De ander, een groet Naar aanleiding van Luc.1: 28-33 14 december 2014 3e Advent Hoe we elkaar groeten zegt veel over onszelf, over elkaar en over onze cultuur. “Hi” staat tegenwoordig ook boven emails die ik ontvang. “Dag” – is ook populair. Ik zou dat nooit zeggen als ik iemand tegenkom. We groeten meestal kort en snel maar niet met zomaar “dag”. Komt dat doordat we hier zo dicht op elkaar wonen? Loop ik in Roemenië door de heuvels, een voor mij vertrouwde omgeving, en zie ik iemand aankomen dan is het een spannend moment als we elkaar ook echt tegenkomen. Wie is het die je al die tijd hebt gevolgd tot het moment dat je tegenover elkaar staat? En wat zeg je dan in welke taal? Wordt het een ontmoeting of loop je aan elkaar voorbij? Zwaai je even of wissel je een glimlach van herkenning? Het is steeds weer anders. Elkaar tegenkomen is niet altijd een ontmoeting, dat hoeft ook niet. Denk aan de ene kant aan een warme omhelzing of een mechanische kus die nergens meer op slaat. Je groet en passant – de buurvrouw op de fiets, een kennis onderweg. Je vermijd de ander, je hebt geen zin in contact. Je blijft liever in huis of je bent zelfs schuw geworden. Al was ik van de week verbaasd, toen de automobilist die mij als fietser eerst van de weg had getoeterd, even later uitstapte en vriendelijk zei: kunnen we het er even over hebben? Elke ontmoeting is steeds weer anders. Maar het is ook waar dat je slordig wordt als je zo dicht op elkaar woont. Ik ben nog steeds geraakt door het oude oosters gebaar. Waar mensen elkaar begroeten met een lichte buiging en de handen voor het hart. Namaste- ik groet het goddelijke in jou. Elke keer weer. Ik ontmoette het in Taiwan waar ik een paar jaar geleden voor een (IARF) congres in een modern Boeddhistisch klooster verbleef. Automatisch maakte ik een retour gebaar. Het was als nieuw. Ik voelde dat het een gebaar van respect is voor die ander. Een moment van echte aandacht voor jou wie je ook bent, waar je ook vandaan komt. Even dat kostbare moment van zien en gezien zijn. “Wees gegroet, jij die van nergens bent gekomen en die ook nergens naar op weg bent”. De begroeting van de Boeddhisten, de hele dag door in het klooster van Taiwan, ontroerde mij. Waar de ander jou begroet met de Namaste, de buiging van respect, kan je eigen hart ontdooien. Het is alsof voor even- zelfs de tijd vertraagt. 1 Koud en versteend, onbereikbaar door pijn en verdrietkan een arm om je heen zomaar een bres slaan in al de weerstand die je hebt opgebouwd. Ik denk aan de laatste regel van een gedicht van Vasalis: “Sla op de rots, opdat ik ween”... Soms is de muur om je heen van steen geworden, zo dik. Er is geen doorkomen meer aan. Dat maakt eenzaam en geeft veel verdriet. Ook dan blijft het gebaar van Namaste een warm gebaar. Ik groet het goddelijke in jou. Zoals we de traditionele Boeddhistische tekst in een vertaling van Ton Lathouwers hebben gehoord: 1. Wees gegroet, jij die van nergens bent gekomen en die ook nergens naar op weg bent. Zelfs de meest wijzen onder de mensen, hebben jou woonplaats nooit kunnen bepalen… 2. Wees gegroet, zo lang wij niet proberen jou te vatten, raken we daardoor juist aan jou, en wordt de diepste vrijheid bereikt. Hoe wonderbaarlijk, hoe ontzagwekkend… Tegelijk roepen de geheimzinnige woorden van dit lied ook mijzelf naar binnen. Wie wordt er dan nog meer aangesproken met de woorden: “Wees gegroet, jij die van nergens bent gekomen en die nergens naar op weg bent?” Ik groet het goddelijk licht in jou. Jij groet het goddelijk licht in mij. Niet langer de pikorde, geen haantjes gedrag meer. Wat veel mensen boven water houdt in de ratrace van het moderne leven. Namaste, het is geen verzonnen ritueel, maar een diep en oeroud gebaar van overgave, die de weg naar vrede opent. Dichtbij in persoonlijke contacten en wereldwijd waar enorme conflicten moeten worden opgelost. Het respect voor de ander, die anders is dan jijzelf wijst de weg. Dit respect uitgedrukt in dat ene sobere gebaar van Namaste, is een uiting van een open hart vol van liefde en mededogen. Verbonden met ruimte en Licht. Christus ruimte die in ons opnieuw geboren wil worden en ons opent naar elkaar. Datzelfde bedoelt Thich Nhat Hanh als hij zegt : Wanneer we met het allerhoogste in onszelf in contact zijn, zijn wij in onze Boeddha, vervuld van de heilige Geest. Het maakt ons open, wijs en verdraagzaam. Het uiterlijke oude verhaal van prins Gautama die verlicht wordt, valt samen met het Boeddha veld of Boeddha ruimte in onszelf. Het verhaal van Jezus, toen, lang geleden valt samen met de Jezus ruimte in onszelf. We verbinden de woorden van deze oude boeddhistische tekst- woorden 2 van het hart, met de aankondiging van de geboorte van Jezus, buiten ons. Van het licht in ons. Boeddharuimte- Jezus ruimte- wil ontgonnen worden. Door oefening in eenvoud. “Wees gegroet jij die van nergens bent gekomen en die ook nergens naar op weg bent. Zelfs de allerwijsten onder de mensen hebben jou woonplaats nooit kunnen bepalen. Wees gegroet. Zolang wij niet proberen jou te vatten raken we daardoor juist aan jou en wordt de diepste vrijheid bereikt”. Namaste- ik groet het goddelijke in jou… 3