§ 1.1 Verleden en heden Opdracht 5 a Bij relatieve ouderdomsbepaling wordt de ouderdom bepaald door het rangschikken van gebeurtenissen ten opzichte van elkaar. (volgorde ouder / jonger) Bij de absolute ouderdomsbepaling wordt vastgesteld hoeveel jaar oud iets is. b Bij de catastrofetheorie gingen wetenschappers ervan uit dat ingrijpende veranderingen van het aardoppervlak vrij plotseling en op rampzalige wijze tot stand kwamen. Het principe van het actualisme stelt dat de aarde werd gevormd door geologische processen die ook vandaag de dag nog –in dat tempo- optreden. c Figuur 3 laat de grote overeenkomsten van de fossiele flora en fauna in delen van de wereld zien die tegenwoordig ver uit elkaar liggen. d Wegener voerde als ondersteuning voor zijn theorie verder aan: 1 Sporen van gletsjers die gelijktijdig zouden hebben plaatsgevonden in Australië, ZuidAfrika, India en Zuid-Amerika. 2 Het identieke karakter van gesteenteformaties op verschillende continenten} e Paleomagnetisme als bewijs voor schuivend aardplaten: Als lava stolt, richten de ijzerdeeltjes erin zich naar het magnetisch veld van de aarde. Via paleomagnetisme, het aardmagnetisme uit het verre verleden, is gebleken is dat in de loop van de geologische geschiedenis het aardmagnetisch veld niet altijd dezelfde richting heeft gehad en dat ijzerdeeltjes niet naar de Noordpool wijzen. De enige verklaring is dat de continenten ten opzichte van de polen van positie zijn veranderd met het verstrijken van de geologische geschiedenis. Figuur 2.3 licht dit toe voor IJsland. Opdracht 6 a Het Perm duurde van 250 mln jaar geleden tot 300 mln. jaar geleden. b Het oercontinent aan het einde van het Perm heette Pangea. c Gondwana is uiteengevallen in:Zuid-Amerika, Australië, Antarctica, Afrika en India. d Door de botsing van India met Azië ontstond het plooiingsgebergte van de Himalaya.