OEFENEXAMEN BALANSLEZEN NIBE-SVV, 2014 Balanslezen 1. De volgende balansposten komen voor op de balans van een onderneming (in EUR 1.000,-). Gebouwen Pensioenvoorziening Winstreserve Goodwill Lening u/g Voorraad goederen Lening o/g Agioreserve 500 190 270 240 120 300 140 110 Er zijn posten gegeven van de debetzijde en de creditzijde. De posten van de debetzijde zijn allemaal genoemd. Hoe groot is het balanstotaal? A. B. C. EUR 1.020.000,-. EUR 1.160.000,-. EUR 1.260.000,-. 2. Op 1 oktober 201X is een onderneming opgericht. Van deze onderneming zijn de volgende gegevens bekend. Omzet Oktober November December EUR 30.000,EUR 40.000,EUR 50.000,- Deze omzet is volledig op rekening, waarbij de debiteuren één maand krediet krijgen. Investering Op 1 november 201X is voor EUR 52.000,- geïnvesteerd in de inventaris. De levensduur is vier jaar. De restwaarde na vier jaar is EUR 4.000,-. Er wordt evenredig afgeschreven over de gehele levensduur. Financiering Op 1 november wordt EUR 40.000,- geleend. De rente is 6% op jaarbasis en moet per zes maanden achteraf worden betaald. Op rentebetaaldagen moet steeds ook EUR 5.000,- worden afgelost. Hoe groot is het resultaat vóór belasting van deze onderneming in 201X? A. B. C. EUR 62.000,-. EUR 67.600,-. EUR 117.600,-. © NIBE-SVV, 2014 2 Balanslezen 3. Op 1 oktober 201X is een onderneming opgericht. Van deze onderneming zijn de volgende gegevens bekend: Opbrengsten Oktober November December EUR 30.000,EUR 40.000,EUR 50.000,- Deze opbrengsten zijn volledig op rekening, waarbij de debiteuren één maand krediet krijgen. Investering Op 1 november 201X is voor EUR 52.000,- aan inventaris geïnvesteerd en direct per bank voldaan. De levensduur is vier jaar en de restwaarde na vier jaar is EUR 4.000,-. Er is sprake van volledige evenredige afschrijvingen over de gehele levensduur. Financiering Op 1 november 201X wordt EUR 40.000,- geleend tegen de volgende voorwaarden. Rente 6% per jaar en per zes maanden achteraf te voldoen. Op rentebetaaldagen moet steeds EUR 5.000,- worden afgelost. Welke balansposten komen voor op de eerste eindbalans van deze onderneming, én met welke bedragen? A. B. C. Nog te betalen rente nihil; lening EUR 40.000,-. Inventaris EUR 50.000,-; nog te betalen rente EUR 400,-. Debiteuren EUR 50.000,-; inventaris EUR 46.000,-. 4. Om een beter inzicht te krijgen in de financiële positie van een onderneming worden kasstroomoverzichten gemaakt. Van een onderneming zijn de volgende gegevens over 201X bekend. Operationele kasstroom Investeringskasstroom Toename liquide middelen EUR 30.000,- positief EUR 60.000,- negatief EUR 8.000,- Hoe groot is de financieringskasstroom in 201X? A. B. C. EUR 38.000,- negatief. EUR 30.000,- negatief. EUR 38.000,- positief. © NIBE-SVV, 2014 3 Balanslezen 5. Concept Architects gaat architectenbureau Berg & Partners overnemen. Gegevens Concept Architects - balanstotaal EUR 800.000,- eigen vermogen EUR 380.000,- vreemd vermogen EUR 420.000,Gegevens Berg & Partners - balanstotaal EUR 300.000,- eigen vermogen EUR 120.000,- vreemd vermogen EUR 180.000,Concept Architects betaalt de aandeelhouders van Berg & Partners EUR 190.000,- in contanten; de goodwill wordt geactiveerd. Wat zijn de mogelijke effecten van de overname op de balansen van Concept Architects en Berg & Partners? A. B. C. Concept Architects Deelneming + EUR 120.000,Goodwill + EUR 70.000,Bank -/- EUR 190.000,Deelneming + EUR 120.000,Goodwill + EUR 70.000,Bank -/- EUR 190.000,Deelneming + EUR 190.000,Bank -/- EUR 190.000,- Berg & Partners GEEN effect op de balans. Bank + EUR 190.000,-. Bank Goodwill + EUR 190.000,+ EUR 70.000,-. 6. Een startende ondernemer investeert aan het begin van 201X EUR 120.000,- in een nieuwe machine. De economische levensduur is 5 jaar en de restwaarde is nihil. De jaarlijkse afschrijving bedraagt EUR 24.000,-. De ondernemer maakt echter gebruik van de fiscale regeling willekeurige afschrijvingen bedrijfsmiddelen bij startende ondernemingen en schrijft de machine in 3 jaar af. De jaarlijkse afschrijving bedraagt dan EUR 40.000,-. Het resultaat voor afschrijving en voor belasting in 201X bedraagt EUR 90.000,- bij een belastingtarief van 30%. Welke posten, met betrekking tot de belasting, komen voor op de commerciële én de fiscale balans aan het eind van 201X? Commerciële balans A. Te betalen belasting EUR 15.000,Latente belastingschuld EUR 4.800,B. Te betalen belasting EUR 15.000,Latente belastingschuld EUR 4.800,C. Te betalen belasting EUR 15.000,Te betalen belasting EUR 15.000,- Fiscale balans Te betalen belasting EUR 19.800,-. Te betalen belasting EUR 15.000,-. Latente belastingschuld EUR 4.800,-. © NIBE-SVV, 2014 4 Balanslezen 7. Een onderneming sluit aan het begin van 201X een financieel leasecontract voor de financiering van een nieuwe machine. De volgende gegevens zijn bekend. Machine Aanschafprijs EUR 200.000,-. De levensduur is vijf jaar en de restwaarde is nihil. De machine wordt in vijf jaar met jaarlijks gelijke bedragen afgeschreven. Lease De leasetermijn op basis van annuïteiten bedraagt jaarlijks EUR 58.380,-. De rente is 6,5%. De looptijd is 4 jaar. Met welke bedragen komen de machine en de nettoleaseverplichtingen voor op de eindbalans van 201X? A. B. C. Machines EUR 150.000,Machines EUR 154.620,Machines EUR 160.000,- Nettoleaseverplichtingen EUR 175.140,-. Nettoleaseverplichtingen EUR 154.620,-. Nettoleaseverplichtingen EUR 154.620,-. 8. Een holding bezit 100% van onderneming A, 70% van onderneming B en 30% van onderneming C. Bezittingen Eigen vermogen Vreemd vermogen A EUR 1.000.000,EUR 400.000,EUR 600.000,- B EUR 800.000,EUR 300.000,EUR 500.000,- C EUR 600.000,EUR 200.000,EUR 400.000,- Deelnemingen worden gewaardeerd tegen nettovermogenswaarde. Welke posten komen voor op de geconsolideerde balans van de holding en voor welke bedragen? A. B. C. Deelneming EUR 60.000,Aandeel derden EUR 90.000,Aandeel derden EUR 230.000,- Aandeel derden EUR 90.000,-. Eigen vermogen EUR 670.000,-. Deelneming EUR 60.000,-. 9. Gebro BV vormt in een bepaald jaar een voorziening voor groot onderhoud. Toekomstige uitgaven komen ten laste van deze voorziening. Hoe wordt dit zichtbaar op de balans in het jaar dat de voorziening gevormd wordt? A. B. C. Een deel van het aanwezige banksaldo wordt op een spaarrekening gezet met de omschrijving ‘voorziening groot onderhoud’. Een deel van het aanwezige banksaldo wordt overgeboekt naar de creditzijde van de balans met de omschrijving ‘voorziening groot onderhoud’. Het aanwezige banksaldo verandert NIET en aan de creditzijde van de balans ontstaat een voorziening groot onderhoud. © NIBE-SVV, 2014 5 Balanslezen 10. Aannemingsbedrijf Handson BV heeft de voorlopige cijfers over 201X opgesteld. Hieruit blijkt een verlies van EUR 30.000,- over 201X. Op de voorlopige eindbalans 201X staat de post onderhanden werk voor EUR 180.000,-. Het betreft uren en materialen van werknummer 12 dat Handson BV in 201X+1 zal opleveren. Een ander werk, werknummer 7, heeft Handson BV in 201X opgeleverd. De kosten van dit werk zijn veel hoger dan geschat, waardoor werknummer 7 zwaar verliesgevend geworden is. Handson BV besluit daarom de kostenpost van EUR 40.000,- van werknummer 7 over te boeken naar werknummer 12. Wat is het effect van deze overboeking op de balans en de resultatenrekening van Handson bv over 201X? A. B. C. Balans GEEN effect Onderhanden werk stijgt met EUR 40.000,Onderhanden werk stijgt met EUR 40.000,- Resultatenrekening Winst wordt EUR 10.000,-. GEEN effect. Winst wordt EUR 10.000,-. 11. Barimba BV heeft een beginvoorraad van EUR 450.000,-, koopt voor EUR 3.800.000,- in en houdt een eindvoorraad van EUR 475.000,- over. Hoeveel bedraagt de 'inkoopwaarde van de omzet' in de resultatenrekening? A. B. C. EUR 3.325.000,-. EUR 3.775.000,-. EUR 3.825.000,-. 12. Welk onderdeel maakt deel uit van de operationele kasstroom in een kasstroomoverzicht? A. B. C. De Investeringen in vaste activa. De nettowinst. De dividendbetalingen. 13. Op de resultatenrekening van een onderneming staat een mutatie voorraad gereed product van EUR 26.000,- positief. Welke bewering over de mutatie voorraad gereed product is JUIST? A. B. C. Onderneming X heeft in 201X NIET aan haar leveringsplicht kunnen voldoen. Onderneming X heeft in 201X meer geproduceerd dan omgezet. Onderneming X heeft in 201X minder geproduceerd dan omgezet. © NIBE-SVV, 2014 6 Balanslezen 14. Een onderneming heeft in 201X EUR 300.000,- aan researchkosten uitgegeven. De onderneming wil deze kosten eind 201X als bezitting op de balans activeren. Wat is het effect hiervan op de balans per ultimo 201X en de resultatenrekening over 201X? A. B. C. De immateriële vaste activa nemen toe met EUR 300.000,-, er is GEEN effect op de resultatenrekening en er wordt een negatieve wettelijke reserve van EUR 300.000,- gevormd. De immateriële vaste activa nemen toe met EUR 300.000,-, het resultaat voor belasting stijgt met EUR 300.000,- en er wordt een positieve wettelijke reserve van EUR 300.000,- gevormd. Er is GEEN effect op de immateriële vaste activa, het resultaat voor belasting stijgt met EUR 300.000,- en er wordt een positieve wettelijke reserve van EUR 300.000,- gevormd. 15. De voorraad goederen van een handelsonderneming aan het begin van januari bedraagt 800 stuks die zijn ingekocht voor EUR 3,- per stuk. In de maand januari vinden de volgende mutaties plaats: 07-01 Aankoop 500 stuks à EUR 4,- per stuk 12-01 Verkoop 700 stuks à EUR 8,- per stuk 18-01 Aankoop 600 stuks à EUR 5,- per stuk 25-01 Verkoop 500 stuks à EUR 8,- per stuk De onderneming maakt de brutowinstberekening op basis van FIFO. Hoeveel bedraagt de brutowinst van januari? A. B. C. EUR 4.500,-. EUR 4.600,-. EUR 5.600,-. 16. Hoe kan een onderneming haar nettowerkkapitaal op korte termijn vergroten? A. B. C. Door de debiteuren sneller te innen en daarmee de crediteuren terug te betalen. Door meer gebruik te maken van crediteurenfinanciering. Door lang vreemd vermogen aan te trekken en hiermee de kortlopende schulden af te lossen. 17. Een onderneming bezit een aantal duurzame productiemiddelen. Deze productiemiddelen worden aan een leasemaatschappij verkocht en vervolgens teruggehuurd. De opbrengst van de verkoop wordt gebruikt om langlopende schulden af te lossen. Het directe effect van deze transactie is dat de liquiditeit ... (1) ... en de solvabiliteit ... (2) .... Wat moet worden ingevuld voor (1) en (2)? A. B. C. (1) NIET verandert toeneemt toeneemt (2) toeneemt. toeneemt. afneemt. © NIBE-SVV, 2014 7 Balanslezen 18. Een onderneming heeft een korte omlooptijd (en dus een hoge omloopsnelheid) van de voorraden. Welk risico loopt deze onderneming? A. B. C. Dat de voorraad snel veroudert. Dat de opslagkosten hoog zijn. Dat de productie stagneert. 19. Van een onderneming zijn de volgende gegevens bekend. - Rentabiliteit totale vermogen is 9%. - Rentabiliteit vreemd vermogen is 4%. - Rentabiliteit eigen vermogen is 16,5%. - Het eigen vermogen bedraagt EUR 180.000,-. Hoeveel bedraagt het vreemd vermogen? A. B. C. EUR 120.000,-. EUR 225.000,-. EUR 270.000,-. 20. De balans en resultatenrekening van handelsonderneming Tradeoff zien er per 31 december als volgt uit. Balans (in EUR) Gebouwen Machines Debiteuren Voorraad goederen Bank 842.000 134.000 336.000 448.000 128.000 1.888.000 Aandelen vermogen Reserves Winst betreffende jaar Hypotheek o/g Crediteuren 310.000 440.000 224.000 580.000 334.000 1.888.000 Resultatenrekening (in EUR) Omzet Inkoopwaarde omzet Bruto winst Kosten (incl. rente) Winst 4.455.000 -/- 3.903.000 552.000 -/- 328.000 224.000 Hoeveel bedraagt de omzetsnelheid van de voorraad goederen? A. B. C. 8,7. 9,9. 11,7. © NIBE-SVV, 2014 8 Balanslezen 21. Gegeven zijn de balans en resultatenrekening van een onderneming over 201X. Balans na winstverdeling per ultimo 201X (in EUR 1.000,-) Activa Gebouwen Inventaris Vervoermiddelen Vaste activa Voorraad goederen Debiteuren Bank 201X 600 …. …. 201X-1 625 352 489 1.466 ? 372 ? 18 289 66 Vlottende activa Totaal Passiva Aandelenvermogen Agioreserve Algemene reserve Eigen vermogen Voorziening groot onderhoud Hypothecaire lening Leningen Lang vreemd vermogen 201X 100 120 85 305 95 201X-1 100 120 45 265 83 460 490 858 1.413 1.043 1.616 236 312 1.649 1.954 1.928 2.193 727 1.954 2.193 Crediteuren incl. overige kortlopende verplichtingen Vreemd vermogen Totaal Resultatenrekening per ultimo 201X (in EUR 1.000,-) …….. Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Loonkosten Afschrijvingskosten Rentekosten Overige kosten Resultaat voor belastingen Belastingen Resultaat na belastingen 3.110 2.460 650 236 151 96 117 600 50 10 40 De inkopen en verkopen hebben in 201X volledig op rekening plaatsgevonden. In 201X is er EUR 3.198.000,- ontvangen van debiteuren en is er voor EUR 2.406.000,- aan goederen ingekocht. Hoeveel bedragen de balansposten voorraad goederen en debiteuren per ultimo 201X? A. B. C. Voorraad goederen EUR 318.000,-. EUR 318.000,-. EUR 426.000,-. Debiteuren EUR 201.000,-. EUR 377.000,-. EUR 201.000,-. © NIBE-SVV, 2014 9 Balanslezen 22. Gegeven zijn de balans en resultatenrekening van een onderneming over 201X. Balans na winstverdeling per ultimo 201X (in EUR 1.000,-) Activa Gebouwen Inventaris Vaste activa 201X 75 175 250 201X-1 80 120 200 Voorraad goederen Debiteuren Bank Vlottende activa 210 180 152 11 373 176 7 353 Totaal 623 563 Passiva Aandelenvermogen Herwaarderingsreserve Algemene reserve 201X 140 50 90 201X-1 140 40 80 280 15 260 12 50 106 171 60 73 145 172 158 343 623 303 563 Eigen vermogen Voorziening latente belasting Hypothecaire lening Leningen Lang vreemd vermogen Crediteuren incl. overige kortlopende verplichtingen Vreemd vermogen Totaal Resultatenrekening per ultimo 201X (in EUR 1.000,-) ……. Omzet Inkoopwaarde omzet Brutowinst Loonkosten Afschrijvingskosten Rentekosten Overige kosten Resultaat voor belastingen Belastingen Resultaat na belastingen … 1.200 ? … … 9 51 … 50 15 35 De inkopen en verkopen hebben in 201X volledig op rekening plaatsgevonden. Er is EUR 1.528.000,- ontvangen van debiteuren in 201X. Hoeveel bedraagt de brutowinst in 201X? N.B. U hoeft GEEN rekening te houden met btw (omzetbelasting). A. B. C. EUR 304.000,-. EUR 352.000,-. EUR 480.000,-. © NIBE-SVV, 2014 10 Balanslezen 23. Een onderneming leent op 1 mei 201X EUR 150.000,-. De rente is 6% per jaar en wordt per drie maanden vooruit betaald. De eerste rentebetaling vindt plaats op 1 mei 201X. Op 1 november 201X wordt EUR 20.000,- afgelost. Voor ieder kwartaal stelt de onderneming een resultatenbegroting en een liquiditeitsprognose op. Welke rentebedragen moet de onderneming opnemen op de resultatenbegroting en de liquiditeitsprognose voor het vierde kwartaal van 201X? A. B. C. Resultatenbegroting EUR 1.950,EUR 2.050,EUR 2.050,- Liquiditeitsprognose EUR 2.050,-. EUR 1.950,-. EUR 2.050,-. 24. Enkele balansposten van een onderneming per ultimo 201X-1 zien er als volgt uit: Voorraad goederen Debiteuren Bank Crediteuren EUR 183.000,EUR 203.000,EUR 36.000,EUR 120.000,- De post crediteuren betreft uitsluitend de inkoop van goederen met een krediettermijn van 1 maand. De onderneming verwacht in 201X een omzet te behalen van EUR 2.640.000,-. De omzet en de inkopen vinden volledig evenredig over de maanden van het jaar plaats. De inkoop van goederen is voor 201X begroot op EUR 1.620.000,- en de verwachting is dat de post voorraad goederen per ultimo 201X EUR 203.000,- zal bedragen. Hoeveel bedragen de verwachte brutowinst en de verwachte betalingen aan crediteuren in 201X? A. B. C. Brutowinst EUR 1.020.000,EUR 1.040.000,EUR 1.040.000,- Betalingen crediteuren EUR 1.605.000,-. EUR 1.605.000,-. EUR 1.635.000,-. © NIBE-SVV, 2014 11 Balanslezen Antwoorden oefenexamen Balanslezen 1. B 2. C 3. B 4. C 5. A 6. B 7. C 8. A 9. C 10. C 11. B 12. B 13. B 14. B 15. C 16. C 17. A 18. C 19. C 20. A 21. A 22. A 23. B 24. B U bent geslaagd als u minstens 17 van de 24 meerkeuzevragen juist hebt beantwoord. Let op! Feedback op de vragen treft u aan op de volgende pagina’s. © NIBE-SVV, 2014 12 Balanslezen Feedback oefenexamen Balanslezen 1. Antwoord A is onjuist. De posten Lening o/g (opgenomen geld) en Agioreserve zijn creditposten (passiva). Antwoord B is juist. Debetposten (activa) zijn Gebouwen, Goodwill, Lening u/g (uitgeleend geld), Voorraad goederen. Het balanstotaal is gelijk aan het totaal van de activa. Het balanstotaal (in EUR 1.000,-) is dus: Gebouwen 500 + Goodwill 240 + Lening u/g 120 + Voorraad goederen 300 = 1.160. Antwoord C is onjuist. De posten Winstreserve, Lening o/g (opgenomen geld) en Agioreserve zijn creditposten (passiva). © 2. Antwoord A is onjuist. U heeft de afschrijvingskosten ten onrechte niet aan de verslagperiode (kwartaal) toegerekend. U heeft ook de lening ten onrechte als opbrengst bestempeld. Ontvangsten (bijvoorbeeld lening) zijn niet gelijk aan opbrengsten (bijvoorbeeld omzet). Antwoord B is onjuist. Hoewel de omzet van december 201X pas in januari 201X+1 wordt ontvangen (leverancierskrediet 1 maand), telt deze wel mee als opbrengst in 201X. Antwoord C is juist. De omzet over de maanden oktober, november en december bedraagt EUR 120.000,-. De financieringskosten bedragen: 6% x EUR 40.000,- = EUR 2.400,- per jaar. Er is alleen rente verschuldigd over de maanden november en december: 2/12 x EUR 2.400,- = EUR 400,-. De afschrijvingskosten bedragen: EUR 52.000,- -/- EUR 4.000,- (restwaarde) = EUR 48.000,- / 4 = EUR 12.000,- per jaar. In 201X worden alleen de afschrijvingskosten voor november en december toegerekend: 2/12 x EUR 12.000,- = EUR 2.000,-. Het resultaat voor belasting (in EUR) is dan: Omzet 120.000 Financieringskosten -/- 400 Afschrijvingskosten -/- 2.000 Resultaat voor belasting 117.600 3. Antwoord A is onjuist. Nog te betalen rente is een verplichting. Bovendien is het verschuldigde bedrag niet EUR 0,-. Antwoord B is juist. De inventaris is op 1 november gekocht voor EUR 52.000,-. De restwaarde is EUR 4.000,-. Per maand wordt (EUR 52.000,- -/- EUR 4.000,-) / 48 = EUR 1.000,- afgeschreven. Omdat volledig evenredig wordt afgeschreven is de boekwaarde op 31 december EUR 52.000,- -/- 2 x EUR 1.000,- = EUR 50.000,-. Over de lening is rente verschuldigd. Die wordt per 6 maanden achteraf betaald. Op balansdatum is 2 maanden rente verschuldigd. De nog te betalen rente is EUR 40.000,- x 6% x 2 / 12 = EUR 400,-. Antwoord C is onjuist. De boekwaarde van de inventaris is niet EUR 46.000,-. 4. Antwoord A is onjuist. U heeft de financieringskasstroom verkeerd berekend. Antwoord B is onjuist. U heeft geen rekening gehouden met de mutatie in de liquide middelen. Antwoord C is juist. Het vereenvoudigd kasstroomoverzicht (in EUR) ziet er als volgt uit: Operationele kasstroom 30.000 Investeringskasstroom -/- 60.000 Financieringskasstroom x Mutatie liquide middelen 8.000 De financieringskasstroom (x) is 8.000 -/- 30.000 + 60.000 = 38.000 positief. 5. Antwoord A is juist. Concept Architects neemt architectenbureau Berg & Partners over door aandelenoverdracht. Daardoor gaat Berg & Partners op in Concept Architects. Dit komt op de balans van Concept Architects tot uiting door de posten Deelneming, Goodwill en Bank. NIBE-SVV, 2014 13 Balanslezen Deelneming Er is sprake van een deelneming als een onderneming meer dan 20% van het kapitaal van een andere onderneming bezit. De deelneming is dan gelijk aan het percentage van het eigen vermogen dat de onderneming in die andere onderneming bezit. Hier is dat 100%, dus de deelneming van Concept Architects in Berg &Partners is gelijk aan het eigen vermogen van Berg & Partners (EUR 120.000,-). Goodwill Het verschil tussen de koopprijs van Berg & Partners (EUR 190.000,-) en het eigen vermogen van Berg & Partners (EUR 120.000,-) wordt als ‘Goodwill’ zichtbaar op de balans van Concept Architects (EUR 70.000,-). Goodwill is een bijzondere vorm van stille reserve, een overwaarde van de onderneming die aan het licht komt bij het staken van de onderneming (hier: verkoop). De overname van Berg & Partners heeft GEEN effect op de balans van Berg & Partners. Concept Architects betaalt weliswaar EUR 190.000,- voor de aandelen Berg & Partners, maar deze koopsom wordt betaald aan de verkopende partij, dit zijn de aandeelhouders van Berg & Partners. Die EUR 190.000,- komt dus niet terecht bij onderneming Berg & Partners zelf. Uitkoop van de aandeelhouders van Berg & Partners heeft GEEN effect op de balans van Berg & Partners. Bank Concept Architects heeft EUR 190.000,- betaald voor de overname van Berg & Partners. Betaling was in contanten en moet dus zichtbaar worden door een afname van de liquide middelen (Bank) op de balans van Concept Architects. Antwoord B is onjuist. Concept Architects betaalt EUR 190.000 aan de verkopende partij (aandeelhouders van Berg & Partners) voor de aandelen Berg & Partners. Die EUR 190.000,- komt dus niet terecht bij onderneming Berg & Partners zelf. Antwoord C is onjuist. Concept Architects betaalt EUR 190.000,- aan de verkopende partij (aandeelhouders van Berg & Partners) voor de aandelen Berg & Partners. Die EUR 190.000,- komt dus niet terecht bij onderneming Berg & Partners zelf. De goodwill komt niet op de balans van Berg & Partners. 6. Antwoord A is onjuist. De waarde van de machine per ultimo 201X berekent u als volgt: aanschafprijs -/- afschrijvingen. De brutoleaseverplichting op balansdatum is 3 x 58.380 = EUR 175.140,-. Antwoord B is juist. Bedrijfseconomische afschrijvingen (x EUR 1.000,-) jaar 201X 201X+1 201X+2 201X+3 201X+4 Totaal winst voor afschrijving 90 90 90 90 90 afschrijving 24 24 24 24 24 winst na afschrijving 66 66 66 66 66 belasting 30% 19,8 19,8 19,8 19,8 19,8 99 winst na afschrijving 50 50 50 90 90 belasting 30% 15 15 15 27 27 99 Fiscale afschrijvingen (x EUR 1.000,-) jaar 201X 201X+1 201X+2 201X+3 201X+4 Totaal © NIBE-SVV, 2014 winst voor afschrijving 90 90 90 90 90 afschrijving 40 40 40 14 Balanslezen In 201X is de te betalen belasting volgens de fiscale balans EUR 15.000,-. Volgens de commerciële balans is dit EUR 19.800,-. Hiervan is de eerste jaren slechts EUR 15.000 daadwerkelijk verschuldigd aan de fiscus. De onderneming moet het restant (19.800 -/- 15.000 = EUR 4.800,-) toevoegen aan de voorziening latente belastingen. Antwoord C is onjuist. De latente belastingschuld is een voorziening op de commerciële balans, niet op de fiscale balans. Deze voorziening wordt daar opgenomen naast de daadwerkelijk af te dragen belasting in 201X. De fiscale balans daarentegen laat alleen zien welk bedrag in 201X daadwerkelijk aan de fiscus af te dragen is. © 7. Antwoord A is onjuist. De waarde van de machine per ultimo 201X berekent u als volgt: aanschafprijs -/- afschrijvingen. De brutoleaseverplichting op balansdatum is 3 x 58.380 = EUR 175.140,-. Antwoord B is onjuist. De waarde van de machine per ultimo 201X berekent u als volgt: aanschafprijs -/- afschrijvingen. De nettoleaseverplichting op balansdatum is 200.000 -/- 45.380 = EUR 154.620,-. Antwoord C is juist. De onderneming sluit een financieel leasecontract. Dat betekent dat de machine en de leaseverplichtingen moeten worden opgenomen op de balans. De waarde van de machine per ultimo 201X berekent u als volgt: aanschafprijs -/- afschrijvingen. De jaarlijkse afschrijvingen bedragen (200.000 -/- 0) / 5 = 40.000. De boekwaarde per ultimo 201X is dus 200.000 -/- 40.000 = 160.000. De jaarlijkse leasetermijn (annuïteit EUR 58.380) bestaat uit rente en aflossing. De rente van het eerste jaar is 6,5% x 200.000 = EUR 13.000. Voor aflossing resteert dus 58.380 -/13.000 = EUR 45.380. De nettoleaseverplichting op balansdatum is dus 200.000 -/- 45.380 = EUR 154.620,-. N.B. De nettoleaseverplichting geeft een vertekend beeld, want de brutoleaseverplichting op balansdatum is 3 x 58.380 = EUR 175.140,-. 8. Antwoord A is juist. Alleen ondernemingen waarin de holding meer dan 50% van de aandelen bezit, worden geconsolideerd. Hier zijn dat alleen onderneming A (100%) en onderneming B (70%). Na consolidatie komen deze posten niet meer als Deelneming voor op de geconsolideerde balans. Bij meerderheidsdeelneming wordt het ontbrekende deel van het eigen vermogen van de dochter na consolidatie zichtbaar als Aandeel derden. Het Aandeel derden kan worden gezien als permanent risicodragend vermogen. Het Aandeel derden bedraagt het percentage aandelen in handen van derden x EV. In dit voorbeeld bedraagt het Aandeel derden in B 30% x 300.000 = EUR 90.000,-. De holding heeft in onderneming C een minderheidsaandeel. Daardoor wordt C niet betrokken in de consolidatie, maar blijft voorkomen op de geconsolideerde balans van de holding onder de post ‘Deelneming’, voor een bedrag van 30% x 200.000 = EUR 60.000,-. Antwoord B is onjuist. Het Aandeel derden is inderdaad EUR 90.000,-, maar het Eigen vermogen van de holding is niet bekend. Het is ook niet uit te rekenen op basis van de gegevens. Antwoord C is onjuist. De post Aandeel derden bedraagt niet EUR 230.000,-, want in deze post worden alleen meerderheidsbelangen opgenomen tussen 50 en 100%. Dus vallen hier het 100%-belang in A en het 30%-belang in C buiten de post Aandeel derden. 9. Antwoord A is onjuist. Het banksaldo verandert niet door een voorziening te treffen. Voorzieningen worden gevormd ten laste van de resultatenrekening. Antwoord B is onjuist. Bij het aanleggen van een voorziening vindt geen overboeking plaats van de debetzijde naar de creditzijde van de balans. Het banksaldo wijzigt dus niet door credit een voorziening op te nemen op de balans. Want een voorziening is geen uitgave, maar een verplichting voor een verwachte uitgave in de toekomst. Antwoord C is juist. De post Voorzieningen is een verplichting. Dit is onderdeel van de post Vreemd vermogen op lange termijn. Deze voorziening wordt NIBE-SVV, 2014 15 Balanslezen als een kostenpost geboekt, maar in een eerder jaar dan waarin die werkelijk wordt aangesproken. Want dat is het kenmerkende van een voorziening: het betreft steeds een post op de balans die wordt aangesproken in het jaar dat de werkelijke uitgaven worden gedaan, maar die reeds in eerdere jaren ten laste werd gebracht van het resultaat. 10. Antwoord A is onjuist. Deze overboeking heeft wél effect op de balans over 201X. Debet op de balans van 201X vindt een toename plaats van de post onderhanden werk met EUR 40.000,-. Dit bedrag komt links ‘vrij’ door de kosten rechts op de balans over 201X met ditzelfde bedrag te verminderen. Antwoord B is onjuist. Deze overboeking heeft wél effect op de resultatenrekening van 201X. Want door de 40.000 verlies via de post Onderhanden werk over te hevelen naar het jaar 201X+1 komt de resultatenrekening uit op een positief resultaat van EUR 10.000 over 201X. Antwoord C is juist. Debet op de balans van 201X vindt een toename plaats van de post onderhanden werk met EUR 40.000,-. Dit bedrag komt links ‘vrij’ door de kosten rechts op de balans over 201X met ditzelfde bedrag te verminderen, te weten door de verliespost van 40.000 op werknummer 7 niet op te nemen op de resultatenrekening van 201X. Want door de EUR 40.000,verlies via de post Onderhanden werk over te hevelen naar het jaar 201X+1 komt de resultatenrekening uit op een positief resultaat van EUR 10.000 over 201X. Hierdoor heeft deze overboeking effect op zowel de balans als op de resultatenrekening. Zij heeft alleen geen effect op de post liquide middelen. 11. Antwoord A is onjuist. U heeft alleen de inkopen gecorrigeerd voor de eindvoorraad. Antwoord B is juist. De verhouding tussen balansposten in het algemeen is als volgt: beginwaarde + toename -/- afname = eindwaarde. Toegepast op de voorraad goederen: beginvoorraad + inkopen -/- verbruik (inkoopwaarde omzet) = eindvoorraad. Beginvoorraad Inkopen Inkoopwaarde omzet Eindvoorraad 450.000 3.800.000 4.250.000 -/- x 475.000 De inkoopwaarde van de omzet (x) = beginvoorraad + inkopen -/eindvoorraad = EUR 3.775.000,-. Zonder formule kunt u het antwoord ook beredeneren. Als de eindvoorraad groter is dan de beginvoorraad (zoals hier het geval is), heeft u minder goederen verkocht dan u heeft ingekocht. Die voorraadmutatie corrigeert u op de inkopen: 3.8000.000 -/- 25.000 = EUR 3.775.000,-. Antwoord C is onjuist. U heeft de begin- en eindvoorraad verwisseld. © 12. Antwoord A is onjuist. Investeringen in vaste activa genereren een kasstroom uit investeringsactiviteiten, niet uit operationele activiteiten. Antwoord B is juist. De nettowinst is de winst na aftrek van belasting en houdt een toename van het eigen vermogen in (een passief post). Dat leidt tot een toename van de kasstroom. Dit als direct gevolg van de operationele activiteitenkasstroom (ontvangsten). Dus de nettowinst maakt deel uit van de operationele kasstroom in een kasstroomoverzicht. Antwoord C is onjuist. Dividendbetalingen houden een afname in van de passiefpost van de balans. Zij genereren een kasstroom uit financieringsactiviteiten, namelijk naar aandeelhouders. Dividendbetalingen leiden dus niet tot een operationele kasstroom. 13. Antwoord A is onjuist. Als de onderneming niet aan haar leveringsplicht heeft kunnen voldoen, is er dus wel omzet maar onvoldoende productie. Maar dan is de voorraad gereed product niet positief maar juist negatief. NIBE-SVV, 2014 16 Balanslezen Antwoord B is juist. Wanneer de posten voorraad gereed product en onderhanden werk stijgen, wil dat zeggen dat er aan het einde van het boekjaar sprake is van meer gereed product of meer onderhanden werk. Een mutatie voorraad gereed product van EUR 26.000,- positief betekent dus dat de productie aan het eind van het boekjaar groter was dan in dat boekjaar is omgezet. Antwoord C is onjuist. Als de onderneming in een boekjaar minder heeft geproduceerd dan omgezet, blijft de productie achter bij de omzet. In dat geval is de voorraad gereed product negatief en hier is zij juist positief. © 14. Antwoord A is onjuist. De immateriële vaste activa nemen inderdaad toe met EUR 300.000,-. Maar er is ook een effect op het resultaat. Antwoord B is juist. De immateriële vaste activa nemen toe met EUR 300.000,-, bijvoorbeeld als geactiveerde researchkosten. Het resultaat voor belasting stijgt ook met EUR 300.000,-. Door te activeren worden de kosten niet langer alleen aan 201X toegerekend, maar slechts een gedeelte (afschrijvingskosten). Antwoord C is onjuist. Er is wel een effect op de immateriële vaste activa. Het resultaat voor belasting stijgt inderdaad met EUR 300.000,-. 15. Antwoord A is onjuist. U heeft de brutowinst volgens LIFO berekend. Antwoord B is onjuist. U heeft de brutowinst berekend door ontvangsten en uitgaven te salderen. Antwoord C is juist. Bij voorraadwaardering volgens het principe van ‘first in, first out’ (FIFO), wordt het verkoopresultaat berekend op basis van de oudste inkoopprijs. De brutowinst van de transactie op 12-01 is 700 x (EUR 8,- -/EUR 3,-) = EUR 3.500,-. Volgens FIFO worden er 700 stuks van de beginvoorraad per 01-01 verkocht. De inkoopprijs (= voorraadwaardering) was toen EUR 3,-. De brutowinst van de transactie op 25-01 is 100 x (EUR 8,- -/- EUR 3,-) + 400 x (EUR 8,- -/- EUR 4,-) = EUR 2.100,-. Volgens FIFO worden er 100 stuks van de beginvoorraad per 01-01 verkocht. De inkoopprijs was toen EUR 3,-. Er werden ook 400 stuks verkocht van de aankoop per 12-01. De inkoopprijs was toen EUR 4,-. De brutowinst over januari is dus 3.500 + 2.100 = EUR 5.600,-. 16. Antwoord A is onjuist. Nettowerkkapitaal = vlottende activa -/- vlottende passiva (kort vreemd vermogen). Door sneller debiteuren te incasseren nemen de vlottende activa af. Door minder gebruik te maken van crediteurenfinanciering, dus door minder op krediet te kopen, neemt het kort vreemd vermogen af.. Omdat beide bedragen gelijk zijn, blijft het nettowerkkapitaal gelijk. Antwoord B is onjuist. Nettowerkkapitaal = vlottende activa -/- vlottende passiva (kort vreemd vermogen). Door meer gebruik te maken van crediteurenfinanciering, dus door meer op krediet te kopen, neemt het kort vreemd vermogen toe. Daardoor wordt het nettowerkkapitaal juist kleiner. Antwoord C is juist. Er zijn twee manieren om het nettowerkkapitaal te berekenen: vlottende activa -/- vlottende passiva of eigen vermogen + lang vreemd vermogen -/- vaste activa. Het nettowerkkapitaal wordt dus zowel door een afname van korte schulden (vlottende passiva) als door een toename van lang vreemd vermogen vergroot. 17. Antwoord A is juist. De liquiditeit verandert niet, want wat er aan geld binnenkomt door verkoop van vaste activa, gaat er ook meteen weer uit door de aflossingen op de langlopende schulden. De solvabiliteit neemt toe, want door af te lossen op het lang vreemd vermogen, neemt het eigen vermogen ten opzicht van het vreemd vermogen toe. Solvabiliteit = EV / TV x 100%. Antwoord B is onjuist. De liquiditeit verandert niet, want wat er aan geld binnenkomt door verkoop van vast activa, gaat er ook meteen weer uit door de aflossingen op de langlopende schulden. NIBE-SVV, 2014 17 Balanslezen Antwoord C is onjuist. De liquiditeit verandert niet, want wat er aan geld binnenkomt door verkoop van vast activa, gaat er ook meteen weer uit door de aflossingen op de langlopende schulden. 18. Antwoord A is onjuist. De voorraad veroudert wanneer het lang duurt voordat deze verkocht is of omgezet is in producten. Dat is juist een risico bij een lange omlooptijd en dus een lage omloopsnelheid. Antwoord B is onjuist. Hoge opslagkosten treden juist op bij een korte omlooptijd en dus een lage omzetsnelheid. Antwoord C is juist. Een korte omlooptijd van de voorraden betekent dat de voorraden vlug worden verbruikt voor productie of verkoop. Een korte omlooptijd betekent dus dat de omloop- of omzetsnelheid hoog is. Dat kan ertoe leiden dat de voorraden zo snel verbruikt of verkocht worden dat stagnatie in de productie – en dus in de verkoop – ontstaat. 19. Antwoord A is onjuist. U heeft de hefboomfactor verkeerd berekend. De hefboomfactor is VV / EV. Antwoord B is onjuist. U heeft de formule voor de rentabiliteit van het eigen vermogen verkeerd toegepast. De formule voor de rentabiliteit van het eigen vermogen luidt: REV = RTV + (RTV - r) x VV / EV. Antwoord C is juist. De formule voor de rentabiliteit van het eigen vermogen luidt: REV = RTV + (RTV - r) x VV / EV. De betekenis van de gebruikte symbolen is als volgt: REV is rentabiliteit van het eigen vermogen, RTV is rentabiliteit van het totale vermogen, r is rente (rentabiliteit vreemd vermogen), VV is vreemd vermogen en EV is eigen vermogen. Bekende gegevens invullen: 16,5% = 9% + (9% - 4%) x VV / 180.000 7,5% = (9% - 4%) x VV / 180.000 7,5% = 5% x VV / 180.000 1,5 = VV / 180.000 (hefboomfactor) VV = 270.000 Dit valt ook te beredeneren. Door vreemd vermogen aan te trekken kan de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) worden verhoogd. Dat is de zogenoemde hefboomwerking. Het rendement van het totale vermogen (RTV) is 9% en de rentabiliteit van het vreemd vermogen is 4%. Er kan dus 5% ‘overgeheveld’ worden, afhankelijk van de hoeveelheid vreemd vermogen. Het REV bedraagt 16,5%; dat is 7,5% meer dan het RTV. 7,5% / 5% = 1,5. Er is dus 1,5 meer vreemd vermogen dan eigen vermogen. De hefboomfactor is dus 1,5. De onderneming kan dus 1,5 keer meer vreemd vermogen aantrekken dan eigen vermogen. 20. Antwoord A is juist. Omzetsnelheid (omloopsnelheid van de voorraden) = inkoopwaarde omzet / voorraad goederen 3.903.000 / 448.000 = 8,7. Antwoord B is onjuist. U heeft ten onrechte gerekend met de omzet. Antwoord C is onjuist. U heeft ten onrechte gerekend met debiteuren. 21. Antwoord A is juist. De verhouding tussen balansposten in het algemeen is als volgt: beginwaarde + toename -/- afname = eindwaarde. Toegepast op de voorraad goederen: beginvoorraad + inkopen -/- verbruik (inkoopwaarde omzet) = eindvoorraad. Voorraad goederen per 201X-1 Ingekochte goederen in 201X Inkoopwaarde omzet Voorraad goederen per 201X © NIBE-SVV, 2014 372.000 2.406.000 2.778.000 -/- 2.460.000 318.000 18 Balanslezen Toegepast op debiteuren: beginsaldo debiteuren + omzet -/- ontvangsten = eindsaldo debiteuren. Debiteuren per 201X-1 Omzet 201X Ontvangen van debiteuren in 201X Debiteuren per 201X 289.000 3.110.000 3.399.000 -/- 3.198.000 201.000 Antwoord B is onjuist. U heeft de toename en afname van de voorraad goederen niet juist toegepast. Antwoord C is onjuist. U heeft de toename en afname van de debiteuren niet juist toegepast. 22. Antwoord A is juist. U berekent eerst de omzet over 201X. Die kunt u achterhalen met de gegevens over debiteuren, namelijk het saldo per 201X-1 en 201X, en de ontvangsten van debiteuren in 201X. Daartussen bestaat de volgende verhouding: beginsaldo debiteuren + omzet -/- ontvangsten = eindsaldo debiteuren. Debiteuren per 201X-1 Omzet 201X Ontvangen van debiteuren in 201X Debiteuren per 201X 176.000 x -/- 1.528.000 152.000 De omzet over 201X (x) bedraagt dus 1.528.000 + 152.000 -/- 176.000 = EUR 1.504.000,-. Zonder de formule is het antwoord ook te beredeneren. Als het eindsaldo debiteuren lager is dan het beginsaldo, heeft X meer van haar klanten ontvangen dan ze omzet heeft gemaakt. De post debiteuren neemt af met EUR 24.000,-. De omzet is dus EUR 24.000,- lager dan de ontvangsten van dat jaar: 1.528.000 -/- 24.000 = EUR 1.504.000,-. Vervolgens kunt u de brutowinst berekenen. Brutowinst = omzet -/- inkoopwaarde omzet (zie resultatenrekening) 1.504.000 -/- 1.200.000 = EUR 304.000,-. Antwoord B is onjuist. U heeft begin- en eindsaldo debiteuren verwisseld. Antwoord C is onjuist. U heeft de omzet 201X verkeerd berekend. 23. © Antwoord A is onjuist. Kosten zijn niet hetzelfde als uitgaven. U heeft kosten en uitgaven verwisseld. Antwoord B is juist. Op de resultatenbegroting worden rentekosten toegerekend aan het vierde kwartaal. De rentekosten in het vierde kwartaal zijn: van 1-10 tot 1-11 - 6% x 150.000 = EUR 9.000,- per jaar, dus per maand 9.000 x 1/12 = EUR 750,- van 1-11 tot 31-12 - 6% x 130.000 (na aflossing per 1-11) = EUR 7.800,- per jaar, dus voor 2 maanden 7.800 x 2/12 = EUR 1.300,-. De resultatenbegroting is dus 750 + 1.300 = EUR 2.050,-. Op de liquiditeitsprognose worden de werkelijke rente-uitgaven in het vierde kwartaal opgenomen. De rente-uitgaven in het vierde kwartaal bestaat uit de rentebetaling per 1-11. Lening per 1-11: 150.000 -/- 20.000 = EUR 130.000,-. Rentekosten: 6% x 130.000 = 7.800 per jaar, dus per maand 7.800 x 3/12 = EUR 1.950,-. Antwoord C is onjuist. De resultatenbegroting is 750 + 1.300 = EUR 2.050,-. Kosten zijn niet hetzelfde als uitgaven. NIBE-SVV, 2014 19 Balanslezen 24. Antwoord A is onjuist. U heeft bij de berekening van de brutowinst geen rekening gehouden met de voorraadmutatie. Antwoord B is juist. Berekening brutowinst U moet eerst de inkoopwaarde van de omzet berekenen. De verhouding tussen balansposten in het algemeen is als volgt: beginwaarde + toename -/afname = eindwaarde. Toegepast op de voorraad goederen: beginvoorraad + verwachte inkopen -/- verbruik (verwachte inkoopwaarde omzet) = eindvoorraad. Voorraad goederen per 201X-1 Verwachte inkopen Verwachte inkoopwaarde omzet Voorraad goederen per 201X 183.000 1.620.000 1.803.000 -/- x 203.000 De inkoopwaarde van de omzet (x) bedraagt dus 1.803.000 -/- 203.000 = EUR 1.600.000,-. Brutowinst = omzet -/- inkoopwaarde omzet 2.640.000 -/- 1.600.000 = EUR 1.040.000,-. Berekening betaling crediteuren Aankoop goederen vindt gespreid over het jaar plaats met een krediettermijn van 1 maand. Dat betekent dat er ultimo 201X-1 nog 1 termijn openstaat uit 201X-1 (EUR 120.000). En dat er ultimo 201X nog 1 termijn openstaat uit 201X:saldo crediteuren per ultimo 201X = begrote aankoop van goederen in 201X / 12 (maanden) = 1.620.000 / 12 = EUR 135.000,-. In 201X is er dus aan crediteuren betaald: 120.000 (de openstaande post crediteuren 201X-1) + 11 x 135.000 (aankopen in 201X) = 120.000 + 1.485.000 = EUR 1.605.000,-. Antwoord C is onjuist. U heeft geen rekening gehouden met de krediettermijn van de crediteuren. © NIBE-SVV, 2014 20