Gender and Development – Janet Momsen H1 – Introductie: gender is een ontwikkelingsissue De moderne sector heeft activiteiten van levensonderhoud die voormalig gedaan werden door vrouwen overgenomen. In de landbouw heeft modernisering geleid tot een toename van de onafhankelijkheid van de vrouw en een toename in de werkdruk. Overal werken vrouwen meer uren dan mannen, verdienen ze minder en hebben hun banen een lagere status. Gender – maatschappelijk verworven bewustzijn van mannelijkheid en vrouwelijkheid, waarbij mannen en vrouwen worden geïdentificeerd. Gender identiteiten – worden maatschappelijk toegeschreven; overal anders en niet simpel binaire constructies (VB: in Polynesië gezinnen zonder dochters kiezen zoon die wordt opgevoed als dochter en vrouwentaken vervult; Melanesië faafafine [proberen een vrouw te zijn]). Gender relaties – maatschappelijk geconstrueerde vormen of relaties tussen mannen en vrouwen; op welke wijze verandert ontwikkelingsbeleid de machtsverhouding tussen mannen en vrouwen? Genderrollen – de huishoudelijke taken en soorten werk die maatschappelijk worden toegeschreven aan mannen en vrouwen; niet overal gelijk; worden flexibeler door economische ontwikkeling. Om gender relaties te begrijpen moeten we ze interpreteren in specifieke samenlevingen en op basis van historische of politieke benadering, niet alleen op basis van gender. Vrouwenorganisaties en internationale VN vrouwenconferenties (sinds jaren ’70 in Mexico City, Kopenhagen, Nairobi, Beijing) hebben gender op de ontwikkelingsagenda gezet, maar economische groei en modernisering zijn niet gender neutraal. Economische verandering (VB: SAPs) leidt tot het ontstaan van nieuwe gender verschillen, vaak nadelig voor vrouwen. Ontwikkeling Na WO II VS en bondgenoten realiseren zich het belang van een beleid gericht op de verspreiding van de voordelen van wetenschappelijke en industriële ontdekkingen; ontwikkelen van onderontwikkelde landen. Nadruk nu minder op verhogen BBP en verspreiding modernisering, maar meer op schuldverlichting, verminderen corruptie en ziekten, erkennen van het belang van sociaal (organisaties, markt, instituties) en menselijk (arbeid) kapitaal en het verminderen van armoede in het algemeen. Gender gelijkheid – gelijkheid van kansen en een samenleving waarin vrouwen en mannen in staat zijn een gelijk en bevredigend leven te leiden. In 1946 VN richt de ‘Commision on the Status of Woman’ op. 2 basisfuncties: 1. Doen van aanbevelingen en leveren van rapporten aan de Economische en Sociale Raad om de rechten van de vrouw te bevorderen op politiek, economisch, burgerlijk, sociaal en onderwijskundig gebied. 2. Doen van aanbevelingen m.b.t. dringende problemen op het gebied van de rechten van de vrouw die onmiddellijke aandacht verdienen. Veranderingen 1987 pleiten voor gelijkheid, ontwikkeling en vrede; toezicht houden op de uitvoering en verwezenlijking van de maatregelen genomen voor de vooruitgang van vrouwen op verschillende niveaus. Samenlevingen die discrimineren op basis van gender zijn armer, groeien langzamer en hebben een lagere levenskwaliteit; terwijl gender gelijkheid ontwikkeling bevordert. The Decade for Woman (1976-85) weinig succes; jaren ’80 sterke groei schulden ontwikkelingslanden en acute hongersnood in Afrika; in 1990 bleek dat armoede, ziektes, analfabetisme, werkloosheid waren toegenomen in het zuiden; weinig verandering in dominantie van mannen in de wereld. Vrouwen werden wel betrokken in het ontwikkelingsproces. Voor 1970 dacht men dat het ontwikkelingsproces hetzelfde effect op mannen en vrouwen had. Begin jaren ’70 ‘approach of integration’; idee dat vrouwen opgenomen konden worden in het ontwikkelingsproces zonder veel verandering van dit proces. Chronologisch overzicht benaderingen The welfare approach; ‘Trickle down’ arme vrouwen profiteren wanneer de economische positie voor jaren ‘70/begin jaren van hun man verbetert. Vrouw als echtgenote en moeder. Boserup (1970) ’70. vrouwen profiteren niet altijd als inkomen hoofd huishouden toeneemt; vrouwen geassocieerd met achtergeblevene (achterlijk), traditionele en verlies van status. Woman in Development; Doel integratie van vrouwen in economische ontwikkeling door zich te WID richten op ‘income generation projects’ voor vrouwen; integratie van vrouwen in ontwikkelingsdenken en – proces (neo-liberaal, emancipatie, integratie [grote verdienste]). Gender and Holistische benadering; verschuiving van vrouwen naar gender. Development; GAD; midden jaren ’70 in VK Woman and Development; WAD; 2e helft jaren ‘70 Efficiency approach Empowerment approach Gender and the Environment; GED Mainstreaming gender equality Analyseerden hoe ontwikkeling gender en genderrelaties verandert. Vrouwen als ‘agents of change’. Kritiek op WID behandelen vrouwen als homogene groep. Klasse, leeftijd, burgerlijke staat, geloof, etniciteit, ras zijn ook van invloed op ontwikkeling. Feministische benadering; internationale afhankelijkheidsrelaties tussen Noord en Zuid kwamen aan de orde; men bekijkt positie vrouwen binnen politieke, economische internationale verhoudingen. In ontwikkelingsmodel gebrek aan perspectief ontwikkelingslanden; armoede en effecten kolonialisme belangrijker dan gelijkheid. Begrip van rollen en verantwoordelijkheden van mannen en vrouwen als onderdeel van de planning van ontwikkelingsinterventies verbetert effectiviteit project. Focus op wat vrouwen kunnen doen voor ontwikkeling, i.p.v. wat ontwikkeling voor vrouwen kon doen. Sinds jaren ’80 empowerment als wapen voor de zwakken; sinds jaren ’90 meer aandacht voor de zwakkeren in de wereld bij het maken van beslissingen m.b.t. ontwikkeling. Vandana Shiva (1989) Milieuprogramma’s zouden zich moeten concentreren op de rol van vrouwen. Ervaringen en bezorgdheden van zowel mannen als vrouwen zijn belangrijk in alle aspecten van ontwikkelingsprojecten. De principiële thema’s Drie belangrijke thema’s: 1. Alle samenlevingen hebben een verdeling in werk tussen mannen en vrouwen. 2. Het is niet alleen van belang te kijken naar genderrollen in de productieve sector, maar ook binnen het huishouden (reproductieve sector). 3. Economische ontwikkeling heeft een ander effect op mannen dan op vrouwen. Drie rollen van vrouwen: reproductie; productie en ‘community management’ (controle gemeenschap). Conclusie - Gender rollen en identiteiten zijn erg gevarieerd in verschillende culturen. - Verschuiving binnen ontwikkelingsbeleid van een focus op vrouwen naar een focus op gender (soms incl. milieuaspecten) en recent naar een interesse in mannelijkheid. - Op veel variabelen zijn er regionale overeenkomsten in de positie van vrouwen en mannen. H2 – De sex ratio Sex ratio – aandeel van mannen en vrouwen in de samenleving; vaak de eerste indicatie van gender ongelijkheid. Er zijn meer vrouwen zwanger van jongens dan van meisjes, maar vanwege hormonale redenen leven vrouwen langer. Jongens zijn voor en na de geboorte vatbaarder voor ziektes. Andere oorzaken voor scheve sex ratio’s: migratie, oorlog, discriminatie. Overleven (survival) Levensverwachting (bij geboorte) is de meest nuttige, enkele indicator voor het welzijn in arme landen. Vrouwen leven het kortst in de landen van tropisch Afrika en Zuid Azië. Tussen 1970-2000 toename levensverwachting in ontwikkelingslanden, m.n. voor vrouwen. Factoren die leiden tot een verhoging van de levensverwachting: verbeterde toegang gezinsplanning en gezondheidszorg, betere voeding, vermindering infectie- en parasitaire ziekten door vaccinaties voor kinderen en schoon drinkwater. Een toename in educatie voor vrouwen en een grotere kans op werk leiden tot een daling in sterfte van vrouwen, maar dit wordt gecompenseerd door sekse-selectieve abortus (voorkeur jongens m.n. China, India). De overlevingskans van mannen en vrouwen verschilt op verschillende punten gedurende hun leven (jongens bij geboorte vatbaarder voor ziektes; vrouwen leven langer [minder vatbaar hartkwalen]), maar dit wordt bepaald door locatie en cultureelspecifieke factoren. De sex ratio in Zuid Azië In Zuid Azië worden de mannelijke sex ratio’s gedurende de tijd meer extreem (VB: India 97/100 in 1901; 93/100 in 2008) en in de steden ongelijker. Oorzaken: in stad mogelijkheid voor geboorte geslacht te onderzoeken, dit leidt tot abortus van meisjes; lage sociale status en economische onderwaardering van vrouwen; mannen vaker toegang tot gezondheidszorg dan vrouwen. Voorkeur voor zonen (in m.n. China, Noord India, Korea) is gebaseerd op economische en culturele ideeën van gender identiteit, bovendien is discriminatie van dochters toegenomen door de druk die ligt op het hebben van kleinere gezinnen. Economische status In India is de mogelijkheid voor vrouwen in de steden om werk te vinden in de industrie en handel klein. Op het platteland zorgt technologische verandering ervoor dat het belang van hun werk afneemt. In het noorden hebben vrouwen geen recht op bezit en vereisen zij een bruidsschat voor een huwelijk, waardoor zij een dure ‘schuld’ worden. In het zuiden hebben zij recht op bezit en kunnen ouders van een vrouw een bruidsprijs vragen aan de familie van de echtgenoot. Vrouwen spelen een grotere economische rol in de familie, de sex ratio is meer gelijk en de sociale status van vrouwen is hoger. In Zuid Azië hebben de meeste vrouwen weinig autoriteit of toegang tot macht, worden ze gediscrimineerd en buitengesloten en vinden onderdrukkende praktijken plaats (VB: Widow burning suttee). In Sri Lanka is de levensverwachting toegenomen door sociale welzijn programma’s (m.n. gratis onderwijs en gezondheidszorg). Vrouwen leven er gemiddeld zeven jaar langer dan mannen, maar chronische ondervoeding is groter onder meisjes dan jongens van onder de vijf jaar. Patronen van sex ratio’s en levensverwachting zijn dus complex en onstabiel. Migratie Seksespecifieke migratie heeft ook effect op sex ratio’s. Migratie wordt geassocieerd met ruimtelijke verschillen in werkgelegenheid. Botswana, Lesotho en West Indië zijn ‘arbeidsreservoirs’ (sex ratio: meer vrouwen dan mannen), Libië had juist een tekort aan arbeidskrachten (voorkeur mannen; sex ratio: meer mannen dan vrouwen). Zowel mannen als vrouwen migreren, maar de redenen voor migratie, de bestemming en de duur van de migratie zijn vaak gender specifiek. Mannen migreren vaker voor scholing en werk; vrouwen vaker voor een huwelijk of gezinshereniging. Autonome vrouwenmigratie neemt echter toe in belang (m.n. jonge vrouwen): vluchten voor patriarchale beperkingen/normen, gearrangeerde huwelijken, ongelukkig of kinderloos huwelijk, lage economische en sociale status. Ruraalurbane migratie komt het meest voor. Drie factoren die vrouwelijke ruraalurbane mobiliteit beïnvloeden: 1. Vrouwelijke participatie in de landbouw. 2. Beschikbaarheid van economische mogelijkheden voor vrouwen in de stad. 3. Sociaal-culturele beperkingen op de onafhankelijke mobiliteit van vrouwen. M.n. rurale armoede en slopend landbouwwerk leiden tot ruraalurbane migratie van vrouwen, omdat de stad hen onderwijs en onafhankelijkheid biedt. Internationale en transnationale migratie Transnationale migranten onderhouden actief sociale en economische betrekkingen tussen hun plaats van herkomst en bestemming. Vrouwen migreren vaker voor huishoudelijk werk, mannen zijn vaker werkzaam in de publieke sfeer, sociaal-culturele of politieke sector. Er is sprake van een feminisering van internationale migratie. Vrouwelijke migranten zijn vaak jong en ongetrouwd. Mannen hebben een grotere mobiliteit wat betreft bestemmingsplaats en leeftijd (niet leeftijdgebonden) en zijn onafhankelijker (reflectie van hun afstandelijkheid m.b.t. huishouden). Mannen migreren over grotere afstanden en participeren meer in internationale migratie. Vrouwelijke migranten onderhouden meer contact met het thuisfront en sturen meer remittances terug. Effecten van migratie op het platteland Wanneer mannen migreren heeft dit een groot effect op de rurale economie en vaak houden zij de controle over de huishoudelijke financiën en besluitvorming. Vrouwen mogen zonder toestemming geen beslissingen nemen, waardoor de armoede toeneemt. Van vrouwen wordt verwacht dat zij op het platteland blijven, omdat anders de opbrengsten van de landbouw verloren gaan en er is weinig ‘respectabele’ werkgelegenheid in de stad voor vrouwen. De feminisering van de landbouw gaat vaak gepaard met armoede en soms door ondervoeding van rurale families. Female-headed households (FHH) FHH worden geassocieerd met armoede, ze bevatten minder werkende volwassenen en vrouwen verdienen minder dan mannen. Hierdoor zullen kinderen sneller van school gehaald worden om te werken, maar ook is gebleken dat vrouwen investeren in hun kinderen door zowel zonen als dochters naar school te sturen. FHH ontstaan als gevolg van overlijden, onstabiel huwelijk, migratie of wanneer een vrouw geen vaste partner heeft of een man meerdere vrouwen heeft. Ook ontstaan ze: - Waar vrouwen een onafhankelijke toegang hebben tot kostwinners/levensonderhoud mogelijkheden dor werk, erfenis of uitkeringen. - Waar vrouwen bezit/eigendom mogen hebben en controleren. Waar vrouwen een afzonderlijke verblijfsplaats (woning) hebben/mogen hebben. Conclusie - Ongelijke sex ratio’s zijn het gevolg van discriminatie tegen vrouwen en genderselectieve migratie. - Genderspecifieke patronen van levensverwachting zijn onstabiel. Na vele eeuwen van stabiele toename is er nu sprake van een afname in levensverwachting in Afrika en postcommunistische landen. - Migratie wordt nu onafhankelijke door zowel mannen als vrouwen ondernomen en veel migranten leven transnationale levens, waarbij ze contact houden met hun vaderland terwijl ze elders werken. - FHH zijn niet perse de armste huishoudens. H3 – Reproductie Biologische reproductie Het dragen en baren van kinderen; vroege voeding van baby’s/kinderen; alleen vrouwen zijn hier fysiek toe in staat. Sociale reproductie Het levensonderhoud/in stand houden van het huishouden. Het meeste werk m.b.t. sociale en biologische reproductie wordt gedaan door vrouwen, maar wordt gecontroleerd door anderen. Sociaal management/beheer Onderdeel sociale reproductie; onderhouden van familierelaties en andere religieuze, ceremoniële en sociale verplichtingen/contacten. Reproductie heeft een ‘gebruikswaarde’ en verschaft belangrijke behoeftes van de familie. Productie zorgt voor inkomen. Door modernisatie en industrialisatie raakt onbetaald (huis)werk geïsoleerd van betaald buitenshuis productief werk. Engels Reproductie is de oorzaak van de onderdrukking van vrouwen door mannen. Mannen willen privé-eigendom in de familie houden en willen daarom weten wie hun biologische kinderen zijn. Zij onderdrukken vrouwen om hun seksueel te controleren. Volgens Engels zou de onderdrukking van vrouwen stoppen als zij deel zouden nemen aan het productieproces. MAAR: Ontwikkeling leidt niet altijd tot een eind van onderdrukking van vrouwen, vaak worden tegenwoordig zowel reproductieve als productieve activiteiten van vrouwen verwacht. Biologische reproductie Vruchtbaarheid gemeten door het gemiddelde totale aantal geboren kinderen per vrouw tijdens haar vruchtbare jaren. In het zuiden (ontwikkelingslanden) zijn de vruchtbaarheidscijfers gemiddeld hoger. In de stad is het geboortecijfer lager: - Vrouwen beter opgeleid; nieuwe arbeidsmogelijkheden en mogelijkheden tot zelfontwikkeling buitenshuis. - In de stad zijn minder kinderen nodig om te werken (platteland: op het land); kinderen zijn duurder in onderhoud. Redenen voor daling geboortecijfers: - Daling kindersterftecijfer. - Hogere kosten kinderen en minder inkomsten van kinderen door het langer naar school gaan. - Mogelijke kosten van de zwangerschap voor ouders (m.n. voor moeders). - Overgang van extended family naar nuclear family leidt tot een verandering in waarden en gender rollen. - Door modernisatie afname van traditionele maatschappelijke steun. - Verbeterde toegang tot anticonceptie en abortus. - Trouwen op latere leeftijd. - Toegenomen verspreiding van ideeën en praktijken die lagere vruchtbaarheidscijfers/geboortecijfers aansporen. Men ziet de invloed van het familiesysteem (o.a. verbetering status vrouwen) en toename van onderwijs voor vrouwen als de belangrijkste redenen voor de afname van het vruchtbaarheids- en geboortecijfer. De staat en het lichaam Tegenwoordig heeft tweederde van de ontwikkelingslanden een nationaal bevolkingsbeleid of bevolkingsprogramma. In de meeste gevallen zijn deze gericht op vrouwen (anticonceptie en abortus). 3 voorbeelden: - - - China Onder het bewind van Mao 1949-1976 nam de bevolking enorm toe. Begin jaren ’70 kwam het eerste bevolkingsbeleid gericht op trouwen op latere leeftijd, langere perioden tussen zwangerschappen en minder kinderen. In 1978-79 bleek de nationale economie belemmerd te worden door de snelle bevolkingsgroei en werd de één-kindpolitiek ingevoerd. Deze wordt in de (grote) steden strenger gecontroleerd. Dit beleid heeft vooral invloed op de sex ratio’s (niet in balans minder vrouwen). China’s geboortebeperkingsbeleid richt zich nu minder op de verplichtingen van het individu en meer op de rechten van de bevolking, goede gezondheidszorg en seksuele voorlichting. Roemenië In de jaren ’50 en begin jaren ’60 was er een relatief tolerante houding tegenover anticonceptie en abortus. Midden jaren ’60 kwam er een pro-natalistische houding (pro-kindbeleid). Het geboortecijfer nam toe, maar de gevolgen waren illegale abortus, in de steek gelaten kinderen, kinderen met HIV/AIDS en ongecontroleerde illegale adoptie. Vrouwen moesten zowel buitenshuis als binnenshuis hard werken en de economische omstandigheden en de voedselvoorziening waren slecht. De enige reden voor vrouwen om hun positie te verbeteren was het krijgen van minder kinderen. Na 1967 nam het geboortecijfer af als gevolg van verschillende vormen van ‘natuurlijke’ gezinsplanning en illegale abortus. Door de staatspropaganda tegen anticonceptie zijn nog steeds veel vrouwen bang voor anticonceptie en kiezen zij voor abortus. Een betere educatie is van belang. Singapore Het bevolkingsbeleid was en is voornamelijk gericht op de ontwikkelingsdoelen. In 1969 werden sterilisatie en abortus legaal. Vanaf begin jaren ’70-1987 had Singapore een anti-natalistisch beleid: Singapore Family Planning and Population Board: ‘stop at two’. Dit beleid bestond uit belastingvoordelen en de bouw van huizen voor kleine gezinnen. In 1987 kwam een pro-natalistisch beleid: New Population Policy. Dit beleid ontstond als protest op het beleid om hoogopgeleide vrouwen meer en laagopgeleide vrouwen minder kinderen te laten krijgen. De NPP was gebonden aan de tweede industriële revolutie (geschoolde werknemers hightech industrie). Onderwijs In veel (ontwikkelings)landen gaan meer jongens dan meisjes naar school. Oorzaken: - Grote afstand tussen huis en school; gebrek aan vervoer. - Kinderen worden van school gehaald om thuis te helpen/werken. - Hoge kosten voor schoolgeld, schooluniformen, etc. - Meisjes gaan na hun trouwen vaak bij de familie van hun man inwonen, dus het is zonde in haar te investeren. - Mogelijke seksuele intimidatie op school kan een mogelijk huwelijk in gevaar brengen. Elk jaar educatie na het basisonderwijs geeft vrouwen een grotere kans op een hoger toekomstig inkomen, trouwen op latere leeftijd en het krijgen van minder en gezondere kinderen. Het huishouden In female headed households en extended families hebben vrouwen meer autoriteit en zijn de taken vaak beter verdeeld dan in een nuclear family waar de man vaak het hoofd van de familie is. H4 – Gender, gezondheid en geweld Overal ter wereld is een overgang te zien van de overheersing van infectie en parasitische ziektes naar chronische en erfelijke ziektes. Ontwikkelingslanden hebben vooral te kampen met opkomende en terugkerende overdraagbare aandoeningen (HIV/AIDS, TBC, malaria) en ziektes als gevolg van alcohol- en tabakgebruik. World Health Organization (WHO) de 3 belangrijkste gezondheidsproblemen in lagelonenlanden: ondervoeding, onveilige seks en onveilig water, slecht sanitair en gebrek aan hygiëne. Wereldhandelsregels m.b.t. medicijnen beperken de toegang van armen tot essentiële middelen. Arme vrouwen hebben het zwaar, omdat: - Lage sociale status. - Weinig rechten om beslissingen te nemen. - Hoge werkdruk (gezondheidszorg familie). - Zwangerschappen (slechte gezondheidszorg). Vrouwen krijgen meer chronische ziektes dan mannen, terwijl mannen over het algemeen kortere maar gezondere levens hebben. In Sub-Sahara Afrika is de levensverwachting het laagst, als gevolg van moedersterfte en HIV/AIDS. Vrouwen en kinderen vormen de meerderheid van de slachtoffers t.g.v. oorlog en hongersnood. Vrouwen zijn verantwoordelijk voor 70-80% van alle gezondheidszorg in ontwikkelingslanden. Een verbetering in de gezondheid en educatie van deze vrouwen leidt tot een betere gezondheid van de familie (minder kindersterfte) en meer kinderen die naar school gaan. Voeding In ontwikkelingslanden krijgen vrouwen vaak zowel kwalitatief als kwantitatief slecht eten, terwijl ze lang werken. Vaak zijn ze dus ondervoed, waardoor ze gevoeliger zijn voor ziektes. Zwangerschapsvergiftiging wordt verergerd door gebrek aan ijzer en Vitamine A. Door bloedarmoede (ijzergebrek) tijdens de zwangerschap stijgt de kans op een miskraam of een baby met een laag geboortegewicht en wordt de moeder vatbaarder voor ziektes. Gezondheid en levensfase Kinderen onder de 5 zijn afhankelijk van hun moeders wat betreft gezondheidszorg. Vrouwen met secundaire opleiding laten hun kinderen vaker inenten en kinderen uit de stad worden vaker behandelt door een arts/in een ziekenhuis dan kinderen van het platteland (slechtere toegang dokters en ziekenhuizen). In culturen waar meisjes een lagere status hebben worden ze slecht behandeld (India). Wereldwijd is er een afname van ondervoeding van kinderen, oorzaken: - Verbetering educatie van vrouwen. - Verbetering in voedselbeschikbaarheid. - Verbeterde toegang tot schoon drinkwater. Prepuberale meisjes worden vaak blootgesteld aan seksueel misbruik (kinderhuwelijken, vrouwenbesnijdenis). Adolescenten Adolescenten zijn over het algemeen gezond, maar door huwelijken op jonge leeftijd raken zij vaak jong zwanger. Dit levert een gevaar op bij de bevalling omdat deze meisjes vaak nog niet volgroeid/uitgegroeid zijn. Adolescenten zijn vatbaarder voor SOA’s en HIV/AIDS dan volwassenen. Volwassenen De cijfers van moedersterfte in ontwikkelingslanden zijn hoog, oorzaken: - Ondervoeding. - Jonge leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen. - Onvoldoende ruimte tussen geboortes van kinderen. - Totale aantal zwangerschappen gedurende het leven van de vrouw. - Gebrek aan medische zorg. - Abortus. Ouderen Vrouwen worden wereldwijd ouder dan mannen. Het aantal oudere vrouwen in ontwikkelingslanden neemt toe, maar er is gebrek aan zorg voor ouderen. Door jaren van ondervoeding hebben veel oudere vrouwen chronische ziektes en ademhalingsproblemen. In veel culturen is veel respect voor ouderen en kunnen zij terecht bij hun kinderen, maar door het toenemende aantal nuclear families en migratie gebeurt dit steeds minder. Er komen steeds meer grandmother headed families als gevolg van HIV/AIDS en (arbeids)migratie van moeders. Dit zijn vaak arme gezinnen omdat er vaak geen sprake is van betaalde arbeid. Gender en ziektes Marlaria zorgt jaarlijks voor 3 miljoen doden en kost Afrika erg veel geld. HIV/AIDS is een enorm gezondheidsprobleem. Vrouwen zijn biologisch vatbaarder voor een HIV/AIDS infectie en kunnen de ziekte doorgeven aan hun kinderen bij de geboorte. 71% van alle HIV/AIDS geïnfecteerde mensen woont in sub Sahara Afrika en meer dan de helft is vrouw. Jonge vrouwen in de leeftijd van 15-24 jaar zijn de snelst groeiende groep HIV/AIDS geïnfecteerden (cijfer ligt 3-5 keer zo hoog als dat van jonge mannen). Oorzaken hoge aantalen geïnfecteerde vrouwen: - Grootste risicofactor verspreiding HIV/AIDS onveilige heteroseksuele seks. - M.n. mannen hebben meerdere sekspartners. - Veel vrouwen zijn prostituee. - Vrouwen hebben minder macht, waardoor het voor hen moeilijk is een man zover te krijgen een condoom te dragen. Het verbeteren van de status van vrouwen in ontwikkelingslanden is dus van groot belang tegen de verspreiding van HIV/AIDS. De meeste HIV/AIDS geïnfecteerden leven op het platteland, waar armoede en een slechte gezondheid ervoor zorgen dat men vatbaarder is voor de ziekte. Ook is er beperkte toegang tot medische gezondheidszorg. De voedselproductie van veel huishoudens neemt af door het verlies van productieve familieleden en omdat ouders sterven voordat ze kennis aan hun kinderen hebben overgedragen. (Arbeids)migranten keren vaak terug naar hun dorp van herkomst als blijkt dat zij geïnfecteerd zijn en nemen de ziekte met zich mee naar het platteland en zorgen zo voor verdere verspreiding. Veel HIV/AIDS slachtoffers zijn afkomstig uit de groep best geschoolde arbeiders die erg mobiel zijn en vaak veel sekspartners hebben. Het verlies van deze groep heeft een negatieve invloed op de ontwikkeling van de industrie in ontwikkelingslanden. Ook in Azië neemt de verspreiding van HIV/AIDS de laatste jaren sterk toe. In China raken mensen vooral besmet door bloedtransfusies en gedeeld gebruik van naalden door drugsverslaafden. Gendergebonden beroepen en gezondheid Gender-specifiek werk stelt mannen en vrouwen bloot aan verschillende omgevingsfactoren/omgevingsrisico’s en dus aan verschillende gezondheidsrisico’s. (Bv. Vrouwen op het land werken met pesticiden/chemicaliën miskramen, doodgeboren kindjes; zie voor meer vb. blz. 93 tabel 4.1: Werkgerelateerde gezondheidsrisico’s voor vrouwen). Geweld Geweld wordt gezien als een gezondheidsprobleem en bescherming tegen geweld als een mensenrecht. Definitie geweld WHO het opzettelijk gebruik van fysieke kracht of macht tegen de eigen persoon, iemand anders of tegen een groep/gemeenschap. Dit geweld heeft een hoge waarschijnlijkheid van of leidt tot letsel, de dood, psychologische schade, ontwikkelingsstoornissen of ontbering. Het meeste dodelijk geweld komt voor in lage- en middeninkomenlanden, de helft daarvan zijn zelfmoorden. Doodslag en zelfmoordcijfers zijn veel hoger voor mannen dan voor vrouwen. In samenlevingen met grote ongelijkheid en (veel) sociale verandering is meer kans op geweld. Beijing Platform for Action (BPFA) geweld is een obstakel voor gelijkheid, ontwikkeling en vrede. Geweld tegen vrouwen is vooral afhankelijk van culturele patronen, m.n. de schadelijke effecten van bepaalde traditionele gebruiken en alle daden van extremisme i.v.m. ras, geslacht of godsdienst die een lagere status toekennen aan de vrouw in het gezin/de familie, op het werk, in de gemeenschap/samenleving. Binnenshuis wordt geweld tegen meisjes en vrouwen vaak getolereerd. Dit geweld is vaak niet gerapporteerd en dus moeilijk op te sporen. Er zijn drie soorten geweld tegen vrouwen: - Sociaal geweld om de familie-eer te beschermen; lage sociale status = zelfmoord; voorkeur zoon = vermoorden dochters; vrouwenbesnijdenis. - Economisch familie man acht bruidsschat onvoldoende = vermoorden vrouw; prostitutie; gebrek geld = vermoorden dochters. - Politiek verkrachting als etnische zuivering in oorlog; seksslavinnen; gedwongen adoptie. Geweld tegen vrouwen leidt tot: depressies, zelfmoord, minder inkomen, miskraam, kindersterfte. Mensenhandel Handel in vrouwen/kinderen is winstgevend en de slachtoffers kunnen meerdere keren verkocht worden. Handel in vrouwen en kinderen, m.n. voor: prostitutie, huishoudelijk werk, ander gedwongen werk, trouwen. Handel in jongens, m.n. voor: commerciële seks, kameelrijders. De slachtoffers zijn kwetsbaar in het land van aankomst (spreken de taal niet; afhankelijk pooier). Ze worden vaak blootgesteld aan geweld, raken geïnfecteerd met SOA’s/HIV/AIDS en hebben nauwelijks toegang tot medische zorg. Als ze ontsnappen worden ze vaak als illegale immigranten gezien. Als zij terugkeren naar huis worden zij vaak verstoten. Re-integratie, educatie en weerbaar maken van deze groep is erg kostenintensief. Maatregelen: - Protocol to Suppress, Prevent and Punish Trafficking in Persons, Especially Woman and Children (The Trafficking Protocol; maakt niet alle prostitutie illegaal, maar beschermd de slachtoffers van mensenhandel en hun mensenrechten.) Politiek geweld In tijden van oorlog nemen vrouwen actief deel aan de oorlog of zijn zij slachtoffers. Vrouwen die actief deelnemen leren nieuwe vaardigheden en krijgen meer ‘macht’, maar worden na de oorlog vaak weer onderdrukt. In vluchtelingen krijgen vrouwen te maken met geweld (Afrika), maar ook kunnen ze nieuwe vaardigheden leren die hen meer macht geven (lezen/schrijven; El Salvador). Veranderde houding De nieuwe focus op gezondheid en bescherming tegen geweld als mensenrecht heeft gezorgd voor een betere gezondheidszorg en gemeenschapsprogramma’s waarin mannen worden betrokken. De educatie van mannen m.b.t. hun rol tegenover de gezondheid van vrouwen en kinderen is succesvol in het veranderen van hun sociale houding en gender rollen. H8 – Globalisering en veranderende patronen van economische activiteit Op lokaal niveau is transport voor vrouwen vaak een probleem, omdat sociale normen hen verbieden te fietsen/auto te rijden. Herstructurering versterkt bestaande genderongelijkheden (evenals de patriarchale staat, religie, cultuur en familie doen). Globalisering is seksegebonden (‘gendered’) in 2 werelden: 1. Een structureel geïntegreerde wereld van mondiale financiën en postmoderne individualiteit (vaak geassocieerd met westerse kapitalistische mannelijkheid). 2. Een expliciet geseksualiseerde en geracialiseerde wereld, gebaseerd op lage lonen banen voor laaggeschoolden (vaak vrouwelijke migranten) die werk verrichten voor bedrijven uit de eerste wereld. Patriarchale genderverschillen worden ondermijnd wanneer vrouwen gaan werken (als gevolg van nieuwe werkgelegenheid/toenemende armoede). Men zegt dat de relatie tussen ontwikkeling en vrouwelijke arbeidsparticipatie ‘U’-vormig is. Met de hoogste economische activiteit van vrouwen in de minst- en meest ontwikkelde landen en het laagst in gemiddeld ontwikkelde landen (waar vrouwen vertrekken uit de landbouw). Dit model blijkt echter niet altijd op te gaan. Leeftijd is ook van invloed op de arbeidsverdeling. In de meeste samenlevingen controleren mannen vrouwen het meest tijdens hun reproductieve jaren en mogen zij gedurende deze jaren niet werken of moeten zij minder werken. Door meer onderwijsmogelijkheden voor vrouwen is er een toename van het aantal vrouwen in geschoold werk. Hierdoor hebben ze meer zekerheid op werk, pensioen, status en financiële onafhankelijkheid. Industrie In de meeste ontwikkelingslanden stappen vrouwen sneller over van landbouw naar industrie dan mannen. De invloed van de internationale economie (o.l.v. transnationale bedrijven TNC’s) heeft een nieuwe arbeidsmarkt voor vrouwen gecreëerd, m.n. in de lichte industrie. De nieuwe ruimtelijke verdeling van de productie herstructureert sociale relaties (incl. genderrelaties), wanneer de arbeidsmarkt specifieke gender, leeftijd, etnische en religieuze groepen werft. Deze veranderingen transformeren huishoudens, gemeenschappen en markten (bijv. als jonge vrouwen het meest van de familie verdienen; werken in de stad brengt plattelandsvrouwen in aanraking met nieuwe ideeën). Als fabrieksprocessen complexer worden, neemt het aantal mannen toe m.n. in toezichthoudende functies. Door massaproductie worden traditionele vaardigheden van oudere vrouwen minder waardevol. Veel vrouwen werken thuis zodat ze hun productieve en reproductieve (huishoudelijke) werk beter kunnen combineren (flexibiliteit tijd/ruimte). Dit werk verdient slecht en is niet altijd legaal (geen minimum loon; slechte arbeidsomstandigheden). Vrouwen werken ook vaak als kleine producenten van basisproducten (flexibiliteit van tijd/ruimte; combinatie met huishoudelijk werk). M.n. in traditionele samenlevingen wordt dit meer geaccepteerd dan buitenshuis in loondienst werken. Deze werkvorm wordt gestimuleerd door ontwikkelingsinstanties. Microfinanciering De Grameen Bank in Bangladesh 1976 microkrediet project dat kleine leningen verstrekt m.n. aan arme vrouwen. De terugbetaalcijfers waren hoog, omdat vrouwen alleen konden lenen als lid van een groep en andere leden konden geen nieuwe lening krijgen als oude leningen nog niet waren terugbetaald. Het verstrekken van microkredieten wordt gezien als een positieve bijdrage aan ontwikkeling, m.n. voor arme plattelandsvrouwen. De verdiensten uit deze kleine bedrijfjes zijn klein en nauwelijks voldoende om toenemende kosten van consumptiegoederen en diensten te kunnen betalen. Volgens de Wereldbank zouden de leningen o.a. moeten leiden tot: toename schoolgang meisjes, daling vruchtbaarheidscijfers en toename betaald werk vrouwen. Er treedt echter een feminisering van schulden op en bovendien worden de leningen gebruikt door de echtgenoot van de vrouw. Leningen leiden niet altijd tot meer macht/inspraak van vrouwen. Leningen zijn het meest succesvol wanneer de vrouwen ook een training krijgen. M.b.t. het verstrekken van microkrediet is er sprake van een gender bias. Vrouwen worden gezien als meer betrouwbaar en verantwoordelijk. Bovendien zouden ze vatbaarder zijn voor druk dan mannen om de lening terug te betalen. NGO’s overschatten de controle van vrouwen over de leningen. Krediet vergroot niet perse de mobiliteit van een vrouw, andere factoren (extreme armoede) kunnen meer invloed hebben. Door de wereldwijde verspreiding van microfinanciering, heeft er een verschuiving plaatsgevonden van de nadruk op gender empowerment naar de nadruk op de financiële houdbaarheid van kredietinstellingen. Manieren om microkredieten effectiever te maken: - Familieleningen. - Trainingen om effectief gebruik van het krediet te vergroten. - Flexibiliteit in terugbetaling toestaan (i.v.m. seizoensgebonden economische activiteiten). Seksegebonden werkgelegenheid in de dienstensector Het is lastig een seksegebonden patroon te vinden in de dienstensector. Vrouwen werken m.n. op de laagste en slechtst betaalde niveaus in de zorg, het onderwijs, catering, toerisme en commerciële sector. Mannen werken m.n. in professionele en transport sectoren. Werk in de informele sector Veel vrouwen werken in de informele sector als handelaars, bedienden of prostituees. Vaak zijn dit de enige arbeidsmogelijkheden voor jonge ongeschoolde plattelandsvrouwen in de stad. In (West-)Afrika (en de Cariben) zijn handelaren m.n. vrouwen gericht op de handel in kleine hoeveelheden thuisgemaakte goederen op lokale markten. Mannen domineren de groothandel en lange afstandhandel in fabrieksgoederen. Veel vrouwen worden na migratie van het platteland naar de stad hulp in de huishouding. Hun lage status wordt vaak vergroot/benadrukt door discriminatie. Bij huishoudelijk werk is (meestal) zowel de werkgever als de werknemer een vrouw. Wanneer een migrant geen legale status heeft, lopen zij meer kans uitgebuit te worden. Wanneer vrouwen in private huishoudens werken, worden zij vaak niet beschermd door arbeidswetten. Ze werken vaak lange dagen en worden vaak blootgesteld aan seksueel misbruik. Prostitutie wordt steeds meer divers: vrouwen, mannen, meisjes, jongens, heteroseksueel of homoseksueel. In Afrika is de prostitutie minder georganiseerd dan in Azië. Vrouwen kunnen hierdoor meer van hun geld houden, maar zijn ook minder beschermd. Prostitutie is m.n. in Afrika gevaarlijk vanwege HIV/AIDS. Er is vaak geringe training voor prostituees om een ander beroep uit te oefenen en vaak werken deze trainingen niet, omdat deze beroepen minder verdienen. Veel landen kennen geen wetten m.b.t. prostitutie, omdat prostitutie van groot belang is voor het toerisme. Toerisme Verbeteringen in globale communicatie, transport en infrastructuur hebben geleid tot een toename van het toerisme m.n. in ontwikkelingslanden. Veel ontwikkelingslanden zijn nu afhankelijk van toerisme. Toerisme kan een bijdrage leveren aan het behoud van de traditionele cultuur/vaardigheden van een gebied. Soms worden deze echter aangepast om beter aan te sluiten bij de wensen van de toerist. M.n. vrouwen produceren souvenirs, maar naarmate de verkoop van souvenirs winstgevender wordt veranderen genderrollen en worden mannen dominant in de productie. Vrouwen kunnen economisch voordeel halen uit hun fotogenieke verschijning. Het aantal vrouwen dat werkzaam is in de formele sector van het toerisme varieert sterk ver regio/land. In de formele toeristische sector zijn vrouwen m.n. werkzaam in lage lonen baantjes als dienstmeisjes, huishoudsters of receptioniste in hotels. Mannen zijn meer werkzaam in hogere functies (managers). Alle sociale ervaringen zijn seksegebonden en het toerisme als industrie en activiteit beïnvloedt genderrollen en genderrelaties. Vrouwen hebben vaak meer contact met gasten en bouwen daardoor sociale relaties op buiten de eigen gemeenschap. Dit contact met gasten kan gedrag en inzichten veranderen. Door een groter sociaal netwerk (‘social capital’) veranderen genderrollen en relaties binnen het huishouden/de gemeenschap. Bovendien krijgen vrouwen economische onafhankelijkheid. Vrouwen zijn erg gewild in de formele toeristische sector omdat ze laagbetaald zijn, maar ook omdat ze ‘natuurlijke’ huishoudelijke vaardigheden bezitten, vriendelijk, zorgzaam en behulpzaam zijn. Soms wordt de seksualiteit van vrouwen in de toeristische sector uitgebuid. Er worden bijvoorbeeld bij vrouwen extra eisen aan uiterlijke verzorging gesteld of ze moeten flirten met klanten zodat deze meer geld uitgeven. H9 – Hoe ver zijn we gekomen? Nationale rijkdom is niet noodzakelijk om gendergelijkheid te bereiken. De meeste regeringen hebben de Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women uit 1979 formeel goedgekeurd, maar de uitvoer van deze principes is onvoldoende. Aan het eind van de Koude oorlog ging de aandacht van de internationale gemeenschap uit naar een reeks van lang verwaarloosde mondiale problemen (incl. de positie van vrouwen). Er waren vele conferenties waarin de stem van de vrouw een belangrijke rol speelde bij beslissingen. Op vele nationale niveaus verslechterde de positie van de vrouw m.b.t. het nemen van beslissingen. Veel van de politieke infiltratie van vrouwen is te wijten aan gender quotas ontworpen om meer vrouwen in wetgevende organen te laten deelnemen (van nationale parlementen tot dorpsraden). Er wordt gesuggereerd dat m.b.t. de politieke representatie van vrouwen, in vergelijking met economische kansen, onderwijs en rechten, de sekseverschillen het minst zijn verminderd tussen 1995-2000. De politieke vertegenwoordiging van vrouwen wordt vaak beschouwd als een manier om het succes van de staat m.b.t. de behoeften van de vrouw te vergroten. Ook wordt het beschouwd als de vergroting van de efficiëntie van de regering, omdat vrouwelijke politici als minder corrupt en onzelfzuchtig worden beschouwd dan mannelijke politici. MAAR: een hoge politieke positie van vrouwen leidt niet altijd tot anti-discriminatie wetgeving. Ondanks alles blijven vrouwen betrokken bij politiek protest om hun families of het milieu te beschermen en levensomstandigheden te verbeteren. De staat is deels een weerspiegeling van en creëert deels specifieke vormen van gender relaties en gender ongelijkheid. Handelingen van de staat bouwen en legitimeren genderverschillen. Genderidentiteiten zijn deels het gevolg van wettelijke beperkingen en kansen. De overheid speelt een belangrijke rol in het reguleren van gender relaties. Overheidsbeleid, vastgesteld door over het algemeen patriarchale instellingen, is seksegebonden afhankelijk van het onderwerp. Drie typen worden onderscheiden: 1. Beleidsmaatregelen gericht op vrouwen (bijv. m.b.t. reproductieve rechten). 2. Beleidsmaatregelen m.b.t. de machtsgelijkheid in genderrelaties (bijv. huwelijk en eigendomsrechten). 3. Beleidsmaatregelen die ogenschijnlijk genderneutraal zijn en mannen en vrouwen verschillend beïnvloeden (bijv. m.b.t. grondstofwinning en sociale reproductie). Gender en ontwikkelingsplanning De erkenning van het belang van de genderkloof m.b.t. ontwikkelingsbeleid heeft geleid tot de ontwikkeling van de Gender Gap Index. Deze index combineert: - gender-gerelateerde maatregelen m.b.t. gezondheid, opleidingsniveau, economische kansen en participatie - politieke empowerment en komt zo tot een evaluatie van de genderkloof per land. Mannelijkheid en ‘mainstreaming’ Met de komst van het GAD perspectief op ontwikkeling (genderrelaties als basisprincipe) ontstond ook een focus op mannelijkheid. Men was bang dat deze nieuwe focus zou afleiden van de specifieke problemen van vrouwen. Tegenwoordig ligt de focus van ontwikkelingsbeleid nog steeds op vrouwen en genderproblematiek. Om ook mannelijkheid zichtbaar te maken in het ontwikkelingsproces is het noodzakelijk te realiseren dat de definitie varieert tussen culturen en plaatsen. Elk land ontwikkelt een model van mannelijkheid. Globalisering verstoort en configureert lokale en hegemoniale mannelijkheid en transformeert dus zowel publieke als private patriarchaten. De impact van globale economische en politieke herstructurering is groter op vrouwen dan op mannen. Het bereiken van gendergelijkheid is onmogelijk zonder veranderingen in het leven van zowel mannen als vrouwen. Het overwinnen van een mannelijke bias in ontwikkeling vereist veranderingen in de structuur van de economie en het sociale leven, maar ook in collectieve actie i.p.v. individuele actie. Om dit te bereiken is gender mainstreaming de prioriteit in elk gebied van de samenleving sinds de Beijing Platform for Action van 1995. Door mannen en vrouwen als twee tegenovergestelde categorieën te zien (essentialistische natuur van gender mainstreaming), worden complexiteiten van gender relaties genegeerd en potentiële voordelen van gender mainstreaming ondermijnt. De internationale vrouwen conferenties (Nairobi, Beijing) zijn gebaseerd op een paradox: - Ze reflecteren de verwachting dat nationale regeringen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de internationale toezeggingen en de introductie van beleid gericht op de verbetering van de positie van vrouwen. - MAAR: ze pakken niet de wegen aan waar via markt liberalisering en privatisering de mogelijkheid van regeringen om deze verantwoordelijkheden te ontduiken kunnen ondermijnen. Huidige problemen van ontwikkeling Sinds begin jaren ’80 nemen de schulden van ontwikkelingslanden toe (m.n. in Latijns-Amerika, Cariben en Afrika). Velen zijn gedwongen financiële hulp te vragen van het IMF. In ruil voor deze steun eist het IMF structurele aanpassing van de economie (toename exportproductie; afschaffen subsidies basisvoedsel; minder banen/lagere lonen; toename prijzen goederen; afname welzijnsdiensten). M.b.t. structurele aanpassing was er sprake van een genderbias en vrouwen ontwikkelden hun eigen overlevingsstrategieën. Invisible adjustment houdt in dat vrouwen aanpassingsbeleid sociaal mogelijk maken door toename van hun eigen economische activiteit (harder werken; zelfopoffering). De nadruk op neoliberale structurele aanpassing verplaatst de ‘last’ van de staat naar individuele families (m.n. vrouwen). De impact van de economische crisis van de jaren ’80 op vrouwelijke economische activiteit verschilt sterk per land, maar ook binnen landen (tussen economische sectoren; urbaan/ruraal; leeftijd; opleidingsniveau). Het grootste effect was de afname van het aantal vrouwen werkzaam in de formele sector en een uitbreiding van de informele sector. M.n. vrouwen werden getroffen door de industriële herstructurering als gevolg van de komst van nieuwe minder arbeidsintensieve technologieën en afname van buitenlandse investeringen in de assemblage industrie. Vrouwen werden werkzaam in de informele sector of werden gedwongen te migreren. Ontwikkelingsbeleid is nu m.n. gericht op het reduceren van armoede. Men probeert vooruitgang te boeken m.b.v. de Millenium Development Goals (MDG’s; getekend Millennium Summit in 2000 door 189 landen). De feminisering van arbeid en de groei van de informele sector reflecteert eerder een afgezwakte positie van de man, dan meer economische kansen voor vrouwen. Betaald werk voor vrouwen leidt niet perse tot meer sociale empowerment of meer gendergelijkheid. Gemeenschapsmanagement Vrouwen blijken vaak beter te weten dan mannen wat hun gemeenschap nodig heeft, omdat zij vooral moeten dealen met problemen m.b.t. onderdak en toegang tot diensten. Vaak zijn het dan ook vrouwen die het voortouw nemen m.b.t. de verbetering van urbane diensten of gaan samenwerken om sociale houdingen te veranderen. Wanneer de druk op tijd van een vrouw toeneemt, zal hun rol m.b.t. gemeenschapsmanagement veranderen. De overlevingsstrategieën van vrouwen zijn m.n. gebaseerd op het opbouwen van netwerken (van vrouwen) met/binnen de gemeenschap. Deze groepen vrouwen kunnen zorgen voor een focus op de politisering van het leven van vrouwen m.b.t. problemen bij hun huishoudelijke rol (toenemende voedselkosten; verdwijnen kinderen door onderdrukkende regimes). Dit kan leiden tot politiek activisme om strategische genderbehoeften te bereiken. Deze link tussen de empowerment van vrouwen m.b.t. huishoudelijk welzijn en politieke actie wordt door veel ontwikkelingswerkers niet geanalyseerd. Wanneer regeringen zijn gedwongen minder geld uit te geven aan de publieke sector, komt de last van het verzorgen van basisbehoeften voor armen m.n. bij vrouwen terecht. NGO’s helpen armen vaak meer dan overheidsinstellingen doen. Ontwikkelingsprojecten gericht op vrouwen zijn vaak klein, verdeeld en niet echt gericht op de belangrijkste doelen van ontwikkelingsbeleid: - M.n. gericht op grote zelfredzaamheid i.p.v. op ontwikkeling in de zin van uitbreiding en kwalitatieve verandering. - Regels voor succes vaak minder streng dan bij projecten voor mannen. - Projecten m.n. gebaseerd op groepen (die bestaan van andere groepen ondermijnen, waardoor de rol van de vrouw in lokale economie afneemt). - Bij bepaalde projecten worden vrouwen uigesloten i.v.m. voorwaarden om deel te mogen nemen (bijv. huisvesting FHH uitgesloten, omdat man als hoofd huishouden vereist is; te weinig inkomsten). Deze problemen kunnen voorkomen worden door training, lidmaatschap van vrouwen bij een groep of door voorwaarden aangepast aan de omstandigheden van vrouwen. Gender en de nieuwe economie Kenmerken nieuwe economie: - Globalisering - Toename gebruik computers/informatie technologie - Deregulering - Inkomens polarisatie - Feminisering van werkgelegenheid - Meer flexibele patronen en werktijden Globalisering wordt negatief geassocieerd met de aantasting van het milieu en de uitbuiting van mensen. Het wordt positief geassocieerd met toegang tot nieuwe technologieën/informatie en nieuwe typen werkgelegenheid. Freeman we hebben een dichotoom model gecreëerd waarin globalisering ‘gendered’ is: - Globale wordt gezien als mannelijkheid - Lokale wordt gerelateerd aan vrouwelijkheid De mogelijkheid nieuwe kansen te grijpen hangt af van de verschillende mate van vrijheid van mannen en vrouwen om training te nemen en betaald werk te doen. De toenemende genderkloof m.b.t. mogelijkheden leidt tot een feminisering van armoede. Voor sommige jongere vrouwen heeft globalisering geleid tot nieuwe banen in de exportgeoriënteerde industrie (kleding; elektronica), maar deze industrieën zijn zwaar getroffen door de huidige economische crisis waardoor vrouwen als eerste hun baan verliezen. Door de verspreiding van globale communicatie technologieën krijgen onderdrukte groepen de kans om actiegroepen op te richten die nationaal beleid kunnen transformeren. Conclusie Nieuw ontwikkelingsbeleid is gericht op ontwikkeling van de gemeenschap en participatie, maar het is belangrijk dat alle groepen worden gehoord (m.n. vrouwen; etnische minderheden). Mensen uit het Zuiden/overgangslanden zijn ‘agents of change’, niet enkel slachtoffers. Het investeren in vrouwen een ontwikkelingsprioriteit, zal leiden tot een verandering in de houding tegenover ontwikkeling (zowel door regeringen als toonaangevende bedrijven). Ontwikkeling is gericht op zowel economische verbetering als meer gelijkheid. Hierbij nemen mensenrechten een belangrijke rol in. Er is vooruitgang geboekt m.b.t. gendergelijkheid (gemeten door de Gender Gap Index), maar ontwikkelingsbeleid houdt nog steeds niet helemaal rekening met genderproblemen (m.n. van mannelijkheid). Veel landen hebben quota’s ingevoerd om gendergelijkheid in de politiek te verbeteren. Er is een verbetering te zien m.b.t. het maken van beleid (m.n. op lokaal niveau), maar gender mainstreaming heeft een beperkte invloed. Armoede dwingt mensen hun betrokkenheid bij de markteconomie te vergroten, te migreren, te bezuinigen op onderwijs voor hun kinderen en om te zoeken naar (verschillende) overlevingsstrategieën. De nieuwe economie heeft gezorgd voor een breder scala aan werkgelegenheid en nieuwe netwerkmogelijkheden voor sommige mensen, ongeschoolden worden vaak benadeeld (m.n. oudere vrouwen).