing Vlaams Taaldecreet ........................................................... 33 §1. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las .......................................... 33 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag ...................................................... 35 TWEEDE RECHTSVRAAG: BESTAAN ER RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE VASTGESTELDE BELEMMERING?................................................................................ 35 Afdeling I. Inleiding ............................................................................................. 35 Afdeling II. Het vergemakkelijken van communicatie ......................................... 37 §1. Europeesrechtelijke stand van zaken ......................................................... 37 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet ..................................................................... 38 A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las ....................................... 38 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag .................................................... 39 Afdeling III. Het promoten van een officiële taal ................................................ 39 §1. Europeesrechtelijke stand van zaken ......................................................... 39 A. Vóór het verdrag van Lissabon ............................................................... 39 B. Na het verdrag van Lissabon ................................................................... 41 1. Het beginsel van nationale identiteit .................................................... 41 2. Zaak Runevic-Vardyn en Wardyn ....................................................... 43 3. Blik op de toekomst ............................................................................. 44 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet ..................................................................... 47 A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las ....................................... 47 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag .................................................... 48 1. Het arrest Gauweiler en het begrip ‘constitutionele identiteit’ ............ 49 2. Vergelijking met Litouwen, Polen en Slowakije ................................. 50 Afdeling IV. De handhaving van taaldiversiteit ................................................... 52 §1. Inleiding ..................................................................................................... 52 §2. Europeesrechtelijke stand van zaken ......................................................... 52 §3. Toetsing Vlaams Taaldecreet ..................................................................... 54 A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las ....................................... 54 1. Conclusie van advocaat-generaal Jääskinen ........................................ 55 2. Uitspraak van het Hof van Justitie ....................................................... 56 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag .................................................... 57 iv Afdeling V. Besluit ............................................................................................... 58 DERDE RECHTSVRAAG: IS HET VLAAMS TAALDECREET WEL PROPORTIONEEL? ........ 59 Afdeling I. Inleiding ............................................................................................. 59 Afdeling II. De geschiktheidsvereiste ................................................................... 60 §1. Europeesrechtelijke stand van zaken ......................................................... 60 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet ..................................................................... 61 A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las ....................................... 61 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag .................................................... 62 1. De bescherming van werknemers ........................................................ 63 2. Het vergemakkelijken van administratieve controles .......................... 64 3. De bescherming van de officiële taal ................................................... 64 Afdeling III. De noodzakelijkheidsvereiste .......................................................... 65 §1. Europeesrechtelijke stand van zaken ......................................................... 65 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet ..................................................................... 67 A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las ....................................... 67 1. Draagwijdte van het Taaldecreet ......................................................... 70 a. De bescherming van werknemers .................................................... 71 b. Het vergemakkelijken van administratieve controles ...................... 72 c. Het promoten van een officiële taal ................................................. 73 2. De sancties in geval van niet-naleving................................................. 73 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag .................................................... 75 1. Draagwijdte van het Taaldecreet ......................................................... 76 a. De taal in arbeidsovereenkomsten in grensoverschrijdende situaties .............................................................................................................. 76 b. De voorrang van de Nederlandse versie van de arbeidsovereenkomst .............................................................................................................. 79 c. Andere arbeidsdocumenten in grensoverschrijdende situaties......... 84 2. De sancties in geval van niet-naleving................................................. 90 a. De sanctie van voorlopige niet-tegenwerpelijkheid als alternatief .. 92 b. De sanctie van relatieve nietigheid als alternatief ............................ 96 c. Penale en administratieve geldboetes............................................. 100 ALGEMEEN BESLUIT .......................................................................................... 105 BIBLIOGAFIE ......................................................................................................... 108 v INLEIDING 1. Het gebeurt niet dikwijls dat een uitspraak van het Europees Hof van Justitie uitgebreide aandacht krijgt in de Belgische pers. Die eer viel wel te beurt aan het Vlaams Taaldecreet in de dagen na 16 april 2013. De Standaard schreef “Poolse of Engelse versie van arbeidscontract moet kunnen”1, De Tijd had het over “Vlaanderen moet taalregels in arbeidscontracten bijsturen”2 en La Libre Belgique over “Décret flamand sur l'emploi des langues au travail contraire à la liberté de circulation”3. 2. Op 16 april 2013 had het Hof van Justitie in het arrest Las namelijk geoordeeld dat het Vlaams Taaldecreet niet verenigbaar was met het Europees vrij verkeer van werknemers.4 In 2013 bestond het Taaldecreet net veertig jaar en had zich dus waarschijnlijk een beter verjaardagscadeau kunnen wensen. Het had in die veertig jaar tijd een storm van Franstalig protest, twee arresten van het Grondwettelijk Hof, meermaals gemor van werkgevers overleefd én het was er in geslaagd om al die tijd onder de radar van het Europees Hof van Justitie te blijven. Maar het zwaard van Damocles, zoals het Europees gemeenschapsrecht genoemd wordt door Bruno De Witte5, moet zoals altijd ooit naar beneden vallen. 3. Het arrest Las maakte het bestaan van het Vlaams Taaldecreet niet onmogelijk maar maakte duidelijk dat enkele essentiële kenmerken ervan dienden aangepast te worden. De Vlaamse decreetgever treuzelde niet en had reeds op 14 maart 2014 een reparatiedecreet klaar. Nagenoeg alle auteurs die over deze aanpassing schrijven, zijn echter van mening dat het Taaldecreet veel te miniem is aangepast en geloven dat een nieuwe veroordeling door het Hof van Justitie niet uitgesloten is. Het doel van deze thesis zal er in bestaan om na te gaan of dit inderdaad het geval is. 4. Om deze vraag te beantwoorden zal ik in het eerste deel van deze thesis beginnen bij het onderwerp waar het allemaal om draait: het Vlaams Taaldecreet. Hierbij geef ik 1 G. Tegenbos, “Poolse of Engelse versie van arbeidscontract moet kunnen”, De Standaard, 17 april E. Cleeren, “Vlaanderen moet taalregels in arbeidscontracten bijsturen”, De Tijd, 17 april 2013, www.tijd.be/nieuws/archief/Vlaanderen_moet_taalregels_in_arbeidscontracten_bijsturen.93305741615.art. 3 X, Décret flamand sur l'emploi des langues au travail contraire à la liberté de circulation, La Libre Belgique, 16 april 2013, www.lalibre.be/dernieres-depeches/belga/decret-flamand-sur-l-emploi-deslangues-au-travail-contraire-a-la-liberte-de-circulation-51b9170de4b0de6db9cad7b5. 4 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11. 5 B. De Witte, “Language Law of the European Union: Protecting or Eroding Linguistic Diversity?” in R. Craufurd Smith (ed.), Culture and European Law, Oxford, Oxford University Press, 2004, p. 240. 2 1 een overzicht van de relevante bepalingen van het Taaldecreet zoals die bestonden net vóór de veroordeling door het Hof van Justitie. Vervolgens overloop ik deze veroordeling in het arrest Las en eindig ik met de aanpassingen die de Vlaamse decreetgever heeft aangebracht aan het Taaldecreet. Hierna zal ik ook het taalbeleid van enkele andere lidstaten van de Europese Unie onder de loep nemen. 5. Het tweede (en grootste) deel van deze thesis zal ik besteden aan de hamvraag; namelijk of het Vlaams Taaldecreet vandaag al dan niet nog steeds een inbreuk vormt op het Europees vrij verkeer van werknemers. Er zijn reeds enkele interessante bijdragen met dikwijls tegengestelde meningen verschenen over het arrest Las en de aanpassingen aan het Taaldecreet door het reparatiedecreet. Het lijkt me dan ook interessant om deze visies met elkaar te vergelijken. 6. Maar nog interessanter lijkt het mij om eens op een gestructureerde manier deze vraag naar de compatibiliteit van het Taaldecreet met het vrij verkeer van werknemers te behandelen. De verschenen artikels gaan telkens louter in op de specifieke probleempunten van het huidig Taaldecreet. Ik geloof echter dat het nuttig kan zijn om de klassieke aanpak te hanteren waarop het Europees Hof van Justitie een dergelijke vraag aanvat, of toch zou moeten aanvatten. Ik zal dan ook in dit deel eerst nagaan of het Vlaams Taaldecreet een belemmering inhoudt op het vrij verkeer om vervolgens na te gaan of het Hof van Justitie rechtsvaardigingsgronden aanvaardt voor deze belemmering. Ten slotte zal ik dan ingaan op de moeilijkste vraag, namelijk of het Vlaams Taaldecreet na het reparatiedecreet wel proportioneel is. 2 DEEL I: HET VLAAMS TAALDECREET EN ANDERE TAALREGELINGEN IN DE EUROPESE UNIE 1. HET VLAAMS TAALDECREET AFDELING I. INLEIDING 7. De eerste Belgische staatshervorming van 1970 voegde een uitzondering op artikel 30 van de Grondwet toe dat bepaalt dat het gebruik van de in België gesproken talen vrij is.6 Die uitzondering is ingeschreven in het toenmalige artikel 59bis, §3 (huidig artikel 129, §1) van de Grondwet en kent aan de gemeenschappen de bevoegdheid toe om het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en het personeel te regelen. 8. Enkele CVP-leden van de pas opgerichte Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap7 maakten meteen van deze bevoegdheid gebruik en lieten een voorstel uitwerken door Roger Blanpain, die als adviseur voor de studiedienst van de Landelijke Bedienden Centrale werkte en gevraagd was om “gestalte te geven aan het elementaire recht van de Vlaamse werknemer om in zijn taal te worden aangesproken”8. Over zijn drijfveer voor het uitwerken van dit voorstel schreef hij het volgende: “De culturele gaafheid van ons volk kan niet beveiligd worden indien werkgevers en werknemers, bij de vervulling van hun dagelijkse taak, hun eigen taal niet gebruiken als gewoon middel tot vertolking van hun denkwijze tegenover derden. Dat er nog altijd een taalmuur is voor onze Vlaamse werknemers, die evenzeer een discriminatie inhoudt, ligt voor de hand. De hoogste tijd dus om de scheve situatie recht te trekken.”9 9. De wil om het Nederlands te beschermen in arbeidsverhoudingen was niet louter de wil van Blanpain of de christelijke zuil, maar kon toen rekenen op een brede consensus, ook bij werkgevers die opkwamen voor de vernederlandsing van het sociaaleconomische leven in Vlaanderen dat in die tijd nog in hoge mate Franstalig 6 I. De Weerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 74. 7 Deze raad werd opgericht in 1971 en zou in 1980 vervangen worden door het Vlaams Parlement. 8 R. Blanpain, Het Taalgebruik voor de Arbeidsverhoudingen, Die Keure, Brugge, 2011, p. 1. 9 Ibid., p. 1-2. 3 gekleurd was.10 In Vlaanderen werd de toenmalige taalregeling, die werd geregeld door de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken11, namelijk ontoereikend geacht. Die federale regeling liet immers te veel ruimte voor vrije vertalingen, waarbij in de praktijk vastgesteld werd dat dit meestal resulteerde in Franstalige arbeidscontracten.12 Ook de sanctieregeling bleek niet efficiënt, omdat documenten die in de verkeerde taal werden opgesteld, steeds retroactief konden worden vervangen.13 10. De Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap opteerde dan ook resoluut voor de vernederlandsing van het bedrijfsleven14 en nam op 19 juli 1973 het Vlaams Taaldecreet, ook wel gekend als het ‘Septemberdecreet’, aan.15 Dit decreet werd in de eerste jaren onder druk van het pas opgerichte Arbitragehof (nu Grondwettelijk Hof) gedeeltelijk ingeperkt en aangepast maar bleef tot aan het arrest Las van 16 april 2013, waarin het Taaldecreet werd veroordeeld door het Hof van Justitie, grotendeels ongecontesteerd.16 11. Om een duidelijk antwoord te kunnen geven op de vraag of het Vlaams Taaldecreet in zijn huidige vorm al dan niet nog steeds een inbreuk vormt op het Europees vrij verkeer van werknemers, is het van belang om zowel de bepalingen van het decreet van vóór het arrest Las te overlopen als de aanpassingen die de Vlaamse decreetgever maakte in zijn reparatiedecreet van 14 maart 2014. 10 R. Renard, “De vernederlandsing van het bedrijfsleven”, Ons Erfdeel 1978, p. 784-785. De gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966. 12 D. Cuypers en H. Verschueren, “Zaak C-202/11, Las”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2013, p. 505. 13 I. Deweerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 108; R. Blanpain, “The use of languages in employment relations in the European member states. The Anton Las v. PSA Antwerp Case”, European Labour Law Journal 2013, nr. 4, p. 330; T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 3. 14 R. Blanpain, “Taaldecreet is niet strijdig met vrij verkeer werknemers”, De Juristenkrant, 28 september 2011, p. 10. 15 Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de voor de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 6 september 1973. 16 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 884. 11 4 AFDELING II. HET VLAAMS TAALDECREET VÓÓR HET ARREST LAS §1. Overzicht 12. De belangrijkste bepalingen uit het Vlaams Taaldecreet, ten tijde van haar veroordeling in het arrest Las, waren de artikelen 1, 2, 5 en 10.17 Hieronder geef ik ze mee in een overzicht. Belangrijk in het achterhoofd te houden bij deze sectie is dat deze bepalingen vandaag op sommige vlakken gewijzigd zijn. Artikel- Inhoud nummer Tekst Art. 1 Toepassingssfeer (I) Art. 2 Toepassingssfeer (II) Art. 5 Bescheiden en documenten Art. 10 Sancties ‘Dit decreet is van toepassing op de natuurlijke personen en rechtspersonen die een exploitatiezetel in het Nederlandse taalgebied hebben. Het regelt het taalgebruik voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen (...)’ De te gebruiken taal voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede voor de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, is het Nederlands.’ ‘Worden door de werkgever in het Nederlands gesteld: alle wettelijke voorgeschreven akten en bescheiden van de werkgevers (...), alle documenten welke bestemd zijn voor hun personeel. Zo de samenstelling van het personeel zulks rechtvaardigt en op eenparige aanvraag van de werknemers-leden van de ondernemingsraad of bij ontstentenis van een ondernemingsraad op eenparige aanvraag van de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis van beide op verzoek van een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie dient de werkgever evenwel bij de berichten, mededelingen, akten, getuigschriften en formulieren bestemd voor het personeel, een vertaling te voegen in één of meer talen (...)’ ‘De stukken of handelingen, die in strijd zijn met de bepalingen van dit decreet, zijn nietig. De nietigheid wordt ambtshalve door de rechter vastgesteld. (...) De nietigverklaring kan geen nadeel berokkenen aan de werknemer en laat de rechten van derden onverminderd. De werkgever is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn nietige stukken of handelingen ten nadele van de werknemer of van derden (...)’ 17 Terug te vinden in gearchiveerde versie 3 van het huidige Vlaams Taaldecreet, beschikbaar op www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/arch_a.pl?N=&=&sql=(text+contains+(''))&rech=1&language=nl&tr i=dd+AS+RANK&numero=1&table_name=wet&cn=1973071901&caller=archive&fromtab=wet&la= N&ver_arch=003. 5 §2. Toepassingssfeer 13. Het Vlaams Taaldecreet regelt alle sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers. Onder sociale betrekkingen vallen alle mondelinge en schriftelijke individuele en collectieve contacten tussen de werkgever en werknemer in rechtstreeks of onrechtstreeks verband met de tewerkstelling of als de betrekkingen tussen werkgever en werknemer in de vorm van bevelen, mededelingen, publicaties, dienstvergaderingen of personeelsvergaderingen, sociale dienst, arbeidsgeneeskundige dienst, maatschappelijke werken, vervolmakingscursussen, disciplinaire procedure, onthaal en andere.18 14. Met andere woorden, het betreft alle verhoudingen die plaatsvinden in hiërarchisch verband tussen de werkgever of zijn aangestelden en de werknemer.19 Hieronder worden ook alle mondelinge betrekkingen begrepen.20 §3. Bescheiden en documenten 15. In deze sociale betrekkingen tussen werkgever en werknemer moeten alle bescheiden en documenten in het Nederlands worden opgemaakt, wat uiterst ruim moet worden opgevat: dit omvat de aanwervingsovereenkomst, de addenda daarbij, de opzeggingsbrief, de ontslagbrief, individuele rekeningen en loonstaten, loonplannen, aandelenoptieplannen, alle policies die een werkgever naast het arbeidsreglement aankondigt en zelfs e-mails die regels bevatten over de na te leven procedure bij het nemen van vakantie.21 16. In bepaalde gevallen kan de werkgever echter toch verplicht worden om vertalingen toe te voegen aan de verplicht in het Nederlands opgestelde documenten.22 Die verplichting werd ingevoerd met het oog op de veiligheid van buitenlandse 18 Cass. 22 april 2002, RW 2002-2003, nr. 39, p. 1542. T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 4. 20 Voor een diepgaandere bespreking van wat allemaal onder ‘sociale betrekkingen’ moet worden verstaan, zie C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Eerste deel”, JTT 2014, nr. 1196, p. 352353. 21 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Eerste deel”, JTT 2014, nr. 1196, p. 351-352. 22 Zie voor een meer diepgaande bespreking R. Blanpain, Het Taalgebruik voor de Arbeidsverhoudingen, Die Keure, Brugge, 2011, p. 60-61; C. Engels. “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 369-370. 19 6 werknemers, en dan specifiek voor gastarbeiders.23 De voorwaarden daarvoor worden bepaald in artikel 5, tweede lid van het Vlaams Taaldecreet: - een vertaling is enkel mogelijk indien de samenstelling van het personeel dit rechtvaardigt; - de aanvraag moet gebeuren op eenparig verzoek van de werknemersleden van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, op eenparig verzoek van de syndicale afvaardiging of, bij ontstentenis van beide, op verzoek van een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie; - het moet gaan om berichten, mededelingen, akten, getuigschriften en formulieren bestemd voor het personeel. 17. Deze aanvraag moet schriftelijk gebeuren, elk jaar vernieuwd worden en binnen de maand worden meegedeeld aan de bevoegde controlerende ambtenaren.24 18. De rechtspraak aanvaardt echter ook dat werkgevers op eigen initiatief en dus zonder vraag van de ondernemingsraad en/of zonder specifieke rechtvaardiging vanuit de samenstelling van het personeel, vrijwillig vertalingen kunnen toevoegen. Engels argumenteert hiervoor: “Vermits dergelijke vertalingen niet verboden zijn, zijn ze toegelaten”25, en staaft dit met twee recente voorbeelden uit de rechtspraak.26 §4. Sanctie 19. Het Taaldecreet bepaalt dat de stukken die werden opgesteld in strijd met dit decreet nietig zijn.27 Gelet op het openbare orde-karakter van de taalwetgeving, gaat het om een absolute nietigheid, die door de rechter ambtshalve moet worden vastgesteld.28 Dat betekent dat de rechter geen acht mag slaan op de in de verkeerde taal opgestelde documenten en dat hij geen rekening mag houden met de inhoud ervan.29 Ze kan in elke stand van het geding worden ingeroepen, vanzelfsprekend ook zonder dat de 23 R. Blanpain, Het Taalgebruik voor de Arbeidsverhoudingen, Die Keure, Brugge, 2011, p. 60. Artikel 5, derde lid van het oud Vlaams Taaldecreet. 25 C. Engels. “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 369. 26 Arbrb. Brussel 2 juli 2007, nr. 02907/05 en Arbrb. Brussel 3 juni 2008, nr. 86236/04. 27 Artikel 10 Vlaams Taaldecreet. 28 I. Deweerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 104. 29 Cass. 31 januari 1978, TSR 1978, p. 329. Voor een recente toepassing, zie: Arbh. Antwerpen 17 december 2013, Limb.Rechtsl. 2014, p. 143. 24 7 partijen daartoe aanstalten hebben gemaakt en zelfs zo zij het erover eens zijn om dit niet naar voren te brengen.30 Het nietige stuk kan niet worden gerepareerd door een vertaling van het document in de juiste taal (het Nederlands).31 De absolute nietigheid mag de werknemer wel geen schade toebrengen,32 maar de werknemer kan zijn vordering wel op deze bepaling enten. 20. Deze sanctie kan in de praktijk zwaar doorwegen. Zo is het ontslag om dringende reden dat wordt gegeven in een verkeerde taal bijvoorbeeld nietig en de eventuele opheffing van die nietigheid heeft slechts uitwerking vanaf de dag van de vervanging. Dit betekent in de praktijk dat de werkgever die de verkeerde taal hanteerde meestal te laat komt met de Nederlandstalige vertaling.33 Artikel 35 Arbeidsovereenkomstenwet bepaalt immers een termijn van drie werkdagen voor het ontslag om dringende reden en drie werkdagen voor de betekening van de ingeroepen redenen. Indien de werkgever de overeenkomst toch beëindigt, mag de werknemer geen nadeel lijden. Dit betekent dat de werkgever in de praktijk de normale opzeggingsvergoeding moet betalen, hoe ernstig de aangevoerde reden ook moge zijn.34 21. Een ander voorbeeld van de drastische gevolgen van deze sanctie zien we in een arrest van het arbeidshof van Brussel van 25 maart 2005.35 In deze zaak werd een clausule, waarbij de toepassing van een stock option plan werd uitgesloten bij ontslag, nietig geacht wegens schending van de taalvereisten. Op deze manier werd aan de werknemer rechten toegekend die hij helemaal niet zou gehad hebben mocht de taalregeling gerespecteerd geweest zijn. Door bepaalde voorwaarden uit het stock option plan niet toe te passen, vindt Engels dat er volledig voorbij wordt gegaan aan het tussen de partijen afgesproken evenwicht van rechten en plichten en voorwaarden.36 22. Naast deze sanctie van de absolute nietigheid voorziet het Vlaams Taaldecreet ook in strafsancties: een gevangenisstraf van 8 dagen tot 1 maand en een geldboete tussen de 30 Arbh. Brussel 17 december 2013, JTT 2014, p. 117. Dit in tegenstelling tot de ‘nietigheid’ van artikel 52 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966. 32 Artikel 10 Vlaams Taaldecreet. 33 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 885. 34 Arbh. Brussel 1 juni 2010, JTT 2010, 390. 35 Arbh. Brussel 25 maart 2005, Soc.Kron. 2007, p. 386. 36 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 371. 31 8 26 en 500 frank (te vermenigvuldigen met de opdeciemen).37 Daarnaast kunnen de controlediensten ook administratieve geldboetes opleggen aan werkgevers die het Taaldecreet schenden,38 wat echter nagenoeg nooit gebeurt.39 De mogelijke gevangenisstraffen, die nooit meer werden uitgesproken, werden echter door het reparatiedecreet van 14 maart 2014, naar aanleiding van de veroordeling in het arrest Las, geschrapt uit het Taaldecreet maar dat wordt later besproken. AFDELING III. HET ARREST LAS 23. Op 16 april 2013 oordeelde het Europees Hof van Justitie dat enkele bepalingen van het Vlaams Taaldecreet in strijd zijn met het Europees vrij verkeer van werknemers.40 Het belang van dit arrest kan niet onderschat worden: het kan enerzijds als een princiepsarrest voor de hele Europese Unie worden beschouwd41 en anderzijds vormde het de directe aanleiding voor de eerste grote hervorming van het Vlaams Taaldecreet in veertig jaar tijd, in de vorm van het reparatiedecreet van 14 maart 2014.42 24. In deze afdeling zal weliswaar uitvoerig worden ingegaan op de feiten van de zaak Las maar zal slechts kort worden ingegaan op de uiteindelijke uitspraak van het Hof, en zelfs helemaal niet op de conclusie van advocaat-generaal Jääskinen. Hun precieze argumentatie zal echter uitvoerig verder in deze thesis worden besproken, en samen met een analyse van de Europeesrechtelijke stand van zaken naast het huidige Vlaams Taaldecreet gelegd worden. §1. De feiten 25. In de zaak Las vroeg de arbeidsrechtbank van Antwerpen in een prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie of de verplichting om in Vlaanderen alle documenten in internationale arbeidsrelaties in het Nederlands op te stellen een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers.43 37 Artikel 12 Vlaams Taaldecreet. Artikel 11 Vlaams Taaldecreet. 39 R. Blanpain, Het Taalgebruik voor de Arbeidsverhoudingen, Die Keure, Brugge, 2011, p. 65. 40 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11. 41 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 888. 42 Ontwerp van decreet tot wijziging van de artikelen 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en de werknemers, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 3. 43 Arbrb. Antwerpen 18 januari 2011, nr. 09/8353/A. 38 9 26. Deze zaak ging om een geschil over de opzeg -en bonusvergoeding van Anton Las, een Nederlandse Chief Financial Officer van de NV PSA Antwerp, een Singaporese onderneming die een exploitatiezetel had in de Antwerpse haven. Bij zijn indiensttreding in 2004 kwamen Las en PSA Antwerp in de arbeidsovereenkomst een opzeggingsvergoeding van negen maanden overeen, die lager was dan de wettelijke opzeggingsvergoedingen bepaald in artikel 82, §3 Arbeidsovereenkomstenwet.44 Verder kwamen ze ook nog een bijkomende bonusvergoeding overeen waarvan de voorwaarden werden bepaald in een bonusplan. Zowel de arbeidsovereenkomst als het bonusplan werden echter opgesteld in het Engels. De directeur van PSA Antwerp, waarmee Anton Las de arbeidsovereenkomst tekende, was namelijk van Singaporese afkomst en sprak geen Nederlands. Daardoor was het Engels de enige gemeenschappelijke taal tussen de directeur en Las.45 27. Op 7 september 2009 werd Anton Las ontslagen en werd hem een opzeggingsvergoeding uitbetaald van 229.068,04 EUR, zoals was overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. De ontslagbrief waarmee dit gebeurde, was echter in het Engels opgesteld. Ook werd er geen bonus aan Las uitbetaald voor zijn laatst gewerkte jaar aangezien zijn evaluatie van maart 2009, eveneens in het Engels, negatief was uitgevallen. 28. Las startte echter een gerechtelijke procedure om een aanvullende opzeggingsvergoeding, berekend volgens de formule Claeys46, van 767.598,73 EUR te bekomen en ook een bonus van 109.712,66 EUR. Hiervoor beriep hij zich op de nietigheid van het akkoord over de opzeggingsvergoeding in de arbeidsovereenkomst en de evaluaties over het toekennen van de bonus, beide wegens schending van het Vlaams Taaldecreet. 44 Las viel ingevolge artikel 82, §5 Arbeidsovereenkomstenwet in de categorie van de hoogste bedienden waardoor zijn opzeggingstermijn bij indiensttreding bij overeenkomst kon worden vastgelegd. Cuypers en Verschueren stellen dat het enigszins ironisch is dat deze bepaling ondertussen is opgeheven door de wet op het eenheidsstatuut van 26 december 2013. Het artikel dat de controverse uitgelokt heeft, is dus reeds uit de Belgische rechtsorde verdwenen voor ontslagen vanaf 1 januari 2014. Het is echter niet zo dat het arrest zijn relevantie hierdoor verloren heeft, want er zijn nog heel wat andere clausules en arbeidsgerelateerde documenten die onder het Taaldecreet vallen, uit D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 887. 45 L. Potvin-Solis, “Le décret flamand sur l’emploi des langues face à la primauté du droit de l’Union: quand l’identité linguistique belge s’efface devant la libre circulation des travailleurs”, R.A.E.-L.E.A. 2013, nr. 2, p. 375. 46 Wat neerkomt op twintig maanden loon, ingevolge het vroegere artikel 82, §3 Arbeidsovereenkomstenwet. 10 29. Zijn werkgever, PSA Antwerp, riep vervolgens de strijdigheid in van het Vlaamse Taaldecreet met het Europees vrij verkeer van werknemers, dat door het taalvereiste in het Taaldecreet op een ongeoorloofde manier belemmerd zou worden. Daardoor zou de Engelstalige arbeidsovereenkomst toch moet worden toegepast. De Antwerpse arbeidsrechtbank volgde dit verzoek en stelde de volgende prejudiciële vraag aan het Europees Hof van Justitie: “Is het Taaldecreet strijdig met artikel 39 EG-Verdrag en vrij verkeer van werknemers in de mate dat het een onderneming in Vlaanderen oplegt om bij de aanwerving van een werknemer met een internationaal karakter alle documenten die betrekking hebben op de arbeidsrelatie op te stellen in het Nederlands, op straffe van nietigheid?”47 §2. Beoordeling 30. In haar antwoord op 16 april 2013 stelde het Hof van Justitie in de eerste plaats vast dat het Vlaams Taaldecreet een belemmering van het vrij verkeer van werknemers inhield.48 Vervolgens aanvaardde het Hof echter de drie doelstellingen van het Taaldecreet die door de Belgische regering49 werden ingeroepen als rechtmatige doelstellingen van algemeen belang: 1) het bevorderen en stimuleren van het gebruik van het Nederlands, als één van de officiële talen van de lidstaat België, 2) de sociale bescherming van werknemers en 3) het vergemakkelijken van administratieve controles.50 Die doelstellingen vond het Hof echter niet evenredig51: het Taaldecreet ging volgens haar verder dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van de drie doelstellingen.52 47 Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de arbeidsrechtbank Antwerpen (België) op 28 april 2011 - Anton Las tegen PSA Antwerp NV, voorheen Hesse Noord Natie NV (Zaak C-202/11), Publicatieblad van de Europese Unie, 23 juli 2011. 48 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 23. 49 In het kader van de institutionele verhoudingen binnen de Unie kon enkel de Belgische regering in deze zaak tussenkomen en niet de Vlaamse regering. Vlaanderen is immers geen lidstaat van de EU en de Belgische regering vertegenwoordigt bij de Europese instellingen in beginsel alle geledingen van deze lidstaat. De Vlaamse regering kan enkel tussenkomen indien deze zelf partij is bij het geschil. Cuypers en Verschueren vinden dit, gezien de inhoud van de discussie, vreemd omdat daardoor de Vlaamse regering niet rechtstreeks de argumenten ter verdediging van het Vlaamse Taaldecreet bij het Hof kon uiteenzetten, uit D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, voetnoot 55. 50 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 25-28. 51 De geschiktheidstest sloeg het Hof van Justitie over. 52 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 29-33. 11 31. Het Hof van Justitie gaf ook mee hoe het Vlaams Taaldecreet in haar ogen zowel de bescherming van de Nederlandse taal kan beogen als het garanderen van een volwaardige wilsovereenstemming: “Bovendien zou een regeling van een lidstaat die niet alleen zou voorschrijven dat zijn officiële taal moet worden gebruikt voor arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter maar bovendien zou voorzien in de mogelijkheid om daarnaast in een door alle betrokken partijen begrepen taal een rechtsgeldige versie van dergelijke overeenkomsten op te stellen, minder ingrijpen in het vrije verkeer van werknemers dan de in geding zijnde regeling, maar toch geschikt zijn om de doelstellingen van die regeling te waarborgen.”53 32. Het Hof van Justitie stelde dus dat de principiële verplichting om de arbeidsovereenkomst op te stellen in het Nederlands gerust behouden kon blijven. Daarnaast moest Vlaanderen echter in de mogelijkheid voorzien om ook een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst op te stellen in een taal die beide partijen verstaan. Dit voorstel hield dus een beperking in van de loutere wilsautonomie van de partijen, waaronder de vrijheid om zelf een taal te kiezen, en hield daardoor rekening met de gevoeligheden die aan de basis van het Taaldecreet lagen.54 Zoals reeds gezegd wilde men met het Vlaams Taaldecreet in 1973 namelijk vermijden dat werkgevers een taal, meestal het Frans, aan hun werknemers oplegden. Dit voorstel van het Hof hield dan ook in dat er weliswaar een taal mag gekozen worden, maar dat dit een taal moet zijn die beide partijen, en dus ook de werknemer, kunnen begrijpen. 33. In het beschikkend gedeelte van het arrest besloot het Hof dat artikel 45 VWEU zich verzet tegen de verplichting om arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter uitsluitend op te stellen in de officiële taal van de gefedereerde eenheid van een lidstaat, op straffe van door de rechter ambtshalve aan te voeren nietigheid van deze overeenkomsten.55 Opvallend is dat het Hof zich beperkte tot de arbeidsovereenkomst, waardoor het antwoord van het Hof een engere werkingssfeer 53 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 32. D. Cuypers en H. Verschueren. “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 890. 55 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, beschikkend gedeelte. 54 12 heeft dan de vraag van de arbeidsrechtbank en de conclusie van de advocaat-generaal die beide verwijzen naar alle documenten die bij de aanwerving worden opgesteld.56 AFDELING IV. HET VLAAMS TAALDECREET VANDAAG §1. Voorstel en ontwerp van decreet 34. Het arrest Las, dat voor een grote leemte zorgde in het Vlaams Taaldecreet, noopte de Vlaamse decreetgever tot snel handelen. Reeds op 3 oktober 2013 dienden enkele leden van de oppositie een voorstel van decreet in om het Vlaams Taaldecreet te hervormen.57 Met dit voorstel wilden ze het voortaan mogelijk maken dat alle wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van de werkgevers en alle documenten die bestemd zijn voor hun personeel, opgesteld kunnen worden in een andere taal dan het Nederlands, onder de voorwaarde dat er van die wettelijke documenten een Nederlandstalige versie bestaat. In geval van een verschil tussen de taalversies zou de versie in het Nederlands als rechtsgeldig document gelden.58 35. Dit voorstel is opvallend omwille van verschillende redenen. In de eerste plaats stelt het voor om niet louter voor arbeidsovereenkomsten in de mogelijkheid van een rechtsgeldige versie in een andere taal te voorzien, maar ook voor alle andere arbeidsdocumenten. Daarnaast stelt het geen restricties aan de te gebruiken taal; het zou dus perfect kunnen gaan om een andere taal dan een officiële taal van de Europese Unie. Ten slotte wil het voorstel ook tegemoet komen aan praktische problemen die ondernemingen, die actief zijn in het internationale handelsverkeer, ondervinden. Hiervoor wilden de indieners de regeling ook van toepassing verklaren op documenten die betrekking hebben op de verhouding tussen de ondernemers en hun cliënten, zoals facturen. 36. Dit voorstel van decreet werd echter verworpen.59 De Vlaamse regering diende op 6 januari 2014 zelf een ontwerp van decreet in60 dat uiteindelijk leidde tot het reparatiedecreet van 14 maart 2014.61 56 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 890. 57 Voorstel van decreet van 3 oktober 2013 (S. van Rouveroij e.a.) houdende wijziging van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2198/1. 58 Ibid., p. 6. 59 Ontwerp van decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de 13 §2. Het vernieuwde Vlaams Taaldecreet 37. Belangrijk is dat de Vlaamse decreetgever uitdrukkelijk heeft bepaald dat het uitgangspunt van het aangepaste Taaldecreet hetzelfde blijft als vóór het arrest Las.62 Het Nederlands moet nog steeds op straffe van nietigheid gebruikt worden voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers wanneer de exploitatiezetel van de werkgever in het homogeen Nederlandse taalgebied is gelegen.63 38. Naast de mogelijkheid voor werknemersvertegenwoordigers om te verzoeken om voor andere documenten een vertaling toe te voegen in één of meer talen, wat vroeger ook reeds mogelijk was64, werd er door het reparatiedecreet een nieuwe regeling uitgewerkt die geïnspireerd is op de suggestie van het Hof van Justitie in het arrest Las. Voor individuele arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter wordt er voortaan voorzien in de mogelijkheid om in onderling akkoord bijkomend een rechtsgeldige vertaling op te maken in een officiële taal van de EU65 of van een EER-lidstaat66, voor zover die taal door beide partijen wordt begrepen.67 Indien er verschillen bestaan tussen beide taalversies heeft het Nederlandstalige document voorrang.68 39. Volgens het decreet is er echter enkel sprake van een grensoverschrijdend karakter en kan er dus enkel een beroep worden gedaan op de nieuwe regeling voor zover de werknemer: werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, 14 februari 2014, Verslag, nr. 2340/2, p. 10. 60 Ontwerp van decreet tot wijziging van de artikelen 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en de werknemers, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1. 61 Decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 22 april 2014. 62 Ontwerp van decreet tot wijziging van de artikelen 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen werkgevers en de werknemers, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 4. 63 Artikel 5, §1 en artikel 10, eerste lid Vlaams Taaldecreet. 64 Deze bepaling werd nu ondergebracht onder artikel 5, §3 Vlaams Taaldecreet. 65 De 24 officiële talen van de Europese Unie zijn: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds. 66 Dat zijn IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. 67 Artikel 5, §2 Vlaams Taaldecreet. 68 Artikel 5, §4 Vlaams Taaldecreet. 14 1. ofwel in een andere EU- of EER-lidstaat woont; 2. ofwel in België woont en gebruik gemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging gewaarborgd door het Europese recht; 3. ofwel onder het vrij verkeer van werknemers op grond van een internationaal of supranationaal verdrag valt.69 40. Zoals gezegd is de regeling ook beperkt tot individuele arbeidsovereenkomsten. In tegenstelling tot wat het voorstel van decreet vooropstelde, blijven andere schriftelijke en mondelinge sociale betrekkingen tussen werkgever en werknemer en de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen, zoals facturen, onderworpen aan de voorheen bestaande regeling. 41. Ten slotte paste de Vlaamse decreetgever ook de strafsancties aan. De gevangenisstraf werd afgeschaft, er kan vanaf nu alleen een penale geldboete van 50 tot 500 EUR (te vermenigvuldigen met de opdeciemen) worden opgelegd70 en/of een administratieve geldboete van 100 tot 1.000 EUR.71 Verder werd ook de verjaringstermijn van de openbare vordering van twee naar vijf jaar gebracht.72 De absolute nietigheidssanctie blijft evenwel behouden.73 2. ANDERE TAALREGELINGEN IN DE EUROPESE UNIE AFDELING I. INLEIDING 42. In zijn conclusie in de zaak Las van 12 juli 2012 ging advocaat-generaal Jääskinen ook kort in op de taalwetgevingen van andere lidstaten van de Europese Unie. Zo zei hij: “Volgens de informatie waarover ik beschik, voorziet het overgrote deel van de wetgevingen van de lidstaten niet in verplichtingen betreffende het taalgebruik in het kader van arbeidsverhoudingen. Bij mijn weten bestaan er in 17 van 25 lidstaten74 geen taaleisen die vergelijkbaar zijn met die in het Vlaams taaldecreet, maar is een 69 Artikel 5, §2, tweede lid Vlaams Taaldecreet. Artikel 12 Vlaams Taaldecreet. 71 Artikel 11 Vlaams Taaldecreet. 72 Artikel 16 Vlaams Taaldecreet. 73 Artikel 10 Vlaams Taaldecreet. 74 Hij beschikte niet over gegevens van Cyprus en Luxemburg. 70 15 dergelijke verplichting geldend recht in 8 lidstaten.”75 Onder deze 8 lidstaten begreep hij Frankrijk, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, alsook de verschillende taalgebieden van het Koninkrijk België.76 43. Verder verwees ook de Vlaamse overheid in deze zaak ter rechtvaardiging van het Vlaams Taaldecreet naar Litouwen, Polen en Slowakije als voorbeelden van lidstaten waar wetgevingen bestonden die in arbeidsverhoudingen een bepaalde taal oplegden.77 Daarnaast haalde de Vlaamse decreetgever in de memorie van toelichting bij het reparatiedecreet van 14 maart 2014 enkele taalwetgevingen van andere Europese lidstaten aan: “De aanmoediging en waardering van de taal kan worden teruggevonden in de regelgeving van talrijke Europese lidstaten. Zo denken we onder andere aan de bepalingen hierover in de Spaanse grondwet, de Bulgaarse Grondwet, de Franse loi no 94-665 du 4 août 1994 relative à l’emploi de la langue française, de Roemeense Legea privind folosirea limbii romane in locuri, relatii si institutii publice, Bucuresti, 12 noiembrie 2004, Nr. 500 en de Italiaanse Legge di 15 Dicembre 1999, n. 482 ‘Norme in materia di tutela delle minoranze linguistiche storiche’ pubblicata nella Gazzetta Ufficiale n. 297 del 20 dicembre 1999.”78 44. Ten slotte verwijzen ook enkele auteurs die onderzoek hebben gevoerd naar het Vlaams Taaldecreet naar andere lidstaten die ook taalverplichtingen opleggen.79 Het lijkt me dan ook interessant om deze wetgevingen van nader te gaan bekijken en na te gaan of hun taalvereisten inderdaad vergelijkbaar zijn met het Vlaams Taaldecreet. AFDELING II. FRANKRIJK 45. Frankrijk wordt zowel door de advocaat-generaal, als door de Vlaamse decreetgever en ook door verschillende auteurs80 aangehaald als voorbeeld van een lidstaat waar er, 75 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 29. 76 Ibid., voetnoot 19. 77 Ibid., paragraaf 54. 78 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 5. 79 B. De Witte, “Internal Market Law and National Language Policies” in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 422; E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 307. 80 X, ECJ Case C-202/11 (Anton Las v PSA Antwerp NV), European Labour Law Network, www.labourlawnetwork.eu/national_labour_law/implications_of_ecj_rulings/_implications_of_ecj_ruli 16 net als in Vlaanderen, ook een wetgeving van kracht is die taalverplichtingen inzake arbeidsrelaties oplegt aan private ondernemingen. 46. Frankrijk heeft op het vlak van taalmaatregelen een gelijkaardig parcours als Vlaanderen afgelegd.81 Waar het Vlaams Taaldecreet ook volgde op een grondwetwijziging, werd in Frankrijk in 1992 een eerste zin aan artikel 2 van de Grondwet toegevoegd dat bepaalt dat “La langue de la République est le français”.82 Hierop volgend werd in 1994 de ‘Loi Toubon’83 gestemd die verschillende taalmaatregelen inhield. Oorspronkelijk was de wet vooral bedoeld als een beschermmiddel tegen de andere regionale talen van Frankrijk maar vandaag is het vooral bedoeld om de Franse taal te beschermen tegen de dominantie van het Engels.84 De wet regelt het taalgebruik in verschillende domeinen waaronder de media, de handel, het onderwijs maar ook in arbeidsrelaties. 47. De volgende documenten moeten in ondernemingen ingevolge de wijzigingen van de ‘Loi Toubon’ aan de Franse ‘Code du Travail’ in het Frans opgesteld worden: - De arbeidsovereenkomst;85 - Het “règlement d’intérieur”86 waarin de rechten en plichten van de werknemers worden geregeld;87 ngs/prm/191/v__detail/id__3019/category__12/index.html; B. De Witte, “Internal Market Law and National Language Policies” in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 422; E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 307. 81 Het is enigszins ironisch te noemen dat ze een gelijkaardig parcours hebben afgelegd. Oorspronkelijk was de drijfveer van het Vlaams Taaldecreet namelijk net om de dominantie van de Franse taal in te perken, waar in Frankrijk dan weer het Engels als een bedreiging werd en wordt gezien. 82 Article 2, 1er phrase de la constitution française, www.assembleenationale.fr/connaissance/constitution.asp. 83 Loi n° 94-665 du 4 août 1994 (FR), relative à l’emploi de la langue française, JO 5 août 1994, www.legifrance.gouv.fr. 84 De Franse taalcommissie somt de gevolgen van die dominantie op: “L’usage injustifié de l’anglais au détriment du français a des conséquences d’une part sur la cohésion sociale au sein de l’entreprise, d’autre part sur la productivité et la sécurité au travail. Certaines organisations syndicales dénoncent l’imposition de l’anglais qui suscite des situations de stress, voire de discrimination”, Délégation générale à la langue française et aux langues de France, Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2013, p. 27, www.languefrancaise.org/rapport_DGLF_2012.pdf. 85 Article L. 1221-3, 1er alinéa du code du travail. 86 Article L. 1321-6, 1er alinéa du code du travail. 87 De ‘Direction générale du Travail’ begrijpt hieronder: “les notes de service et tous autres documents portant prescriptions générales et permanentes dans les matières régies par le règlement intérieur (réglementation d’hygiène et de sécurité, règles relatives à la discipline)”, Direction générale du Travail (DGT), Votre droit au français dans le monde du travail, http://travailemploi.gouv.fr/IMG/pdf/langueFrancaisedsTravail.pdf, p. 4. 17 48. - “Documents de travail”88, dit zijn alle documenten die noodzakelijk zijn om het werk uit te voeren;89 - “Les conventions et accords collectifs de travail, et les conventions d’entreprise ou d’établissement”;90 - “Les offres d’emploi ou les offres de travaux à domicile”.91 Toch is het belangrijk dat deze verplichtingen genuanceerd worden. Zo is het mogelijk voor niet-Franse werknemers om een vertaling te vragen van de (Franse) arbeidsovereenkomst in hun eigen taal. Beide versies zijn dan rechtsgeldig maar wanneer er betwisting ontstaat, zal enkel de versie vertaald naar de taal van de werknemer tegen hem kunnen worden ingeroepen.92 Ook het ‘règlement intérieur’ mag worden vergezeld door een vertaling in een taal naar keuze93 en de verplichte opstelling in het Frans van de ‘documents de travail’ geldt niet voor documenten die in het buitenland zijn opgesteld of die gericht zijn naar buitenlandse werknemers.94 49. De taalverplichtingen worden actief gecontroleerd door de arbeidsinspectie die boetes kan geven aan ondernemingen die er niet aan voldoen95, dewelke heel hoog kunnen oplopen.96 Zo werden er in het jaar 2012 nog zes processen-verbaal opgesteld, waarvan twee omdat de arbeidsovereenkomst niet in het Frans was opgesteld.97 In de jaren 2013 en 2014 werden er geen processen-verbaal opgesteld en deed de inspectie louter vaststellingen en gaf enkele adviezen mee aan ondernemingen.98 88 Article L. 1321-6, alinéa 2 et 3 du code du travail. Voor een oplijsting van alle documenten, waaronder bijvoorbeeld handleidingen, die hieronder vallen, zie Direction générale du Travail (DGT), Votre droit au français dans le monde du travail, http://travail-emploi.gouv.fr/IMG/pdf/langueFrancaisedsTravail.pdf, p. 4. 90 Article L. 2231-4 du code du travail. 91 Article L. 5331-4 du code du travail. 92 Article L. 1221-3, alinéa 3 du code du travail. 93 Article L. 1321-6, deuxième phrase du code du travail. 94 Article L. 1321-6, troisième phrase du code du travail. 95 Article 3 et 4 du décret n° 95-240 du 3 mars 1995 pris pour l’application de la loi du 4 août 1994 relative à l’emploi de la langue française. 96 Zo gaf de ‘cour d’appel’ van Versailles in een arrest van 2 maart 2006 een boete van 580 000 EUR aan een onderneming die weigerde bepaalde documenten naar het Frans te vertalen en stelde een ‘tribunal’ in Nanterre een dwangsom van 5000 EUR per document en per dag overtreding vast, uit S. Ducamp en J. Martinez, “De l’obligation d’user de la lange française dans les relations de travail”, La Semaine Juridique Social 2007, nr. 46, p. 1849, paragraaf 18. 97 Délégation générale à la langue française et aux langues de France, Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2013, p. 32, www.langue-francaise.org/rapport_DGLF_2013.pdf. 98 Voor 2014: Délégation générale à la langue française et aux langues de France, Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2014, 188 p., www.culturecommunication.gouv.fr/Politiques-ministerielles/Langue-francaise-et-langues-deFrance/La-DGLFLF/Nos-priorites/Rapport-au-parlement-sur-l-emploi-de-la-langue-francaise-2014 en voor 2015: Délégation générale à la langue française et aux langues de France, Rapport au Parlement 89 18 50. Naast de boetes is er nog een andere sanctie voorzien bij overtreding van de taalvoorschriften. Het is namelijk zo dat als er een arbeidsovereenkomst is gesloten in een andere taal dan het Frans wanneer dit niet toegelaten was, de werkgever zich bij een betwisting tegenover de werknemer niet op één van de bepalingen uit deze arbeidsovereenkomst kan beroepen.99 Dit werd onlangs nog bevestigd in een zaak van 13 januari 2016 waarin het Franse ‘Cour de Cassation’ een arrest van het ‘cour d’appel’ verbrak omdat het had toegelaten dat de werkgever zich baseerde op bepalingen uit een arbeidsovereenkomst, die was opgesteld in het Engels, tegen de werknemer.100 51. In een zaak van 2 april 2014 bevestigde het Franse ‘Cour de Cassation’ dat deze regeling ook van toepassing is op andere documenten die verplicht in het Frans moeten opgesteld zijn zoals de ‘documents de travail’.101 In deze zaak ging het over een overeenkomst waarin de targets voor een bonus waren opgesteld in het Engels. Het ‘Cour de Cassation’ bevestigde dat de werkgever zich niet kon beroepen op deze voorwaarden omdat ze in de verkeerde taal waren opgesteld. 52. Elk jaar wordt door de ‘Délégation générale à la langue française et aux langues de France’ een rapport aan het Franse parlement voorgelegd over het gebruik van de Franse taal. Naast een overzicht van de gebeurde controles door de arbeidsinspectie en diens vastgestelde inbreuken, geeft ze ook telkens een overzicht van de relevante rechtspraak uit dat jaar. In het rapport van 2014 werd ook gerefereerd naar het arrest Las en de veroordeling van het Vlaams Taaldecreet. Zo stelden de rapporteurs dat de Franse ‘Loi Toubon’ geen gelijkaardige veroordeling door het Hof van Justitie als het Vlaams Taaldecreet hoeft te vrezen. Daarvoor geven ze als argumentatie: “En effet, si le code du travail impose que le contrat de travail établi par écrit soit rédigé en français, il prévoit également que lorsque le salarié est étranger une traduction soit rédigée, à la demande de ce dernier, dans sa langue, les deux textes faisant également foi en justice (article L. 1221-3)”102. Enkele Franse auteurs zijn daarentegen wel van sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2015, 180 p., www.culturecommunication.gouv.fr/Politiques-ministerielles/Langue-francaise-et-langues-deFrance/La-DGLFLF/Nos-priorites/Rapport-au-Parlement-sur-l-emploi-de-la-langue-francaise-2015. 99 Article L. 1221-3 du code du travail. 100 Cass. (FR) 13 januari 2016, 14-18.566, www.legifrance.gouv.fr. 101 Cass. (FR) 2 april 2014, 12-30.191, www.legifrance.gouv.fr. 102 Délégation générale à la langue française et aux langues de France, Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2014, p. 30, 19 mening dat het arrest Las mogelijks in de toekomst zal leiden tot een veroordeling van de ‘Loi Toubon’.103 53. Het is wel enigszins vreemd dat de ‘Loi Toubon’, in tegenstelling tot het Vlaams Taaldecreet, nog nooit is aangevochten voor het Hof van Justitie. Dit is mogelijks te verklaren door de terughoudendheid van de Franse hogere rechtshoven om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof over de nationale taalwetgeving. Zo bevestigde het Franse ‘Cour de Cassation’ in 2000 de boetes die, op basis van de ‘Loi Toubon’, waren opgelegd aan een Duitse handelaar omdat hij producten in Frankrijk had verkocht zonder de productuitleg te vertalen naar het Frans. Het Franse ‘Cour Constitutionnelle’ bevestigde dat dit een belemmering van het vrij verkeer van goederen was maar beschouwde die belemmering als gerechtvaardigd omwille van consumentenbescherming. Aangezien dit zo duidelijk was, vond het ‘Cour Constitutionnelle’ het dan ook niet nodig om er een prejudiciële vraag over te stellen aan het Europees Hof van Justitie.104 54. Sinds dit arrest werd er nog geen prejudiciële vraag over de Franse taalwetgeving aan het Hof van Justitie gesteld, hetgeen mij via mail bevestigd werd door professor Francis Kessler, professor arbeidsrecht aan de Université Paris 1 PanthéonSorbonne.105 De mening van deze professor over de ‘Loi Toubon’ gaat als volgt: “Il est évident que la loi du 4 août 1994 est une entrave au principe de liberté de circulation des travailleurs, mais il nous semble qu’il s’agit d’une entrave justifiée.”106 55. Als ik de Franse taalvoorschriften naast het vernieuwde Vlaams Taaldecreet leg, kom ik tot dezelfde conclusie en geloof ik dat deze Franse bepalingen nog steeds een stuk minder ver gaan dan de Vlaamse taalverplichtingen. Als we het arrest Las strikt toepassen op de ‘Loi Toubon’, komt de aanbeveling die het Hof gaf aan de Vlaamse decreetgever overeen met de Franse bepaling die stelt dat er een rechtsgeldige versie van de arbeidsovereenkomst in een andere taal mag worden opgesteld. Zelfs als we www.culturecommunication.gouv.fr/Politiques-ministerielles/Langue-francaise-et-langues-deFrance/La-DGLFLF/Nos-priorites/Rapport-au-parlement-sur-l-emploi-de-la-langue-francaise-2014. 103 J. Martinez en M. Debroux, “La loi Toubon à l’épreuve du droit communautaire”, La Semaine Juridique Social 2012, nr. 38, p. 1381. 104 B. De Witte, “Language Law of the European Union: Protecting or Eroding Linguistic Diversity?”, in R. Craufurd Smith (ed.), Culture and European Law, Oxford, Oxford University Press, 2004, p. 233. 105 Mail van Francis Kessler, professor arbeidsrecht aan de Université Paris 1 Panthéon-Sorbonne, op 18/04/2016. 106 Ibid. 20 het arrest Las ruim zouden uitleggen, en de redenering over de arbeidsovereenkomst verder zouden trekken naar andere documenten in de arbeidsrelatie, geloof ik dat het Hof de Franse bepalingen nog steeds zou aanvaarden. Het is namelijk zo dat, zoals reeds vermeld, ook het ‘règlement intérieur’ mag vergezeld worden door een vertaling in een taal naar keuze107 en de verplichte opstelling in het Frans van de ‘documents de travail’ niet geldt voor documenten die in het buitenland zijn opgesteld of die gericht zijn naar buitenlandse werknemers.108 Dit in tegenstelling tot het vernieuwde Vlaams Taaldecreet, dat bepaalt dat enkel arbeidsovereenkomsten ook in een andere taal mogen worden opgesteld in tegenstelling tot andere documenten in de arbeidsrelatie. 56. Dus zelfs in de situatie dat een Frans hoger gerechtshof toch een prejudiciële vraag zou stellen aan het Hof van Justitie, dan nog geloof ik dat het Hof de taalverplichtingen van de ‘Loi Toubon’ inzake arbeidsrelaties misschien wel als een belemmering zou zien op het vrij verkeer van werknemers maar dat ze de rechtvaardigingsgronden zou aanvaarden en dat ze de verplichtingen als proportioneel zou beschouwen. AFDELING III. SPANJE 57. De Vlaamse decreetgever spreekt in haar memorie van toelichting over de Spaanse Grondwet, die bevoegdheden – inclusief over taal – toekent aan de Spaanse regio’s109, en verschillende auteurs halen Catalonië aan als voorbeeld waar ook een wetgeving van kracht is die taalverplichtingen inzake arbeidsrelaties oplegt aan private ondernemingen110. 107 Article L. 1321-6, deuxième phrase du code du travail. Article L. 1321-6, troisième phrase du code du travail. 109 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 5. 110 C. Boch, “Language Protection and the Free Trade: The Triumph of the Homo McDonaldus?”, European Public Law 1998, volume 4 (3), p. 395; B. De Witte, ‘Internal Market Law and National Language Policies’ in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 422; E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 307. 108 21 58. Op 7 januari 1998 werd in Catalonië de ‘Ley de Política Lingüística’111 aangenomen. Deze wet regelt niet enkel de eerder traditionele taalvraagstukken als het gebruik van taal in de media, bij de overheid en onderwijs maar eveneens, zoals in het Vlaams Taaldecreet, het gebruik van taal in ondernemingen.112 59. Wel is het belangrijk op te merken dat de taalvereisten in deze wet trapsgewijs minder zwaar worden naargelang de band met de overheid minder groot wordt.113 Zo moeten overheidsbedrijven al hun interne communicatie en documentatie, hun facturen en andere commerciële documenten gericht aan particulieren in het Catalaans opstellen, maar kan elke particulier vragen om deze communicatie in het Castiliaans te laten gebeuren.114 Verder moeten bedrijven die contracteren met de overheid of subsidies ontvangen, ten minste het Catalaans gebruiken in hun communicatie met het publiek.115 60. De enige regel die betrekking heeft op volledig private ondernemingen, is het artikel 36. Hierin staat dat “les affiches et les informations à caractère fixe et comprenant un texte qui doivent être présentés à l’intérieur des lieux de travail à l’adresse des personnes qui y travaillent doivent figurer, au moins, en catalan”.116 Ondernemingen zijn dus weliswaar verplicht om het Catalaans te gebruiken in bepaalde vormen van interne communicatie met hun werknemers maar mogen daarnaast ook steeds elke andere taal hiervoor gebruiken.117 Arbeidsovereenkomsten vallen niet onder deze bepaling.118 Ook is het belangrijk te weten dat er geen sancties voorzien zijn bij een eventuele overtreding van dit artikel 36.119 111 Voor een recent overzicht van de voorgeschiedenis van de Catalaanse taalwetgeving, zie E. Franquesa i Bonet (ed.), 30 years of language policy, Generalitat de Catalunya, 33 p.; Voor een meer kritische bijdrage, zie J. Costa, “Catalan Linguistic Policy: Liberal or Illiberal?”, Nations and Nationalism 2003, nr. 9, pp. 413-431. 112 B. De Witte, “Language Law of the European Union: Protecting or Eroding Linguistic Diversity?”, in R. Craufurd Smith (ed.), Culture and European Law, Oxford, Oxford University Press, 2004, p. 212. 113 A. Milian Massana, “La réglementation linguistique dans le domaine socio-économique: perspectives catalane et comparée”, Revue générale de droit, 2000, nr. 30, p. 360-361. 114 Artikel 30 Ley de Politica Linguistica (CAT) van 7 januari 1998, de Franse vertaling beschikbaar op www.axl.cefan.ulaval.ca/europe/espagnecatalognepollng5.htm. 115 Ibid., artikel 33. 116 Artikel 36 Ley de Politica Linguistica (CAT) van 7 januari 1998, de Franse vertaling beschikbaar op www.axl.cefan.ulaval.ca/europe/espagnecatalognepollng5.htm. 117 A. Milian Massana, “La réglementation linguistique dans le domaine socio-économique: perspectives catalane et comparée”, Revue générale de droit, 2000, nr. 30, p. 359. 118 Dit werd via mail bevestigd door Antoni Milian Massana, professor adminstratief recht aan de Universitat Autònoma de Barcelona, op 11/04/2016. 119 “The only sanctions provided in the Law are those stated in the fifth additional provision of the Law, which refers to Articles 26, 15, 30, 31 and 32.3. Accordingly, Article 36 is excluded.”, uit mailverkeer met Antoni Milian Massana op 11/04/2016. 22 61. In een uitgebreid artikel over deze ‘Ley de Política Lingüística’ concludeert Massana dat “les dispositions contraignantes de la Loi 111998 de politique linguistique sont raisonnables et respectent une proportionnalité entre les restrictions qu'elles imposent aux droits et libertés constitutionnellement reconnus et la fin légitime de protéger de manière efficace la langue catalane”.120 62. Aangezien dit artikel van Massana reeds uit 2000 dateert en hij deze wet ook niet toetste aan de rechtspraak van het Hof van Justitie, heb ik hem via mail gevraagd of hij al dan niet van mening is dat deze Catalaanse wet in strijd is met het Europees vrij verkeer van werknemers.121 Hij antwoordde: “I am sure that the Ley de Política Lingüística is according with the free movement of workers in the European Union. In the Law, the language requirements for workers are, in general, limited to the civil servents (and other people working for public administrations), and I believe that these mesures are reasonable, proportionate and justified, because they are essential so that citizens can use either of the two official languages (Catalan or Castilian) in their relations with the public administrations.”122 63. Ook ik ben op basis van de uitkomst in het arrest Las van mening dat deze Catalaanse wet, omwille van dezelfde redenen als de Franse ‘Loi Toubon’, niet in strijd is met het Europees vrij verkeer van werknemers. Een strikte interpretatie van het arrest Las zou zeker voor geen problemen kunnen zorgen aangezien arbeidsovereenkomsten in geen enkel geval verplicht in het Catalaans moeten opgesteld worden, hetgeen het Hof van Justitie aan het Vlaams Taaldecreet net veroordeeld heeft. Verder zou deze ‘Ley de Política Lingüística’ mijns inziens ook met een ruime invulling van het arrest Las nog geen inbreuk vormen op het vrij verkeer van werknemers. In bepaalde vormen van interne communicatie met werknemers, waarin het gebruik van het Catalaans verplicht is, mogen nog steeds ook andere talen gebruikt worden. Die mogelijkheid is er in Vlaanderen echter niet hetgeen daar in de toekomst mogelijks tot nieuwe betwistingen zal leiden. Daarnaast zijn er in Catalonië geen sancties voorzien bij een eventuele overtreding van artikel 36 van de ‘Ley de Política Lingüística’, hetgeen net 120 A. Milian Massana, “La réglementation linguistique dans le domaine socio-économique: perspectives catalane et comparée”, Revue générale de droit, 2000, nr. 30, p. 360-361. 121 Antoni Milian Massana is momenteel professor adminstratief recht aan de Universitat Autònoma de Barcelona. 122 Mail van Antoni Milian Massana, professor adminstratief recht aan de Universitat Autònoma de Barcelona, op 11/04/2016. 23 een element is dat het Hof van Justitie tegen de borst stootte aan het Vlaams Taaldecreet. 64. Het kan ook interessant zijn om de redenering eens om te draaien en het arrest Las als referentiepunt te gebruiken waarnaar Catalonië zou kunnen evolueren. Dit arrest is namelijk zoals gezegd niet enkel van belang voor Vlaanderen maar kan als princiepsarrest worden beschouwd voor de hele Europese Unie.123 Ook erkende het Hof van Justitie uitdrukkelijk dat de bescherming van een nationale, dan wel regionale officiële taal, een doelstelling van algemeen belang vormt die in beginsel een beperking op het vrij verkeer van werknemers kan rechtvaardigen. Deze erkenning van (de eigenheid van) de gefedereerde entiteiten is van ontegensprekelijk belang voor de federale staten124, en dus zeker ook voor het federale Spanje met onder andere Catalonië als entiteit met een sterke wens naar verdere regionalisering. 65. Indien Catalonië haar taalmaatregelen even streng zou maken als het voorstel van het Hof van Justitie in het arrest Las, en dus steeds een versie van elk arbeidsdocument in het Catalaans zou verplichten, zou dit zeer tegen de zin van de Spaanse nationale regering kunnen zijn. Dit is misschien ook wel de reden waarom zowel de Vlaamse overheid als veel auteurs wél naar Spanje verwijzen als voorbeeld van een lidstaat die eveneens een wetgeving heeft die taalmaatregelen heeft inzake arbeidsrelaties, maar advocaat-generaal Jääskinen hier in alle talen over zwijgt. Mogelijks besefte Jääskinen dat een tegemoetkoming aan Vlaanderen verregaande gevolgen zou kunnen hebben voor andere autonome regionale entiteiten van de Europese Unie, zoals Catalonië. AFDELING IV. ITALIË 66. Een andere lidstaat van de Europese Unie waar de Vlaamse decreetgever wel maar advocaat-generaal Jääskinen niet naar verwijst, is Italië. In haar memorie van toelichting125 verwijst ze daarvoor naar de Italiaanse ‘Legge di 15 Dicembre 1999, n. 482, Norme in materia di tutela delle minoranze linguistiche storiche’ [Wet nr. 482 123 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 888. 124 E. Langhendries en N. Marocchi, “HvJ 16 april 2013, Anton LAS v PSA Antwerp, zaak C-202/11”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht, 10, p. 599-600. 125 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 5. 24 van 15 december 1999 op de bescherming van historische linguïstische minderheden]126. 67. Ik ga ervan uit dat de Vlaamse decreetgever niet naar deze wet verwijst als voorbeeld van een maatregel op zich die taalverplichtingen oplegt, aangezien deze wet net twaalf ‘historische taalminderheden’ in Italië erkent127 en hen taal -en cultuurrechten toekent. Wat logischer voorkomt, is dat de Vlaamse decreetgever met deze verwijzing doelt op de toewijzing aan enkele autonome Italiaanse regio’s van de bevoegdheid om wetgevende initiatieven inzake taalbescherming te nemen.128 68. Een voorbeeld van een dergelijk wetgevend initiatief is de autonome regio van FriuliVenezia-Giulia. Deze regio stemde het afgelopen decennium verschillende wetten over elk van haar drie taalminderheden, namelijk de Sloveense, de Friulischsprekende en de Duits-sprekende minderheid.129 Eén van de maatregelen die in deze regio werd aangenomen, is de Wet 38/2001 ter bescherming van de Sloveense taalminderheid. Deze wet kent onder andere het recht toe om de originele Sloveense voor- en achternaam te gebruiken, om alle (mondelinge en geschreven) interacties met de overheid ook in het Sloveens te laten plaatsvinden, om het Sloveens te gebruiken in verkozen organen en om onderwijs te volgen in het Sloveens.130 69. Zelfs in deze wet, die gekend staat als de meest verregaande maatregel in de regio131, wordt enkel gewag gemaakt van rechten in de publieke sfeer en blijft steeds de mogelijkheid bestaan om het Italiaans te gebruiken. Ik kan dan ook besluiten dat de vergelijking die de Vlaamse decreetgever maakte, niet aan de orde is. 126 Wet nr. 482 van 15 december 1999 op de bescherming van historische linguïstische minderheden, beschikbaar in het Engels op www.usefoundation.org/view/336. 127 Artikel 2 Legge di 15 Dicembre 1999, n. 482, Norme in materia di tutela delle minoranze linguistiche storiche, pubblicata nella Gazzetta Ufficiale n. 297 del 20 dicembre 1999: "The Republic protects the language and culture of the Albanian, Catalan, German, Greek, Slovenian and Croatian population and those speaking French, Franco-Provençal, Friuli, Ladin, Occitan and Sardinian". 128 Z. Vidau, ‘The Legal Protection of national and Linguistic Minorities in the region of Friuli Venezia Giulia: A comparison of the Three regional Laws for the Slovene Linguistic Minority, for the Friulian Language and for the German-Speaking Minorities’, Journal of Ethnic Studies, nr. 71, 2013, p. 28. 129 De Regionale Wet 26/2007 voor de bescherming van de Sloveense nationale minderheid, de Regionale Wet 29/2007 voor de bescherming van de Friuliaanse taal en de Regionale Wet 20/2009 voor de bescherming van Duits-sprekende minderheden. 130 Z. Vidau, ‘The Legal Protection of national and Linguistic Minorities in the region of Friuli Venezia Giulia: A comparison of the Three regional Laws for the Slovene Linguistic Minority, for the Friulian Language and for the German-Speaking Minorities’, Journal of Ethnic Studies 2013, nr. 71, p. 39. 131 Ibid. 25 AFDELING V. ROEMENIË 70. Zowel advocaat-generaal Jääskinen132 als de Vlaamse decreetgever133 noemen Roemenië als een andere lidstaat waar verplichtingen betreffende het taalgebruik in het kader van arbeidsverhoudingen voorzien zijn. De Vlaamse decreetgever verwijst daarvoor specifiek naar de Roemeense ‘Legea privind folosirea limbii romane in locuri, relatii si institutii publice’ [Wet op het gebruik van het Roemeens in de publieke instellingen, relaties en publieke plaatsen]134. 71. Deze wet, die er kwam als reactie tegen de opkomende dominantie van het Engels in Roemenië, is echter beperkt in haar toepassingsgebied. Het enige wat deze wet oplegt, is de verplichting om elk document in een buitenlandse taal met een ‘publiek belang’ te vertalen naar het Roemeens. Ook staat er geen sanctie op een overtreding van deze verplichting.135 72. Het is vreemd dat de Vlaamse decreetgever en advocaat-generaal Jääskinen naar deze Roemeense wet verwijzen aangezien Roemenië net veel rechten toekent aan haar minderheden. De talen van de twintig etnische minderhedengroepen, waarvan de Hongaarse met 1,5 miljoen de grootste is, worden door verschillende wetten136 erkend in de administratie, justitie, media en onderwijs. Verder ondertekende en ratificeerde Roemenië in 2008 het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, hetgeen België nog steeds niet heeft gedaan. 132 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, overweging 25. 133 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 5. 134 Wet op het gebruik van het Roemeens in de publieke instellingen, relaties en publieke plaatsen, beschikbaar in het Frans op www.axl.cefan.ulaval.ca/europe/roumanie-loi-500-2004.htm. 135 The European Federation of National Institutions for Language, Legal Framework Romania, www.efnil.org/documents/project-documents/language-legislation-version/romania/romania. 136 Wetten nr. 286/2006, nr. 41/1994, nr. 1/2011, nr. 188/1999. Beschikbaar in een overzicht op www.efnil.org/documents/project-documents/language-legislation-version/romania/romania. 26 AFDELING VI. BULGARIJE 73. Verder verwijst de Vlaamse decreetgever in de memorie van toelichting naar de Bulgaarse Grondwet waarin volgens haar een “aanmoediging en waardering van de taal kan worden teruggevonden”.137 74. Artikel 3 van die Grondwet bepaalt dat het Bulgaars de officiële taal van Bulgarije is en artikel 36 bepaalt dat een wet de gevallen zal bepalen waarin enkel het Bulgaars mag gebruikt worden.138 In het rapport van 2014 van ‘The European Network on Free Movement of Workers within the European Union’ wordt echter geen melding gemaakt van maatregelen in Bulgarije die het taalgebruik in private arbeidsbetrekkingen regelen. Er wordt enkel gesproken over de publieke sector waar de grote meerderheid van de jobs voorbehouden wordt voor Bulgaarse onderdanen, wat een obstakel vormt voor werknemers uit andere lidstaten van de EU.139 AFDELING VII. SLOWAKIJE 75. De advocaat-generaal Jääskinen zegt dan weer dat Slowakije net als Vlaanderen voorziet in verplichtingen betreffende het taalgebruik in het kader van arbeidsverhoudingen.140 76. De verplichtingen waar de advocaat-generaal naar refereert, zijn terug te vinden in de ‘Zákon o štátnom jazyku Slovenskej republiky’ [Wet nr. 270/1995 betreffende de officiële taal van de Slowaakse Republiek].141 Het doel van de wet was om de identiteit en culturele nalatenschap van de Slowaakse natie, haar soevereiniteit en de communicatie binnen de samenleving te beschermen.142 Ze veroorzaakte heel wat opschudding bij de vele minderheden die in Slowakije wonen, en voornamelijk bij de 137 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1. 138 Конституция [Grondwet], SG 13 juli 1991, www.parliament.bg/bg/const. 139 U. I. Jensen in opdracht van The European Network on Free Movement of Workers within the European Union, Analytical Note for 2013: the language requirements under EU Law on Free Movement of Workers, februari 2014, p. 49. 140 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 25. 141 Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek, beschikbaar in het Engels op www.venice.coe.int/webforms/documents/default.aspx?pdffile=CDL(2010)076-e. 142 Preambule van Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek. 27 Hongaarse minderheid die ongeveer 10% uitmaakt van de bevolking van Slowakije.143 77. Voor deze thesis is vooral artikel 8, 2 van deze wet belangrijk. In haar oorspronkelijke versie schreef deze bepaling voor dat alle geschreven communicatie met rechtsgevolgen in arbeidsrelaties in het Slowaaks moesten gebeuren.144 Dit werd door de Europese Commissie gezien als een mogelijks probleem voor het vrij verkeer.145 In 2009 werd de wet echter aangepast door de regering Fico, met enkele nieuwe bepalingen die opnieuw veel ophef veroorzaakten.146 Artikel 8,2 werd echter aangepast naar de aanbevelingen die de Europese Commissie en de Raad van Europa reeds hadden gedaan; zo werd er een tweede zinsnede toegevoegd aan dit artikel dat bepaalt dat er nu ook een rechtsgeldige versie in een andere taal kan toegevoegd worden aan de Slowaakse versie.147 AFDELING VIII. DE BALTISCHE STATEN 78. Vervolgens haalt Jääskinen in zijn conclusie ook de Baltische staten aan als lidstaten van de Europese Unie die net als Vlaanderen voorzien in verplichtingen betreffende het taalgebruik in het kader van arbeidsverhoudingen.148 79. Na de afscheuring van de USSR, besloten Estland, Letland en Litouwen om het Russisch niet langer als officiële taal te erkennen maar om enkel respectievelijk het Ests, Lets en Litouws te aanvaarden als officiële taal. Ook namen ze strenge taalwetten aan die tot veel conflicten leidden met de etnische minderheden, 143 X, Hovorte po slovensky!*: Slovakia criminalises the use of Hungarian, www.economist.com/node/14140437. 144 De oorspronkelijke Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek, beschikbaar in het Engels op www.pitt.edu/~votruba/sstopics/slovaklawsonlanguage/Slovak_Law_on_the_State_Language _1995.pdf. 145 M. Škamla (in opdracht van de Europese Commissie), Report on the Free Movement of Workers in Slovakia in 2007, 2008, p. 14. 146 Zo ook in het Europees Parlement, zie bijvoorbeeld de schriftelijke vraag van Edit Bauer (PPE) aan de Commissie van 29 juli 2009, www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=//EP//TEXT+WQ+P-2009-3875+0+DOC+XML+V0//NL. 147 Artikel 8, 2 Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek: “beside the version in the state language contentually identical version in another language can also be executed”; De Engelse versie is te lezen op de website van de Raad van Europa, beschikbaar op www.venice.coe.int/webforms/documents/default.aspx?pdffile=CDL(2010)076-e. 148 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, overweging 25. 28 voornamelijk de Russisch-sprekende bevolking.149 Na de toetreding tot de Europese Unie in 2004 bestond dan ook de bezorgdheid dat deze strenge taalwetten een hindernis zouden vormen voor het vrij verkeer van werknemers. Naar aanleiding hiervan werden verschillende rapporten uitgebracht waarin deze situatie werd onderzocht, waarvan het rapport van 2014 van ‘The European Network on Free Movement of Workers within the European Union’150 het laatste is. 80. In Estland worden taalexamens afgenomen van werknemers die voor publieke instellingen of private ondernemingen met een bepaalde publieke functie werken.151 De enige verplichting die de Estse taalwet aan andere private ondernemingen oplegt, is dat de arbeidsovereenkomst in het Ests moet opgesteld zijn.152 Hierop is echter een uitzondering voorzien wanneer de partijen overeenkomen om een andere taal te gebruiken waardoor ‘The European Network on Free Movement of Workers within the European Union’ dan ook van mening is dat de Estse taalwetgeving in overeenstemming is met het arrest Las.153 81. In Litouwen moeten werknemers van private ondernemingen die zich bezighouden met communicatie, transport, gezondheid of andere diensten leveren aan burgers, en daarnaast ook alle verantwoordelijken van commerciële diensten, een bepaalde kennis hebben van de Litouwse taal, hetgeen werd vastgelegd door de overheid in bepaalde categorieën.154 82. Letland heeft een gelijkaardige regeling. Er bestaan taalniveaus waaraan ook bepaalde werknemers in de private sector moeten voldoen. Die verplichting bestaat echter enkel indien de overheid een meerderheidsaandeelhouder is van de onderneming of indien de onderneming zich bezighoudt met ‘wettige belangen van de samenleving’.155 Wat dit precies inhoudt, wordt niet verduidelijkt. Men zou het begrip zo kunnen interpreteren dat elk beroep een ‘wettig belang van de samenleving’ 149 R. L. Creech, Law and Language In the European Union: the Paradox of a Babel United In Diversity, Groningen, Europa Law Publishing, 2005, p. 112. 150 ‘The European Network on Free Movement of Workers within the European Union’ bestaat uit academici en wordt gecoördineerd door de Radboud Universiteit Nijmegen met steun van de Europese Commissie. 151 U. I. Jensen in opdracht van The European Network on Free Movement of Workers within the European Union, Analytical Note for 2013: the language requirements under EU Law on Free Movement of Workers, februari 2014, p. 23. 152 Ibid., p. 46. 153 Ibid., p. 44. 154 Ibid., p. 22. 155 Ibid., p. 23. 29 inhoudt, waardoor alle werknemers in de private sector een bepaalde kennis van het Lets moeten hebben. In de praktijk wordt de precieze impact duidelijk door de controles die de taal-inspecteurs uitvoeren. Zo blijken de inspecteurs strenger te zijn voor werknemers met een Russische achtergrond dan voor werknemers afkomstig uit andere lidstaten van de EU. Ondanks het feit dat dit zeker een mogelijke inbreuk inhoudt op het mensenrechtelijke principe van non-discriminatie, zou dit ons in deze thesis te ver leiden. Hetgeen hier belangrijk is, is dat in de praktijk migrerende EUwerknemers geen nadeel ondervinden van de Letse taalmaatregelen.156 AFDELING IX. POLEN 83. Naast de Baltische staten haalt Jääskinen ook Polen aan als voorbeeld van een lidstaat dat er taalverplichtingen in het kader van arbeidsrelaties op nahoudt.157 84. In Polen is de ‘Ustawa o języku polskim’ [Poolse Taalwet] van 7 oktober 1999158 van kracht waarvan artikel 8 van belang is in private ondernemingen. Hierin wordt bepaald dat elke overeenkomst, en dus ook een arbeidsovereenkomst159, in het Pools moet worden opgesteld indien de onderneming in Polen gevestigd is. De tweede paragraaf nuanceert die verplichting echter door te stellen dat de Poolse versie van de overeenkomst mag worden vergezeld door een rechtsgeldige versie in een andere taal. De partijen mogen aan deze versie ook voorrang geven voor het geval er in de toekomst interpretatieproblemen zouden rijzen.160 AFDELING X. SLOVENIË 85. Als laatste lidstaat die net als Vlaanderen een wetgeving zou hebben die voorziet in taalverplichtingen in arbeidsverhoudingen, wordt Slovenië genoemd door Jääskinen.161 156 U. I. Jensen in opdracht van The European Network on Free Movement of Workers within the European Union, Analytical Note for 2013: the language requirements under EU Law on Free Movement of Workers, februari 2014, p. 24. 157 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 25. 158 De Engels versie, ‘Polish Language Act of 7 October 1999’, is beschikbaar op www.usefoundation.org/view/477. 159 J. S. Conrad, “Drets lingüístics in a Babylonian marketplace? An Essay on Language and Contract in a Diversity-Enhancing European Union”, European Review of Private Law 2008, nr. 5, p. 701-702. 160 Artikel 8 van de Poolse Taalwet van 9 oktober 1999. 161 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 25. 30 86. De wet waarover de advocaat-generaal het heeft, is de ‘Zakon o javni rabi slovenščine’ [Wet op het publiek gebruik van de Sloveense taal] van 23 juli 2004.162 Daarin bepaalt artikel 16 dat de werkgever de communicatie met zijn werknemers over werkinstructies, veiligheid op het werk en hun rechten en plichten in het Sloveens moet voeren. Een uitzondering hierop zijn de gebieden waar Italiaanse en Hongaarse minderheden wonen, waar die communicatie ook in deze talen mag gebeuren. Verder moeten ook alle documenten van de onderneming geschreven en uitgegeven worden in het Sloveens met als belangrijke nuance dat hier ook versies in andere talen aan mogen toegevoegd worden.163 AFDELING XI. BESLUIT 87. In eerste instantie moet worden bevestigd dat een diepgaander onderzoek naar de verschillende taalmaatregelen van lidstaten van de Europese Unie zeker nuttig zou zijn. Wegens de beperkte tijd en ruimte heb ik me moeten beperken tot het louter onderzoeken van de wetgevende teksten, vaak nog naar het Engels vertaald, en het staven hiervan aan rapporten van Europese instellingen en andere rechtsleer. Ondanks het feit dat ik zeker geloof dat dit reeds een goed idee geeft van de taalwetgevingen van de lidstaten, zou het nog beter zijn mocht ik ook kunnen ingegaan zijn op de rechtspraak van elk van deze lidstaten. 88. Verder wil ik benadrukken dat ik me niet uitspreek over de taalmaatregelen van deze lidstaten op publiekrechtelijk vlak. Tijdens mijn onderzoek ben ik in veel wetgeving, rechtsleer en rapporten vaak bepalingen tegengekomen, vooral in de Oost-Europese lidstaten, die een duidelijke inbreuk vormen op de beginselen van vrij verkeer in de Europese Unie. 89. Wanneer ik echter een eindbalans moet maken van de lidstaten waarnaar wordt verwezen in alle verschillende bronnen over het Vlaams Taaldecreet, moet ik besluiten dat geen van deze lidstaten een even verregaand taalbeleid oplegt aan private ondernemingen in hun land. Op enkele van deze taalwetgevingen kom ik later in deze thesis nog terug. 162 Wet nr. 86/2004 op het publiek gebruik van de Sloveense taal van 23 juli 2004, www.eui.eu/Projects/InternationalArtHeritageLaw/Documents/NationalLegislation/Slovenia/lawonpub licusageofslovenianlanguage.pdf. 163 Artikel 16 van de Wet op het publiek gebruik van de Sloveense taal van 23 juli 2004. 31 DEEL II: HET VLAAMS TAALDECREET: EEN INBREUK OP HET VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS? 90. In het eerste deel van deze thesis ben ik nagegaan hoe het Vlaams Taaldecreet en haar Europese tegenhangers er uitzien. In dit tweede deel zal ik een antwoord zoeken op mijn onderzoeksvraag, namelijk of het Vlaams Taaldecreet vandaag nog een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. 91. Hiervoor zal ik drie rechtsvragen stellen: 1. Houdt het Vlaams Taaldecreet een belemmering van het vrij verkeer van werknemers in? 2. Bestaan er rechtvaardigingsgronden voor de vastgestelde belemmering? 3. Is het Vlaams Taaldecreet wel proportioneel? 92. Dit zijn namelijk de klassieke vragen die het Hof van Justitie stelt om vermeende inbreuken op het beginsel van het vrij verkeer te onderzoeken en eventueel te veroordelen.164 Ook in de zaak Las hanteerden zowel advocaat-generaal Jääskinen als het Hof van Justitie deze structuur in hun argumentatie om tot een oordeel te komen. 93. Ik zal telkens beginnen met een overzicht van de Europeesrechtelijke stand van zaken over de betreffende rechtsvraag. Vervolgens zal ik het Vlaams Taaldecreet aan deze maatstaf toetsen, met telkens de argumenten van advocaat-generaal Jääskinen en het Hof van Justitie in mijn beoordeling verwerkt. EERSTE RECHTSVRAAG: HOUDT HET VLAAMS TAALDECREET EEN BELEMMERING VAN HET VRIJ VERKEER VAN WERKNEMERS IN? AFDELING I. EUROPEESRECHTELIJKE STAND VAN ZAKEN 94. Het vrij verkeer van werknemers in de Europese interne markt is een chronologische cascade van rechten: recht op uitreis uit het oorsprongsland, toegang tot het grondgebied van het ontvangstland, recht op verblijf in het ontvangstland, toegang tot 164 Regering van de Franse Gemeenschap en Waalse regering v. Vlaamse regering 1 april 2008, C212/06, rechtsoverweging 55; de Lasteyrie du Saillant v. Ministère de l'Économie, des Finances et de l'Industrie 11 maart 2004, C‑9/02, rechtsoverweging 49 en Commissie v. Zweden 18 januari 2007, C‑104/06, rechtsoverweging 25. 32 de arbeidsmarkt van het ontvangstland, bescherming in de arbeidsrelatie in het ontvangstland en afgeleide rechten na het einde van de arbeidsrelatie.165 Het wordt gewaarborgd door artikel 45 VWEU dat in de loop van het bestaan van de Europese Unie telkens breder is geïnterpreteerd om meer EU-burgers te stimuleren om gebruik te maken van dat vrij verkeer van werknemers. 95. In haar huidige rechtspraak aanvaardt het Hof van Justitie dat ook niet-discriminatoire maatregelen kunnen botsen met het vrij verkeer van personen en werknemers wanneer zij dat verkeer onnodig belemmeren.166 Momenteel is het vaste rechtspraak van het Hof dat “er sprake is van een belemmering van het vrij verkeer van werknemers wanneer een nationale maatregel, ook indien hij zonder discriminatie op grond van nationaliteit wordt toegepast, de uitoefening door een onderdaan van een lidstaat van deze door het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheid kan belemmeren of minder aantrekkelijk maken”167. AFDELING II. TOETSING VLAAMS TAALDECREET §1. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 96. Advocaat-generaal Jääskinen gaat in zijn conclusie van 12 juli 2012 uitgebreid in op het al dan niet bestaan van een belemmering van het vrij verkeer van werknemers door het Vlaams Taaldecreet waarvoor hij vier elementen aanhaalt. Om te beginnen stelt hij dat werknemers die het Nederlands niet beheersen, zouden kunnen aarzelen om een arbeidsbetrekking te aanvaarden in Vlaanderen door het verplichte gebruik van Nederlands in arbeidsovereenkomsten.168 Ten tweede benadrukt hij de belemmering waarmee de buitenlandse werkgevers te kampen zouden hebben. Hij stelt namelijk dat het Taaldecreet werkgevers ertoe aanzet om enkel werknemers in dienst te nemen die het Nederlands begrijpen, voor wie communicatie in die taal eenvoudiger is.169 165 M. De Vos en E. Matthys, “Vrij verkeer van werknemers na de uitbreiding van de Europese Unie”, Tijdschrift voor Sociaal Recht, Brussel, 2004, p. 466. 166 Ibid., p. 476. 167 Isabel Burbaud v. Ministère de l'Emploi et de la Solidarité, 9 september 2003, C-285/01, rechtsoverweging 95; Maurits Casteels v. British Airways, 10 maart 2011, C-379/09, rechtsoverweging 22. 168 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 32. 169 Ibid., paragraaf 34-35. 33 97. Verder is hij ook van mening dat internationale werkgevers die hun exploitatiezetel in Vlaanderen willen vestigen, geconfronteerd worden met administratieve complicaties en extra werkingskosten. Zo zouden ze gedwongen worden om hun gebruikelijke standaardarbeidsovereenkomsten en alle andere akten en bescheiden betreffende de arbeidsrelaties die onder het personeelsbeleid vallen, te vervangen en om Nederlandstalige juristen te verzoeken om hen daarbij bij te staan.170 Ten slotte haalt hij ook de zwaarte van de sanctie bij niet-naleving van het Vlaams Taaldecreet aan.171 Hij besluit dan ook dat het Taaldecreet effectief een linguïstische belemmering inhoudt.172 98. Net als Jääskinen ging het Hof van Justitie in haar uitspraak louter in op de vraag of het Vlaams Taaldecreet een belemmering van het vrij verkeer inhield en niet of er sprake was van een indirecte discriminatie op grond van nationaliteit. Cuypers en Verschueren vinden dit een verrassende keuze aangezien het Hof in eerdere belangrijke taalzaken173 net oordeelde dat taalvereisten een discriminatie op grond van nationaliteit kunnen uitmaken.174 Ook Blanpain was voor zijn stelling dat het Vlaams Taaldecreet geen inbreuk vormde op het vrij verkeer van werknemers, uitgegaan van de vraag of het Taaldecreet geen discriminatie uitmaakte.175 99. Cuypers en Verschueren geloven dat het Hof mogelijks voor de piste van de belemmering koos om het arrest ook te kunnen toepassen op niet-Nederlandstalige Belgen die, nadat ze gebruik hebben gemaakt van hun vrij verkeer van werknemers, terug naar België zouden keren en voor een exploitatiezetel in Vlaanderen zouden gaan werken.176 Een andere optie zou zijn dat het Hof, met een loutere discriminatietoets, zou moeten besluiten dat het Vlaams Taaldecreet, net als in de zaak Groener177, geen inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. 170 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 34. 171 Ibid., paragraaf 37. 172 Ibid., paragraaf 31. 173 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87; Roman Angonese v Cassa di Risparmio di Bolzano SpA, 6 juni 2000, C281/98. 174 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 888. 175 R. Blanpain, “Taaldecreet is niet strijdig met vrij verkeer werknemers”, De Juristenkrant, 28 september 2011, p. 11. 176 D. Cuypers en H. Verschueren. “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 888. 177 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87. 34 100. In elk geval stelt het Hof van Justitie in haar uitspraak kort maar duidelijk vast dat het Vlaamse Taaldecreet inderdaad een niet-discriminatoire belemmering voor het vrij verkeer van werknemers oplegt omdat het een “afschrikkende werking heeft voor uit andere lidstaten afkomstige niet-Nederlandstalige werknemers en werkgevers”178. §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 101. Op de vraag of er sinds het reparatiedecreet van 14 maart 2014 nog steeds een belemmering bestaat, kan positief geantwoord worden. Bij geen enkele auteur is terug te vinden dat dit veranderd zou zijn, en ook de Vlaamse decreetgever stelt in haar memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat “bij de aanpassing maximaal [wordt] gestreefd om de hogervermelde doelen van algemeen belang te blijven beschermen”179. En het zijn die doelen, namelijk het stimuleren van het Nederlands, de bescherming van werknemers en een doeltreffende controle door de sociale inspectie die, onder bepaalde voorwaarden, een belemmering van het vrij verkeer van weknemers toelaten. Op deze doelstellingen wordt hierna ingegaan. TWEEDE RECHTSVRAAG: BESTAAN ER RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE VASTGESTELDE BELEMMERING? AFDELING I. INLEIDING 102. Het Europees Hof van Justitie heeft in haar rechtspraak het concept ‘dringende reden van algemeen belang’ ontwikkeld waarmee het belemmeringen van het vrij verkeer in de Europese Unie aanvaardt zolang ze noodzakelijk zijn om ‘legitimate public interests’ na te streven. Het Hof heeft zowel voor het vrij verkeer van diensten (artikelen 56 en 57 VWEU), het vrij verkeer van vestiging (artikel 49 VWEU), het vrij verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU) als voor het vrij verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU) aanvaard dat lidstaten voorzien in bepaalde belemmeringen.180 178 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 22. Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 4. 180 I. Urrutia, “Approach of the European Court of Justice on Accommodation of the European Language Diversity in the Internal Market: Overcoming Language Barriers or Fostering Linguistic Diversity?”, The Columbia Journal of European Law 2012, vol. 18, nr. 2, p. 250-251. 179 35 103. Voor het vrij verkeer van werknemers heeft het Europees Hof van Justitie verschillende rechtvaardigingsgronden aanvaard, die volgens Cloots en Sottiaux in drie categorieën kunnen worden onderverdeeld: het vergemakkelijken van communicatie, het promoten van een officiële taal en het handhaven van taaldiversiteit.181 In deze thesis volg ik deze onderverdeling waarvoor ik de redenen later verduidelijk. 104. Bij het opstellen van het Vlaams Taaldecreet in 1973 gaf de toenmalige Cultuurraad voor de Nederlandstalige cultuurgemeenschap, de voorloper van het huidig Vlaams parlement, twee doelstellingen aan. Enerzijds wilde men het bedrijfsleven in het Nederlandse taalgebied vervlaamsen182 en anderzijds wilde men Vlaamse werknemers beschermen door ervoor te zorgen dat ze begrepen wat er in hun arbeidsovereenkomst stond en dat ze ook meer kans maakten om aan de top van het bedrijfsleven te geraken.183 In de zaak Las gaf de Vlaamse overheid echter drie andere doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet aan:184 1. Het gebruik van een van de officiële talen van België te bevorderen en te stimuleren; 2. De bescherming van de werknemers te verzekeren door hen in staat te stellen om in hun eigen taal kennis te nemen van de sociale documenten en om aanspraak te maken op de effectieve bescherming door de representatieve werknemersorganisaties en de bestuurlijke en rechterlijke autoriteiten die kennis dienen te nemen van deze documenten; 3. De doeltreffendheid van de controle en het toezicht door de sociale inspectie te waarborgen. 181 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 308-311. 182 Voorstel van decreet tot regeling van de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeelsleden, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Doc. Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap, 1971-72, nr. 16/1, p. 1. 183 Verslag namens de Commissie voor taalwetgeving en taalbescherming uitgebracht door de heren Anciaux en Cooreman over het voorstel van decreet tot regeling van de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeelsleden, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Doc. Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap, 1971-72, nr. 16/4, p. 2. 184 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 24. 36 105. Deze doelstellingen kunnen telkens onder één van de categorieën van Cloots en Sottiaux geplaatst worden. In de eerste plaats komt de doelstelling van de Vlaamse overheid om het gebruik van het Nederlands te stimuleren volledig overeen met de categorie ‘het promoten van een officiële taal’. Verder kunnen de twee laatste doelstellingen, namelijk de bescherming van werknemers en het vergemakkelijken van administratieve controles, onder de categorie ‘het vergemakkelijken van communicatie’ worden gerekend.185 106. De derde rechtvaardigingsgrond, namelijk het handhaven van taaldiversiteit, werd niet door de Vlaamse overheid aangegeven maar wel door de Griekse regering die tussenkwam in het geschil.186 Deze rechtvaardigingsgrond is echter gebaseerd op relatief recente bepalingen en er bestaat veel onduidelijkheid, zowel in rechtsleer als in de rechtspraak van het Hof, of deze rechtvaardigingsgrond al dan niet aanvaard mag worden. Dit blijkt ook duidelijk in het arrest Las, waarover later meer. 107. In de volgende drie afdelingen zal ik telkens eerst een algemeen overzicht geven van de Europeesrechtelijke bepalingen en rechtspraak van het Hof van Justitie waarop de rechtvaardigingsgrond gebaseerd is. Vervolgens zal ik dan nagaan of de doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet aan deze beginselen voldoen door telkens eerst te kijken naar het arrest Las en door vervolgens na te gaan of het Taaldecreet vandaag de dag, na de aanpassingen in 2014, een mogelijke volgende prejudiciële vraag bij het Hof van Justitie zou doorstaan. AFDELING II. HET VERGEMAKKELIJKEN VAN COMMUNICATIE §1. Europeesrechtelijke stand van zaken 108. Deze categorie wordt door Cloots en Sottiaux beschouwd als de meest succesvol ingeroepen rechtvaardiging door lidstaten. Het is logisch dat lidstaten ervoor ijveren om de communicatie in bepaalde menselijke relaties zo effectief mogelijk te laten verlopen waarvoor ze het gebruik van een specifieke taal opleggen.187 Het Hof van 185 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 309. 186 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 56. 187 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 309. 37 Justitie aanvaardde verschillende redenen waarom lidstaten de communicatie tussen twee private actoren wilden vastleggen188: om kwetsbare partijen als consumenten189, patiënten190, cliënten van advocaten191 en bewoners van sociale huisvesting192 te beschermen, om naleving met professionele voorschriften te verzekeren193 of om de volksgezondheid te beschermen194. 109. Verder stellen Cloots en Sottiaux dat het Hof ook zonder problemen aanvaardt dat lidstaten de communicatie tussen werkgever en werknemer vastleggen ter bescherming van werknemers en om administratieve controles te vergemakkelijken in zaken over het vrij verkeer van werknemers. Hiervoor baseren ze zich op rechtspraak met betrekking tot het vrij verkeer van diensten195 en consumentenbescherming196. §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 110. Advocaat-generaal Jääskinen bevestigt in zijn conclusie dat “de bescherming van de werknemers een van de dwingende redenen van algemeen belang is die een beperking van de fundamentele vrijheden kunnen rechtvaardigen”197 en ook de doelstelling om administratieve controles te vergemakkelijken “is zeker als zodanig legitiem”198. Voor beide doelstellingen verwijst hij naar het arrest dos Santos Palhota, een zaak met betrekking tot het vrij verkeer van diensten. 111. Ook het Hof aanvaardt deze doelstellingen: “Wat de tweede en de derde door de Belgische regering aangevoerde doelstelling betreft, die gebaseerd zijn op de sociale bescherming van de werknemers respectievelijk het vergemakkelijken van de desbetreffende administratieve controles, heeft het Hof eerder reeds geoordeeld dat 188 E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 309. Colim NV v. Bigg’s Continent Noord NV, 3 juni 1999, C-33/97, rechtsoverweging 43 en 44. 190 Salomone Haim v. Kassenzahnärztliche Vereinigung Nordrhein, 4 juli 2000, C-424/97, rechtsoverweging 59 en 60. 191 Graham J. Wilson v. Ordre des avocats du barreau de Luxembourg, 19 september 2006, C-506/04, rechtsoverweging 74. 192 Commissie v. Groothertogdom Luxemburg, 19 september 2006, C-193/05, rechtsoverweging 44. 193 Salomone Haim v. Kassenzahnärztliche Vereinigung Nordrhein, 4 juli 2000, C-424/97, rechtsoverweging 59 en 60. 194 Colim NV v. Bigg’s Continent Noord NV, 3 juni 1999, C-33/97, rechtsoverweging 33. 195 Arrest dos Santos Palhota, 7 oktober 2010, C-515/08; Commissie v. Duitsland van 18 juli 2007, C490/04; Salomone Haim v. Kassenzahnärztliche Vereinigung Nordrhein, 4 juli 2000, C-424/97. 196 Colim NV v. Bigg’s Continent Noord NV, 3 juni 1999, C-33/97, rechtsoverweging 43 en 44. 197 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 44. 198 Ibid., paragraaf 49. 189 38 die doelstellingen dwingende redenen van algemeen belang vormen die een beperking van de uitoefening van de in het Verdrag erkende fundamentele vrijheden kunnen rechtvaardigen.”199 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 112. In haar memorie van toelichting gaf de Vlaamse decreetgever quasi dezelfde doelstellingen aan als dewelke ze opgaf in het arrest Las. Met name inzake het vergemakkelijken van communicatie gaf ze volgende twee op: 1. de bescherming van de werknemers verzekeren door hen in staat te stellen om in hun eigen taal kennis te nemen van de sociale documenten en om aanspraak te maken op de effectieve bescherming door de representatieve werknemersorganisaties en de bestuurlijke en rechterlijke autoriteiten die kennis dienen te nemen van deze documenten; 2. de doeltreffendheid van de controle en het toezicht door de sociale inspectie waarborgen.200” 113. Aangezien de Vlaamse decreetgever het Taaldecreet slechts minimaal heeft aangepast, kan ik met zekerheid stellen dat het Hof van Justitie ook vandaag deze doelstellingen, die kunnen gecategoriseerd worden onder het vergemakkelijken van communicatie, zou aanvaarden. AFDELING III. HET PROMOTEN VAN EEN OFFICIËLE TAAL §1. Europeesrechtelijke stand van zaken A. Vóór het verdrag van Lissabon 114. Naast het vergemakkelijken van communicatie als rechtvaardiging voor een belemmering, erkent het Europees Hof van Justitie ook dat een lidstaat zijn officiële talen mag promoten, en dit eveneens in de private sfeer. Het Hof bevestigde deze 199 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 28 waarin het Hof de arresten Commissie v. Duitsland van 18 juli 2007, C-490/04, en dos Santos Palhota van 7 oktober 2010, C-515/08 aanhaalt. 200 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 3. 39 rechtvaardigingsgrond in 2007 in het arrest UTECA201, waarin een Spaanse maatregel werd aangevochten die bepaalde dat televisieomroepen een deel van hun omzet moesten besteden aan de financiering van de productie van films in één van de officiële talen van Spanje.202 115. Het Hof bevestigde in haar uitspraak dat de doelstelling van deze Spaanse maatregel, namelijk het verdedigen en bevorderen van de officiële talen van Spanje, een dwingende reden van algemeen belang uitmaakt zoals reeds werd bepaald in de arresten Groener en United Pan-Europe Communications Belgium.203 Buiten de gevallen dat de maatregel niet geschikt en onevenredig zou zijn, is het van geen belang dat een dergelijk systeem mogelijk de in de betrokken lidstaat gevestigde ondernemingen bevoordeelt.204 Cloots en Sottiaux verwoorden het zo: “In other words, the ECJ allows a polity to promote its official language by requiring the language’s use in certain private communications for the sake of promoting that language [eigen onderlijning]”205. 116. Cloots en Sottiaux zijn echter van mening dat het Hof van Justitie eerder terughoudend moet staan tegenover deze rechtvaardiging. Zo argumenteren ze: “In our view, these fundamental interests could justify constraints on language use between private persons, or the attachment of language proficiency conditions to welfare benefits, only if these interests would be injured in a context of State neutrality.”206 117. Het princiepsarrest voor deze rechtvaardigingsgrond blijft het arrest Groener207, waar steevast naar wordt verwezen in taalzaken met als recentste Runevic-Vardyn208 en Las. Deze zaak uit 1989 ging over de vraag of Ierland kon eisen van een onderdaan 201 Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C-222/07. 202 K. Lefever, EU-lidstaten mogen eigen filmindustrie financieel steunen, De Juristenkrant, 13 mei 2009, p. 8. 203 Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C‑222/07, rechtsoverweging 27. 204 K. Lenaerts en P. Van Nuffel, “Interne beleidsdomeinen van de Unie”, Europees recht, Intersentia, januari 2011, p. 273; E. Cloots. National Identity in EU Law, Oxford University Press, 2015, p. 310. 205 E. Cloots, en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 309. 206 Ibid., p. 310. 207 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87. 208 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija e.a., 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 85. 40 van een andere lidstaat van de EU, Anita Groener, dat ze de Ierse taal kende om als lerares aan te slag te gaan in een nagenoeg uitsluitend Engelssprekende school. Het feit dat ze voor haar job op geen enkel moment Iers moest spreken, beschouwde het Hof niet als een vorm van indirecte discriminatie. 118. Dit deed het Hof door een erg ruime interpretatie te geven aan de taalclausule van verordening nr. 1612/68209, namelijk door rekening te houden met de bredere constitutionele achtergrond en taalprioriteiten van lidstaten.210 Het Hof stelde dan ook dat alhoewel het Iers niet gesproken wordt door de hele Ierse bevolking, “de Ierse regeringen sinds vele jaren een beleid voeren dat erop gericht is om het gebruik van het Iers als middel tot uitdrukking van de nationale identiteit en cultuur niet alleen te ondersteunen, maar ook te bevorderen [eigen onderlijning]”211. 119. Het Hof gaf met de volgende paragraaf, die tot op vandaag212 telkens opnieuw gebruikt wordt ter verdediging van taalmaatregelen, Ierland gelijk in haar eis: “Het EEG-Verdrag verzet er zich niet tegen, dat een lidstaat een beleid voert tot bescherming en stimulering van een taal, die zowel de nationale taal als de eerste officiële taal is.”213 B. Na het verdrag van Lissabon 1. Het beginsel van nationale identiteit 120. Het artikel 4, tweede lid VEU werd ingevoerd door het Verdrag van Lissabon dat in werking trad op 1 december 2009. Het wordt sedert enkele jaren aangehaald ter rechtvaardiging van een belemmering van het vrij verkeer van werknemers op het gebied van taal. Dit artikel bepaalt immers: “De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun 209 Verordening 1612/68 ‘betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap’ moest meer EU-burgers stimuleren om gebruik te maken van hun vrij verkeer. 210 B. De Witte, “Internal Market Law and National Language Policies”, in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 425. 211 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87, rechtsoverweging 18. 212 Er bestaat heel wat kritiek op de relevantie van dit arrest vandaag de dag, zie hierover: E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 299-300. 213 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87, rechtsoverweging 19. 41 politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur [eigen onderlijning].”214 121. Deze bepaling kan onder meer gezien worden als een antwoord op de kritiek dat de Unie te veel de nationale soevereiniteit van lidstaten zou ondermijnen215 en ze houdt dus een verplichting in voor het Hof om de nationale identiteit van de lidstaten te eerbiedigen.216 122. Het is interessant om de oorsprong van deze bepaling, die ook wel de Christophersenclausule genoemd wordt, van nader te bekijken.217 In de voorbereiding voor het verdrag van Lissabon werd een werkgroep samengesteld onder leiding van Henning Christophersen die zich bezig moest houden met het uitwerken van aanbevelingen die het evenwicht bewaarden tussen de nationale bevoegdheden van de lidstaten en de Europese principes van vrij verkeer. 123. Uiteindelijk deed de werkgroep de volgende aanbeveling: “The provisions contained in TEU Article 6(3) that the Union respects the national identity of the Member States should be made more transparent by clarifying that the essential elements of the national identity include, among others, fundamental structures and essential functions of the Member States notably their political and constitutional structure, including regional and local self-government; their choices regarding language; national citizenship; territory; legal status of churches and religious societies; national defence and the organisation of armed forces [eigen onderlijning].”218 124. Deze aanbeveling werd in de uiteindelijke versie van artikel 4, tweede lid VEU echter niet gevolgd. Ze werd beduidend korter gehouden en de essentiële elementen die de 214 Artikel 4, tweede lid Verdrag betreffende de Europese Unie. D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 889; L. Van Mullem, “Libre circulation des travailleurs. Emploi des langues dans les relations de travail”, RDUE 2013, nr. 353, p. 3-4. 216 R. Blanpain, Het taalgebruik voor arbeidsverhoudingen, Brugge, die Keure, 2011, p. 18. 217 Voor een grondige bespreking van het beginsel van nationale identiteit, zie E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 416 p. 218 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 2. 215 42 notie ‘nationale identiteit’ moesten omvatten, waaronder de taalkeuzes van de lidstaten, werden niet verduidelijkt.219 2. Zaak Runevic-Vardyn en Wardyn 125. Zoals altijd gebeurt in het Europese contentieux heeft ook in dit geval het Europees Hof van Justitie het begrip ‘nationale identiteit’, dat niet werd gedefinieerd in het verdrag, verduidelijkt. In de zaak Runevic-Vardyn van 22 mei 2011, die ging over de taalrechten van de Poolssprekende minderheid in Litouwen, besliste het Hof van Justitie voor de eerste maal dat onder ‘nationale identiteit’ ook de bescherming van de officiële landstaal moet worden begrepen.220 Het lijkt dan ook dat de rechters van het Hof van Justitie de aanbeveling van de Christophersen-werkgroep met aandacht gelezen hadden. 126. Deze zaak is interessant omdat ze ingaat tegen een eerdere zaak Konstantinidis221, waarin een Griekse onderdaan zich in Duitsland wilde laten registreren onder de naam “Konstantinidis” hetgeen de Duitse administratie weigerde en hem enkel onder de naam “Konstantinides”, volgens de officiële Duitse schrijfwijze, wilde registreren. Het Hof besliste echter in het voordeel van de Griek en verplichtte Duitsland dus om de Griekse schrijfwijze te hanteren. 127. Ook in de zaak Runevic-Vardyn wilden de verzoekers hun namen op een andere wijze dan de officiële Litouwse schrijfwijze, namelijk op Poolse wijze, laten inschrijven in officiële documenten (zoals hun geboorte –en trouwcertificaat). Dit werd echter onmogelijk gemaakt door de Litouwse grondwet die bepaalde dat enkel het Litouws mocht gebruikt worden voor officiële documenten. Het Hof bepaalde dat deze weigering een belemmering uitmaakt omdat de namen van de verzoekers, een Litouwse vrouw en een Poolse man, hierdoor niet overeenkomen op officiële documenten. Het Hof vond die belemmering echter gerechtvaardigd op grond van de doelstelling om de officiële landstaal te beschermen, die vervat zit in artikel 4, tweede 219 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 2. 220 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija en anderen, 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 86; X, “HvJ 12 mei 2011, Runevič-Vardyn en Wardyn, C-391/09”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht 2012, nr. 5, p. 303. 221 Christos Konstantinidis v. Stadt Altensteig, 30 maart 1993, C-168/91. 43 lid VEU. Daarom stelde ze Litouwen in het gelijk door te aanvaarden dat de lidstaat bij de schrijfwijze van personennamen bepaalde regels oplegt.222 3. Blik op de toekomst 128. Het interessante aan dit artikel 4, tweede lid VEU is dat het relatief recent is en nog steeds in volle ontwikkeling is.223 In het verdrag van Maastricht werd ook reeds gesteld dat de Europese instellingen de nationale identiteit van de lidstaten dienden te eerbiedigen224 maar die bepaling was nog niet afdwingbaar voor het Hof van Justitie.225 Sinds het verdrag van Lissabon is dat dus wel het geval maar voorlopig heeft het Hof haar vaste rechtspraak inzake het concept ‘nationale identiteit’ nog niet veranderd.226 129. Dit betekent dat het Hof voorlopig blijft verwijzen naar Groener als princiepsarrest en de argumentatie en structuur daarvan blijft hanteren. Zoals reeds eerder gesteld besloot het Hof in dit arrest dat “het EEG-Verdrag (…) er zich niet tegen [verzet], dat een Lid-Staat een beleid voert tot bescherming en stimulering van een taal, die zowel de nationale taal als de eerste officiële taal is”227. Dit arrest dateert echter reeds van 1989 toen het concept ‘nationale identiteit’ nog nergens in wetgeving vervat zat; zowel het verdrag van Maastricht als het verdrag van Lissabon moesten nog gesloten worden. Opvallend aan deze passage in het arrest Groener is ook de negatieve bewoording ervan (‘er zich niet tegen verzet’), omdat er op dat moment nog geen bepaling was die voorzag in een rechtvaardiging van dergelijke maatregelen. 130. Dergelijke negatieve bewoording moest dan ook beperkt worden geïnterpreteerd en dat wordt ook benadrukt door de voorwaarden die het Hof in de vervolgzin in de passage stelde: “De uitvoering van dat beleid mag echter niet leiden tot aantasting 222 X, “HvJ 12 mei 2011, Runevič-Vardyn en Wardyn, C-391/09”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht 2012, nr. 5, p. 303. 223 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 7. 224 Artikel F Verdrag betreffende de Europese Unie. 225 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 3. 226 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 8 en S. Rodin, National Identity and Market Freedoms after The Treaty of Lisbon, 15 november 2011, http://ssrn.com/abstract=2005691, p. 23. 227 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87, rechtsoverweging 19. 44 van een fundamentele vrijheid als het vrije verkeer van werknemers. De eisen die bij de uitvoeringsmaatregelen van een dergelijk beleid worden gesteld, mogen derhalve in geen geval onevenredig zijn aan het nagestreefde doel, en de wijze waarop zij worden toegepast, mag niet leiden tot discriminatie van de onderdanen van andere Lid-Staten.”228 131. Aangezien er vandaag de dag wel een bepaling is die voorziet in een rechtvaardiging van dergelijke maatregelen, namelijk artikel 4, tweede lid VEU, zou men kunnen stellen dat een dergelijke positieve veruitwendiging van een rechtvaardiging sterker staat dan een verwijzing naar het arrest Groener en dat daardoor het Hof de rechtvaardiging gemakkelijker zou aanvaarden. Maar zoals reeds gezegd blijkt dit voorlopig nog niet uit de recente rechtspraak van het Hof van Justitie. 132. Het is echter meer dan waarschijnlijk dat er, naast de bescherming van de nationale taal, snel andere elementen zullen volgen die onder het begrip ‘nationale identiteit’ moeten worden begrepen. Hierdoor zou deze bepaling in de toekomst wel eens een nieuwe hoeksteen van het Unierecht kunnen worden.229 Het lijkt bijvoorbeeld mogelijk dat ‘grondwettelijke bepalingen van lidstaten’ er ook onder kunnen worden begrepen. Dit zou dan mogelijks een nog grotere rechtvaardigingsgrond voor het Taaldecreet kunnen vormen aangezien het territorialiteitsbeginsel, waar het decreet op is gestoeld, in de Belgische Grondwet staat. 133. Een interessant arrest over deze problematiek is het arrest Gauweiler230 waarin het Duitse Bundesverfassungsgericht (het Duitse constitutionele hof) voor het eerst een prejudiciële vraag stelde aan het Hof van Justitie, na tientallen jaren geweigerd te hebben om in directe dialoog te treden met het Hof. In de zaak wilden de verzoekers, waaronder de Duitse partij Die Linke, de ECB-beslissing om ongelimiteerd staatsobligaties op te kopen van eurolanden in moeilijkheden onverenigbaar met de EU-verdragen laten verklaren. 228 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87, rechtsoverweging 19. 229 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 889 die verwijzen naar volgende werken voor meer uitleg: E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, 416 p.; A. Saiz Arnaiz en C. Alcoberro Llivina (eds.) National Constitutional Identity and European Integration, Antwerpen–Cambridge, Intersentia, 2013, 326 p. 230 Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, 16 juni 2015, C-62/14. 45 134. Op 14 januari 2015 werd de conclusie van advocaat-generaal Cruz Villalón gepubliceerd231, waarin hij bevestigde dat de ECB wel degelijk staatsobligaties mocht opkopen. Interessant voor deze thesis is de passage in een voorafgaande opmerking232 waarin hij ingaat op het artikel 4, tweede lid VEU en het concept van nationale identiteit.233 Hij stelt namelijk dat een afwijking van de notie constitutionele identiteit van de nationale identiteit in de zin van artikel 4, tweede lid VEU, “de rechtsorde van de Unie zeer waarschijnlijk, in ieder geval in kwalitatieve termen, in een tweederangs positie zou plaatsen”234. 135. Het interessante aan deze uitspraak is wat Cruz Villalón niet zegt. Door te stellen dat het gevaarlijk is om de notie ‘constitutionele identiteit’ te laten afwijken van ‘nationale identiteit’, zegt hij dat het begrip er volgens hem net onder moet vallen. Dit zou kunnen betekenen dat volgens hem het Hof in toekomstige taalkwesties de taalmaatregel van een lidstaat niet alleen moet toetsen aan de loutere EU-notie van ‘nationale identiteit’, maar ook aan grondwettelijke principes van de lidstaten zelf. Mij lijkt het dan ook dat Cruz Villalón van mening is dat, wanneer een prejudiciële vraag wordt gesteld, het niet aan de constitutionele hoven van de lidstaten toekomt om een bepaalde EU-maatregel aan grondwettelijke principes van die lidstaat te toetsen, maar wel aan het Hof van Justitie. Dit zou er op neer kunnen komen dat het Hof in de toekomst het Vlaams Taaldecreet zou moeten toetsen aan de Belgische Grondwet, waarin het territorialiteitsprincipe gewaarborgd wordt. 136. Zou het dus kunnen dat de advocaat-generaal in een poging om deels tegemoet te komen aan het koppige Duitse Bundesverfassungsgericht, de aanzet geeft voor een nieuw element onder de notie ‘nationale identiteit’ en daarmee de poort openzet voor een soepelere toetsing van taalmaatregelen van lidstaten aan Europese principes als het vrij verkeer van werknemers? 137. In haar uitspraak op 16 juni 2015 besliste het Hof van Justitie dat de ECB-beslissing om ongelimiteerd staatsobligaties op te kopen van eurolanden in moeilijkheden wel 231 Conclusie van 14 januari 2015 van advocaat-generaal P. Cruz Villalón, bij arrest van 16 juni 2015, Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, C-62/14. 232 Conclusie van 14 januari 2015 van advocaat-generaal P. Cruz Villalón, bij arrest van 16 juni 2015, Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, C-62/14, paragrafen 30 tot 69. 233 Zie hierover ook een analyse van Elke Cloots : E. Cloots, “Cruz Villalón’s ‘Gauweiler‘ Opinion: Lost in Platitudes”, Verfassungsblog, 15 januari 2015, http://verfassungsblog.de/cruz-villalonsgauweiler-opinion-lost-platitudes/. 234 Conclusie van 14 januari 2015 van advocaat-generaal P. Cruz Villalón, bij arrest van 16 juni 2015, Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, C-62/14, paragraaf 60. 46 degelijk verenigbaar is met de EU-verdragen.235 Ondanks het feit dat de advocaatgeneraal expliciet had gevraagd aan het Hof om in te gaan op de problematiek inzake grondwettelijke identiteit, spreekt het Hof nergens over het artikel 4, tweede lid VEU of over nationale identiteit. Zo kunnen we uit dit arrest niet afleiden of het Hof, net als de advocaat-generaal, van mening is dat de toetsing van de grondwettelijke identiteit van lidstaten in prejudiciële vragen aan het Hof toekomt en niet aan de grondwettelijke hoven van die lidstaten. Ook het Bundesverfassungsgericht, dat op 16 februari 2016 terugkwam op de uitspraak van het Europees Hof, sprak zich niet meer uit over deze problematiek.236 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 138. Zowel advocaat-generaal Jääskinen237 als het Hof van Justitie238 aanvaardde gemakkelijk dat Vlaanderen zich beroept op artikel 4, tweede lid VEU ter eerbiediging van de nationale identiteit. Het Hof ging, in haar voor het overige erg korte uitspraak, opvallend uitgebreid in op deze doelstelling. De twee andere doelstellingen die de Vlaamse overheid stelde, namelijk de bescherming van werknemers en het vergemakkelijken van communicatie, aanvaardde het Hof zonder verdere uitleg. Bij deze derde doelstelling bleef het Hof daarentegen dus langer stilstaan en leek het alsof ze zich meer wilde verantwoorden voor haar gemaakte keuze. 139. Dat is begrijpelijk aangezien het de eerste keer is dat het Hof van Justitie in een zaak over taalvereisten opgelegd in private relaties gebruik maakt van artikel 4, tweede lid VEU ter rechtvaardiging van een belemmering van het vrij verkeer van werknemers. In het arrest UTECA, dat net als het arrest Las ook ging over taalmaatregelen opgelegd aan private ondernemingen, baseerde het Hof zich nog louter op het arrest Groener ter rechtvaardiging van een belemmering, en niet op artikel 4, tweede lid 235 Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, 16 juni 2015, C-62/14. X, Und wie entscheidet Karlsruhe nun?, 16 februari 2016, www.faz.net/aktuell/wirtschaft/eurokrise/ezb-programm-vor-gericht-und-wie-entscheidet-karlsruhenun-14073949.html. 237 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragrafen 55 en 60. 238 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 25-27. 236 47 VEU.239 Dat is logisch aangezien de uitspraak van het Hof in het arrest UTECA dateert van 5 maart 2009 en het verdrag van Lissabon, waarin artikel 4, tweede lid VEU240 afdwingbaar werd gemaakt voor het Hof van Justitie, pas uitwerking kreeg op 1 december 2009. 140. In het arrest Runevic-Vardyn, dat dateert van 12 mei 2011, was het artikel 4, tweede lid VEU als rechtvaardiging voor belemmeringen wél al ingevoerd door het verdrag van Lissabon. Deze zaak ging echter, in tegenstelling tot de zaak Las, over een publiekrechtelijke aangelegenheid. Door in haar uitspraak dus zowel naar artikel 4, tweede lid VEU als naar het arrest Runevic-Vardyn te verwijzen, heeft het Hof duidelijk gemaakt dat een lidstaat in een privaatrechtelijke situatie evengoed gebruik kan maken van deze rechtvaardigingsgrond zoals het dat kan in publiekrechtelijke aangelegenheden. 141. Daarmee volgt het Hof dus duidelijk niet de aanbeveling van Cloots dat “the ECJ [should] adopt a doctrinal rule stating that the determination of the languages to be used by a Member State’s administration, judiciary, public schools, etc (…) is not subject to the Treaty provisions regarding freedom of movement and nationality discrimination. However, the adjudication of issues that arise at the periphery of the granting of official language status or pertain to private language use should follow a different pattern”241. B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 142. De Vlaamse decreetgever gaf in haar memorie van toelichting bij het ontwerp van decreet dat tot het reparatiedecreet van 14 maart 2014 leidde, drie doelstellingen op. De eerste twee doelstellingen, namelijk de bescherming van werknemers en het vergemakkelijken van administratieve controles, werden reeds besproken bij de eerste rechtvaardigingsgrond, het vergemakkelijken van de communicatie. 239 Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C‑222/07, rechtsoverweging 27. 240 G. Di Federico, Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, p. 3. 241 E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 303. 48 143. Daarnaast gaf de Vlaamse decreetgever nog een derde doelstelling op: “het stimuleren van het gebruik van het Nederlands”242, dewelke in quasi dezelfde bewoordingen al in de zaak Las werd opgegeven.243 Aangezien zoals hiervoor gezien zowel de advocaatgeneraal als het Hof in het arrest Las deze doelstelling aanvaardden, en het Taaldecreet in 2014 slechts minimaal werd gewijzigd, kan ik met zekerheid stellen dat het Hof van Justitie ook vandaag deze doelstelling van ‘het stimuleren van het gebruik van het Nederlands’, zou aanvaarden onder verwijzing naar de bescherming van de nationale identiteit bepaald onder artikel 4, tweede lid VEU. Verder wil ik graag nog twee pistes onderzoeken met betrekking tot deze rechtvaardigingsgrond. 1. Het arrest Gauweiler en het begrip ‘constitutionele identiteit’ 144. Zoals gezegd bij de Europeesrechtelijke stand van zaken was er op het moment dat het Hof een uitspraak deed in het arrest Las, nog geen uitspraak in de zaak Gauweiler. Het kan dan ook interessant zijn om na te gaan of het Hof vandaag tot een andere uitspraak zou komen op basis van dat arrest. 145. Ik opperde reeds dat advocaat-generaal Cruz Villalón van mening is dat, wanneer een prejudiciële vraag wordt gesteld, het niet aan de constitutionele hoven van de lidstaten toekomt om een bepaalde EU-maatregel aan grondwettelijke principes van die lidstaat te toetsen, maar wel aan het Hof van Justitie. En indien het dat zou doen, zou dat een aanzet kunnen geven voor een nieuw element onder de notie ‘nationale identiteit’ en zou het daarmee de poort kunnen openzetten voor een soepelere toetsing van taalmaatregelen van lidstaten aan Europese principes als het vrij verkeer van werknemers. Maar ondanks de expliciete vraag van de advocaat-generaal om in te gaan op dit vraagstuk van het begrip ‘constitutionele identiteit’ als onderdeel van ‘nationale identiteit’, heeft het Hof zich hier niet over uitgesproken.244 146. Toch kan het interessant zijn om verder te gaan in de hypothese dat het Hof van Justitie inderdaad ook de ‘grondwettelijke identiteit’ van lidstaten erkent onder het 242 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 3. 243 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 43. 244 Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, 16 juni 2015, C-62/14. 49 begrip ‘nationale identiteit’ van artikel 4, tweede lid VEU. Heeft de belemmering die het Vlaams Taaldecreet met zich meebrengt dan inderdaad meer kans om gerechtvaardigd te worden? Om die vraag te beantwoorden moet men zich afvragen of het concept ‘grondwettelijke identiteit’ een “plurality of national concepts which have to be respected as a matter of law”245 of een concept van Europees recht is. Indien het dat eerste is, zou elke bepaling van elke grondwet van de Europese Unie een rechtvaardiging van een belemmering op een beginsel van het vrij verkeer kunnen inhouden. Indien het echter een concept is dat door het Hof van Justitie wordt ingevuld, is dat minder zeker. Een beschrijving van Rodin van wat ‘grondwettelijke identiteit’ volgens hem moet inhouden maakt duidelijk dat het eerder die laatste invulling zal zijn: “A viable national constitutional identity claim has to rely on an entrenched constitutional rule, value or fundamental choice. It must not be a mere policy choice, or grant of jurisdiction to local authorities, but has to be essential for the recognition of a national constitutional order, and differentiated from other constitutional orders.246” 147. Het is dus onzeker of het territorialiteitsbeginsel dat in de Belgische Grondwet staat wel zou worden erkend door het Hof als een Belgisch grondwettelijk beginsel. Daarom is het verre van duidelijk of de Vlaamse decreetgever zich voor het Taaldecreet, dat gestoeld is op dat territorialiteitsbeginsel, in de toekomst op deze rechtspraak zal kunnen beroepen in een mogelijke betwisting voor het Hof van Justitie. 2. Vergelijking met Litouwen, Polen en Slowakije 148. In de zaak Las verwees de Vlaamse overheid naar Litouwen, Polen en Slowakije als lidstaten met een wetgeving die voorschrijft dat in de arbeidsverhoudingen een bepaalde taal moet worden gebruikt en die hiervoor, net als Vlaanderen, de bescherming van de nationale identiteit als rechtvaardigingsgrond gebruiken.247 245 S. Rodin, National Identity and Market Freedoms after The Treaty of Lisbon, 15 november 2011, http://ssrn.com/abstract=2005691, p. 23. 246 Ibid. 247 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragrafen 55 en 60. 50 149. Zoals eerder gezien moeten werknemers van private ondernemingen in Litouwen die zich bezighouden met communicatie, transport en gezondheid een bepaalde kennis hebben van de Litouwse taal, hetgeen werd vastgelegd door de overheid in bepaalde niveaus.248 150. Verder zagen we ook dat artikel 8 van de Poolse Taalwet van 7 oktober 1999249 bepaalt dat in private ondernemingen elke overeenkomst, en dus ook een arbeidsovereenkomst250, in het Pools moet worden opgesteld indien de onderneming in Polen gevestigd is. Deze bepaling zou identiek dezelfde zijn als die in het Vlaams Taaldecreet ware het niet dat de tweede paragraaf die verplichting nuanceert door te stellen dat de Poolse versie van de overeenkomst mag worden vergezeld door een rechtsgeldige versie in een andere taal.251 De partijen mogen aan deze versie ook voorrang geven voor het geval er in de toekomst interpretatieproblemen zouden rijzen.252 151. Ten slotte had Slowakije inderdaad een wettelijke bepaling die voorschreef dat alle geschreven communicatie met rechtsgevolgen in arbeidsrelaties in het Slowaaks moesten gebeuren.253 In 2009 werd die bepaling echter aangepast door de regering Fico naar de aanbevelingen die de Europese Commissie en de Raad van Europa hadden gedaan. Zo werd er een tweede zinsnede toegevoegd aan het artikel dat bepaalt dat er nu ook een rechtsgeldige versie in een andere taal kan toegevoegd worden aan de Slowaakse versie.254 152. De Vlaamse regering had het bij het rechte eind dat de wetgevingen van deze drie lidstaten inderdaad verplichtingen opleggen inzake taalgebruik in private ondernemingen. Het is echter duidelijk dat deze lidstaten veel minder ver gaan dan wat het Vlaams Taaldecreet vóór het arrest Las oplegde en mijns inziens gaan ze nog steeds minder ver dan wat het Taaldecreet vandaag nog oplegt. 248 Supra p. 29, nr. 81. De Engels versie, ‘Polish Language Act of 7 October 1999’, is beschikbaar op www.usefoundation.org/view/477. 250 J. S. Conrad, “Drets lingüístics in a Babylonian marketplace? An Essay on Language and Contract in a Diversity-Enhancing European Union”, European Review of Private Law 2008, nr. 5, p. 701-702. 251 Artikel 8 van de Poolse Taalwet van 9 oktober 1999. 252 Artikel 8 van de Poolse Taalwet van 9 oktober 1999. 253 Supra p. 28, nr. 77. 254 Artikel 8, 2: “beside the version in the state language contentually identical version in another language can also be executed”; De Engelse versie is te lezen op de website van de Raad van Europa, www.venice.coe.int/webforms/documents/default.aspx?pdffile=CDL(2010)076-e. 249 51 AFDELING IV. DE HANDHAVING VAN TAALDIVERSITEIT §1. Inleiding 153. Als derde rechtvaardigingsgrond voor een belemmering van het vrij verkeer van werknemers heeft het Hof van Justitie volgens Cloots en Sottiaux ‘het handhaven van taaldiversiteit’ aanvaard.255 154. Op zich kan deze rechtvaardigingsgrond wenkbrauwen doen fronsen. De term taaldiversiteit zou enerzijds kunnen worden geïnterpreteerd als een beperking van de vrijheid van lidstaten om te doen met hun taalbeleid wat ze willen. Het kan namelijk gezien worden als een bescherming van buitenlandse werknemers tegen taaleisen van de lidstaten waar ze gaan werken maar waarvan ze de taal niet begrijpen. De Witte verwoordde deze ambigue rechtvaardigingsgrond als volgt: “ The EU’s intervention is rather ambiguous from the perspective defined by both Article 3 TEU and Article 22 of the EU Charter of Rights, namely that the Union must protect linguistic diversity. By constraining national language law, the Union affects the way in which the Member States seek to protect their own languages; but at the same time, the Union facilitates the use of other languages, namely those spoken by out-of state European citizens.”256 155. Anderzijds kan je het ook net zien als de bevestiging voor lidstaten om taalrestricties op te leggen, om de taaldiversiteit binnen de Europese Unie te handhaven door hun eigen taal te beschermen. Deze manier is dan ook de manier waarop wij ermee gaan omgaan, aangezien ze zo door het Hof van Justitie is geïnterpreteerd.257 §2. Europeesrechtelijke stand van zaken 156. Het principe van taaldiversiteit in de Europese Unie kreeg weerslag in de Europese verdragen door het Verdrag van Maastricht in 1992. Toen werd artikel 149 EG, huidig art. 165 (1) VWEU, geïntroduceerd. Dit artikel bepaalt het volgende: “De Unie draagt bij tot de ontwikkeling van onderwijs (…) met volledige eerbiediging van 255 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 308-311. 256 B. De Witte, “Internal Market Law and National Language Policies” in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 421. 257 E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 311. 52 de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs (…) en van hun culturele en taalkundige verscheidenheid [eigen onderlijning].” Dit artikel maakte echter niet duidelijk of die verscheidenheid enkel speelde tussen lidstaten onderling of dat die verscheidenheid ook moest gerespecteerd worden binnen de lidstaten zelf.258 157. Die laatste piste vond echter gehoor in artikel 151 EG, huidig art. 167 (1) VWEU: “De Unie draagt bij tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen (…).” Ook al wordt de term ‘taalkundige verscheidenheid’ hierin niet opnieuw herhaald, toch besluit Bruno De Witte dat “one may safely conclude from a combined reading of the Treaty provisions on education and culture that linguistic diversity is considered a value worth preserving, not only at the European level (as between the various states of Europe) but also within each separate country of the European Union”259. 158. Naast deze bepalingen is ook artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3, lid 3 vierde alinea VEU van belang voor deze rechtvaardigingsgrond. 159. Enerzijds vinden we in artikel 3, lid 3 vierde alinea VEU terug dat “de Unie haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal eerbiedigt en toeziet op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed”260. Ook het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, ondertekend in Nice in 2000, onderlijnt de verscheidenheid van taal. Artikel 22 luidt namelijk: “De Unie eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”261. Wat bedoeld wordt met de term ‘verscheidenheid’ of ‘diversity’ in de Engelse versie van de tekst, wordt niet verduidelijkt in de tekst zelf. Het enige dat voor Arzoz vaststaat is dat ‘verscheidenheid’ het tegenovergestelde is van ‘uniformiteit’.262 258 B. De Witte, “Language Law of the European Union: Protecting or Eroding Linguistic Diversity?”, in R. Craufurd Smith (ed.), Culture and European Law, Oxford, Oxford University Press, 2004, p. 206. 259 Ibid. 260 Artikel 3, lid 3 vierde alinea VEU. 261 Artikel 22 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. 262 X. Arzoz, “The protection of linguistic diversity through Article 22 of the Charter of Fundamental Rights” in X. Arzoz (ed.), Respecting Linguistic Diversity in the European Union, Amsterdam, John Benjamins, 2008, p. 150. 53 160. In 2008 waarschuwde Xavier Arzoz reeds voor een, volgens hem, verkeerde interpretatie van deze bepaling: “There is a danger of reducing Article 22 to a sort of ‘cultural richness’ clause”263. Hij was van mening dat “it is the dignity and the rights of persons belonging to linguistic minorities that the Charter addresses, and not the dignity of languages”264. Ook Cloots en Sottiaux zijn van mening dat het Hof zich beter niet baseert op deze bepaling.265 161. Als we echter naar de recente rechtspraak kijken, moet worden besloten dat het Europees Hof van Justitie deze auteurs niet gevolgd heeft. Zo verwees het Hof van Justitie in het arrest Runevic Vardyn-Wardyn reeds naar de opdracht in artikel 3 VEU en in artikel 22 van het Handvest van de grondrechten voor de Unie om de verscheidenheid van cultuur en taal in de Europese Unie te eerbiedigen.266 Samen met het artikel 4, tweede lid VEU baseerde het Hof zich op deze bepalingen om te stellen dat de Litouwse verplichting om enkel het Litouws te gebruiken in officiële documenten weliswaar een belemmering uitmaakt maar dat die belemmering gerechtvaardigd is om “de officiële landstaal te beschermen”.267 162. In het arrest Las werd exact dezelfde formulering gebruikt268 waardoor we kunnen besluiten dat het Hof inderdaad heeft gekozen om te aanvaarden dat deze bepalingen worden gebruikt ter rechtvaardiging van een belemmering van het vrij verkeer. §3. Toetsing Vlaams Taaldecreet A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 163. In tegenstelling tot de andere rechtvaardigingsgronden die hiervoor reeds werden behandeld, heeft de Vlaamse overheid in de zaak Las deze rechtvaardigingsgrond van het handhaven van taaldiversiteit niet aangehaald als één van haar doelstellingen. Het was daarentegen de Griekse regering, die tussenkwam in het geschil, die deze 263 Ibid., p. 170. Ibid., p. 160. 265 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 266 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija e.a., 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 86. 267 Supra p. 43-44, nr. 127. 268 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 26. 264 54 rechtvaardigingsgrond naar voren schoof en zich daarvoor baseerde op artikel 165 VWEU en op artikel 3, lid 3 vierde alinea VEU.269 164. De reden waarom ze niet werd aangehaald door de Vlaamse overheid, is waarschijnlijk omdat er veel onduidelijkheid bestaat, of toch althans bestond, over de vraag of ‘het handhaven van taaldiversiteit’ al dan niet als rechtsvaardigingsgrond voor een belemmering van het vrij verkeer mag aanvaard worden. 1. Conclusie van advocaat-generaal Jääskinen 165. De advocaat-generaal was in zijn conclusie van mening dat het beginsel van taalkundige verscheidenheid enkel dwingend is voor de instellingen van de Europese Unie en dat het niet door een lidstaat tegen burgers van de Unie kan worden aangevoerd als rechtvaardigingsgrond voor een belemmering van een beginsel van vrij verkeer.270 Hij vond dat het zelfs paradoxaal zou zijn mocht taaldiversiteit kunnen worden gebruikt om particulieren te dwingen om in een andere taal dan die van hun vrije keuze te communiceren.271 166. Het is duidelijk dat Jääskinen, net als de eerder vermelde auteurs272, taaldiversiteit en meertaligheid beschouwt als een recht in hoofde van de burgers van elke lidstaat van de EU en niet als een recht in hoofde van de lidstaten zelf. 167. Het is interessant om te zien dat Jääskinen in de zaak Runevic-Vardyn, waarin hij net als in de zaak Las advocaat-generaal was, in zijn conclusie nog nergens spreekt over het beginsel van taaldiversiteit.273 Het Hof deed dat in haar uitspraak van 12 mei 2011 echter wel door expliciet te verwijzen naar artikel 3, derde lid, vierde alinea VEU en naar artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU om de belemmering op het vrij verkeer te rechtvaardigen. Waarschijnlijk was Jääskinen het niet eens met 269 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 56. 270 Ibid., paragraaf 57. 271 Ibid., paragraaf 59. 272 X. Arzoz, “The protection of linguistic diversity through Article 22 of the Charter of Fundamental Rights” in X. Arzoz (ed.), Respecting Linguistic Diversity in the European Union, Amsterdam, John Benjamins, 2008, p. 170; E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311; E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 311. 273 Conclusie van 16 december 2010 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 12 mei 2011, Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija en anderen, C-391/09. 55 deze keuze van het Hof en ging hij daarom uitdrukkelijk in op de problematiek in zijn conclusie in de zaak Las, die uitkwam op 12 juli 2012. 2. Uitspraak van het Hof van Justitie 168. Het Hof volgde de advocaat-generaal echter niet op dit punt. Ze aanvaardde namelijk zonder verdere motivering dat lidstaten zich op artikel 3, derde lid, vierde alinea VEU en artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU stoelen om “een beleid te voeren ter bescherming van een officiële taal”.274 Dit is interessant aangezien het de eerste keer is dat deze bepalingen in een zaak tussen particulieren worden aangehaald als rechtvaardiging voor een belemmering. Zoals gezegd refereerde het Hof eerder al in het arrest Runevic Vardyn naar deze bepalingen, maar dat was een zaak tussen een particulier en de overheid.275 169. Het is wel moeilijk te zeggen wat de impact is van het aanvaarden van deze rechtvaardigingsgrond. Het is namelijk zo dat zowel in het arrest Runevic Vardyn276 als in het arrest Las277 het Hof deze bepalingen samen met artikel 4, tweede lid VEU in één adem gebruikte ter rechtvaardiging van de bescherming van een officiële taal van een lidstaat. Het is dan ook de vraag wat het gevolg zou geweest zijn mocht het Hof de aanbeveling van Jääskinen gevolgd hebben en artikel 3, derde lid, vierde alinea VEU en artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU niet aanvaard had ter bescherming van een officiële taal. Zou een lidstaat dan minder gemakkelijk taalmaatregelen kunnen nemen die een belemmering op het vrij verkeer van werknemers vormen? 170. Het valt af te wachten hoe het Hof van Justitie zich in toekomstige taalzaken zal uitspreken over deze bepalingen. Voor de zaak Las zou het in elk geval geen verschil uitmaken aangezien het Hof zelfs ondanks het aanvaarden van deze bepalingen het Vlaams Taaldecreet nog steeds niet proportioneel vond.278 274 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 26. E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 310. 276 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija e.a., 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 86. 277 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 27. 278 Infra p. 51, nr. 181 e.v. 275 56 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 171. Van de drie doelstellingen die de Vlaamse decreetgever in haar memorie van toelichting aanhaalde ter rechtvaardiging van het Vlaams Taaldecreet, was er geen enkele die duidelijk refereerde aan het beginsel van taaldiversiteit of aan het handhaven ervan. 172. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat de Vlaamse decreetgever, net zoals het Hof in het arrest Las, dit niet als een apart staande rechtvaardigingsgrond zag maar eerder ter aanvulling van de rechtvaardigingsgrond ‘het promoten van een officiële taal’ waar wel duidelijk naar gerefereerd werd in de doelstellingen van het decreet.279 173. Aangezien het beginsel van taaldiversiteit nog maar heel recent zijn intrede heeft gedaan in de rechtspraak van het Hof, lijken er mij twee hypotheses mogelijk voor de toekomst. In eerste instantie is het mogelijk dat het Hof zijn rechtspraak alsnog aanpast naar de visie van Jääskinen en de bepalingen waarop het beginsel van taaldiversiteit gebaseerd is, niet langer gebruikt als rechtvaardiging voor taalmaatregelen van lidstaten die het vrij verkeer van werknemers belemmeren. In dat geval is het echter nog de vraag of dat een invloed zal hebben op de vaste rechtspraak van het Hof aangezien het de bepalingen in kwestie louter gebruikte ter aanvulling van het artikel 4, tweede lid VEU ter rechtvaardiging van het promoten van een officiële taal. 174. De tweede hypothese, die mij het meest logisch lijkt, is dat het Hof blijft refereren naar artikel 3, derde lid, vierde alinea VEU en artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de EU om, samen met artikel 4, tweede lid VEU, taalrestricties te aanvaarden ter bescherming van een officiële taal. In dat geval zal er, tenzij het Hof plots een andere invulling zou beginnen geven aan het beginsel van taaldiversiteit, voor het Vlaams Taaldecreet niets veranderen in een mogelijks toekomstig geschil over het decreet. Wel zou de Vlaamse overheid meer nadruk kunnen leggen op dit beginsel van taaldiversiteit en het handhaven ervan om zo het Hof te overtuigen om het Taaldecreet gemakkelijker te aanvaarden. 279 Supra p. 49, nr. 143. 57 AFDELING V. BESLUIT 175. Bij de eerste rechtsvraag, namelijk of het Vlaams Taaldecreet een belemmering op het vrij verkeer van werknemers inhield, was het antwoord eenduidig bevestigend. In deze tweede rechtsvraag ben ik nagegaan of er rechtvaardigingsgronden bestaan op die belemmering. Door de uitvoerige discussie die gevoerd wordt in de Europeesrechtelijke literatuur, had ik ook meer nuance verwacht in de rechtspraak van het Hof van Justitie. In alle geanalyseerde arresten, en ook in het arrest Las, aanvaardde het Hof echter alle aangehaalde rechtvaardigingsgronden zonder enig probleem. 176. De eerste rechtvaardigingsgrond, het vergemakkelijken van communicatie, is zoals Cloots en Sottiaux voorspelden gemakkelijk aanvaard door het Hof van Justitie. Het Vlaams Taaldecreet kon zich in het verleden beroepen op de doelstellingen ter bescherming van de werknemers en ter vergemakkelijking van de administratieve controles en zal dat in de toekomst kunnen blijven doen. 177. Het promoten van een officiële taal, de tweede rechtvaardigingsgrond, lijkt net zoals het vergemakkelijken van communicatie stevig verankerd in de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie. In tegenstelling tot die eerste rechtvaardigingsgrond is het promoten van een officiële taal echter de laatste jaren aan het evolueren. Zo blijft het Hof hiervoor nog steeds verwijzen naar het arrest Groener maar is het concept van nationale identiteit sinds het verdrag van Lissabon vervat in het artikel 4, tweede lid VEU dat afdwingbaar is voor het Hof. 178. Tot op vandaag heeft het Hof haar vaste rechtspraak over deze problematiek nog niet gewijzigd maar daar zou in de toekomst wel eens verandering in kunnen komen. Enerzijds zou een striktere lezing van artikel 4, tweede lid VEU, dat er is gekomen door de bezorgdheid van de lidstaten dat het Hof van Justitie te ver gaat in het beschermen van het vrij verkeer, ertoe kunnen leiden dat lidstaten gemakkelijker taalverplichtingen kunnen opleggen in arbeidsverhoudingen. Anderzijds zou een verdere uitwerking van het begrip ‘constitutionele identiteit’, waartoe de advocaatgeneraal in de zaak Gauweiler een aanzet gaf, eveneens kunnen leiden tot een soepelere behandeling van maatregelen zoals degene bepaald in het Vlaams Taaldecreet. 58 179. Deze mogelijke pistes voor de toekomst zijn echter hoogst onzeker aangezien het Hof van Justitie, dat het artikel 4, tweede lid VEU moet interpreteren, achter deze nieuwe aanpak moet staan. Gezien haar recente rechtspraak, zeker in het arrest Las, lijkt ze echter niet meteen open te staan voor een soepelere behandeling van maatregelen die taalverplichtingen opleggen in arbeidsverhoudingen, zeker niet in de private sector. Daarom zal het ook in de toekomst steeds erg belangrijk zijn om een proportionaliteitstoets uit te voeren om na te gaan of een maatregel een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. 180. Als laatste rechtvaardigingsgrond gaven Cloots en Sottiaux de handhaving van taaldiversiteit op. Ondanks de tegenovergestelde visie van advocaat-generaal Jääskinen en verschillende auteurs, aanvaardde het Hof van Justitie ook deze rechtvaardigingsgrond zonder enig probleem in taalzaken met een privaatrechtelijk karakter. Toch moet het belang ervan in de huidige Europese rechtspraak genuanceerd worden. In tegenstelling tot de opdeling van Cloots en Sottiaux, lijkt het Hof de bepalingen die aan de grondslag liggen van de handhaving van taaldiversiteit eerder als ondersteuning te zien voor de tweede rechtvaardigingsgrond van het promoten van een officiële taal. Het blijft uitkijken hoe het Hof deze bepalingen in de toekomst zal hanteren. DERDE RECHTSVRAAG: IS HET VLAAMS TAALDECREET WEL PROPORTIONEEL? AFDELING I. INLEIDING 181. Het loutere bestaan van een rechtvaardigingsgrond, namelijk het vergemakkelijken van communicatie, het promoten van een officiële taal of de handhaving van taaldiversiteit, is niet voldoende om te spreken van een rechtmatige taalmaatregel. De maatregel moet daarentegen ook proportioneel zijn, hetgeen inhoudt dat ze geschikt, noodzakelijk en, volgens Cloots en Sottiaux in het ideale geval, proportioneel stricto sensu is.280 Deze laatste controle houdt in dat het Hof van Justitie in taalzaken telkens zou moeten nagaan of de belasting op individuele personen van de taalmaatregel niet zodanig excessief is dat ze de potentiële bescherming van de taal en cultuur overstijgt. 280 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 59 Cloots en Sottiaux vinden dat “it is only at this third stage of the proportionality inquiry that account is taken of the extent to which the individual’s freedoms are interfered with, and not merely of the fact that they are interfered with [eigen onderlijning].”281 Deze laatste toets wordt echter meestal niet toegepast door het Hof van Justitie.282 182. In de zaak Las is de proportionaliteitstest zowel door advocaat-generaal Jääskinen als door het Hof zelf niet gestructureerd overlopen. Zo heeft Jääskinen geen duidelijk onderscheid gemaakt in de verschillende stappen van de proportionaliteitstest283 en voerde het Hof geen geschiktheidstest uit284 en ging het niet na of de bepalingen van het Vlaams Taaldecreet proportioneel stricto sensu waren.285 Ik ga echter de argumenten van beide actoren zo duidelijk mogelijk proberen te linken aan de Europeesrechtelijke stand van zaken en de geschiktheidstoets van de noodzakelijkheidstoets onderscheiden. Op de vraag of het Taaldecreet proportioneel stricto sensu is, ga ik echter niet afzonderlijk in maar deze toets zit wel min of meer verweven in de noodzakelijkheidstoets. AFDELING II. DE GESCHIKTHEIDSVEREISTE §1. Europeesrechtelijke stand van zaken 183. Om te voldoen aan de geschiktheidsvereiste, moet de maatregel geschikt zijn om haar nagestreefde doel te bereiken.286 Cloots en Sottiaux geven een voorbeeld van een ongeschikte maatregel die gaat over de vereiste dat kandidaat-huurders van sociale woningen in Vlaanderen bereid moesten zijn om Nederlands te leren. Deze vereiste is niet geschikt om haar nagestreefde doel, namelijk het vergemakkelijken van de 281 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 313. 282 P. Craig, EU Administrative Law, Oxford, Oxford University Press, 2012, p. 591. 283 E. Cloots, “Respecting Linguistic Identity within the EU’s Internal Market: Las”, Common Market Law Review 2014, nr. 51, p. 629. 284 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 889. 285 Er bestaat heel wat kritiek op de manier waarop het Hof van Justitie deze proportionaliteitstest hanteert. Zie daarover E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 358. 286 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 60 communicatie tussen de huisbaas en de huurder, te bereiken indien de moedertaal van beide partijen Frans is.287 184. Aan deze geschiktheidsvereiste wordt doorgaans makkelijk voldaan288 hetgeen duidelijk wordt in het reeds aangehaalde arrest UTECA289 waarvan Cloots en Sottiaux vonden dat het Hof er al te gemakkelijk had ingestemd met de geschiktheid van de betrokken maatregel.290 In dat arrest had het Hof van Justitie gesteld dat de Spaanse verplichting geschikt is om het beoogde doel, namelijk het promoten van een officiële taal, te bereiken aangezien de maatregel een verplichting invoert om te investeren in films waarvan de oorspronkelijke taal één van de officiële talen van Spanje is. 185. Het hoeft niet te verwonderen dat het Hof deze geschiktheidstoets gemakkelijk aanvaardt. Het enige dat een maatregel moet doen om er aan te voldoen, is een impact hebben op de beoogde doelstelling: een beetje zoals een bazooka ook een mug kan doden. Het is dan misschien wel overdreven, maar het heeft wel effect. §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 186. Zoals reeds gezegd maakte Jääskinen geen onderscheid tussen de geschiktheids- en noodzakelijkheidsvereiste en behandelde hij ze samen onder de titel “Ongeschiktheid van de maatregelen in het licht van de aangevoerde doelstellingen van algemeen belang”.291 In tegenstelling tot het Hof ging hij wel uitgebreid in op deze problematiek waardoor het nuttig kan zijn om zijn argumentatie te onderzoeken. Ik zal dan ook trachten om zijn algemene argumentatie op te splitsen en hier na te gaan of Jääskinen van mening is of het Vlaams Taaldecreet geschikt was om de doelstellingen van dat decreet, namelijk het stimuleren van het gebruik van het Nederlands, de bescherming van werknemers en het vergemakkelijken van administratieve controles, te bereiken. 287 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 288 Ibid. 289 Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C-222/07. 290 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 309. 291 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest Anton Las v. PSA Antwerp NV van 16 april 2013, C-202/11, p. 8-13. 61 187. Jääskinen was in de eerste plaats van oordeel dat het Taaldecreet niet geschikt was om de belangen van de werknemers te beschermen. Hij vond namelijk dat de verplichting om uitsluitend Nederlands te gebruiken in de arbeidsbetrekkingen niet gepast is om er voor te zorgen dat werknemers doeltreffend kennis kunnen nemen van belangrijke informatie.292 Aangezien het in grensoverschrijdende situaties vaak gaat over migrerende werknemers die het Nederlands niet machtig zijn, worden zij door het Taaldecreet benadeeld ten opzichte van de Nederlandstalige werknemers. Om de precieze inhoud van hun rechten en verplichtingen in de Vlaamse arbeidsbetrekking te kennen, hebben ze geen andere keuze dan een beroep te doen op de bijstand van derden.293 188. Ik leid uit de argumentatie van Jääskinen af dat hij vindt dat het Taaldecreet dan misschien wel geschikt is om de belangen van de Nederlandstalige werknemers te verdedigen, maar absoluut niet voor die van de werknemers die het Nederlands niet machtig zijn. 189. Over de geschiktheid van het Taaldecreet om administratieve controles te vergemakkelijken, spreekt Jääskinen zich echter niet uit. En over de laatste doelstelling, het beschermen van het Vlaams, beweert Jääskinen zich wel uit te spreken294 maar het enige wat hij nagaat is of de opgelegde maatregelen al dan niet noodzakelijk en proportioneel stricto sensu zijn.295 Ik behandel zijn argumentatie dan ook bij de noodzakelijkheidsvereiste.296 190. Het Hof van Justitie gaat niet in op de vraag of het Vlaams Taaldecreet geschikt is om de drie doelstellingen te verwezenlijken. Het voert daarentegen louter een evenredigheidstoetsing uit297 waar ik later op in ga. B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 191. Zowel het Hof als Jääskinen maakten geen aparte geschiktheidstoets waardoor het moeilijk is om op basis van hun argumenten na te gaan of de vernieuwde bepalingen 292 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest Anton Las v. PSA Antwerp NV van 16 april 2013, C-202/11, paragraaf 48. 293 Ibid., paragraaf 45. 294 Ibid., paragraaf 55. 295 E. Cloots, “Respecting Linguistic Identity within the EU’s Internal Market: Las”, Common Market Law Review 2014, nr. 51, p. 629. 296 Infra p. 67, nr. 207. 297 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 32 en 33. 62 van het huidig Taaldecreet vandaag wél geschikt zijn om de doelstellingen van het decreet te bereiken. Toch zal ik op basis van rechtsleer en vooral eigen redeneren deze vraagstelling proberen te beantwoorden. 1. De bescherming van werknemers 192. Zoals net gebleken vond advocaat-generaal Jääskinen de maatregelen van het Vlaams Taaldecreet niet geschikt om de doelstelling van de bescherming van werknemers te realiseren. Hiervoor haalde Jääskinen de niet-Nederlandstalige werknemers aan die door de strenge bepalingen van het decreet net slechter af waren in Vlaanderen en net minder beschermd werden. Hij vond dat de belangen van alle werknemers beter beschermd zouden zijn indien partijen ook andere talen dan het Nederlands zouden mogen gebruiken, met eventueel een verplichte vertaling in het Nederlands.298 193. De Vlaamse decreetgever volgde de aanbeveling van Jääskinen in haar reparatiedecreet van 14 maart 2014 in zekere mate door te bepalen dat het voortaan mogelijk wordt om in grensoverschrijdende gevallen een bijkomende rechtsgeldige vertaling van de arbeidsovereenkomst op te maken in een officiële taal van de EU of van een EER-lidstaat, voor zover die taal door beide partijen wordt begrepen.299 194. Zoals gezegd achten Cloots en Sottiaux een maatregel pas ongeschikt indien ze haar doel niet kan bereiken.300 Nu moet dan ook de vraag worden gesteld of het Vlaams Taaldecreet in zijn huidige vorm er inderdaad voor kan zorgen dat de werknemers beschermd worden. In de huidige formulering van het Taaldecreet ben ik van mening dat dit niet het geval is. Mocht het reparatiedecreet hebben bepaald dat één van de doelstellingen van het Taaldecreet voortaan er in bestaat om de belangen van de Nederlandstalige werknemers te beschermen, dan was het decreet inderdaad geschikt om die doelstelling te bereiken. 195. Dat gebeurde echter niet en dezelfde doelstelling van in het arrest Las werd behouden waardoor het Taaldecreet vandaag de dag nog steeds alle werknemers moet beschermen om geschikt te zijn. Alle documenten moeten nog steeds sowieso in het 298 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 48. 299 Artikel 5, §2 Vlaams Taaldecreet. 300 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 63 Nederlands worden opgesteld, met als uitzondering dat de arbeidsovereenkomst eventueel aangevuld mag worden met een anderstalige versie, waardoor we niet kunnen stellen dat ook de bescherming van niet-Nederlandstalige werknemers voortaan een doelstelling van het Taaldecreet is. Dit zou wel het geval zijn mocht er bijvoorbeeld in bepaald staan dat alle documenten in de arbeidsrelatie minstens begrepen moeten worden door de werknemer. 2. Het vergemakkelijken van administratieve controles 196. Na de geschiktheid om de belangen van de werknemers te beschermen, wil ik hier kort ingaan op de vraag of het Taaldecreet vandaag geschikt is om de tweede doelstelling, namelijk het vergemakkelijken van de administratieve controles, te verwezenlijken. Dit doe ik door opnieuw na te gaan of dit doel al dan niet bereikt kan worden door de opgelegde taalmaatregelen.301 197. Het lijkt me logisch dat die vraagstelling positief beantwoord kan worden. Aangezien het Taaldecreet oplegt dat alle documenten met betrekking tot de arbeidsrelatie moeten opgesteld zijn in het Nederlands, met als nuance dat een bijkomende vertaling kan worden toegevoegd voor arbeidsovereenkomsten, maakt dit het uiteraard voor de administratie gemakkelijker om controles uit te voeren. Daarom is het huidige Vlaams Taaldecreet inderdaad geschikt om administratieve controles gemakkelijker te maken. Of het decreet ook noodzakelijk is om dat doel te bereiken, is een andere vraag waar later op wordt ingegaan. 3. De bescherming van de officiële taal 198. In het verleden heeft het Taaldecreet bewezen dat het de Vlaamse taal kon beschermen door de verfransing van het Vlaamse bedrijfsleven tegen te gaan. Vandaag is de situatie weliswaar sterk veranderd en is het nu eerder de internationalisering, en verengelsing, van het bedrijfsleven waartegen het Taaldecreet het Nederlands wil beschermen. Over de noodzakelijkheid ervan spreek ik me (nog) niet uit maar ik geloof dat het huidige Vlaams Taaldecreet inderdaad een impact heeft op de bescherming van de Vlaamse taal. 301 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 311. 64 AFDELING III. DE NOODZAKELIJKHEIDSVEREISTE 199. Cloots en Sottiaux menen dat het in sommige gevallen noodzakelijk kan zijn om een taal op te leggen in private communicatie. Om te verzekeren dat een cultuur gericht blijft op de regionale taal en dat de autochtone sprekers zich gerespecteerd blijven voelen, is het aanvaardbaar dat immigranten in het gebied gestimuleerd worden om de lokale taal te leren. Zo kan het noodzakelijk zijn om de regionale taal niet enkel op te leggen in het recht, de politiek en het onderwijs maar ook in de economie, cultuur en het gemeenschapsleven.302 §1. Europeesrechtelijke stand van zaken 200. Om tot een volledige proportionaliteitstoets te komen, moet het Hof van Justitie na de geschiktheidstoets nagaan of een maatregel wel noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken. Hiervoor gaat het na of er minder restrictieve maar even effectieve alternatieve maatregelen mogelijk zijn.303 Anders gezegd, wanneer een keuze tussen meerdere geschikte maatregelen mogelijk is, moet die maatregel worden gekozen die de minste belasting met zich meebrengt.304 201. Een voorbeeld van een dergelijke proportionaliteitstoets in de rechtspraak van het Hof van Justitie kunnen we vinden in de zaak Sayn-Wittgenstein.305 De Oostenrijkse administratie had namelijk de adelijke titel van ‘Fürstin von Sayn-Wittgenstein’ in de burgerlijke stand aangepast naar ‘Sayn-Wittgenstein’ zonder meer. Het Hof vond deze beslissing weliswaar een belemmering van het vrij verkeer van EU-burgers maar aanvaardde de door de Oostenrijkse regering aangevoerde rechtvaardiging voor deze belemmering, namelijk dat de ‘Adelaufhebungsgesetz’306 deel zou uitmaken van de Oostenrijkse nationale identiteit.307 Belangrijk voor deze afdeling is dat het Hof vervolgens besloot dat de Oostenrijkse weigering om de adellijke elementen van een 302 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 312. 303 Ibid., p. 311. 304 Conclusie van 4 september 2008 van advocaat-generaal J. Kokott, Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA), C‑222/07, paragraaf 67. 305 Ilonka Sayn-Wittgenstein v. Landeshauptmann von Wien, 22 december 2010, C‑208/09. 306 De ‘Adelsaufhebungsgesetz’ sluit uit dat een Oostenrijks staatsburger op grond van adoptie door een Duits staatsburger een familienaam zou verkrijgen die een vroegere adellijke titel bevat. 307 X, “HvJ 12 mei 2011, Runevič-Vardyn en Wardyn, C-391/09”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht 2012, nr. 5, p. 302. 65 naam zoals die van verzoekster te erkennen, niet verder ging dan noodzakelijk is voor de fundamentele grondwettelijke doelstelling die zij nastreefden.308 202. De noodzakelijkheidstoets moet echter genuanceerd worden. Zelfs in dit arrest SaynWittgenstein oordeelde het Hof dan wel dat de Oostenrijkse beslissing voor haar noodzakelijk was, in haar uitspraak kan de lezer niet de beweegredenen terugvinden waarom ze tot dat oordeel kwam. Ze gaf niet mee of ze had onderzocht of er andere minder restrictieve maar even effectieve alternatieve maatregelen mogelijk waren. Het blijft dus gissen naar de redenen voor haar oordeel. 203. Ook in het arrest Groener, dé referentie in taalzaken, blijkt de relativiteit van deze toets. In deze zaak was iedereen het er over eens dat de kennis van de Ierse taal helemaal niet noodzakelijk was om de job als kunstonderwijzeres, waarvoor mevrouw Groener solliciteerde, naar behoren uit te oefenen.309 Het Hof van Justitie negeerde echter het gebrek aan noodzakelijkheid, dat duidelijk gesteld werd in de prejudiciële vraag van het Ierse High Court310, en oordeelde dat “een vaste volledige betrekking als docent aan een openbare instelling voor beroepsonderwijs arbeid van dien aard is, dat het vereiste van talenkennis hiervoor gerechtvaardigd is.”311 Verder liet het Hof in de zaak Runevic-Vardyn de noodzakelijkheidstoets over aan de verwijzende Litouwse rechter.312 204. Het blijft dan ook steeds hoogst onzeker of het Hof zich, al dan niet onderbouwd, zal uitspreken over de noodzakelijkheid van een taalmaatregel van een lidstaat. Dit zorgt voor veel frustratie in de rechtsleer en rechtsonzekerheid bij de lidstaten.313 Toch is deze toets uitermate belangrijk aangezien het Hof zich vaak enkel uitspreekt over de noodzakelijkheidsvereiste en niet nagaat of een taalmaatregel geschikt is om haar doelstelling te bereiken en of ze proportioneel stricto sensu is. De enige richtlijn van Cloots en Sottiaux om na te gaan of een maatregel zal voldoen aan de 308 Ilonka Sayn-Wittgenstein v. Landeshauptmann von Wien, 22 december 2010, C‑208/09, rechtsoverweging 95. 309 B. De Witte, “Internal Market Law and National Language Policies” in K. Purnhagen en P. Rott (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, p. 426. 310 Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87, rechtsoverweging 10. 311 Ibid., rechtsoverweging 24. 312 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija e.a., 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 94. 313 E. Cloots, National Identity in EU Law, Oxford, Oxford University Press, 2015, p. 358 e.v. 66 noodzakelijkheidstoets, bestaat erin dat het Hof van Justitie rekening houdt met feitelijke omstandigheden, zoals de immigratie-ratio’s in de regio en de waarschijnlijkheid dat immigranten integreren in de lokale cultuur zonder te worden gestimuleerd door de taalmaatregel in kwestie.314 §2. Toetsing Vlaams Taaldecreet 205. Ik geloof dat het interessant kan zijn om de vraag of de bepalingen van het Vlaams Taaldecreet al dan niet noodzakelijk zijn om haar drie doelstellingen te verwezenlijken, op te splitsen in twee thema’s: de draagwijdte van het Taaldecreet en de sanctie in geval van niet-naleving. Advocaat-generaal Jääskinen gebruikte in zijn advies ook reeds deze opdeling315 en ik ben van mening dat een aparte behandeling nodig is om tot een correct oordeel over het huidig Vlaams Taaldecreet te komen. 206. Ik zal dus eerst het arrest Las analyseren om na te gaan hoe Jääskinen en het Hof over de noodzakelijkheid van de draagwijdte en de sanctie van het Taaldecreet dachten, telkens per doelstelling. Vervolgens zal ik dat oordeel toepassen op de huidige bepalingen van het Taaldecreet, in combinatie met de mening van enkele auteurs en mijn eigen visie op elk van beide topics. A. Toetsing Vlaams Taaldecreet in het arrest Las 207. Zoals gezegd hebben zowel advocaat-generaal Jääskinen als het Hof van Justitie in hun argumentering in de zaak Las helaas niet de gestructureerde opbouw, zoals die wordt voorgeschreven door veel rechtsgeleerden, van de proportionaliteitstoets gehanteerd. Jääskinen is weliswaar erg uitgebreid in zijn argumentering maar maakt geen onderscheid tussen de geschiktheids- en noodzakelijkheidstoets bij het overlopen van de drie doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet. 208. Anderzijds beweert hij afzonderlijk in te gaan op de ‘disproportionaliteit’ (lees: proportionaliteit stricto sensu?) van enerzijds de draagwijdte van het Vlaams Taaldecreet en anderzijds de sanctie van de absolute nietigheid. Wanneer zijn argumenten echter van naderbij worden bekeken, moet ik besluiten dat dit eigenlijk 314 E. Cloots en S. Sottiaux, “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in E. Cloots, G. De Baere en S. Sottiaux (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, p. 312. 315 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, p. 13-16. 67 eerder een aparte noodzakelijkheidstoets van deze twee bekritiseerde hoofdelementen van het Taaldecreet is dan een echte proportionaliteitstoets stricto sensu. 209. Het Hof van Justitie onderzocht dan weer niet per doelstelling van het Taaldecreet afzonderlijk of de opgelegde taalvereisten wel noodzakelijk waren om die doelstellingen te verwezenlijken. In de plaats daarvan maakte het Hof een (erg korte) evaluatie van alle doelstellingen samen en besloot het dat het Vlaams Taaldecreet verder gaat dan strikt noodzakelijk is voor het verwezenlijken van haar doelstellingen.316 Ook gaf het Hof niet de redenen op waarom het tot deze conclusie is gekomen. Toch kan het interessant zijn om enkele noodzakelijkheidstoetsen in eerdere taalzaken naast het arrest Las te leggen. 210. Zo sprak het Hof van Justitie zich in het arrest Sayn-Wittgenstein zoals gezegd uit over de noodzakelijkheid van de betrokken taalvereisten: “Bovendien beperken deze bepalingen de uitoefening van het vrij verkeer niet verder dan hetgeen noodzakelijk is ter bereiking van het bovengenoemde doel.”317 En ook al voerde het Hof in het arrest Runevic-Vardyn de noodzakelijkheidstoets niet zelf uit, toch gaf het Hof aan de Litouwse verwijzende rechter mee hoe hij de toets moest uitvoeren. Het Hof stelde: “(…) deze rechter [dient] eveneens na te gaan of de weigering tot wijziging noodzakelijk is ter bescherming van de belangen die de nationale regeling beoogt te waarborgen (…)”.318 211. Als we dan naar het arrest Las kijken, zien we een gelijkaardige formulering van de uitkomst van de noodzakelijkheidstoets. Er is echter een klein verschil, waar in eerste instantie gemakkelijk overheen kan worden gelezen, dat echter van groot belang kan geacht worden: “een regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, [moet] worden geacht verder te gaan dan strikt noodzakelijk is voor het bereiken van de (…) vermelde doelstelling.”319 212. Het is namelijk opvallend dat in de hierboven geciteerde arresten waarin het Hof een noodzakelijkheidstoets uitvoerde, het louter had over ‘noodzakelijk is voor…’ terwijl in het arrest Las het Hof het heeft over ‘strikt noodzakelijk is voor…’. Het is duidelijk 316 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 33. Ilonka Sayn-Wittgenstein v. Landeshauptmann von Wien, 22 december 2010, C‑208/09, rechtsoverweging 75. 318 Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija e.a., 12 mei 2011, C-391/09, rechtsoverweging 94. 319 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 33. 317 68 dat het Hof hiermee aangeeft dat het strenger is in haar noodzakelijkheidstoets in deze zaak dan in de voorgaande geciteerde zaken. 213. Kan het zijn dat het Hof wil duidelijk maken dat het strenger wenst te zijn voor taalmaatregelen opgelegd in private situaties dan voor taalmaatregelen in publiekrechtelijke aangelegenheden, zoals in de zaken Groener en Runevic-Vardyn? Kan het zijn dat het daarom wil nagaan of er in private aangelegenheden werkelijk geen enkel ander alternatief voorhanden is dan de opgelegde taalvereisten terwijl het in publiekrechtelijke aangelegenheden soepeler is en louter nagaat of de taalvereiste niet verder gaat dan noodzakelijk is? 214. Die hypothese lijkt te worden tegengesproken door de formulering in het arrest UTECA. Zoals reeds gezegd ging het in die zaak, net als in het arrest Las, over een privaatrechtelijke situatie. Toch gebruikte het Hof van Justitie in deze zaak exact dezelfde formulering als in de zaken Sayn-Wittgenstein en Runevic-Vardyn, die over publiekrechtelijke aangelegenheden gingen en niet de strengere formulering van in het arrest Las: “Een maatregel van een lidstaat als die in het hoofdgeding gaat niet verder dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken (…).”320 215. Het Hof geeft echter geen reden op waarom het in het arrest Las een strengere formulering toepast dan in eerdere taalzaken. Cloots vindt dit spijtig aangezien het in het arrest Las gaat om een gevoelige materie als de nationale identiteit.321 Ondanks de erkenning die het Hof van Justitie liet merken voor de gevoeligheden van de Vlaamse situatie322, ging het Hof dus strenger dan gewoonlijk na of de bepalingen van het Vlaams Taaldecreet wel strikt noodzakelijk waren om haar doelstellingen te verwezenlijken. Ik zal de argumentatie van Jääskinen en het Hof onderverdelen in een bespreking van de draagwijdte van het Taaldecreet en de sanctie ervan. 320 Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C-222/07, rechtsoverweging 34. 321 E. Cloots, “Respecting Linguistic Identity within the EU’s Internal Market: Las”, Common Market Law Review 2014, nr. 51, p. 640-641. 322 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 890; E. Cloots, “Respecting Linguistic Identity within the EU’s Internal Market: Las”, Common Market Law Review 2014, nr. 51, p. 642. 69 1. Draagwijdte van het Taaldecreet 216. Zoals gezegd vonden zowel advocaat-generaal Jääskinen als het Hof van Justitie de draagwijdte van het Vlaams Taaldecreet te ruim. Jääskinen was van mening dat de werkingssfeer van het Taaldecreet zou moeten beperkt worden tot puur interne situaties en dat er soepelere taaleisen zouden moeten gelden voor grensoverschrijdende gevallen om de goede werking van de interne markt te waarborgen. Het absolute karakter toonde hij aan door de quasi-onmogelijkheid voor werkgever en werknemer om overeen te komen om een vertaling van de arbeidsdocumenten naar een andere taal dan het Nederlands te bekomen. De enige procedure om dit te bekomen, namelijk op verzoek van de ondernemingsraad, vond hij veel te zwaar en de voorwaarden waaraan moest voldaan worden veel te moeilijk om te vervullen.323 217. Hij geloofde ook dat de doelstellingen van het Taaldecreet adequater konden worden bereikt met andere middelen dan met een zo absolute en algemene taaleis. Zo zou een vertaling in het Nederlands van de voornaamste in een andere taal opgestelde arbeidsdocumenten kunnen volstaan om de drie opgegeven doelstellingen van het Taaldecreet te bereiken.324 218. Het Hof van Justitie gaf dan weer een ander voorstel mee hoe het Taaldecreet in haar ogen zowel de bescherming van de Nederlandse taal kon beogen als een volwaardige wilsovereenstemming zou kunnen garanderen: “Bovendien zou een regeling van een lidstaat die niet alleen zou voorschrijven dat zijn officiële taal moet worden gebruikt voor arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter maar bovendien zou voorzien in de mogelijkheid om daarnaast in een door alle betrokken partijen begrepen taal een rechtsgeldige versie van dergelijke overeenkomsten op te stellen, minder ingrijpen in het vrije verkeer van werknemers dan de in geding zijnde 323 Artikel 5, §3 Vlaams Taaldecreet. Zie supra p. 6-7, nr 16-18. Deze bepaling is onveranderd gebleven in het huidige Taaldecreet en bepaalt dat een vertaling enkel mogelijk is indien de samenstelling van het personeel dit rechtvaardigt en op eenparige aanvraag van de werknemersleden van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van een ondernemingsraad, op eenparig verzoek van de syndicale afvaardiging of, bij ontstentenis van beide, op verzoek van een afgevaardigde van een representatieve vakorganisatie. Dit verzoek moet schriftelijk gebeuren en moet elk jaar vernieuwd worden en moet worden meegedeeld aan de controlediensten van het decreet. 324 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 70. 70 regeling, maar toch geschikt zijn om de doelstellingen van die regeling te waarborgen.”325 219. Door in tegenstelling tot Jääskinen niet afzonderlijk in te gaan op de drie verschillende doelstellingen van het Taaldecreet maar wel een concreet alternatief aan te bieden dat de draagwijdte van het decreet beperkt, kan worden besloten dat het Hof van mening is dat deze alternatieve regeling minder restrictief maar even effectief is om de drie doelstellingen van het Taaldecreet te verwezenlijken. Het kan interessant zijn om ze alle drie te overlopen. a. De bescherming van werknemers 220. De taalbelemmeringen van het Vlaams Taaldecreet waren van toepassing op alle arbeidsovereenkomsten die gesloten worden door alle werkgevers met exploitatiezetel in Vlaanderen, zonder rekening te houden met de gemeenschappelijke taal van de werknemer en werkgever of met de aard van de arbeid in kwestie. Advocaat-generaal Jääskinen vond deze werkingssfeer veel te ruim en veroordeelde dan ook het uitsluitend, absoluut karakter van het Taaldecreet.326 221. Jääskinen vond het niet noodzakelijk “om het uitsluitende gebruik van het Nederlands voor te schrijven om ervoor te zorgen dat de werknemer van een onderneming met zetel in de betrokken regio doeltreffend kennis kan nemen van de informatie die hij zowel voor of na zijn contractuele verbintenis nodig heeft”.327 222. Door het gebruik van het Nederlands in de arbeidsrelaties ook voor nietNederlandssprekende werknemers te gaan verplichten, ga je het voor hen net moeilijker maken om te communiceren met hun werkgever en ga je hen net minder bescherming bieden. Zo stelt hij in zijn conclusie dat “niet-Nederlandstalige werknemers worden (…) benadeeld ten opzichte van de andere werknemers. (…) Voor deze laatste personen kan voormelde regeling resulteren in onzekerheid betreffende de precieze inhoud van de rechten en de verplichtingen in het kader van hun arbeidsovereenkomst en betreffende de precieze voorwaarden van hun 325 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 32. Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 72. 327 Ibid., paragraaf 48. 326 71 beroepsactiviteit, welke juridische en praktische onzekerheid slechts kan worden weggenomen door een beroep te doen op de bijstand van derden”328. 223. Het Vlaams Taaldecreet kan dan wel mogelijks de Nederlandstalige werknemers beschermen, ze beschermt niet alle werknemers waardoor het decreet verder gaat dan noodzakelijk is. Hij besluit dan ook dat hij het Taaldecreet niet nodig vindt om deze doelstelling te verwezenlijken en dat “de belangen van de werknemers (…) naar mijn mening beter [zouden] kunnen worden beschermd door een alternatieve regeling, op grond waarvan de partijen ook andere talen dan het Nederlands zouden mogen gebruiken, desnoods in voorkomend geval met een verplichte vertaling in het Nederlands.”329 b. Het vergemakkelijken van administratieve controles 224. Verder vond Jääskinen de opgelegde taalrestricties niet absoluut noodzakelijk om de administratieve controles in goede omstandigheden te kunnen uitvoeren.330 Hij haalde daarvoor het arrest Commissie tegen Duitsland331 aan waarin de vertalingsverplichting die Duitsland oplegde aan werkgevers slechts was toegelaten voor zover ze betrekking had op een beperkt aantal documenten en geen zware administratieve lasten meebracht voor de werkgever. Jääskinen is dan ook van mening dat het Vlaams Taaldecreet niet voldoet aan deze twee voorwaarden.332 225. Hij eindigt door te zeggen dat er volgens hem een minder restrictieve maar even effectieve alternatieve maatregel mogelijk is: “Zoals ik het zie, kan ook die doelstelling evenwel adequater worden verwezenlijkt via het opstellen, voor zover dit nodig is, van vertalingen van die arbeidsdocumenten in de ter plaatse gebruikte officiële taal, zonder dat van meet af aan het uitsluitende gebruik van deze officiële taal hoeft te worden opgelegd.”333 328 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 45. 329 Ibid., paragraaf 48. 330 Ibid., paragrafen 51 tot 53. 331 Commissie v. Duitsland, 18 juli 2007, C-490/04, rechtsoverweging 70. 332 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 52 en 53. 333 Ibid., paragraaf 51. 72 226. Het Hof volgde dit voorstel van Jääskinen echter niet en vond het perfect aanvaardbaar dat het Vlaams Taaldecreet wel degelijk steeds een Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument verplicht stelde. c. Het promoten van een officiële taal 227. Jääskinen gelooft niet dat “het loutere opstellen van arbeidsovereenkomsten met een grensoverschrijdend karakter in een andere taal dan het Nederlands door enkele ondernemingen met zetel in Vlaanderen een bedreiging zou kunnen vormen voor het bloeiende gebruik van deze laatste taal”.334 Hiermee toont hij aan dat hij vindt dat de strenge Vlaamse taalmaatregelen niet noodzakelijk zijn om het beoogde doel, namelijk de bescherming van het Nederlands, te bereiken. 228. Hij is van mening dat die maatregelen wel als noodzakelijk zouden kunnen worden beschouwd indien het om een verhouding zou gaan die de overdracht van kennis met zich meebrengt, zoals in het geval van school- of universitair onderwijs.335 Met deze stelling maakt Jääskinen duidelijk dat de zaak Las absoluut niet te vergelijken is met de zaak Groener van 1989, waarin het Hof Ierse taalvereisten voor een onderwijspositie aanvaardde.336 2. De sancties in geval van niet-naleving 229. Artikel 10 van het Vlaams Taaldecreet bepaalde dat stukken die waren opgesteld in strijd met het Taaldecreet ambtshalve nietig moesten worden verklaard door de rechter.337 Dat betekent dat de rechter geen acht mocht slaan op de in de verkeerde taal opgestelde documenten en dat hij geen rekening mocht houden met de inhoud ervan. Het nietige stuk kon niet worden gerepareerd door een vertaling van het document in de juiste taal (het Nederlands).338 De absolute nietigheid mocht de werknemer wel geen schade toebrengen.339 334 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 12. 335 Ibid. 336 Supra p. 40-41, nr. 117-119. 337 Artikel 10 Vlaams Taaldecreet. 338 Dit in tegenstelling tot de ‘nietigheid’ waarin artikel 52 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken voorziet. 339 Artikel 10, vijfde lid Vlaams Taaldecreet. 73 230. Advocaat-generaal Jääskinen was duidelijk van oordeel dat die absolute nietigheid verder ging dan noodzakelijk340 maar de positie van het Hof is minder gemakkelijk af te leiden uit de bewoording van het arrest. Het haalt de sanctie van het Taaldecreet wel aan bij haar evenredigheidstoets341 maar veroordeelt het niet in een duidelijke bewoording zoals advocaat-generaal Jääskinen dat wel deed. Het enige wat het deed was voorstellen dat in grensoverschrijdende gevallen partijen bij een arbeidsovereenkomst hun overeenkomst in een andere taal dan het Nederlands moeten kunnen opstellen342, maar dit vind ik eerder een uitspraak over de draagwijdte van de verplichting dan over de sanctie van de verplichting. Wel vermeldde het Hof in het beschikkend gedeelte van het arrest, waarin ze de Vlaamse regeling veroordeelde, ook de opgelegde absolute nietigheid343 maar door een letterlijke lezing zou men er uit kunnen afleiden dat de nadruk toch ligt op de draagwijdte van het Taaldecreet. 231. Alle auteurs zijn het er echter over eens dat het Hof net vooral over de sanctie struikelde in haar evenredigheidstoets wat tot haar oordeel leidde dat de taalmaatregelen van het Vlaams Taaldecreet verder gaan dan noodzakelijk is om haar doelstellingen te bereiken.344 232. Het Hof bedoelde echter waarschijnlijk wel dat ze de sanctie overdreven vond, anders zou ze hem niet vermeld hebben in de voor het overige erg korte motivering. Maar stellen dat het de sanctie is die heeft geleid tot een veroordeling van het Vlaams Taaldecreet, gaat voor mij te ver. Ik geloof dat indien de sanctie bijvoorbeeld de niettegenwerpbaarheid aan de werknemer zou ingehouden hebben (waarover later meer), het Hof van Justitie het Vlaams Taaldecreet nog altijd veroordeeld zou hebben. Dit zou namelijk niets veranderen aan het feit dat elk document met betrekking tot de arbeidsrelatie enkel in het Nederlands mocht opgesteld zijn. Volgens mij is het dan ook dit element waar het Hof vooral over struikelde, en niet de sanctie. 340 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 80. 341 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 30. 342 Ibid., rechtsoverweging 31. 343 Ibid., beschikkend deel. 344 Waarvan de meest uitgebreide zijn: D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 201415, nr. 23, p. 889; T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 6; C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT 2014, nr. 1197, p. 366; S. van der Jeught, EU Language Law, Groningen, Europa law publishing, 2015, p. 247. 74 233. Over het belang van de nietigheidsanctie bij de veroordeling van het Taaldecreet valt mijns inziens dus te discussiëren maar het staat in elk geval vast dat Jääskinen en waarschijnlijk ook het Hof vonden dat de sanctieregeling van het Vlaams Taaldecreet verder ging dan noodzakelijk was om haar doelstellingen te bereiken. Een belangrijke vraag is echter of ze ook een alternatief voorhanden hadden dat minder restrictief maar even effectief is om de doelstellingen van het Taaldecreet te verwezenlijken. 234. Advocaat-generaal Jääskinen stelde heel duidelijk dat de Vlaamse decreetgever beter zou kiezen voor een niet-tegenwerpbaarheid van het onregelmatige document ten aanzien van de werknemer, in combinatie met de verplichting om te zorgen voor de vervanging van het document door een document dat in overeenstemming is met de taalvereisten.345 235. Het Hof ging daarentegen niet in op het voorstel van Jääskinen en vond het aanvaardbaar dat in eerste instantie een Nederlandse versie moet worden opgesteld en dat de mogelijkheid wordt geopend om daarnaast een rechtsgeldige versie in een door alle betrokken partijen begrepen taal op te stellen. Met dit voorstel menen Cuypers en Verschueren dat het Hof ingaat tegen het voorstel van de advocaatgeneraal en dat ze niet kiezen voor de voorlopige niet-tegenwerpbaarheid die ook wordt gehanteerd in de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966.346 236. Daarentegen geloven ze dat de enige sanctieregeling die aansluit bij het voorstel van het Hof om naast de Nederlandstalige versie ook een anderstalige versie van een arbeidsovereenkomst op te stellen, de relatieve nietigheid is.347 Op beide voorstellen wordt dieper ingegaan in de analyse van het Vlaams Taaldecreet vandaag.348 B. Toetsing Vlaams Taaldecreet vandaag 237. Het Hof van Justitie ging zoals gezegd niet afzonderlijk in op de drie afzonderlijke doelstellingen van het Taaldecreet. Het vond dat het Taaldecreet verder gaat dan strikt noodzakelijk was en achtte een regeling waarbij de Vlaamse decreetgever enerzijds een verplichte Nederlandse versie van de arbeidsovereenkomst oplegde maar waarbij 345 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 80. 346 D. Cuypers en H. Verschueren, “Noot onder HvJ 16 april 2013, C-202/11, Las”, RW 2013-2014, nr. 15, p. 599. 347 Ibid. 348 Infra p. 90, nr. 288 e.v. 75 steeds een alternatieve rechtsgeldige versie in een andere taal kon worden opgesteld, minder restrictief maar even effectief.349 Het is dan ook zaak om van de huidige bepalingen van het Taaldecreet na te gaan of ze voldoen aan dit voorstel van het Hof van Justitie. 1. Draagwijdte van het Taaldecreet a. De taal in arbeidsovereenkomsten in grensoverschrijdende situaties 238. Op het eerste zicht arbeidsovereenkomsten lijkt met het Vlaams Taaldecreet een grensoverschrijdend op het karakter vlak van door het reparatiedecreet inderdaad geen inbreuk meer te vormen op het vrij verkeer van werknemers. Het volgde de aanbeveling van het Hof van Justitie in het arrest Las door een alternatieve rechtsgeldige versie van de arbeidsovereenkomsten te aanvaarden. Waar het Hof echter voorstelde om die alternatieve versie te laten opmaken “in een door alle betrokken partijen begrepen taal”350, beperkte de Vlaamse decreetgever die mogelijkheid naar een versie “in een officiële taal van de EU of van een EER-lidstaat”351. 239. De Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) stelde zich vragen over de noodzaak van deze beperking en stelde voor om toch gewoon de aanbeveling van het Hof van Justitie te volgen.352 De Vlaamse decreetgever deed dit echter niet en gaf daarvoor het volgende antwoord: “Het is de keuze geweest om de aanpassingen aan het decreet zo minimaal mogelijk te houden. Bijgevolg werd enkel de mogelijkheid voorzien om een andere officiële Europese taal te hanteren bij de individuele arbeidsovereenkomst.”353 349 Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11, rechtsoverweging 32. Ibid., rechtsoverweging 32. 351 Nieuwe artikel 5, §2 Vlaams Taaldecreet. De Europese Unie telt 24 officiële talen: Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds. 352 Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), Advies Voorontwerp van decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, 14 oktober 2013, nr. 8739, www.serv.be/serv/publicatie/advies-vlaams-taaldecreet, p. 2. 353 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 9 350 76 240. Het is dus duidelijk dat de Vlaamse decreetgever haar Taaldecreet zo minimaal mogelijk wilde aanpassen en dat het van mening is dat het ‘aanbieden’ van enkel de officiële talen van de Europese Unie voldoende is om een nieuwe veroordeling door het Hof van Justitie te vermijden. Toch zijn er enkele probleempunten te vinden in deze beperking. 241. Het kan interessant zijn om per doelstelling van het Vlaams Taaldecreet afzonderlijk na te gaan of deze beperking van het aantal talen strikt noodzakelijk is om deze doelstellingen te bereiken. i. De bescherming van werknemers 242. Net als de SERV, vroeg ook de Raad van State zich in zijn advies over het ontwerp van decreet af “waarom de mogelijkheid om een bijkomende rechtsgeldige versie van de arbeidsovereenkomst op te stellen beperkt wordt tot een aantal talen”354. Hierop antwoordde de decreetgever dat “op deze manier voor iedere EU/EER burger een rechtsgeldige arbeidsovereenkomst [kan] worden opgesteld in de officiële taal van zijn eigen (of een andere) lidstaat”355. 243. Bambust is van mening dat de decreetgever niet goed heeft nagedacht over de talenkennis van elke EU-burger en geeft daarom de volgende opmerking: “De Vlaamse wetgever lijkt er volgens mij ten onrechte van uit te gaan dat alle Europese burgers een Europese officiële taal beheersen.”356 244. Cuypers en Verschueren volgen die redenering en halen een voorbeeld aan: “Als gevolg van deze beperking in het Taaldecreet zou er tussen bijvoorbeeld een Duitse onderdaan van Turkse afkomst, en zijn Belgische werkgever, eveneens van Turkse afkomst, geen geldig in het Turks gestelde arbeidsovereenkomst kunnen worden gesloten, zelfs niet indien deze partijen gezamenlijk geen Nederlands of Duits begrijpen.”357 354 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 9. 355 Ibid. 356 I. Bambust, Vlaanderen Blinkt Taaldecreet Op, Gent, De Taalsector, 2014, p. 2. 357 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 892-893. 77 245. Niet enkel met talen van buiten de Europese Unie maar ook met talen van binnen de Europese Unie kunnen er problemen ontstaan. Nemen we het voorbeeld van een Spaanse onderdaan afkomstig uit Barcelona die enkel Catalaans spreekt. Hij wil met een Catalaanse onderneming met exploitatiezetel in Vlaanderen een arbeidsovereenkomst sluiten. Die overeenkomst moet verplicht in het Nederlands worden opgesteld en daarnaast mag ook een rechtsgeldige versie in een andere taal van de EU of EER worden opgesteld, zoals in het Spaans, maar niet in het Catalaans. Het Catalaans is namelijk geen officiële taal van de Europese Unie. Indien de onderneming toch een dergelijke overeenkomst zou ondertekenen, zou de Vlaamse rechter bij een mogelijke betwisting die arbeidsovereenkomst ambtshalve nietig moeten verklaren wegens strijdigheid met de bepalingen van het Vlaams Taaldecreet. 246. De kans dat een dergelijke uitkomst een toets met het vrij verkeer van werknemers (of discriminatie) zou overleven, lijkt me eerder klein. Ook Cuypers en Verschueren zijn diezelfde mening toegedaan: “In onze ogen volgt deze beperking niet uit het arrest van het Hof van Justitie en komt deze evenmin de bescherming van de zwakste partij ten goede. De werknemer zal immers niet de mogelijkheid hebben om een versie van de arbeidsovereenkomst te vragen in een taal die hij/zij en de werkgever begrijpen, wanneer dit een taal is die geen officiële taal van een EU- of EER-lidstaat is.”358 ii. Het vergemakkelijken van administratieve controles 247. Verder haalde de decreetgever ook aan dat een dergelijke beperking van het aantal toegelaten talen de controle op de arbeidsovereenkomsten mogelijk maakt en dat het niet mogelijk is om de werking van de bevoegde instellingen te voorzien in elke bestaande taal.359 Deze argumentatie overtuigt ook niet aangezien arbeidsovereenkomsten sowieso ook in het Nederlands voorhanden moeten zijn (en voorrang genieten) waardoor een controle reeds mogelijk is.360 Cuypers en Verschueren merken vervolgens ook fijntjes op dat ze het betwijfelen “of de 358 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 892-893. 359 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 9. 360 I. Bambust, Vlaanderen Blinkt Taaldecreet Op, Gent, De Taalsector, 2014, p. 2-3; D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 892-893. 78 Belgische en de Vlaamse inspectiediensten zo goed overweg kunnen met bepaalde officiële EU-talen, zoals het Fins of het Hongaars”361. iii. Het promoten van een officiële taal 248. Net zoals hierboven kan ook het argument dat de beperking van het aantal talen noodzakelijk is om de doelstelling van het promoten van een officiële taal te verwezenlijken, worden weerlegd door het feit dat er steeds een Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomst voorhanden moet zijn. Of de alternatieve versie dan in het Engels, Catalaans of zelfs het Chinees is opgesteld, is van geen belang: het Nederlands zal nog steeds zijn nut blijven hebben door de verplichte versie in het Nederlands. 249. De Vlaamse decreetgever haalt niet de eigen nationale identiteit – en dus bescherming van de Vlaamse taal – aan, maar wel de ‘nationale identiteit’ van alle talen van de Europese Unie als laatste verklaring voor deze beperking. De decreetgever stelt dat door deze beperking “de eerbiediging van de rijke verscheidenheid van cultuur en taal in de Europese Unie, zoals deze wordt bepaald in artikel 3, 3, van het verdrag betreffende de Europese Unie, [wordt] ondersteund.”362 De decreetgever geef dus aan dat het de andere talen van de Europese Unie wil steunen met deze beperking. Het is maar zeer de vraag of een dergelijk argument het Hof van Justitie zal overtuigen om de beperking in het aantal talen te aanvaarden. b. De voorrang van de Nederlandse versie van de arbeidsovereenkomst 250. Volgens artikel 5, § 4 van het Vlaams Taaldecreet heeft de Nederlandse versie van de arbeidsovereenkomst voorrang als er een verschil bestaat tussen de Nederlandse en de anderstalige versie. 251. In zijn advies over het ontwerp van decreet had de Raad van State nochtans gesteld dat een dergelijke voorrang niet aanvaardbaar is. Aangezien de Vlaamse decreetgever beide versies rechtsgeldig wilde maken, vond de Raad een dergelijke hiërarchische verhouding niet verantwoord en zou de voorrangsregeling een nieuwe 361 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 893. 362 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 9. 79 evenredigheidstoets door het Hof van Justitie niet overleven.363 Ook Engels en Minsier zijn die mening toegedaan.364 252. De Pelsmaeker en Vandenbossche volgen die zienswijze dan weer niet en zijn van mening dat het Hof van Justitie wel degelijk zou oordelen dat een voorrangsregeling door de beugel kan.365 Ook Judo en Defossez volgen deze visie.366 Cuypers en Verschueren stellen dan weer een genuanceerde mening toegedaan te zijn.367 253. Het kan interessant zijn om de argumenten van al deze partijen per doelstelling afzonderlijk te overlopen en op deze manier na te gaan of de huidige voorrang voor de Nederlandse versie van de arbeidsovereenkomst al dan niet noodzakelijk is om elke doelstelling te verwezenlijken. i. De bescherming van werknemers 254. De Pelsmaeker en Vandenbossche argumenteren in de eerste plaats dat ze betwijfelen dat het Hof van Justitie een dergelijke voorrangsregeling als een belemmering op het vrij verkeer van werknemers zou beschouwen. Ze vinden namelijk dat de last voor buitenlandse werknemers, namelijk dat ze voor de ondertekening van de arbeidsovereenkomst juridisch-taalkundig advies moeten inwinnen, niet noodzakelijk een belemmering uitmaakt. Een belemmering moet namelijk ‘van invloed zijn op de toegang van werknemers op de arbeidsmarkt’. Ze menen dat dit niet het geval is wanneer de aarzeling van werknemers om hun recht op vrij verkeer uit te oefenen kan worden beschouwd als ‘een te onzekere en indirecte omstandigheid’.368 363 Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1, p. 34. 364 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT 2014, nr. 1197, p. 367; P. Minsier, “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, p. 1608-1609. 365 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 7. 366 A. Defossez, “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 189; F. Judo, “Practicum. De taalwetgeving voor het bedrijfsleven na het arrest-Las. Lees maar, er staat niet wat er staat”, In Foro – ledenblad Unie der Rechters in Handelszaken van België 2013, nr. 4, p. 24. 367 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 901. 368 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 7. 80 255. Engels vraagt zich echter wel af of de voorrangsregeling aan de vereisten gesteld door het Hof van Justitie in de zaak Las voldoet. Daarin werd duidelijk de nadruk gelegd op de mogelijkheid om naast de Nederlandstalige versie ook een door alle betrokken partijen begrepen rechtsgeldige versie van de overeenkomst te kunnen opstellen. Hij vindt dat “de vraag gesteld [kan] worden of door de voorrang te verlenen aan de (wellicht) niet begrepen Nederlandse overeenkomst er aan deze vereiste geen afbreuk wordt gedaan”369. 256. Minsier, die net als Engels sceptisch is over de huidige voorrangsregeling, gelooft dat er een alternatief bestaat dat minder restrictief is: voorrang verlenen aan de versie die in de gemeenschappelijke taal is opgesteld.370 Defossez en Judo stellen echter dat deze regeling weliswaar het best zou aansluiten bij het vrij verkeer van werknemers maar dat ze de doelstelling van het Vlaams Taaldecreet, namelijk de bescherming van het Nederlands, zeker niet zou helpen verwezenlijken.371 257. Verder bestaan er twee alternatieve voorrangsregelingen die het best de bescherming van werknemers zouden garanderen. De eerste regeling, die ook in Frankrijk wordt gehanteerd, zou erin bestaan om voorrang te verlenen aan de versie die is opgesteld in de taal van de werknemer. Zo stelt het Franse artikel L. 1221-3, alinéa 3 du code du travail: “Les deux textes font également foi en justice. En cas de discordance entre les deux textes, seul le texte rédigé dans la langue du salarié étranger peut être invoqué contre ce dernier.”372 258. Dit zou echter betekenen dat de Vlaamse decreetgever het voorstel van het Hof van Justitie niet langer zou gebruiken en naast de verplichte Nederlandstalige arbeidsovereenkomst geen anderstalige versie zou toestaan in een gemeenschappelijke taal van zowel werknemer als werkgever, maar louter een versie in de taal van de werknemer. Stel bijvoorbeeld dat het om een Spaanse werknemer gaat die in Vlaanderen komt werken voor een Britse firma en vlot Engels spreekt, zou in dit geval de alternatieve arbeidsovereenkomst in het Spaans opgesteld moeten 369 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT 2014, nr. 1197, p. 367. P. Minsier, “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, p. 1608-1609. 371 A. Defossez, “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 189; F. Judo, “Practicum. De taalwetgeving voor het bedrijfsleven na het arrest-Las. Lees maar, er staat niet wat er staat”, In Foro – ledenblad Unie der Rechters in Handelszaken van België 2013, nr. 4, p. 24. 372 Article L. 1221-3, alinéa 3 du code du travail. 370 81 worden en niet in het Engels, waar het met de huidige bepalingen van het Vlaams Taaldecreet daarentegen op zou neerkomen. 259. Een variant hierop zou erin bestaan om bij betwisting over de interpretatie van de inhoud van de arbeidsovereenkomst te bepalen dat de werknemer zich steeds mag beroepen op de meest gunstige bepaling in beide versies. Cuypers en Verschueren zijn deze stelling toegedaan en geloven dat het Taaldecreet voor deze zienswijze niet moet aangepast worden.373 Ze geloven dat de huidige voorrangsregeling wel degelijk verzoend kan worden met de uitspraak van het Hof van Justitie in het arrest Las maar dat ze door de Belgische rechters genuanceerd moet worden door gebruik te maken van het vijfde lid van artikel 10 van het Vlaams Taaldecreet waarin staat dat de nietigheid de werknemer niet mag schaden. Hieruit leiden ze dus af dat de werknemer bij een betwisting over de interpretatie van de arbeidsovereenkomst zich steeds op de meest gunstige bepalingen uit zowel de Nederlandstalige versie als de versie opgesteld in een gemeenschappelijke taal mag beroepen. 260. Defossez vraagt zich echter af of een dergelijke oplossing wel conform is met de interpretatie van artikel 45 VWEU dat het Hof in het arrest Las eraan gaf, aangezien het daar veel aandacht besteedde aan de gelijkheid tussen de belangen van werkgever en werknemer en de vrije en geïnformeerde wilsovereenstemming tussen partijen.374 261. Als we geen rekening houden met de twee andere doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet en louter de vraag stellen of de huidige voorrangsregeling, die erin bestaat om voorrang te verlenen aan de Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomst, noodzakelijk is om werknemers te beschermen, moet hier negatief op geantwoord worden. We zitten namelijk steeds in grensoverschrijdende situaties waarin de werknemer net meestal het Nederlands niet machtig is. Hij is dus net minder beschermd door te bepalen dat de Nederlandstalige versie steeds primeert. Het alternatief dat Minsier voorstelt is dan ook minder restrictief en even, of zelfs meer, effectief: voorrang verlenen aan de versie die in de gemeenschappelijke taal is opgesteld. 373 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 901. 374 A. Defossez, “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 189. 82 262. Of dit alternatief ook even stevig te verdedigen valt voor de twee andere doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet, wordt hierna besproken. ii. Het vergemakkelijken van administratieve controles 263. Hier moet dus de vraag worden gesteld of de voorrang van de Nederlandstalige versie noodzakelijk is om administratieve controles te vergemakkelijken. Zoals gezien moeten we daarvoor nagaan of er alternatieve voorrangsregelingen bestaan die minder restrictief maar even effectief zijn om dit doel te bereiken. 264. Indien de Vlaamse decreetgever het voorstel van Minsier zou volgen dat voorrang wil geven aan de versie die in de gemeenschappelijke taal is opgesteld, zou dit mijns inziens ervoor zorgen dat administratieve controles minder gemakkelijk uitgevoerd kunnen worden. Dit zou er namelijk voor zorgen dat de controlediensten weliswaar steeds zouden beschikken over een Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument, maar dat wanneer hier iets mis mee zou zijn, men toch nog naar het anderstalige document moet kijken om zich ervan te vergewissen dat daarin hetzelfde staat als in het gecontroleerde Nederlandstalige document. Dit zou er de facto voor zorgen dat controlediensten niets hebben aan de Nederlandstalige arbeidsdocumenten. 265. Een ander voorstel kwam van Cuypers en Verschueren: de huidige voorrangsregeling kan behouden blijven maar rechters moeten bij een betwisting een soepele interpretatie hanteren waarmee werknemers zich steeds moeten kunnen beroepen op de bepalingen uit de versie die voor hen het meest voordelig is. Indien de Vlaamse decreetgever dus niets aanpast maar toestaat dat rechters een dergelijke interpretatie hanteren, zou dit voor de controlediensten niets veranderen. Zij mogen zich namelijk nog steeds beroepen op de Nederlandstalige versie om inbreuken vast te stellen en kunnen aan de hand van die versie boetes opleggen of eventueel in geschillen gebruiken. Het is namelijk enkel ingeval van een betwisting tussen werkgever en werknemer, en niet tussen werkgever en controlediensten, dat Cuypers en Verschueren van mening zijn dat de rechter een beroep moet kunnen doen op bepalingen uit de anderstalige versie. iii. Het promoten van een officiële taal 266. Als laatste doelstelling moet ook worden nagegaan of de voorrang van de Nederlandstalige versie noodzakelijk is om de Vlaamse taal te promoten/beschermen. 83 Zoals gezegd waren De Pelsmaeker en Vandenbossche in de eerste plaats van mening dat een voorrang voor de Nederlandstalige versie niet per se als een belemmering zou worden beschouwd door het Hof van Justitie. Maar zelfs als het Hof de voorrangsregeling als een belemmering zou beschouwen, geloven ze dat het nog altijd mogelijk is dat “de beleidsruimte van de Vlaamse Gemeenschap zwaarder doorweegt dan de gevolgen die artikel 5, § 4 [d.i. de voorrang van de Nederlandse versie] van het decreet kan teweegbrengen”375. Ook Defossez volgt dit argument: hij vindt dat het Hof bij een betwisting over de voorrangsregeling het fundamenteel recht van lidstaten, erkend in artikel 22 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet laten voorgaan op het vrij verkeer van werknemers.376 267. Deze auteurs zijn dus van mening dat de huidige voorrangsregeling, in al zijn strengheid, wel degelijk noodzakelijk is om de Vlaamse taal te promoten. Ik ben daar niet zo zeker van en geloof dat een soepelere interpretatie van de voorrangsregeling, zoals De Cuyper en Verschueren voorstellen, minder restrictief maar toch even effectief is om dit doel te bereiken. Het is minder restrictief omdat het werknemers die het Nederlands niet machtig zijn, beschermt tegen werkgevers die de Nederlandstalige arbeidsovereenkomst opstellen volgens een interpretatie die hen beter uitkomt. Anderzijds is het even effectief omdat de controlediensten zich, in tegenstelling tot het voorstel van Minsier, nog steeds kunnen beroepen op de Nederlandstalige versie en het nog steeds relevant en nodig blijft om een Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomst op te stellen. c. Andere arbeidsdocumenten in grensoverschrijdende situaties 268. Zoals gezegd mogen enkel individuele arbeidsovereenkomsten sinds het reparatiedecreet van 14 maart 2014 naast de Nederlandstalige versie voortaan ook een anderstalige rechtsgeldige versie hebben. Artikel 5, §1 van het Vlaams Taaldecreet bepaalt dat andere schriftelijke en mondelinge sociale betrekkingen tussen werkgever en werknemer onderworpen blijven aan de voorheen bestaande regeling en enkel in 375 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 7. 376 A. Defossez, “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 189. 84 het Nederlands mogen gebeuren.377 Er bestaat discussie in de rechtsleer of die regeling een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. 269. Zowel De Pelsmaeker en Vandenbossche als Defossez zijn van mening dat deze beperking tot arbeidsovereenkomsten geen inbreuk vormt. Hiervoor argumenteren ze dat de gelijkwaardigheid van de partijen en de vrijheid van wilsovereenstemming, de elementen die het Hof zo belangrijk vond in het arrest Las met betrekking tot arbeidsovereenkomsten, niet in dezelfde mate transponeerbaar zijn op andere situaties.378 Ten slotte wijzen ze er op dat terwijl zowel de arbeidsrechtbank die de prejudiciële vraag stelde over het Taaldecreet als advocaat-generaal Jääskinen de te onderzoeken kwestie niet beperkten tot arbeidsovereenkomsten, het Hof van Justitie dat duidelijk wel deed. Hieruit leiden ze af dat het Hof haar redenering inzake arbeidsovereenkomsten niet wilde doortrekken naar andere arbeidsdocumenten.379 270. De meerderheid van de rechtsleer meent echter dat het louter voor arbeidsovereenkomsten toelaten van een aanvullende anderstalige versie en niet voor andere arbeidsdocumenten, wel degelijk een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. Ze zijn namelijk van mening dat het Hof van Justitie zich dan misschien wel enkel uitsprak over arbeidsovereenkomsten, maar dat haar redenering gemakkelijk kan worden toegepast op alle andere documenten met betrekking tot de arbeidsrelatie.380 271. Ook de rechtspraak bevestigt deze meerderheidsstelling, hetgeen al duidelijk werd in de uiteindelijke beslissing van het Antwerpse arbeidshof in de zaak Las op 23 mei 2014, twee maanden na de publicatie van het reparatiedecreet. Het arbeidshof 377 Artikel 5, §1 Vlaams Taaldecreet. T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 13; A. Defossez. “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 190. 379 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 14; A. Defossez. “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, p. 189-190. 380 D. Cuypers en H. Verschueren. “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 892; C. Engels. “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 367; P. Minsier. “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, p. 1608-1609; S. van der Jeught, EU Language Law, Groningen, Europa law publishing, 2015, p. 248. 378 85 oordeelde dat, gelet op de argumentatie van het Hof van Justitie, deze strijdigheid met het Europees recht niet enkel voor de in het Engels opgestelde arbeidsovereenkomst geldt, maar eveneens voor “alle documenten die betrekking hebben op de arbeidsrelatie”.381 Met deze uitspraak ging het Antwerpse hof rechtstreeks in tegen het vernieuwde Taaldecreet. Indien het arbeidshof dat echter niet gedaan zou hebben, had ze de ontslagbrief waarin Anton Las werd ontslagen op 7 september 2009 in het Engels opgesteld nog steeds nietig moeten verklaren hetgeen zeker niet de bedoeling van het Hof van Justitie was. 272. Verder zijn er na het arrest Las nog enkele zaken over het Taaldecreet geweest waarin de hoven en rechtbanken die redenering verdergezet hebben. Eén van deze zaken is een arrest van 17 december 2013 voor het arbeidshof van Brussel. Daarin oordeelde het hof dat het verhoor in de aanloop naar een ontslag om dringende reden van de betrokken werknemer in het Engels door de directe oversten van de betrokken werknemer, geldig is.382 Interessant aan dit arrest is dat het arbeidshof van mening was dat een grensoverschrijdende situatie voldoende was om de argumentatie van het Hof van Justitie toe te passen op het plaatsgevonden verhoor, en op die manier dus verder te gaan dan louter arbeidsovereenkomsten. 273. Deze uitspraak dateert wel van vóór het reparatiedecreet van 14 maart 2014. Het huidig Vlaams Taaldecreet bepaalt namelijk expliciet dat enkel voor arbeidsovereenkomsten in grensoverschrijdende situaties een bijkomende anderstalige versie mag toegevoegd worden. Ook al lijkt het me dan ook moeilijker om terug te vallen op de ruime interpretatie van het arrest Las nu er een vernieuwd Taaldecreet is dat erg duidelijk enkel de strikte interpretatie van het arrest heeft omgezet in haar wetgeving, toch is er reeds rechtspraak die het vernieuwde Taaldecreet aan de kant schuift en resoluut kiest voor een interpretatie volgens het arrest Las. 274. In een arrest van 22 januari 2016 verklaarde het arbeidshof van Brussel namelijk dat enkele evaluaties en relevante e-mails die enkel in het Engels waren opgesteld, toch in overweging mochten genomen worden en niet nietig mochten worden verklaard, zoals de eiser had gevraagd.383 Het arbeidshof gaf de volgende reden op waarom het niet louter het Vlaams Taaldecreet had toegepast: “Een prejudicieel arrest van het 381 Arbh. Antwerpen 23 mei 2014, onuitg., 2011/AA/293. Arbh. Brussel 17 december 2013, JTT 2014, p. 117. 383 Arbh. Brussel 22 januari 2016, 2014/AB/794. 382 86 Hof van Justitie heeft immers ook bindende werking ten aanzien van alle andere rechterlijke instanties van de lidstaten die op de in het arrest beantwoorde vragen stoten. (vgl. K. Lenaerts en P. Van Nuffel, Europees recht in hoofdlijnen, 4de uitgave, Maklu, Antwerpen/Apeldoorn 2008, nr. 872).”384 275. Indien alle hoven en rechtbanken bovenstaande redenering toepassen, wordt de strikte omzetting door de Vlaamse decreetgever eenvoudig buitenspel gezet en kan de ruime invulling van het arrest Las steeds worden gehanteerd. Zo kan dan de geldigheid van alle arbeidsdocumenten, en niet louter van arbeidsovereenkomsten, in grensoverschrijdende zaken die niet enkel in het Nederlands werden opgesteld, aanvaard worden. 276. De kans dat alle hoven en rechtbanken die redenering zullen toepassen, lijkt me echter klein. Aangezien het Hof van Justitie in het arrest Las louter spreekt over arbeidsovereenkomsten en niet over arbeidsdocumenten, en het vernieuwde Taaldecreet duidelijk enkel een andere versie van de arbeidsovereenkomst aanvaardt, zullen er ongetwijfeld ook rechters zijn die andere arbeidsdocumenten die niet in het Nederlands zijn opgesteld toch nietig zullen verklaren.385 277. Ik geloof dat voor beide keuzes iets te zeggen valt waardoor de kans op tegenstrijdige uitspraken (en dus rechtsonzekerheid) reëel wordt, maar ook de kans op nieuwe vragen aan het Hof groot is. Zoals Engels het verwoordt: “[Er] zullen zich wellicht nog nieuwe prejudiciële vragen aandienen voor het Europese Hof van Justitie, tenzij rechtbanken en hoven reeds zelf de knoop doorhakken.”386 Zo is er reeds een zaak hangende over de bepaling van het Vlaams Taaldecreet dat alle wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden van ondernemingen, waaronder ook facturen, enkel in het Nederlands mogen opgesteld zijn.387 278. Het kan interessant zijn om opnieuw per doelstelling van het Taaldecreet afzonderlijk na te gaan of het beperken tot arbeidsovereenkomsten om een alternatieve versie op te stellen, noodzakelijk is om elke doelstelling te verwezenlijken. 384 Arbh. Brussel 22 januari 2016, 2014/AB/794, p. 10. Die redenering volgt uit C. Engels. “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 366. 386 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT 2014, nr. 1197, p. 367. 387 Dit gaat echter over het vrij verkeer van goederen, waardoor een bespreking minder relevant zou zijn in deze thesis die handelt over het vrij verkeer van werknemers. Ondertussen is de conclusie van de advocaat-generaal reeds verschenen; zie Conclusie van 21 april 2016 van advocaat-generaal H. Saugmandsgaard Øe bij zaak Valmar v. Global Pharmacies Partner Health, C-15/15. 385 87 i. De bescherming van werknemers 279. Zoals reeds gezegd zijn De Pelsmaeker en Vandenbossche enerzijds en Defossez anderzijds van mening dat deze beperking geen inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers. Naast hun algemeen toepasbare argumenten, die ik reeds besprak, zijn ze ook met betrekking tot de bescherming van werknemers van mening dat het voldoende is dat de vertaling van arbeidsdocumenten reeds op eenparig verzoek van de ondernemingsraad kan gevraagd worden.388 Deze mogelijkheid bestond echter reeds voor het arrest Las en dit heeft het Hof desalniettemin niet weerhouden om het Vlaams Taaldecreet toch te veroordelen. De kans dat dit argument in een mogelijke volgende betwisting het Hof wél zal kunnen overtuigen, lijkt me dan ook klein. 280. Minsier daarentegen gelooft wel dat deze beperking nog steeds een inbreuk vormt op het vrij verkeer van werknemers en haalt, om dit te staven, enkele voorbeelden van arbeidsdocumenten aan die in het huidige decreet nog steeds enkel in het Nederlands mogen opgesteld zijn, ook in grensoverschrijdende situaties: 281. “L’on pense notamment au règlement de travail d’une entreprise: son contenu peut directement influencer la décision d’un travailleur de travailler au sein d’une entreprise et de contracter un contrat de travail ou un autre type de contrat. (…) Comment les droits de la défense d’un travailleur pourraient-ils être respectés dans le cadre de procédures internes – procédure disciplinaire, procédure d’évaluation, procédure de promotion, etc. – si celles-ci sont menées dans une langue qu’il ne comprend pas?”389 282. Ik volg deze stelling en geloof dat het niet-toestaan van de mogelijkheid om een alternatieve rechtsgeldige versie toe te voegen aan het Nederlandstalige arbeidsdocument niet noodzakelijk is om werknemers te beschermen. Het enige gevolg van deze beperking is namelijk dat niet-Nederlandstalige werknemers voor alle arbeidsdocumenten behalve de arbeidsovereenkomst benadeeld blijven ten opzichte van de Nederlandstalige werknemers. 283. Mijns inziens bestaat er namelijk een alternatief dat minder restrictief is maar tevens even effectief is om deze doelstelling te bereiken: de verplichte opstelling van het 388 Artikel 5, §3 Vlaams Taaldecreet. P. Minsier, “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, p. 1609. 389 88 arbeidsdocument in het Nederlands maar daarnaast ook de mogelijkheid om steeds, net als voor arbeidsovereenkomsten, een rechtsgeldige versie in een andere taal op te stellen. ii. Het vergemakkelijken van administratieve controles 284. Een andere vraag kan erin bestaan of deze beperking wel nodig is om administratieve controles gemakkelijker te laten verlopen. Zo stelde Blanpain zich hier vragen over: indien werknemers zouden kunnen afdwingen dat alle arbeidsdocumenten ook in een andere taal zouden worden opgesteld die zowel werkgever als werknemer verstaan, “hoe moet de sociale inspectie dat controleren?”390 285. Exact dezelfde argumentering als bij de beperking van het aantal talen kan ook hier gebruikt worden om te weerleggen dat het noodzakelijk is om deze mogelijkheid tot alternatieve versie niet te voorzien voor alle arbeidsdocumenten. Het alternatief waarbij de regeling van bij de arbeidsovereenkomsten eenvoudigweg zou worden doorgetrokken naar alle arbeidsdocumenten, zou mijns inziens minder restrictief zijn maar even effectief. Op die manier zou er namelijk, naast de alternatieve rechtsgeldige versie van het arbeidsdocument in een andere taal, nog altijd ook een versie in het Nederlands voorhanden moeten zijn waardoor de sociale inspectie zonder bijkomende vertaalmoeilijkheden de betrokken documenten, zoals bijvoorbeeld het arbeidsreglement, zou kunnen controleren. 286. Zoals reeds gezien bij de tweede rechtsvraag391 achtte de advocaat-generaal deze doelstelling op zich legitiem392 en verwees hij daarbij naar Letland, Roemenië, Slovenië en Frankrijk als andere lidstaten die deze doelstelling gebruiken ter rechtvaardiging van taalmaatregelen.393 In mijn bespreking van de wetgevingen van deze lidstaten394 kwam ik echter tot de conclusie dat hun taalmaatregelen telkens een alternatieve versie van het arbeidsdocument toelaten, waar het Vlaams Taaldecreet dat niet deed. 390 R. Blanpain, “Taaldecreet blijft overeind”, Juristenblad, 24 april 2013, p. 16. Supra p. 38, nr. 110. 392 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 49. 393 Ibid., voetnoot 29. 394 Supra p. 15, nr. 42 e.v. 391 89 iii. Het promoten van een officiële taal 287. De beperking van de nieuwe regeling tot arbeidsovereenkomsten lijkt ook niet noodzakelijk te zijn om de laatste doelstelling van het Vlaams Taaldecreet, namelijk het promoten van een officiële taal, te verwezenlijken. Zoals hierboven lijkt het mij ook hier voldoende dat er steeds een Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomst voorhanden is om de relevantie van het Nederlands in Vlaanderen te vrijwaren. 2. De sancties in geval van niet-naleving 288. Ik poneerde reeds de stelling dat ik van mening ben dat het Hof van Justitie in haar uitspraak in de zaak Las niet expliciet duidelijk maakte dat ook de sanctie overdreven was, wat advocaat-generaal Jääskinen wel gedaan had, waardoor het leek alsof het Hof het niet noodzakelijk vond dat de absolute nietigheid werd aangepast. De Vlaamse decreetgever, die het Taaldecreet enkel daar wilde wijzigen waar nodig395, vond het dan ook niet nodig om ook de sanctie aan te passen. 289. Alle auteurs zijn het er echter over eens dat het Hof van Justitie wel degelijk heel duidelijk ook de absolute sanctie heeft veroordeeld.396 Engels is van mening dat die sanctie in dit geval nog steeds disproportioneel is en daarom in strijd is met het vrij verkeer van werknemers. Hij vindt dat “de geest van het arrest Las sluit wellicht het opleggen van een sanctie voor het niet naleven van de regel dat de arbeidsovereenkomst (ook) in het Nederlands moet worden opgesteld niet uit, doch mag o.i. niet inhouden dat de anderstalige overeenkomst zondermeer als absoluut nietig moet beschouwd worden, zeker niet in situaties waarin de anderstalige overeenkomst gesloten is in de enige taal die de twee contractspartijen allebei begrijpen.”397 395 Ontwerp van decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, 14 februari 2014, Verslag, nr. 2340/2, p. 7. 396 P. Minsier, “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, p. 1610; T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 6; C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 366; D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 902. 397 C. Engels, “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT, 2014, nr. 1197, p. 366. 90 290. Ook de rechtspraak sinds het arrest Las volgt deze piste. In de eerste plaats was het Antwerpse arbeidshof in zijn eindbeslissing in de zaak Las op 23 mei 2014 van mening dat “het Hof van Justitie (…) in het bovenvermelde arrest van 16 april 2013 [oordeelde] dat het toenmalige art. 10 Vlaams Taaldecreet art. 45 VWEU schendt.”398 Dat artikel 10 werd echter niet aangepast in het reparatiedecreet dat twee maanden voor deze uitspraak van het Antwerpse arbeidshof was gepubliceerd waardoor het een duidelijke kritiek richt aan de Vlaamse decreetgever. 291. Indien het arbeidshof niet had gesteld dat het Hof van Justitie artikel 10 van het Vlaams Taaldecreet had veroordeeld, dan had ze de ontslagbrief waarin Anton Las werd ontslagen op 7 september 2009 (maar die in het Engels was opgesteld) nog steeds nietig moeten verklaren. Had het Antwerpse arbeidshof namelijk het vernieuwde Vlaams Taaldecreet op die ontslagbrief toegepast, dan had ze moeten oordelen dat dit geen arbeidsovereenkomst was en dus de oude regeling, en ook de sanctieregeling, van toepassing bleef op de brief. Een dergelijke nietigverklaring zou zeker niet de bedoeling van het Hof van Justitie geweest zijn hetgeen het Antwerpse arbeidshof dus ook vond. 292. Verder stelde het arbeidshof van Brussel in een arrest van 22 januari 2016: “In zijn arrest van 16 april 2013 heeft het Hof van Justitie inderdaad gesteld dat de sanctie die het Taaldecreet aan de overtreding van zijn bepalingen verbindt, met name de door de rechter ambtshalve aan te voeren nietigheid van deze overeenkomsten, strijdig is met artikel 45 VWEU [eigen onderlijning].”399 Het is echter wachten op verdere rechtspraak om na te gaan of er ook tegenovergestelde uitspraken komen. 293. Het is dus duidelijk dat Jääskinen, het Hof van Justitie, nagenoeg alle auteurs en ook de rechtspraak die sinds het arrest Las is verschenen, van mening zijn dat de huidige sanctie van de absolute nietigheid verder gaat dan noodzakelijk is om haar doelstellingen te bereiken. Het is ook opvallend dat deze sanctie in geen enkele andere lidstaat van de Europese Unie wordt opgelegd bij overtreding van een taalmaatregel.400 398 Arbh. Antwerpen 23 mei 2014, onuitg., 2011/AA/293, p. 6. Arbh. Brussel 22 januari 2016, 2014/AB/794, p. 10. 400 Supra p. 15, nr. 42 e.v. 399 91 294. Zoals gezien vond Jääskinen dat een niet-tegenwerpbaarheid van het onregelmatige document ten aanzien van de werknemer, in combinatie met de verplichting om te zorgen voor een vervanging van het document, een sanctie zou zijn die een minder grote inbreuk zou vormen op het vrij verkeer van werknemers maar nog steeds effectief is om de doelstellingen van het Taaldecreet te verwezenlijken.401 Deze sanctie zien we ook terugkomen in Frankrijk, Litouwen, Polen en Slowakije.402 Het Hof van Justitie nam dit voorstel van Jääskinen echter niet over en uit haar argumentatie menen Cuypers en Verschueren te kunnen opmaken dat het Hof daarentegen de sanctie van de relatieve nietigheid genegen is.403 295. Het kan interessant zijn om van deze beide alternatieven voor de absolute nietigheid te onderzoeken of ze inderdaad minder restrictief voor het vrij verkeer van werknemers maar toch even effectief zijn om de doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet te verwezenlijken. a. De sanctie van voorlopige niet-tegenwerpelijkheid als alternatief 296. De voorlopige niet-tegenwerpelijkheid, die zowel door Jääskinen als door De Pelsmaeker en Vandenbossche wordt voorgesteld, wordt reeds als sanctie voorzien door artikel 59 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik der talen in bestuurszaken.404 Daarin betekent niet-tegenwerpelijkheid dat zolang het document niet in de correcte taal is opgesteld, het document niet in een rechtsgeding of tussen partijen aangewend kan worden.405 Die niet-tegenwerpelijkheid is evenwel voorlopig, want onmiddellijk na de vervanging door een stuk in de correcte taal, zal het nieuwe document retroactief volledig uitwerking hebben. Die vervanging kan ofwel vrijwillig dan wel na aanmaning of op bevel van de vrederechter gebeuren.406 297. Interessant is dat het net deze gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken zijn die men in 1973 ontoereikend achtte om het 401 Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11, paragraaf 80. 402 Supra p. 15, nr. 42 e.v. 403 D. Cuypers en H. Verschueren, “Noot onder HvJ 16 april 2013, C-202/11, Las”, RW 2013-2014, nr. 15, p. 599. 404 De gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966. 405 I. Deweerdt, T. De pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 67. 406 Ibid. 92 Nederlands te beschermen en daardoor de rechtstreekse aanleiding vormden voor het aannemen van het Vlaams Taaldecreet. Men vond in de eerste plaats dat de wet te veel ruimte voor vrije vertalingen toeliet, wat meestal resulteerde in Franstalige arbeidsovereenkomsten.407 In de tweede plaats bleek ook net de sanctieregeling niet efficiënt, omdat documenten die in de verkeerde taal werden opgesteld, steeds retroactief konden worden vervangen.408 Nu is het merkwaardig dat De Pelsmaeker en Vandenbossche in hetzelfde artikel waarin ze de vaststelling maken dat de sanctie van voorlopige niet-tegenwerpelijkheid in het verleden niet bleek te werken, pleiten om net diezelfde sanctie opnieuw in te voeren. 298. Dat deze alternatieve sanctie minder restrictief is voor het vrij verkeer van werknemers, hoeft weinig betoog. Arbeidsdocumenten die louter in een andere taal dan het Nederlands opgesteld zijn, zouden niet langer ex tunc uit het rechtsverkeer moeten geweerd worden en zouden bij een betwisting louter moeten vervangen worden door een Nederlandstalige versie. Werknemers – en dus ook ondernemingen– in grensoverschrijdende gevallen zouden op die manier beduidend minder worden belemmerd in het taalgebruik. 299. Of deze sanctie van de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid naast minder restrictief ook nog voldoende effectief is om de drie doelstellingen te verwezenlijken die werden opgegeven door de Vlaamse decreetgever, zal ik hierna onderzoeken. i. De bescherming van werknemers 300. Indien de Vlaamse decreetgever deze alternatieve sanctie van de voorlopige niettegenwerpelijkheid op alle bepalingen van het Vlaams Taaldecreet van toepassing zou verklaren, ben ik van mening dat deze sanctie minder effectief zou zijn om de doelstelling van de bescherming van werknemers te verwezenlijken. Ik geloof namelijk dat werknemers die louter het Nederlands machtig zijn, slechter af gaan zijn. Ook al blijft de verplichting bestaan om steeds in een Nederlandstalige versie te voorzien, er zal geen enkele incentive voor werkgevers meer bestaan om dit effectief te doen. Het enige dat een werkgever namelijk zou moeten doen in geval van een 407 D. Cuypers en H. Verschueren, “Zaak C-202/11, Las”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2013, p. 505. 408 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 3. 93 betwisting omwille van het feit dat er geen Nederlandstalige versie voorhanden is, bestaat erin de anderstalige versie te vertalen naar het Nederlands. 301. En men kan dan wel argumenteren dat de anderstalige versie steeds moet begrepen worden door beide partijen (en dus ook door de werknemer), toch denk ik dat Vlaamse werknemers die het Engels – dat in de praktijk nagenoeg altijd zal gehanteerd worden in de anderstalige versie - weinig machtig zijn, het mogelijks moeilijker kunnen krijgen op de arbeidsmarkt. Net door het feit dat deze werknemers kunnen eisen dat hun arbeidsovereenkomst in het Nederlands wordt opgesteld, lijkt het mij niet onwaarschijnlijk dat (internationale) werkgevers sneller geneigd zijn om iemand aan te nemen die het Engels wel volledig machtig is wiens arbeidsovereenkomst gewoon in het Engels kan opgesteld worden. En is dat een Vlaming die bij zijn ontslag stelt dat er een inbreuk bestaat op het Vlaams Taaldecreet omdat er geen Nederlandstalige versie aanwezig is, dan vertaalt de werkgever doodeenvoudig de Engelse arbeidsovereenkomst naar het Nederlands. 302. Een variant op deze alternatieve sanctie, die op het eerste zicht tegemoet zou komen aan de hierboven vermelde kritiek, zou erin kunnen bestaan om enkel in grensoverschrijdende gevallen de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid in te voeren als sanctie maar in zuiver interne situaties de huidige sanctie van de absolute nietigheid te behouden. 303. In dat geval zou een werkgever in geval van een betwisting over een arbeidsovereenkomst die hij gesloten had met een werknemer die uit een andere lidstaat van de Europese Unie afkomstig is en geen Nederlandstalige versie had opgesteld, de situatie gemakkelijk kunnen regulariseren. De werknemer zou niet langer de absolute nietigheid van de overeenkomst kunnen eisen en zo onredelijke voordelen toegekend krijgen die helemaal geen uiting waren van de wilsovereenkomst tussen werkgever en werknemer bij het begin van de arbeidsbetrekking. Dit is dus duidelijk minder restrictief ten aanzien van het vrij verkeer van werknemers. Het is ook even effectief om de doelstelling van de bescherming van werknemers te verwezenlijken. Aangezien deze werknemer sowieso een arbeidsovereenkomst zou ondertekend hebben in een taal die ook hij begreep, zou hij even goed beschermd zijn als met de sanctie van de absolute nietigheid. 94 304. Werkgevers die een arbeidsovereenkomst zouden afsluiten met werknemers die geen gebruik hebben gemaakt van hun vrij verkeer van werknemers, zouden deze overeenkomst echter nog steeds louter in het Nederlands mogen opstellen. Indien ze dat niet doen, zou die overeenkomst absoluut nietig zijn en zou de werknemer zich op voordelen kunnen beroepen die niet waren overeen gekomen bij het sluiten van de arbeidsbetrekking. Het Hof van Justitie kan zich enkel in die grensoverschrijdende gevallen uitspreken waardoor een dergelijke regeling waarschijnlijk een proportionaliteitstoets door het Hof zou doorstaan. 305. Het probleem met een dergelijke regeling is dat er op die manier opnieuw een omgekeerde discriminatie wordt gecreëerd. Zo zijn Franstalige Belgen die geen gebruik hebben gemaakt van het vrij verkeer van werknemers reeds uitgesloten van de mogelijkheid om naast de Nederlandstalige arbeidsovereenkomst ook een anderstalige versie op te maken.409 Hierdoor worden ze benadeeld tegenover andere niet-Belgische werknemers in Vlaanderen. Door een dergelijk onderscheid zou voor hen niet enkel bij arbeidsovereenkomsten maar ook bij alle andere arbeidsdocumenten de absolute nietigheid bij een inbreuk blijven gelden, tegenover de veel soepelere voorlopige niet-tegenwerpelijkheid voor werknemers uit andere lidstaten. Cuypers en Verschueren meenden reeds dat de huidige regeling een toetsing door het Grondwettelijk Hof niet zou overleven, en de kans dat een dergelijk onderscheid in sanctieregelingen hier goed aan zou doen, lijkt mij klein. 306. Daarom geloof ik dat dit alternatief van de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid dan misschien wel minder restrictief is dan de huidige absolute nietigheid maar niet even effectief is om de doelstelling van de bescherming van werknemers te verwezenlijken. Of dit ook geldt voor de andere twee doelstellingen van het Taaldecreet, wordt hierna besproken. i. Het vergemakkelijken van administratieve controles 307. Naast een minder effectieve bescherming van werknemers, denk ik dat de alternatieve sanctie van de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid het mogelijks ook moeilijker zou maken voor de inspectiediensten om de arbeidsdocumenten te controlen. Aangezien 409 Aangezien dit een probleem is waarover het Hof van Justitie zich niet kan uitspreken, bespreek ik dit niet. Zie hierover uitgebreid D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 201415, nr. 23, p. 894-898. 95 er geen enkele incentive meer zou bestaan voor werkgevers om een Nederlandstalige versie te voorzien en dit er mijns inziens voor zou zorgen dat er de facto minder Nederlandstalige arbeidsdocumenten opgesteld zouden worden, zouden administratieve controles moeilijker zijn om uit te voeren. ii. Het promoten van een officiële taal 308. Het is moeilijker dan voor de andere twee doelstellingen om na te gaan of de alternatieve sanctie van voorlopige niet-tegenwerpelijkheid even effectief is als de absolute nietigheid om de Vlaamse taal te promoten/beschermen. Het is in elk geval een feit dat het Vlaams Taaldecreet wezenlijk heeft bijgedragen tot de vernederlandsing van de Vlaamse arbeidscontext410 en dat de sanctie van de absolute nietigheid, dat een essentieel onderdeel was in het afdwingen van het Taaldecreet, hiertoe heeft bijgedragen. 309. Ik heb ook reeds geopperd dat ik geloof dat er met een sanctie als de voorlopige niettegenwerpelijkheid geen incentive meer zou bestaan voor (internationale) ondernemingen om een arbeidsdocument in het Nederlands op te stellen. De facto zal dit dan ook leiden tot minder Nederlandstalige arbeidsdocumenten (niet enkel arbeidsovereenkomsten maar ook bijvoorbeeld arbeidsreglementen) waardoor het Nederlands in arbeidsbetrekkingen mogelijks (nog) minder zal gebruikt worden. b. De sanctie van relatieve nietigheid als alternatief 310. Naast de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid stelden De Pelsmaeker en Vandenbossche nog een andere sanctieregeling voor: de relatieve nietigheid die door de partijen zou kunnen worden ingeroepen.411 Ook Cuypers en Verschueren menen dat het Hof van Justitie deze sanctie een beter alternatief zou vinden dan de huidige absolute nietigheid.412 In dat geval zou de Vlaamse decreetgever dus artikel 10 van het Taaldecreet zo moeten aanpassen dat rechters de nietigheid niet langer ambtshalve moeten uitvoeren. 410 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 884. 411 T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 6. 412 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 902-903. 96 311. Om dit alternatief te staven, verwijzen deze laatste auteurs naar een stelling van Peeraer die meent dat de aanwezigheid van strafsancties, zoals het geval is bij het Vlaams Taaldecreet, niet betekent dat die bepalingen sowieso van openbare orde zijn.413 Toch stelt deze auteur dat deze zienswijze voorlopig niet gevolgd wordt door het Hof van Cassatie.414 Verder menen Cuypers en Verschueren ook bij andere auteurs te lezen dat de bepalingen van het Vlaams Taaldecreet niet van openbare orde zijn, maar slechts van dwingend recht.415 Ook hier is onzekerheid over maar deze auteurs leiden dit af uit rechtspraak in verband met de herkwalificatie van zelfstandige arbeidsrelaties naar arbeidsovereenkomsten. Daarin zien ze vaak terugkomen dat “het begrip arbeidsovereenkomst van dwingend recht is wanneer het betrekking heeft op de bescherming van de werknemer en de verplichtingen van de werkgever, en dat dit begrip van openbare orde is wanneer het gaat over de onderworpenheid aan de RSZ-wetgeving.”416 312. Vervolgens halen Cuypers en Verschueren Cassatierechtspraak aan om te bewijzen dat zelfs als het Vlaams Taaldecreet van openbare orde zou zijn417, partijen er nog steeds van zouden kunnen afwijken.418 Hiervoor baseren ze zich op een arrest waarin het Hof van Cassatie oordeelde dat afstand kan gedaan worden van de beschermingsvergoeding, ook al is de ontslagbescherming van leden van de ondernemingsraad in principe van openbare orde.419 Cuypers en Verschueren zijn dus in elk geval van mening dat partijen afstand moeten kunnen doen van de mogelijkheid om het niet-opstellen van de Nederlandstalige arbeidsovereenkomst te betwisten. 313. Net als de alternatieve sanctie van de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid, zou ook deze sanctie duidelijk minder restrictief zijn voor het vrij verkeer van werknemers. De werkgever en werknemer zouden volledig vrij kunnen overeenkomen om al dan niet 413 F. Peeraer, De verhouding tussen openbare orde en dwingend recht sensu stricto in het Belgische verbintenissenrecht, TPR 2013, p. 2716. 414 Ibid., p. 2717. 415 A. Van Oevelen, B. Cattoir, A. Colpaert, M. Van Loon, R. Vinckx en L. Van Valkenborgh, “De nietigheid van overeenkomsten wegens strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden: algemene beginselen en een grondslagenonderzoek”, TPR 2011, p. 1400. 416 Ibid., p. 1400-1401. 417 I. De Weerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 104; T. De Pelsmaeker en E. Vandenbossche, “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, p. 4. 418 D. Cuypers en H. Verschueren, “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, p. 902. 419 Cass. 16 mei 2011, nr. S.10.0093.N. 97 afstand te doen van een betwisting op grond van het Taaldecreet, hetgeen een uiting is van de wilsovereenstemming die het Hof van Justitie zo belangrijk vond in het arrest Las. Werkgevers en werknemers zouden in grensoverschrijdende gevallen op die manier beduidend minder worden belemmerd in hun taalgebruik. 314. Het is interessant om na te gaan of met deze sanctie van de relatieve nietigheid de doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet nog steeds even effectief kunnen verwezenlijkt worden. i. De bescherming van werknemers 315. De sanctie van de relatieve nietigheid zou er volgens Cuypers en Verschueren toe leiden dat, ondanks het feit dat in het Vlaams Taaldecreet staat dat er steeds een Nederlandstalige versie voorhanden moet zijn, een werkgever in een arbeidsovereenkomst een clausule moet kunnen opnemen die bepaalt dat de werknemer afstand doet van zijn recht om het ontbreken van de verplichte Nederlandstalige versie te betwisten. 316. Door het feit dat ze geen onderscheid maken tussen grensoverschrijdende en interne situaties, ga ik ervan uit dat ze deze relatieve nietigheid in beide gevallen zouden willen invoeren. Voor werknemers uit andere lidstaten van de Europese Unie die in Vlaanderen komen werken, zou dit weinig uitmaken. Aangezien zij toch de Nederlandstalige versie niet begrijpen, zou het maar vreemd overkomen mochten zij naar de rechter kunnen stappen om een Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument te bekomen. Dit zou ook ingaan tegen de geest van het arrest Las. 317. Voor Nederlandstalige Belgen ligt dat anders. Contractueel overeenkomen dat Nederlandstalige werknemers niet naar een rechter kunnen stappen om een Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomst, dat nochtans verplicht voorhanden moet zijn, af te dwingen, lijkt mij toch enkele stappen te ver te gaan. Zoals reeds bij de andere alternatieve sanctie, die van de voorlopige niettegenwerpelijkheid, werd geopperd, zullen Vlaamse werknemers die het Engels weinig machtig zijn, het mogelijks moeilijker krijgen op de arbeidsmarkt. Ik geloof dat die argumentering ook hier opgaat. 318. Ook al moet de anderstalige versie steeds in een taal zijn opgesteld die deze Vlaamse werknemer ook begrijpt, zal het in de praktijk steeds een Engelse 98 arbeidsovereenkomst zijn aangezien dat de taal is die in de meeste gevallen gemeenschappelijk zal zijn aan werknemer en werkgever. De meeste Vlaamse werknemers hebben dan misschien wel een basiskennis van het Engels, toch geloof ik dat er veel werknemers zijn die een dergelijke ingewikkelde overeenkomst met moeite in het Nederlands begrijpen, laat staan in het Engels. En door de sanctie van de relatieve nietigheid wordt de mogelijkheid uitgesloten voor deze werknemers om te eisen dat er ook een Nederlandstalige versie voorhanden is, hetgeen er duidelijk voor zorgt dat Nederlandstalige werknemers minder effectief beschermd zijn. ii. Het vergemakkelijken van administratieve controles 319. Verder lijkt het mij dat de sanctie van de relatieve nietigheid het ook moeilijker zou maken om administratieve controles uit te voeren. Enerzijds zou het toegelaten zijn om contractueel afstand te doen van de mogelijkheid om een Nederlandstalige versie van de arbeidsovereenkomsten af te dwingen, en anderzijds zou het Vlaams Taaldecreet nog steeds bepalen dat die Nederlandstalige versie wel degelijk aanwezig moet zijn. Een bizarre situatie. 320. Aangezien de zware sanctie van de absolute nietigheid niet meer aanwezig zou zijn, zouden zoals eerder gezegd veel (internationale) ondernemingen niet langer in een Nederlandstalige versie voorzien. Aangezien het om een relatieve nietigheid zou gaan, en die enkel kan worden ingeroepen door de beschermde partij, zouden controlediensten die nietigheid niet langer kunnen vorderen. Indien de controlediensten dus arbeidsovereenkomsten zouden willen controleren van dergelijke bedrijven, zouden ze het anderstalige document zelf moeten begrijpen of het document moeten laten vertalen. Dit zou uiteraard niet ten goede komen aan de werking van de controlediensten. iii. Het promoten van een officiële taal 321. Ten slotte moet worden nagegaan of de alternatieve sanctie van de relatieve nietigheid even effectief is om de Vlaamse taal te beschermen/promoten. 322. Het Hof van Justitie heeft in het arrest Las duidelijk erkend dat Vlaanderen haar officiële taal mag beschermen/promoten. Het Hof was van mening dat er weliswaar steeds een versie van de arbeidsovereenkomst in een andere gemeenschappelijke taal moest kunnen worden opgesteld, maar dat het aanvaardbaar was dat het Vlaams 99 Taaldecreet in alle gevallen een verplichte Nederlandstalige versie oplegde aan ondernemingen, ook al begreep geen van beide partijen Nederlands. Door een dergelijke sanctie van relatieve nietigheid in te voeren, waardoor partijen dus steeds afstand kunnen doen van de mogelijkheid om een inbreuk op die verplichting te betwisten, zou er lijnrecht ingegaan worden tegen het voorstel van het Hof van Justitie om steeds een Nederlandstalige versie te verplichten. Dit aangezien die verplichting simpelweg contractueel zou kunnen worden uitgesloten. 323. Aangezien een dergelijke relatieve nietigheid, net als bij de voorlopige niettegenwerpelijkheid, zou leiden tot minder Nederlandstalige arbeidsovereenkomsten, zou de Vlaamse decreetgever kunnen argumenteren dat hierdoor de Vlaamse taal minder beschermd wordt. c. Penale en administratieve geldboetes 324. Het is duidelijk dat ik van mening ben dat de alternatieve sancties die voorgesteld zijn door enkele auteurs en advocaat-generaal Jääskinen dan wel minder restrictief zijn voor het vrij verkeer van werknemers, maar dat ze ook minder effectief zijn om de doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet te verwezenlijken. Het grote probleem is namelijk dat bij de keuze voor een minder zware gemeenrechtelijke sanctie, er geen incentive meer bestaat voor ondernemingen om een Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument op te stellen. 325. Een mogelijke oplossing waar echter nergens in de rechtsleer wordt op ingegaan, is een verhoging van de (administratieve) geldboetes. Zoals reeds gezegd420 voorziet het Vlaams Taaldecreet naast de sanctie van de absolute nietigheid ook in penale geldboetes van 50 tot 500 EUR421 en in administratieve geldboetes van 100 tot 1.000 EUR.422 326. De penale geldboetes van 50 tot 500 EUR worden in de praktijk evenwel zo goed als nooit toegepast.423 De enige reden waarom deze toch behouden zijn, is omdat men 420 Supra p. 15, nr. 41. Artikel 12 Vlaams Taaldecreet. 422 Artikel 11 Vlaams Taaldecreet. 423 I. De Weerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets, en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 113. 421 100 administratieve geldboeten wilde kunnen opleggen. En om dit mogelijk te maken, dienden strafbepalingen in het decreet te worden ingeschreven.424 327. Naast de penale boete, die dus nagenoeg nooit wordt opgelegd, kan de sociaalrechtelijke inspectie van het departement Werk eveneens administratieve geldboeten van 100 tot 1.000 EUR opleggen.425 De inspecteurs kunnen echter ook eerst een waarschuwing geven aan overtreders, waar ze vrij autonoom over mogen beslissen.426 Indien ze de inbreuk voldoende zwaar achten, kunnen ze een “pro justitia” opmaken, dat een proces-verbaal van vaststelling van misdrijf is.427 Deze pv wordt overgemaakt aan het Openbaar Ministerie dat uiteindelijk zal beslissen of ze de administratiefrechtelijke sanctionering zal vragen aan de aangewezen ambtenaar.428 328. Het is interessant om te kijken naar het aantal inbreuken dat de laatste jaren werd vastgesteld. Zo werden er in de beleidsperiode 2000-2005, toen Frank Vandenbroucke minster van Werk was, op 208 controles 28 inbreuken vastgesteld. Hiervoor werden 25 pv’s van waarschuwing opgesteld en slechts drie pro justitia’s.429 Die pv’s van waarschuwing werden voornamelijk uitgeschreven als gevolg van het niet opgesteld zijn van arbeidsovereenkomsten in het Nederlands, Engels- of Franstalige computerprogramma’s die door de werknemer dienden gebruikt te worden en door het bedrijf zelf waren ontwikkeld, met inbegrip van anderstalige loonfiches, personeelsregisters, arbeidsreglementen, het taalgebruik tijdens vergaderingen en mondelinge of schriftelijke bevelen.430 329. In 2007 werden op 75 controles 21 inbreuken op het Taaldecreet vastgesteld. In 19 dossiers werd een waarschuwing gegeven en in twee gevallen werd een pro justitia opgesteld: één daarvan leidde tot een administratieve geldboete en in het andere geval 424 I. De Weerdt, T. De Pelsmaeker, F. Judo, I. Plets, J. Smets, en O. Wouters, Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 114. 425 Artikel 11 van het Vlaams Taaldecreet dat verwijst naar artikel 13, § 1, 16° van het Decreet Sociaalrechtelijk Toezicht van 30 april 2004. 426 P. Braekmans, “Het Decreet Sociaalrechtelijk Toezicht: een quasi uniformisering van het Vlaams Sociaal Handhavingsrecht”, Oriëntatie 2005, nr. 4, p. 86. 427 Ibid. 428 Ibid., p. 87. 429 Vraag om uitleg van de heer Luk Van Nieuwenhuysen tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over de naleving van het Septemberdecreet met betrekking tot het taalgebruik in het bedrijfsleven, Commissievergadering commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand, Parl.St. Vl.Parl. 2005-06, nr. 414, p. 1. 430 Ibid. 101 heeft het Openbaar Ministerie beslist vervolging in te stellen.431 In 2010, toen Philippe Muyters minister van Werk was geworden, besloot het parket voor twee pro justitia’s om te vervolgen en voor zes pro justitia’s om een administratieve geldboete op te leggen voor elk een bedrag van 400 EUR. In 2011 werd er voor één pro justitia een minnelijke schikking overeengekomen en voor één pro justitia werd een administratieve geldboete opgelegd voor een bedrag van 500 euro.432 In 2013 gebeurden er twintig specifieke inspecties waarbij er zeventien inbreuken werden vastgesteld, hetgeen vergelijkbaar is met de vorige jaren.433 Op die zeventien inbreuken werden er drie pro justitia’s opgesteld en acht waarschuwingen gegeven.434 330. Als we de Vlaamse boetes vergelijken met de Franse, is er toch wel een groot verschil merkbaar. Ik heb geen precieze cijfers van de verhouding tussen inbreuken en effectief opgelegde boetes in Frankrijk, maar het is in elk geval duidelijk dat de boetes er erg hoog kunnen oplopen. Zo kreeg een Franse onderneming in 2006 een boete van 580.000 EUR omdat hij weigerde om bepaalde documenten naar het Frans te vertalen en kreeg een andere onderneming een dwangsom van 5.000 EUR opgelegd per document en per dag dat de documenten niet naar het Frans werden vertaald.435 331. Als we die boetes naast de Vlaamse leggen waarbij de hoogste boete in de voorbije 15 jaar 500 EUR bedraagt, moet worden vastgesteld dat ondernemingen niet echt een incentive hebben om zich te houden aan het Taaldecreet. Zeker als je de Vlaamse boetes vergelijkt met de prijs die ondernemingen zouden moeten betalen om de anderstalige (standaard)arbeidsovereenkomst naar het Nederlands te vertalen. Dat bedrag is meer dan waarschijnlijk hoger dan het maximumbedrag van een mogelijke boete, namelijk 1.000 EUR, die hen nu boven het hoofd hangt. En het is nog niet eens zeker dat ondernemingen waar een inbreuk is vastgesteld, ook effectief een dergelijke boete opgelegd krijgen. Zoals net gezien, geven inspecteurs in de praktijk in de meerderheid van de gevallen waarschuwingen aan de ondernemingen. En als ze dan 431 Antwoord van minister Frank Vandenbroucke op vraag nr. 71 van 7 november 2008 van Luk Van Nieuwenhuysen, Parl.St. Vl.Parl. 2008-09, nr. 71. 432 Antwoord van minister Philippe Muyters op vraag nr. 745 van 3 juli 2012 van Joris Van Hauthem, Parl.St. Vl.Parl. 2011-12, nr. 745. 433 Verslag van de gedachtewisseling over het Jaarrapport 2013 van de Inspectie Werk en Sociale Economie, Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 164/1, p. 5. 434 Presentatie jaarrapport 2013 Inspectie Werk en Sociale Economie, Parl.St. Vl.Parl. 2014-15, nr. 164/1, p. 3. 435 S. Ducamp en J. Martinez, “De l’obligation d’user de la lange française dans les relations de travail”, La Semaine Juridique Social 2007, nr. 46, p. 1849, paragraaf 18. 102 al een pro justitia opstellen, is het nog niet zeker of het Openbaar Ministerie effectief een boete zal opleggen of een minnelijke schikking zal treffen. 332. Ondanks het feit dat hier geen aandacht aan wordt besteed in de rechtsleer, is er toch reeds verandering waarneembaar in de boeteregeling van het Vlaams Taaldecreet. Zo werd in het reparatiedecreet van 14 maart 2014 de verjaringstermijn van de openbare vordering van twee naar vijf jaar gebracht436 waardoor inspectiediensten dus langer inbreuken op het Taaldecreet kunnen sanctioneren. Ook is er een stijging merkbaar van het aantal gegeven administratieve boetes. In de twee beleidsperiodes van Frank Vandenbroucke, tussen 2000 en 2009, werden er slechts vijf pro justitia’s opgesteld.437 Onder Philippe Muyters als minister, werden er tussen 2010 en 2013 dertien pro justitia’s opgesteld. 333. Het is echter opvallend hoeveel waarschuwingen er nog worden gegeven door de sociaalrechtelijke inspecteurs. Zoals gezegd kunnen zij ook quasi autonoom beslissen of ze een waarschuwing geven of dat ze overgaan tot het voorstellen van een administratieve geldboete. De Vlaamse decreetgever zou die discretionaire bevoegdheid van de inspecteurs minder soepel kunnen maken en een inbreuk sneller laten bestraffen met een effectieve administratieve boete. Ook zou de decreetgever het Decreet Sociaalrechtelijk Toezicht van 30 april 2004 kunnen aanpassen zodat inbreuken op het Vlaams Taaldecreet niet langer met een administratieve boete van categorie 5, tussen de 100 en 1.000 EUR, worden bestraft maar wel bijvoorbeeld met boetes van categorie 7 waarvoor boetes tussen de 500 en de 5.000 EUR kunnen worden gegeven. Indien het Openbaar Ministerie dan zou worden geadviseerd om de bovengrens van deze boete op te zoeken, zou dit al een grotere impact hebben op ondernemingen die het Vlaams Taaldecreet niet respecteren. 334. Ook bepaalt artikel 13 van het Vlaams Taaldecreet nu reeds dat bij herhaling van de inbreuk binnen één jaar na een vorige veroordeling, de straf het dubbel van het maximum kan bedragen. Momenteel is dat dus 2.000 EUR, hetgeen echter nog nooit werd opgelegd. Indien de sanctie zou worden opgetrokken naar categorie 7, zou dat tot 10.000 EUR kunnen oplopen voor ondernemingen die halsstarrig blijven weigeren om het Taaldecreet te respecteren. 436 437 Artikel 16 Vlaams Taaldecreet. Voor de jaren 2006 en 2008 ontbreken wel de gegevens. 103 335. Gezien het feit dat het Hof van Justitie in het arrest Las niet gelukkig was met de sanctie van absolute nietigheid, die toch behouden is door de Vlaamse decreetgever in het reparatiedecreet van 14 maart 2014, en gezien mijn stelling dat de alternatieve burgerrechtelijke sanctieregelingen van de voorlopige niet-tegenwerpelijkheid en relatieve nietigheid niet voldoen om alle doelstellingen van het Vlaams Taaldecreet te verwezenlijken, ben ik van mening dat er een oplossing kan liggen in zwaardere administratieve boetes. 104 ALGEMEEN BESLUIT 336. Er kan een juridische, politieke en filosofische breuklijn over de noodzaak van taalmaatregelen waargenomen worden die doorloopt van het Vlaams Taaldecreet, over het arrest Las tot bij de taalproblematiek op Europees niveau. Op Vlaams niveau wordt dit geïllustreerd door het wetsvoorstel van Open VLD, LDD en Groen dat het Taaldecreet in lijn wilde brengen met de geest van het arrest Las tegenover het wetsontwerp van de Vlaamse regering, verdedigd door minister van Werk Philippe Muyters, dat het Taaldecreet zo miniem mogelijk wilde aanpassen. 337. Ook in het arrest Las is er een duidelijk verschil merkbaar tussen de mening van advocaat-generaal Jääskinen, die liefst het Taaldecreet in zijn geheel zag verdwijnen, en die van het Hof van Justitie, dat de bescherming van het Nederlands expliciet erkent en aanvaardt. En ten slotte zien we die tegenstelling ook op het Europese niveau: lidstaten wilden met het invoegen van artikel 4, 2 VEU in het verdrag van Lissabon minder inmenging in hun nationale politiek maar het Hof van Justitie, dat deze bepaling moet toepassen, blijft vasthouden aan haar oude vaste rechtspraak. 338. Er is dus op geen enkel niveau eensgezindheid over hoe ver een lidstaat mag gaan om haar taal te beschermen. Specifiek op Vlaams niveau zou het dan ook overdreven zijn om te zeggen dat er geen enkel draagvlak voor het Vlaams Taaldecreet meer bestaat, zeker gezien de huidige politieke verhoudingen. Wel is het duidelijk dat, waar er in 1973 een nagenoeg unanieme consensus bestond over de noodzaak om de verfransing van het bedrijfsleven tegen te gaan, er anno 2016 veel scepsis heerst tegenover de strenge taaleisen. 339. Dit weerspiegelt zich ook in het feit dat geen enkele Vlaamse rechter in de eerste veertig jaar van het bestaan van het Taaldecreet een prejudiciële vraag heeft gesteld aan het Hof van Justitie over de compatibiliteit van het Taaldecreet met het vrij verkeer van werknemers. Dit veranderde pas in de zaak Las waarin een duidelijke kritiek kon worden gelezen tegen het Taaldecreet die ook vandaag nog, na het reparatiedecreet van 14 maar 2014, in enkele recente uitspraken kan worden gelezen. Zo merkte het arbeidshof in een arrest van 22 januari 2016 op dat “het Taaldecreet wat wereldvreemd overkomt.”438 438 Arbh. Brussel 22 januari 2016, 2014/AB/794. 105 340. Dat is in sommige andere lidstaten van de Europese Unie helemaal anders: Fransen blijven erg verknocht aan hun taal en willen die blijven beschermen, Catalanen voelen de hete adem van het Castiliaans in hun nek en de Oost-Europese lidstaten hebben de Russische dominantie nog vers in het geheugen. Die beschermende reflex blijkt ook uit het feit dat hun rechters over deze taalwetten die, net als in Vlaanderen, taalvereisten opleggen in private aangelegenheden, nog nooit prejudiciële vragen stelden aan het Hof van Justitie. Men zou zich nochtans de vraag kunnen stellen of sommige van die regelingen toch niet ook indruisen tegen het vrij verkeer van werknemers. 341. Maar ondanks het feit dat de talen in sommige andere lidstaten van de Europese Unie misschien wel meer onder druk staan dan het Nederlands in Vlaanderen, heb ik aangetoond dat de taaleisen die zij opleggen aan private ondernemingen duidelijk minder ver gaan dan het Vlaams Taaldecreet. Vlaanderen blijft met haar strenge regeling voor alle arbeidsdocumenten (buiten arbeidsovereenkomsten) de enige regio in de Europese Unie die, tenzij onder zeer strenge voorwaarden, geen alternatieve anderstalige versie van het arbeidsdocument aanvaardt. Daarnaast is er geen enkele andere lidstaat die een even zware sanctie als de absolute nietigheid hanteert. 342. Uit mijn onderzoek is gebleken dat het Vlaams Taaldecreet inderdaad een belemmering vormt op het vrij verkeer van werknemers maar dat die belemmering gerechtvaardigd is. Ook zijn de maatregelen geschikt om de doelstellingen van het Taaldecreet te bereiken maar knelt het schoentje nog steeds bij de noodzakelijkheid ervan. De minimale aanpassing door het reparatiedecreet heeft namelijk niets veranderd aan het feit dat het Taaldecreet op verschillende vlakken verder gaat dan noodzakelijk is om haar doelstellingen te verwezenlijken. 343. Het Taaldecreet zal in zijn huidige vorm niet opnieuw veertig jaar standhouden. Als de Vlaamse decreetgever niet wil dat het kind met het badwater moet worden weggegooid, zal het stappen moeten ondernemen om het Vlaams Taaldecreet in overeenstemming te brengen met het vrij verkeer van werknemers. Ik wil deze thesis dan ook eindigen met enkele richtlijnen voor de Vlaamse decreetgever waarvan ik geloof dat ze hierbij kunnen helpen: 1. Behoud de verplichting voor ondernemingen om steeds een Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument op te stellen 106 2. Veralgemeen de mogelijkheid om een alternatieve rechtsgeldige versie in een andere taal op te maken, die nu enkel geldt voor arbeidsovereenkomsten, naar alle arbeidsdocumenten 3. Beperk niet langer de talen die gebruikt kunnen worden voor de anderstalige versie van het arbeidsdocument 4. Behoud de voorrang van de Nederlandstalige versie van het arbeidsdocument 5. Vervang de sanctie van de absolute nietigheid door een voorlopige niettegenwerpelijkheid 6. Verhoog de administratieve boetes bij inbreuken op het Taaldecreet substantieel 107 BIBLIOGAFIE 1. WETGEVING AFDELING I. BELGISCHE WETGEVING - De gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, BS 2 augustus 1966. - Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978. - Decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 22 april 2014. - Decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de voor de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, BS 6 september 1973. - Ontwerp van decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, 14 februari 2014, Verslag, nr. 2340/2. - Ontwerp van decreet van 6 januari 2014 tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2340/1. - Voorstel van decreet tot regeling van de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeelsleden, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Doc. Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap, 1971-72, nr. 16/1. 108 - Voorstel van decreet van 3 oktober 2013 (S. van Rouveroij e.a.) houdende wijziging van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, Parl.St. Vl.Parl. 2013-14, nr. 2198/1. - Verslag namens de Commissie voor taalwetgeving en taalbescherming uitgebracht door de heren Anciaux en Cooreman over het voorstel van decreet tot regeling van de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeelsleden, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, Doc. Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap, 1971-72, nr. 16/4. AFDELING II. BUITENLANDSE NATIONALE WETGEVING - Constitution (FR) 4 oktober 1958, JO 5 oktober 1958, www.legifrance.gouv.fr. - Code du travail (FR), www.legifrance.gouv.fr. - Loi n° 94-665 (FR) 4 augustus 1994 relative à l’emploi de la langue française, JO 5 augustus 1994, www.legifrance.gouv.fr. - Décret n° 95-240 (FR) 3 maart 1995 pris pour l’application de la loi du 4 août 1994 relative à l’emploi de la langue française, JO 4 maart 1995, www.legifrance.gouv.fr. - Ley de Politica Linguistica (CAT) 7 januari 1998, beschikbaar in het Frans op www.axl.cefan.ulaval.ca/europe/espagnecatalognepollng5.htm. - Legge di 15 Dicembre 1999 (IT), n. 482, Norme in materia di tutela delle minoranze linguistiche storiche, pubblicata nella Gazzetta Ufficiale n. 297 del 20 dicembre 1999 [Wet nr. 482 van 15 december 1999 op de bescherming van historische linguïstische minderheden], beschikbaar in het Engels op www.usefoundation.org/view/336. - Legea privind folosirea limbii romane in locuri, relatii si institutii publice (RO), Bucuresti, 12 noiembrie 2004, Nr. 500 [Wet op het gebruik van het Roemeens in de publieke instellingen, relaties en publieke plaatsen], in het Frans beschikbaar op www.axl.cefan.ulaval.ca/europe/roumanie-loi-500-2004.htm. 109 - Конституция [Grondwet] (BG), SG 13 juli 1991, www.parliament.bg/bg/const. - Zákon o štátnom jazyku Slovenskej republiky (SK), 15 novembri 1995, č. 270/1995 [Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek], beschikbaar in het Engels op www.venice.coe.int/webforms/documents/default.aspx?pdffile=CDL(2010)076-e. - [Oorspronkelijke] Zákon o štátnom jazyku Slovenskej republiky (SK), č. 270/1995 [Wet nr. 270/1995 over de officiële taal van de Slowaakse Republiek], beschikbaar in het Engels op www.pitt.edu/~votruba/sstopics/slovaklawsonlanguage/Slovak_Law_on_the_Stat e_Language _1995.pdf. - Ustawa o języku polskim (PL) van 7 oktober 1999 [Poolse Taalwet], beschikbaar in het Engels op www.usefoundation.org/view/477. - Zakon o javni rabi slovenščine (SI) no. 86/2004 van 23 juli 2004 [Wet op het publiek gebruik van de Sloveense taal], beschikbaar in het Engels op www.eui.eu/Projects/InternationalArtHeritageLaw/Documents/NationalLegislatio n/Slovenia/lawonpublicusageofslovenianlanguage.pdf. AFDELING III. EUROPEESRECHTELIJKE WETGEVING - Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Publicatieblad van de Europese Unie, C083/01, 30 maart 2010, pp. 13-200. - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Publicatieblad van de Europese Unie, C083/02, 30 maart 2010, pp. 389-403. - Schriftelijke vraag in het Europees Parlement van Edit Bauer (PPE) aan de Commissie van 29 juli 2009, www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=//EP//TEXT+WQ+P-2009-3875+0+DOC+XML+V0//NL. 2. RECHTSPRAAK AFDELING I. BELGISCHE RECHTSPRAAK - Cass. 31 januari 1978, TSR 1978, pp. 329-332. 110 - Cass. 22 april 2002, RW 2002-2003, nr. 39, pp. 1542-1543. - Cass. 16 mei 2011, nr. S.10.0093.N. - Arbh. Brussel 25 maart 2005, Soc.Kron. 2007, pp. 386-395. - Arbrb. Brussel 2 juli 2007, nr. 02907/05 - Arbrb. Brussel 3 juni 2008, nr. 86236/04. - Arbh. Brussel 1 juni 2010, JTT 2010, pp. 389-391. - Arbrb. Antwerpen 18 januari 2011, nr. 09/8353/A. - Arbh. Antwerpen 17 december 2013, Limb.Rechtsl. 2014, pp. 143-149. - Arbh. Brussel 17 december 2013, JTT 2014, pp. 117-119. - Arbh. Antwerpen 23 mei 2014, onuitg., 2011/AA/293. - Arbh. Brussel 9 juli 2014, 2013/AB/746. - Arbh. Brussel 22 januari 2016, 2014/AB/794. AFDELING II. BUITENLANDSE RECHTSPRAAK - Cass. (FR) 2 april 2014, 12-30.191, www.legifrance.gouv.fr. - Cass. (FR) 13 januari 2016, 14-18.566, www.legifrance.gouv.fr. AFDELING III. ARRESTEN HOF VAN JUSTITIE - Anita Groener v. Minister for Education and the City of Dublin Vocational Educational Committee, 28 november 1989, C-379/87. - Anton Las v. PSA Antwerp NV, 12 juli 2012, C-202/11. - Christos Konstantinidis v. Stadt Altensteig, 30 maart 1993, C-168/91. - Colim NV v. Bigg’s Continent Noord NV, 3 juni 1999, C-33/97. - Commissie v. Duitsland, 18 juli 2007, C-490/04. 111 - Commissie v. Groothertogdom Luxemburg, 19 september 2006, C-193/05. - Commissie v. Zweden 18 januari 2007, C‑104/06. - de Lasteyrie du Saillant v. Ministère de l'Économie, des Finances et de l'Industrie 11 maart 2004, C‑9/02. - dos Santos Palhota, 7 oktober 2010, C-515/08. - Graham J. Wilson v. Ordre des avocats du barreau de Luxembourg, 19 september 2006, C-506/04. - Ilonka Sayn-Wittgenstein v. Landeshauptmann von Wien, 22 december 2010, C‑208/09. - International Transport Workers’ Federation en Finnish Seamen’s Union v. Viking Line ABP en OÜ Viking Line Eesti, 11 december 2007, C-438/05. - Isabel Burbaud v. Ministère de l'Emploi et de la Solidarité, 9 september 2003, C285/01. - Laval un Partneri Ltd v. Svenska Byggnadsarbetareförbundet e.a., 18 december 2007, C-341/05. - Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija en anderen, 12 mei 2011, C-391/09. - Maurits Casteels v. British Airways, 10 maart 2011, C-379/09. - Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, 16 juni 2015, C-62/14. - Regering van de Franse Gemeenschap en Waalse regering v. Vlaamse regering 1 april 2008, C-212/06. - Roman Angonese v Cassa di Risparmio di Bolzano SpA, 6 juni 2000, C-281/98. - Salomone Haim v. Kassenzahnärztliche Vereinigung Nordrhein, 4 juli 2000, C424/97. 112 - Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA) v. Administración General del Estado, 5 maart 2009, C‑222/07. - United Pan-Europe Communications Belgium SA e.a. v. Belgische Staat, 13 december 2007, C-250/06. - Valmar v. Global Pharmacies Partner Health, prejudiciële vraag gesteld op 16 januari 2015, C-15/15. AFDELING IV. CONCLUSIES ADVOCATEN-GENERAAL - Conclusie van 4 september 2008 van advocaat-generaal J. Kokott, Unión de Televisiones Comerciales Asociadas (UTECA), C‑222/07. - Conclusie van 16 december 2010 van advocaat-generaal N. Jääskinen, bij arrest van 12 mei 2011, Malgozata Runevic-Vardyn en Lukasz Pawel Wardyn v. Vilniaus miesto savivaldybes administracija en anderen, C-391/09. - Conclusie van 12 juli 2012 van advocaat-generaal N. Jaäskinen bij arrest van 16 april 2013, Anton Las v. PSA Antwerp NV, C-202/11. - Conclusie van 14 januari 2015 van advocaat-generaal P. Cruz Villalón, bij arrest van 16 juni 2015, Peter Gauweiler e.a. v. Deutscher Bundestag, C-62/14. - Conclusie van 21 april 2016 van advocaat-generaal H. Saugmandsgaard Øe bij zaak Valmar v. Global Pharmacies Partner Health, C-15/15. 3. RECHTSLEER - Arzoz, X., “The protection of linguistic diversity through Article 22 of the Charter of Fundamental Rights” in Arzoz, X. (ed.), Respecting Linguistic Diversity in the European Union, Amsterdam, John Benjamins, 2008, pp. 145-173. - Bambust, I., Vlaanderen Blinkt Taaldecreet Op, Gent, De Taalsector, 2014, 5 p. - Blanpain, R., “Taaldecreet blijft overeind”, Juristenblad, 24 april 2013, 1 p. - Blanpain, R., “Taaldecreet is niet strijdig met vrij verkeer werknemers”, De Juristenkrant, 28 september 2011, pp. 10-11. 113 - Blanpain, R., “The use of languages in employment relations in the European member states. The Anton Las v. PSA Antwerp Case”, European Labour Law Journal 2013, nr. 4, pp. 328-335. - Blanpain, R., Het Taalgebruik voor de Arbeidsverhoudingen, Die Keure, Brugge, 2011, 107 p. - Boch, C., “Language Protection and the Free Trade: The Triumph of the Homo McDonaldus?”, European Public Law 1998, vol. 4, nr. 3, pp. 379-402. - Bonbled, N., “Législation linguistique et liberté de circulation des travailleurs”, JT 2013, pp. 553-560. - Braekmans, P., Het Decreet Sociaalrechtelijk Toezicht: een quasi uniformisering van het Vlaams Sociaal Handhavingsrecht, Oriëntatie 2005, nr. 4, pp. 77- 116. - Carlier, J. Y., “La libre circulation des personnes dans l’Union européenne”, Journal de droit européen 2014, nr. 208, pp. 167-179. - Cloots, E. en Sottiaux, S., “EU law and language regulation in (quasi-)federal Member States” in Cloots, E., De Baere G. en Sottiaux S. (eds.), Federalism in the European Union, Oxford, Hart, 2012, pp. 287-321. - Cloots, E., “Cruz Villalón’s ‘Gauweiler‘ Opinion: Lost in Platitudes”, Verfassungsblog, 15 januari 2015, http://verfassungsblog.de/cruz-villalonsgauweiler-opinion-lost-platitudes/. - Cloots, E., “Respecting Linguistic Identity within the EU’s Internal Market: Las”, Common Market Law Review 2014, nr. 51, pp. 623-645. - Cloots, E., National Identity in EU Law, Oxford University Press, 2015, 358 p. - Conrad, J. S., “Drets lingüístics in a Babylonian marketplace? An Essay on Language and Contract in a Diversity-Enhancing European Union”, European Review of Private Law 2008, nr. 5, pp. 693–725. - Costa, J., “Catalan Linguistic Policy: Liberal or Illiberal?”, Nations and Nationalism 2003, nr. 9, pp. 413-431. 114 - Craig, P., EU Administrative Law, Oxford, Oxford University Press, 2012, 864 p. - Creech, R. L., Law and Language In the European Union: the Paradox of a Babel United In Diversity, Groningen, Europa law publishing, 2005, 176 p. - Cuypers, D. en Verschueren, D., “De aanpassing van het Vlaams Taaldecreet na het arrest van het Hof van Justitie in de zaak-Las: een juridisch kaartenhuis”, RW 2014-15, nr. 23, pp. 883-903. - Cuypers, D. en Verschueren, H., “Noot onder HvJ 16 april 2013, C-202/11, Las”, RW 2013-14, nr. 15, pp. 596-599. - Cuypers, D. en Verschueren, H., “Zaak C-202/11, Las”, Tijdschrift voor Europees en economisch recht 2013, p. 505-510. - De Pelsmaeker, T. en Vandenbossche, E., “Het decreet van 14 maart 2014 tot wijziging van het zogenaamde ‘Septemberdecreet’: een oplossing met beperkte houdbaarheidsdatum”, Tijdschrift voor Bestuurswetenschappen en Publiekrecht 2016, nr. 1, pp. 3-15. - De Vos, M. en Matthys, E., “Vrij verkeer van werknemers na de uitbreiding van de Europese Unie”, Tijdschrift voor Sociaal Recht 2004, Brussel, pp. 461-495. - De Weerdt, I., De Pelsmaeker, T., Judo, F., Plets, I., Smets, J., en Wouters, O., Taalgebruik in het bedrijfsleven, Antwerpen, Maklu, 2010, 127 p. - De Witte, B., “Internal Market Law and National Language Policies”, in Purnhagen, K. en Rott P., (eds.), Varieties of European Economic Law and Regulation – Liber Amicorum for Hans Micklitz, Springer, 2014, 892 p. - De Witte, B., “Language Law of the European Union: Protecting or Eroding Linguistic Diversity?”, in R. Craufurd Smith (ed.), Culture and European Law, Oxford, Oxford University Press, 2004, 414 p. - Defossez, A., “Arrêt ‘Las’: les règles relatives à l’emploi des langues à l’épreuve du droit de l’Union européenne”, Journal de droit européen 2013, pp. 186-190. 115 - Di Federico, G., Identifying constitutional identities in the case law of the Court of Justice of the European Union, IX World Conference of the International Association of Constitutional Law, Universiteit Oslo, 18 juni 2014, 9 p. - Ducamp, S. en Martinez, J., “De l’obligation d’user de la lange française dans les relations de travail”, La Semaine Juridique Social 2007, nr. 46, 1849. - Engels, C., “Het taalgebruik in de onderneming – Eerste deel”, JTT 2014, nr. 1196, pp. 354-354. - Engels, C., “Het taalgebruik in de onderneming – Tweede deel”, JTT 2014, nr. 1197, pp. 365-374. - Judo, F., “Practicum. De taalwetgeving voor het bedrijfsleven na het arrest-Las. Lees maar, er staat niet wat er staat”, In Foro – ledenblad Unie der Rechters in Handelszaken van België 2013, nr. 4, pp. 21-27. - Langhendries, E. en Marocchi, N., “HvJ 16 april 2013, Anton LAS v PSA Antwerp, zaak C-202/11”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht, 10, p. 600-602. - Lefever, K., EU-lidstaten mogen eigen filmindustrie financieel steunen, De Juristenkrant, 13 mei 2009, p. 6. - Lenaerts, K. en Van Nuffel, P., “Interne beleidsdomeinen van de Unie”, Europees recht 2011, Intersentia, pp. 241-284 - Martinez, J. en Debroux, M., “La loi Toubon à l’épreuve du droit communautaire”, La Semaine Juridique Social 2012, nr. 38, pp. 1381-1389. - Milian Massana, A., “La réglementation linguistique dans le domaine socioéconomique: perspectives catalane et comparée”, Revue générale de droit 2000, nr. 30, pp. 329-368. - Minsier, P., “La Cour de Justice de l’Union européenne ouvre la boîte de Pandore de l’emploi des langues dans les relations sociales”, JLMB 2013, pp. 1605-1611. - Peeraer, F., De verhouding tussen openbare orde en dwingend recht sensu stricto in het Belgische verbintenissenrecht, TPR 2013, pp. 2705-2805. 116 - Plets, I., Taalperikelen in het personeelsbeleid, Oriëntatie, 2011, pp. 41-46. - Potvin-Solis, L., “Le décret flamand sur l’emploi des langues face à la primauté du droit de l’Union: quand l’identité linguistique belge s’efface devant la libre circulation des travailleurs”, R.A.E.-L.E.A. 2013, nr. 2, pp. 375-384. - Renard, R., “De vernederlandsing van het bedrijfsleven”, Ons Erfdeel 1978, pp. 784-785. - Rodin, S., National Identity and Market Freedoms after The Treaty of Lisbon, 15 november 2011, 25 p., http://ssrn.com/abstract=2005691. - Saiz Arnaiz, A. en Alcoberro Llivina, C. (eds.), National Constitutional Identity and European Integration, Antwerpen–Cambridge, Intersentia, 2013, 326 p. - Urrutia, I., “Approach of the European Court of Justice on Accommodation of the European Language Diversity in the Internal Market: Overcoming Language Barriers or Fostering Linguistic Diversity?”, The Columbia Journal of European Law 2012, vol. 18, nr. 2, pp. 243-276. - van der Jeught, S., EU Language Law, Groningen, Europa law publishing, 2015, 303 p. - Van Mullem, L., “Libre circulation des travailleurs. Emploi des langues dans les relations de travail”, RDUE 2013, nr. 353, 7 p. - Van Oevelen, A., Cattoir, B., Colpaert, A., Van Loon, M., Vinckx, R. en Van Valkenborgh, L., “De nietigheid van overeenkomsten wegens strijdigheid met de openbare orde of de goede zeden: algemene beginselen en een grondslagenonderzoek”, TPR 2011, pp. 1355-1420. - Vanschoebeke, B., “Het taalgebruik in de onderneming”, Oriëntatie 1994, pp. 263-279. - Vidau, Z., “The Legal Protection of national and Linguistic Minorities in the region of Friuli Venezia Giulia: A comparison of the Three regional Laws for the Slovene Linguistic Minority, for the Friulian Language and for the GermanSpeaking Minorities”, Journal of Ethnic Studies 2013, nr. 71, pp. 27-52. 117 - X, “HvJ 12 mei 2011, Runevič-Vardyn en Wardyn, C-391/09”, Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiek recht 2012, nr. 5, pp. 302-303. - X, ECJ Case C-202/11 (Anton Las v PSA Antwerp NV), European Labour Law Network, www.labourlawnetwork.eu/national_labour_law/implications_of_ecj_rulings/_implicatio ns_of_ecj_rulings/prm/191/v__detail/id__3019/category__12/index.html. - X, Und wie entscheidet Karlsruhe nun?, www.faz.net/aktuell/wirtschaft/eurokrise/ezb-programm-vor-gericht-und-wieentscheidet-karlsruhe-nun-14073949.html. 4. KRANTEN EN NIET-JURIDISCHE TIJDSCHRIFTEN - X, Hovorte po slovensky!*: Slovakia criminalises the use of Hungarian, www.economist.com/node/14140437. - Tegenbos, G., “Poolse of Engelse versie van arbeidscontract moet kunnen”, De Standaard, 17 april 2013, www.standaard.be/cnt/dmf20130416_00543571. - Cleeren, E., “Vlaanderen moet taalregels in arbeidscontracten bijsturen”, De Tijd, 17 april 2013, www.tijd.be/nieuws/archief/Vlaanderen_moet_taalregels_in_arbeidscontracten_b ijsturen.9330574-1615.art. - X, Décret flamand sur l'emploi des langues au travail contraire à la liberté de circulation, La Libre Belgique, 16 april 2013, www.lalibre.be/dernieresdepeches/belga/decret-flamand-sur-l-emploi-des-langues-au-travail-contraire-a-laliberte-de-circulation-51b9170de4b0de6db9cad7b5. 5. ANDERE - Délégation générale à la langue française et aux langues de France (FR), Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la Communication, 2013, 227 p., www.langue- francaise.org/rapport_DGLF_2013.pdf. - Délégation générale à la langue française et aux langues de France (FR), Rapport au Parlement sur l’emploi de la langue française, Ministère de la Culture et de la 118 Communication, 2013, 176 p., www.langue- francaise.org/rapport_DGLF_2012.pdf. - Direction générale du Travail (DGT) (FR), Votre droit au français dans le monde du travail, http://travail-emploi.gouv.fr/IMG/pdf/langueFrancaisedsTravail.pdf, 12 p. - Franquesa i Bonet, E. (ed.), 30 years of language policy, Generalitat de Catalunya, 33 p. - Jensen, U. I., in opdracht van The European Network on Free Movement of Workers within the European Union, Analytical Note for 2013: the language requirements under EU Law on Free Movement of Workers, februari 2014, 146 p. - Rapport Europese Commissie, verslaggeving door M. Škamla. Report on the Free Movement of Workers in Slovakia in 2007, September 2008, pp. 34. - Škamla, M. (in opdracht van de Europese Commissie), Report on the Free Movement of Workers in Slovakia in 2007, 2008, 34 p. - Sociaal-economische Raad van Vlaanderen (SERV), Advies Voorontwerp van decreet tot wijziging van artikel 1, 2, 4, 5, 12 en 16 van het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen, 14 oktober 2013, nr. 8739, www.serv.be/serv/publicatie/advies-vlaams-taaldecreet, 2 p. - The European Federation of National Institutions for Language, Overzicht van de taalwetgevingen van alle lidstaten van de EU, www.efnil.org. 119