De ontwikkeling van bloedtransfusie tot farmaceutisch verantwoorde therapie in Nederland Door Dr. Hans Loos, redactie Prof.dr. Dirk Roos. Het gebruik van bloed als geneesmiddel, door het vanuit de armader in de elleboogsholte van een gezonde donor te transfunderen naar een soortgelijke ader van een patiënt, werd rond de jaren ‘30 van de vorige eeuw pas een succesvolle therapie nadat Dr Karl Landsteiner de noodzaak van bloedgroepcompatibiliteit van donor en ontvanger had onderkend. Vooral bij ernstig bloedverlies na ongelukken, geboorteproblemen of bij operatieve ingrepen, werd bloedtransfusie een levensreddende behandeling. Dr. Karl Landsteiner (1868-1943) Omdat zulke situaties meestal acuut optraden, werd voor de vorm van deze therapie al gauw gezocht naar een methode waarbij het bloed van bekende donoren vóór de transfusie kon worden afgenomen en geconserveerd. Hiermee kon het tijdsverlies, voor het zoeken naar en het oproepen van een donor met de vereiste bloedgroep, worden voorkomen. Transfusie met bewaard bloed verving daarna geleidelijk aan de directe transfusie Met de nieuwe ‘bewaarmethode’ moest het bloed van de donor vooraf worden gekenmerkt en op farmaceutische wijze geschikt gemaakt worden om het op steriele manier te kunnen bewaren. Daarna kon men het bewaarde bloed transfunderen als het nodig was. Transfusiediensten werden in de grote ziekenhuizen opgezet voor bloedafname en typering van donoren en bloed. Geschikte bloedflessen (kolven van glas), bewaarvloeistof, afnamesets en transfusiemateriaal werden ontwikkeld. Mensen die op vrijwillige basis bloed wilden geven werden gekeurd, qua bloedgroep gekenmerkt en geregistreerd als donor. Deze hele organisatie van de bloedtransfusie gebeurde onder de hoede van het Nederlandse Rode Kruis, de vereniging die later van het Parlement het monopolie daarop kreeg. Door het neutrale karakter van het Rode Kruis (NRK) werd daardoor zowel de burgerlijke als militaire non-commerciële toepassing van bloedtransfusie gewaarborgd. Transfusie met behulp van een glazen kolf Het Rode Kruis had het aureool van behulpzaamheid, opofferingsgezindheid, barmhartigheid en onbaatzuchtigheid weten te verwerven tijdens oorlogen en conflicten en was daardoor, maatschappelijk gezien, de enige organisatie die vrijwillige bloeddonatie zonder betaling kon bevorderen zowel in Nederland als internationaal. Bloed als luchtvracht in de Dakota-tijd 1 Oprichting twee conserveerinrichtingen In 1939 dwong de dreigende oorlogssituatie het NRK om twee conserveerinrichtingen op te richten. De te verwachten massale toepassing van transfusie bij slachtoffers van toekomstig oorlogsgeweld moest mogelijk gemaakt worden. Deze twee inrichtingen (in Rotterdam en Amsterdam) moesten het transfusiemateriaal kunnen fabriceren en groepsgewijze bloeddonaties kunnen organiseren om deze te verwachten massale schaal van bloedtransfusie mogelijk te maken. De bloedtransfusie zelf moest daartoe door deze inrichtingen tot een technisch uniforme methode worden ontwikkeld voor het hele land. Ook het vereiste transfusiemateriaal, voor heel Nederland, moest door deze inrichtingen op farmaceutische wijze worden gefabriceerd. In de meidagen van 1940 werd de Rotterdamse conserveerinrichting verwoest en ging de Amsterdamse inrichting in het Binnengasthuis (als onderdeel van de afdeling Interne Geneeskunde) alleen verder. De opdracht tot uniformering van de bloedtransfusietechniek noopte het bestuur van deze Amsterdamse inrichting om aan haar doelstelling bloedtransfusie-gericht wetenschappelijk onderzoek toe te voegen en zichzelf om te vormen tot Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis (CLBNRK, kortweg CLB). Dit laboratorium onderzocht en verifieerde de kwaliteitseisen vanaf de bloeddonatie tot en met die van de bloedproducten om transfusie veilig te laten verlopen en doeltreffend te kunnen uitvoeren. Conserveerinrichting op het Amsterdamse Binnengasthuisterrein Gevriesdroogd plasma Na de oorlog in 1945 kwam in Nederland de nadruk van de bloedvoorziening bij oorlogsslachtoffers vooral te liggen op het bloedvervangingsmiddel ‘gevriesdroogd plasma’. Bloedplasma is de eiwitoplossing waarin de rode en witte cellen van het bloed zich ‘al zwevend’ hebben verdeeld. De ‘celvrije’ vloeistof plasma kan uit volbloed worden afgescheiden door het bloed te centrifugeren. Plasma kan, bij massaal bloedverlies in een patiënt, het effect van dit bloedverlies tijdelijk opheffen door transfusie in plaats van volbloed. Aanvulling van het circulerend bloedvolume geeft daarbij het therapeutische effect. Er hoeft bij die transfusie geen rekening te worden houden met bloedgroepen op de cellen van donor en patiënt. Plasma van verschillende donoren kan tevoren tot een pool worden verenigd, daarna worden gevriesdroogd en ten minste een half jaar als poeder bij kamertemperatuur worden opgeslagen en bewaard, zonder functieverlies. Vóór de plasmatransfusie in de patiënt moest het gevriesdroogd ‘plasmapoeder’ eerst in steriel water weer worden opgelost tot de oorspronkelijke concentratie van de eiwitten. De noodzaak voor de transfusie van rode bloedcellen kon met deze plasmatransfusie veilig worden uitgesteld tot een later tijdstip. In de tweede wereldoorlog was dit conserveringsproces zowel bij het CLB in Amsterdam (Ir Mastenbroek en apotheker Harenberg) als in Amerika en Engeland, onafhankelijk van elkaar bedacht en bij oorlogsslachtoffers toegepast (in Nederland door het verzet, bij de luchtlanding in 1944 bij Arnhem). Met een leger van 150.000 soldaten in ons Indië van 1946 en met de dreiging van een nieuwe (derde) (atoom)oorlog in Europa vond Het vriesdrogen van plasma deze uitvinding ook na de Tweede Wereldoorlog massaal toepassing in omstreeks 1960 Nederland. Plasmacampagnes In navolging van de Engelse bloedtransfusiedienst organiseerde het CLB voor die plasmaproductie in heel Nederland massale bloedinzamelingen met mobiele teams, en met de welkome hulp van de plaatselijke Rode Kruis afdelingen. Ook de Militaire Bloedtransfusiedienst organiseerde in zijn kazernes bij militaire vrijwilligers ‘plasmacampagnes’ met eigen afnameteams, behorende tot de Geneeskundige Troepen. Het bloed werd daarvoor afgenomen in glazen flessen die het proces van centrifugeren konden doorstaan. Deze bloedflessen waren hiervoor speciaal ontwikkeld, maar bleken niet geschikt om de resterende rode bloedcellen na het centrifugeren - gegarandeerd steriel bij 4ºC - voldoende lang te kunnen bewaren om voor rode-bloedceltransfusie te dienen. De rode bloedcellen gingen daardoor bij de massale plasmabereiding verloren. De reguliere transfusie van volbloed bij patiënten in de Nederlandse 2 ziekenhuizen werd daarom, net zoals voorheen, door de transfusiediensten in de ziekenhuizen georganiseerd, maar wel m.b.v. de eerder genoemd bloedflessen met antistolling/bewaarvloeistof. In de grote universitaire ziekenhuizen groeiden deze transfusiediensten uit tot bloedbanken. De kwaliteits- en veiligheidseisen werden ook voor deze transfusies door het CLB gegenereerd, en het transfusiepersoneel werd hiervoor geïnstrueerd. Albumine In de jaren ’60 werd gevonden dat het voornaamste eiwitbestanddeel van plasma – albumine - de functie van ‘therapeutische aanvulling van het bloedvolume door transfusie van plasma’ kon overnemen. Voortaan werd daarom al het ingezamelde plasma onderworpen aan een scheidingsproces, in het CLB, wat resulteerde in een albumine-oplossing en een gamma-globulinepreparaat dat alle normaal voorkomende antistoffen bevat. Factor VIII Tegelijkertijd werd ontdekt dat voorafgaande aan deze chemische (alkohol) plasmafractionering, het stollingseiwit Bewerking van plasmaeiwitten in de jaren zestig Factor VIII door bevriezen van het plasma en weer ontdooien uitkristalliseerde en als neerslag kon worden gewonnen (‘cryoprecipitaat’). Wekelijkse toediening van dit preparaat aan patiënten met de erfelijke ziekte ‘Factor VIII-deficiëntie’ (ca 1200 in Nederland) gaf hen hierdoor weer een bijna normaal leven. De behoefte aan plasma voor beide toepassingen was bijna gelijk en dreef dus de totale hoeveelheid bloed die hiervoor jaarlijks moest ingezameld! De technische uitvoering van deze scheidingsprocedures, de kwaliteitscontrole van de eindproducten, de bewaarcondities, de dosering en de opzet van de bijbehorende fabriek werden alle door het CLB onderzocht, opgezet en uitgevoerd. Gesloten bloedzaksysteem In de jaren ’50, tijdens de Koreaanse oorlog, werd in Amerika de plastic bloedzak (Fenwall bloedzak) uitgevonden (Dr Fenner en Dr Walter) en in Nederland door het CLB verder uitontwikkeld. In Nederland werd het een steriel, gesloten systeem, waarin het bloed van één donatie kon worden gesplitst in celpreparaten en plasma. Het gevaar van besmetting door groei van binnengedrongen bacteriën tijdens de bereiding en het bewaren, werd daarmee bedwongen. Nu konden naast het plasma ook de cellen uit één zelfde bloeddonatie worden bereid en gebruikt voor transfusie. Zelfs de bloedcellen konden nog weer verder worden opgesplitst, zodat de rode bloedcellen en de trombocyten (bloedplaatjes) als aparte preparaten routinematig beschikbaar kwamen Bovendien konden beide soorten celpreparaten ook nog gezuiverd worden van de voor transfusie Gesloten bloedzaksysteem ongeschikte witte bloedcellen. Voor de verwijdering van die witte bloedcellen werd door het CLB een speciaal filter ontwikkeld en in het bloedzaksysteem geïntegreerd Uit één bloeddonatie konden daardoor uiteindelijk drie voor transfusiegeschikte bloedplasma/celpreparaten worden gemaakt, die ieder op zich, voor verschillende patiëntengroepen konden worden gebruikt (de zogenaamde componententherapie). Eiwitfracties Zoals eerder beschreven, was door onderzoek, onder andere van het CLB, ook gebleken dat plasma kon worden gescheiden in wel zestien verschillende eiwitfracties die ieder als afzonderlijk preparaat weer als geneesmiddel konden worden toegepast (o.a. voor behandeling van hemofilie, passieve immunisatie, angio-neurotisch syndroom, intravasale bloedstollingpreventie etc.). Het hoofdbestanddeel van plasma het eiwit albumine - kon in plaats van het vroegere gevriesdroogde plasma, als steriele, gepasteuriseerde, oplossing worden gebruikt om de gevolgen van acuut bloedverlies (volumeverlies) te bestrijden. QED, in plaats van transfusie van bloed als geheel werd ‘de transfusietherapie’ nu met bloedcomponenten uitgevoerd. 3 Mobiele inzameling ergens in Nederlands omstreeks 1975 Zelfvoorziening voor Nederland Vanuit het CLB werden nu alle transfusiecentra in Nederland voorzien van en bevoorraad met door haar geproduceerde plastic bloedzakken, leukocytenfilters en transfusiehulpsystemen. Tegelijkertijd kregen alle transfusieorganisaties de daarbij passende instructies voor het gebruik. Daardoor kon nu van alle bloeddonaties in Nederland het plasma worden gescheiden, diepgevroren en verzonden naar het CLB voor de verdere bereiding van plasma eiwitcomponenten. Omgekeerd kon de eigen massale bloedinzameling van het CLB voor de plasmabereiding nu ook worden ingezet voor de bereiding van preparaten voor bloedceltransfusies. Voor alle bloedcomponenten kon Nederland op deze manier zelfvoorzienend blijven. De kosten van de hele transfusieorganisatie konden nu met de opbrengsten van alle bloedcomponenten worden bestreden. Nieuwe technieken Om de componentenbereiding op een schaal van meer dan duizend donaties per dag te kunnen uitvoeren was opnieuw nader onderzoek noodzakelijk. De exacte omstandigheden waaronder deze scheiding van bloed in componenten zou moeten verlopen moesten worden verbeterd en vastgelegd. Vanzelfsprekend kwam daarbij apparatuur voor de automatisering van de bloedcelscheiding, voor de controle op bloedgroepen en ziektekiemen, en voor de digitale verwerking van procesgegevens aan de orde. Voor bijzondere transfusies kon zo ook worden gezocht naar omstandigheden en apparatuur waarmee men bij specifieke donoren tijdens de afname alleen de gewenste component kon isoleren (componentendonatie). De vereiste component werd daarbij al bij de bloeddonatie geïsoleerd, terwijl de rest van het bloed weer werd teruggegeven aan de donor. Op deze manier (cel- en plasmaferese) kon men alleen rode bloedcellen met een specifieke bloedgroep, specifieke trombocyten, speciale witte bloedcellen of plasma met een specifieke antistof afnemen. Deze componenten kon men gebruiken voor patiënten die een normale transfusie niet konden verdragen of voor de bereiding van specifieke antistoffen uit het plasma. In samenwerking met IBM werden de daarvoor vereiste componentencentrifuges op Compomat, 2e generatie het CLB ontwikkeld en gemaakt. Farmaceutische bereiding Veel aandacht werd ook gegeven aan de omstandigheden waaronder de ontvangst, registratie en keuring van de donoren, de afname van bloedmonsters en bloed, de donatieregistratie en de transportcondities van donaties en bloedmonsters, tijdens de massale bloedafname, aangenaam, efficiënt en veilig konden worden gerealiseerd. Ook moesten alle werkzaamheden en omstandigheden van de hele productieketen net als bij andere farmaceutische productieprocessen worden gestandaardiseerd en beschreven (‘Good Manufactoring Practice’). Bloedveiligheid Uiteindelijk bleek ook dat sommige donoren, als drager van een bloedoverdraagbare besmetting, de veiligheid van bloedtransfusie konden bedreigen. Kiemen van bloed-overdraagbare ziekten konden met het bloed van die besmette donoren worden overgedragen op patiënten als het bloed van de donor tevoren niet was gekeurd op deze besmetting. Naast de bloedgroepen moest daarom ook elke donatie op ziektekiemen worden getest om behalve immuunreacties ook besmettingsgevaar uit te kunnen sluiten. Diverse verschillende ziektekiemen bleken toen en ook nu nog als zodanig herkend en uitgesloten te moeten worden. Daarbij ontstond ook het besef dat men alert moet blijven om nieuw besmettingsgevaar te voorkomen, met preventief bacteriologisch en virologisch onderzoek. Specifieke laboratoria die zich binnen het CLB bezig hielden met besmettingsgevaar maar ook met allerlei ziektebeelden die zich manifesteerden in de menselijke bloedcirculatie, werkten samen om de transfusie van bloedcomponenten Kwaliteitscontrole onder GMP-condities 4 veiliger te maken. Diagnose van transfusieproblemen en bloedgerelateerde ziekten werd daardoor ook mogelijk voor heel Nederland. Recent werd ook het genetisch verband tussen kenmerken van bloedcellen en besmettingkiemen op basis van DNA-analyse aan deze diagnostische bepalingen toegevoegd. Het testen van donoren en de administratieve verwerking van alle uitslagen kon alleen na verregaande automatisering en digitalisering. Hetzelfde gold voor patiënten die gediagnosticeerd werden met transfusie-gerelateerde ziekten. Bovendien moest voor elke test van zowel ziektekiemen in bloed als voor de typering van bloed- en weefselgroepen een betrouwbare methode worden ontwikkeld, evenals de daarvoor vereiste apparatuur en reagentia. Op weg naar één landelijke organisatie Geleidelijk realiseerde men zich dat massale bloedafname, het testen van elke donatie op bloedgroep en besmettingsgevaar, geconditioneerd vervoer van het bloed naar de verwerkingslocatie, geautomatiseerde scheiding van al het bloed in bloedcomponenten en farmaceutisch verantwoorde bewaar- en productiecondities voor alle te benutten bloedbestanddelen alleen efficiënt kon worden verwerkelijkt en gestandaardiseerd als de schaal van de hele keten werd vergroot. Slechts voor specifieke toepassingen bleek lokale bedside-componentendonatie, middels cel- of plasmaferese, het meest geschikt wegens de kosten en de logistiek. Begin jaren ’90 was het zover; het gros van de bloedtransfusie was componententherapie geworden onder de condities van Good Manufacturing Practice. Nu moest de totale organisatie van de bloedtransfusie in Nederland zich nog instellen op de nieuwe mogelijkheden van massale bloedafname bij donors, de gedigitaliseerde verwerking van donatie- en donorgegevens en de automatische en chemische verwerking van al het bloed tot componenten. Gekozen werd in 1998 voor één organisatie (Stichting Sanquin Bloedvoorziening) die alles onder één dak zou huisvesten: bloedinzameling, componentenbereiding van zowel plasmacomponenten als bloedcelpreparaten, componentenverstrekking en –distributie, en onderzoek gericht op verbetering en uitbreiding van kwaliteit en veiligheid van transfusie van bloedcomponenten. Ook de herkenning van bloedgerelateerde ziekten kon als diagnostiek hierbij worden betrokken. De kosten en baten van alle facetten van deze bloedcomponententransfusie en Officiële oprichtingsbijeenkomst van Stichting diagnostiek zouden aldus op een “not-for-profit” basis Sanquin Bloedvoorziening op 31 december 1997 kostenneutraal met elkaar in evenwicht kunnen worden gebracht. Marktconform Deze reorganisatie werd gehandicapt door het ‘vrije-markt‘ principe en de lobbyisten van de buitenlandse commerciële bloedtransfusiegerelateerde industrie die in de jaren ‘70 het wettelijk vastgelegde bloedtransfusiemonopolie van het CLB onderuit wisten te halen. Dat monopolie gold daarna niet meer voor transfusiegerelateerde hulpmiddelen (transfusie-apparatuur en -hulpmiddelen voor eenmalig gebruik) en bloedplasmaderivaten. Al in 1979 leidde deze monopolie-inperking tot de afsplitsing van de farmaceutische tak van het CLB die de plastic bloedzakken en infusiehulpmiddelen fabriceerde, het Nederlands Productielaboratorium voor Bloedtransfusieapparatuur en Infusievloeistoffen (NPBI). Na deze verzelfstandiging tot een B.V. werd het NPBI overgenomen door de commerciële firma Fresenius Hemocare. Ook kwamen in Nederland nu commerciële plasmaderivaten beschikbaar die de eigen CLBpreparaten beconcurreerden, en kwamen er in de jaren”90 ook plasma-eiwitten commercieel beschikbaar die met recombinanttechnieken waren gemaakt (zonder voorafgaande bloeddonatie dus). In de jaren ‘80 bemerkte het oplettende publiek van deze veranderingen alleen dat het commerciële bloedplasma van betaalde donors soms een groter risico van transfusiegerelateerde besmettingen met zich meebracht. De prijzen die het CLB voor haar plasmaproducten kon vragen moesten nu marktconform tot stand komen. Ook moesten er producten in het buitenland aangeboden en geleverd kunnen worden. 5 Schaalvergroting Voor levering in landen waar Rode Kruis zusterorganisaties hun plasmaproducten tot dusver zelf maakten, werd een joint venture verband aangegaan, zodat gezamenlijk een schaalvergroting efficiënt gerealiseerd kon worden. Voor specials (door het CLB uitgevonden en gepatenteerde producten met een binnen Nederland beperkte afzet, zoals C1-esterase remmer) bleek loonfractionering een oplossing, zodat dit product bijvoorbeeld ook aan Amerika kon worden geleverd en om zodoende ook hiervoor door schaalvergroting een renderende productie mogelijk te maken (loonfractionering: bereiding tegen vergoeding van een In de plasmafabriek 2005 product uit plasma dat door de opdrachtgever wordt geleverd). Dit alles betekende een enorme investering in de schaalvergroting van de plasmaeiwitproductie teneinde de afzet te kunnen garanderen. De eerste fase van dit traject, waarbij plasma van meerdere aangesloten NRK zusterorganisatie als grondstof gemengd kon worden gebruikt en verwerkt, verspreid over meerdere daarbij aangesloten locaties, verliep gunstig en renderend. De scheiding van de productielijnen voor de verwerking van verschillende soorten plasma die vereist werd voor de GMP van de loonfractionering van C1-esterase-remmer vereiste een veel grotere inspanning zowel technisch, logistiek als administratief. Risicospreiding en transparantie Die tweede fase verliep en verloopt daardoor veel stroever dan verwacht. De verwachting was dat door het verdelen van de kosten en baten over alle activiteiten quitte kon worden gespeeld zonder winstoogmerk, maar ook zonder overheidssteun. Op verzoek van de Minister van Volksgezondheid, werd de plasma-eiwitproductie verzelfstandigd, net als de vroegere fabricage van transfusiehulpmiddelen, zodat de grote investeringen die nodig zijn voor de schaalvergroting niet terug kunnen slaan op de wettelijk vastgelegde publieke taak van de bloedbank. De introductie van het vrije-marktprincipe en verzelfstandiging van oorspronkelijke onderdelen van de bloedtransfusieverzorging heeft wel verwarring over het not-for-profit karakter van deze nutsvoorziening veroorzaakt. De Minister vroeg ook verdere afsplitsing van de marktconforme activiteiten, los van de publieke taken van Sanquin. Met ingang van 1 januari 2017 zijn ook Sanquin Diagnostiek (diagnostiek van bloedgerelateerde ziekten) en Sanquin Reagents (productie en internationale verkoop van onder meer bloedgroepreagentia en apparatuur voor bloedgroepbepalingen) ieder een B.V. geworden. Sanquin Bloedbank en Sanquin Research blijven met hun wettelijke taak achter in de Stichting Sanquin Bloedvoorziening, die overigens wel als not-forprofit organisatie volledig eigenaar is van de Het organogram van Sanquin per 1 januari 2017 holding waar de drie B.V.s onder vallen. Wetenschappelijk onderzoek CLB onderzoeksresultaten zijn alle zelf bekostigd, in eigen beheer (proefschriften) en in internationale vakbladen gepubliceerd, en gevalideerd. Pas in de jaren negentig werden CLB-vindingen regelmatig vastgelegd in patenten. De bloedtransfusie met bloedcomponenten in Nederland is het beste systeem van de wereld geworden. Overal wordt ons systeem gekopieerd. Sanquin is als instituut gelieerd met alle Nederlandse universiteiten op het gebied van hematologie, immunologie en interne geneeskunde. Sanquin onderzoek op de cover van Cell Science December 2016, www.bloedbeeld.nl 6