Docenten over gevolgen van digitale tijdsbesteding van jongeren Augustus 2008 EPN | Platform voor de Informatiesamenleving Jelle Attema Mary Kaminski Tom van der Maas 1 Inhoudsopgave Overzicht van figuren Vraagstelling............................................................................................................................................................................................................................................................................ 3 FIGUUR 1: VERDELING RESPONDENTEN NAAR SCHOOLTYPE ........................................ 84 Hypothesen .................................................................................................................................................................................................................................................................... FIGUUR 2 VERDELING RESPONDENTEN NAAR LEEFTIJD ................................................ 9 Resultaten ............................................................................................................................................................................................................................................................................... 5 FIGUUR 3 VERDELING RESPONDENTEN NAAR SCHOOLTYPE EN LEEFTIJD..................... 9 Discussie.................................................................................................................................................................................................................................................................................. 6 FIGUUR 4 VERDELING RESPONDENTEN NAAR GESLACHT ............................................. 9 FIGUUR 5: VERDELING RESPONDENTEN NAAR GESLACHT EN SCHOOLTYPE............... 10 Literatuur........................................................................................................................................................................................................................................................................ 7 FIGUUR 6: AANDEEL VROUWEN IN FTE PERSONEELSSTERKTE PER ONDERWIJSSECTOR Bijlage 1: Resultaten................................................................................................................................................................................................................................................................ 8 (OCW, JAARBOEK ONDERWIJS 2007) .................................................................. 10 Beschrijving steekproef ...................................................................................................................................................................................................................................................... FIGUUR 7: OORDEEL VAN RESPONDENTEN OVER FACE-TO-FACE COMMUNICATIE, 8 SOCIALE VAARDIGHEDEN EN VAARDIGHEID EMOTIES HERKENNEN .................. 11 Respondenten naar schooltype...................................................................................................................................................................................................................................... 8 FIGUUR 8: OORDEEL OVER FACE-TO-FACE COMMUNICATIE, SOCIALE VAARDIGHEDEN Geslacht.......................................................................................................................................................................................................................................................................... 9 EN VAARDIGHEID EMOTIES HERKENNEN NAAR SCHOOLTYPE............................ 11 Oordeel over afname face-to-face communicatie, sociale vaardigheden en vaardigheid emoties te herkennen ....................................................................................................................................................................................................................................... 11 Interactie leeftijd en oordeel over vaardigheden ................................................................................................................................................................................................................. 12 Invloed van internet op vaardigheden .................................................................................................................................................................................................................................. 12 Maakt u zich zorgen? ............................................................................................................................................................................................................................................................ 13 Interactie schooltype en afname vaardigheden ................................................................................................................................................................................................................... 13 Agressie ................................................................................................................................................................................................................................................................................. 14 Verslaafd ............................................................................................................................................................................................................................................................................... 14 Multi-player-games en sociale vaardigheden ....................................................................................................................................................................................................................... 15 Bijlage 1: Mail verstuurd aan scholen en docenten .............................................................................................................................................................................................................. 16 Bijlage 2: de vragenlijst ......................................................................................................................................................................................................................................................... 18 Bijlage 3: Persbericht............................................................................................................................................................................................................................................................. 30 2 Vraagstelling Jongeren groeien op met digitale media en de meesten zijn daardoor meer dan ooit in contact met leeftijdsgenoten. Via MSN, mobiele telefoon en allerlei sites als Hyves en FaceBook bouwen ze aan hun sociale netwerk. Daarnaast zien organisaties dat deze media nieuwe mogelijkheden bieden om meer onafhankelijk van plaats en tijd te werken. Het aangaan van wisselende samenwerkingsverbanden is aanzienlijk eenvoudiger dan voorheen en creativiteit van werknemers is beter te mobiliseren. Ook opleidingen benutten graag nieuwe media: in het wetenschappelijk onderwijs en het HBO wordt vaak verwacht van studenten dat ze in staat zijn zelf hun sociale netwerk op te bouwen, zelf informatie te verzamelen die in hun studie van belang is en die te verwerken. De verwachting is over het algemeen dat de nieuwe generatie in staat is deze nieuwe media optimaal te benutten om problemen op te lossen. Naast deze optimistische verwachtingen over de nieuwe vaardigheden die jongeren zich eigen maken, zijn er ook twijfels. Leidt het intensieve gebruik van digitale media tot een verarming van het sociale contact en de vaardigheden van jongeren om te gaan met de uitdagingen en frustraties van alledag ? Is er sprake van verslaving ? Al vanaf de jaren ‘90 onderzoeken en bediscussiëren wetenschappers en publicisten de gevolgen van het intensieve gebruik van digitale media en communicatiemiddelen door adolescenten. . Figuur 1: voorbeelden van bedrijven die gebruik maken van nieuwe media om contact van medewerkers en klanten te stroomlijnen. Bron: The new learning paradigm, 2007 Belangrijk exponent van de denkrichting die verwacht dat jongeren allemaal nieuwe waardevolle vaardigheden aanleren, is Marc Prensky. Hij heeft de term ‘digital natives’ (Marc Prensky (2001, 2005, 2006) geïntroduceerd. Anderen spreken van ‘net generation’ (Tapscott, 1998) of de homo-zappiens (Veen, 2006). Centraal staat de gedachte dat kinderen nu vaardigheden ontwikkelen op het gebied van spelen, communiceren, werken en leren die fundamenteel verschillend zouden zijn van die van hun ouders. Is het onderwijs is goed in staat op deze nieuwe manieren van leren in te spelen ? Niet-adequaat onderwijs zou een verspilling zijn van energie en creativiteit zowel van docenten als leerlingen. Er lijkt een fundamentele, culturele kloof te ontstaan tussen de ‘digital immigrants’ (zij die niet vertrouwd zijn met ICT-toepassingen) en de ‘digital natives’ (zij die dat wel zijn). Meer recent empirisch onderzoek naar deze vaardigheden van de ‘digital natives’ laat vaak een veelkleuriger werkelijkheid zien (zie bijvoorbeeld Bennett, Maton & Kervin, 2008). Tussen leerlingen van de huidige generatie bestaan vaak even grote verschillen als tussen leerlingen en hun ouders. Voor slechts een deel van de leerlingen geldt dat ze ‘digital native’ zijn zoals de onderzoekers beschrijven. 3 Een andere richting, met meer aandacht voor de mogelijke schaduwkanten van het intensieve gebruik van digitale media, onderzoekt het welzijn van adolescenten. In Nederland doet het Instituut voor verslavingsonderzoek (IVO) al een aantal jaren onderzoek naar de gevolgen van intensief gebruik van digitale media. Er is een deel (4-10%) dat lijdt onder het intensieve gebruik van internet en in een aantal gevallen is de term verslaving van toepassing. Het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP) sluit in het jaarboek 2006 aan op dit beeld van het IVO. Voor veel adolescenten is het intensieve online en offline contact met peers en leeftijdsgenoten belangrijk en levert een bijdrage aan hun zelfvertrouwen en zelfbeeld. Wel verschuift volgens het SCP de loyaliteit van jongeren die veel online communiceren van hun ouders en docenten naar de peer-group. De peer-group bepaalt in grote mate het taalgebruik, wat goed en fout wordt gevonden. kunnen zijn van onder meer het gesuggereerde probleem met de herkenning van emoties en herkenning daarvan in bijvoorbeeld gezichtsuitdrukkingen. Ook zijn in de enquête vragen gesteld over de beleving door de leraren van de sociale vaardigheden van leerlingen. Aanleiding was daarnaast dat EPN van verschillende kanten signalen uit het onderwijs bereikten dat kinderen minder dan voorheen zouden reageren op emoties van leraren en anderen. Sommigen legden daarbij een (tot nu toe) onbewezen oorzakelijk verband met de introductie van de pc en andere ICT. Hypothesen In dit oriënterende onderzoek wordt specifiek gekeken naar drie aspecten: Het SCP constateert in het jaarboek van 2006 bovendien een nieuwe digitale kloof. Leerlingen van bijvoorbeeld het VWO zijn beter in staat hun digitale vaardigheden te gebruiken in het onderwijs en voor hun loopbaan. Leerlingen uit het VMBO maken intensiever gebruik van digitale media dan leerlingen van VWO en HAVO, maar dat leidt volgens het SCP vaak nog niet tot digitale vaardigheden die ze kunnen benutten in hun maatschappelijke carrière. Er lijkt dus een verandering op te treden in het gedrag van jongeren door hun intensieve mediagebruik. Maar de verschillen tussen jongeren van dezelfde generatie zijn even groot als verschillen tussen generaties. Ook zijn er verschillen in de mate waarin die vaardigheden een rol spelen in de maatschappelijke carrière van jongeren. De leerstijlen van leerlingen, de vaardigheden van leerlingen in het omgaan met nieuwe media en het verzamelen van informatie, de sterke loyaliteit van leerlingen aan hun peer-group leiden ook tot spanningen in de klas. De centrale vraag in dit onderzoek is daarom in hoe docenten aankijken tegen leerlingen en hun gedraging en of zij menen dat digitale tijdsbesteding (MSN, games enz.) hen beïnvloedt. Getracht is na te gaan in hoeverre er daadwerkelijk sprake zou 1. Of docenten een afname zien van de hoeveelheid face-to-face communicatie van leerlingen en in hoeverre ze zich zorgen maken over die ontwikkeling en 2. Of docenten een afname constateren in sociale vaardigheden en of ze zich zorgen maken over die ontwikkeling. 3. Of docenten een afname merken in de vaardigheid van leerlingen om nonverbale expressies van emotie te herkennen (i.c. gezichtsuitdrukkingen) en hierop te reageren In alle gevallen is daarbij de vraag gesteld of leraren een geconstateerde ontwikkeling toeschrijven aan ICT (de toegenomen digitale tijdbesteding: MSN, games, SMS enz.). De eerste vraag is of docenten een afname zien in de hoeveelheid face-to-face communicatie en of ze zich over die afname zorgen maken. Het SCP jaarboek 2006 concludeert dat het online contact (in tijd) inmiddels bijna hetzelfde is als in het aantal face-to-face ontmoetingen. Deze duidelijke verandering in interactie is aanleiding geweest aan docenten te vragen hoe ze deze ontwikkeling beoordelen en welke voor- en nadelen zij zien. 4 De tweede vraag heeft betrekking op sociale vaardigheden. Meer en intensief gebruik van digitale media (en overige digitale tijdsbesteding, aan computerspelen) in plaats van direct sociaal contact, betekent een verandering in de sociale omgang tussen jongeren en tussen docent en leerling. De vraag wordt gesteld of docenten naar hun maatstaven een afname percipiëren in sociale vaardigheden van leerlingen. Docenten krijgen tenslotte de vraag voorgelegd of zij van oordeel zijn dat leerlingen minder in staat zijn om gezichtsuitdrukkingen te herkennen. In lijn met deze vragen krijgen docenten nog een aantal specifieke vragen voorgelegd hoe zij deelaspecten van het leven van de ‘digital natives’ ervaren: of ze merken dat sociale vaardigheden van degenen die intensief deelnemen aan games die gezamenlijk worden gespeeld toenemen, of ze iets merken van verslaving in hun klas. Resultaten Er hebben 173 respondenten gereageerd. De resultaten zijn niet representatief voor de populatie van docenten. In de eerste plaats omdat docenten niet zijn benaderd op basis van een representatieve steekproef maar door willekeurig een mail te sturen aan een historisch opgebouwd bestand van leraren en scholen. Directies hebben de uitnodigingen wel of niet doorgestuurd aan hun docenten. Daardoor is niet uitgesloten dat alleen de respondenten/scholen die zich aangesproken voelen door de problematiek die de vragenlijst aansnijdt, eerder reageren dan respondenten die zich niet herkennen in de problematiek. Hypothese 0 is dat de docenten vrij unaniem in hun antwoorden zijn. Analyse van de kenmerken van de respondenten laat zien dat het percentage respondenten dat lesgeeft aan het VMBO veel groter is dan verwacht mag worden in een representatieve steekproef. Resultaten zijn dan ook meer representatief voor het VMBO dan voor HAVO en VWO. Hypothese 1 is dat docenten nauwelijks verschillen als gevolg van het intensievere gebruik van digitale media waarnemen en dat docenten vrij unaniem zijn in hun opvattingen dat ontwikkelingen geen aanleiding geven tot zorgen. Voor de specifieke antwoorden van VMBO-leraren zie de grafieken. Uit het basisonderwijs zijn te weinig respondenten om een uitspraak te kunnen doen over het basisonderwijs. Hypothese 2 is dat er veel verscheidenheid is tussen leerlingen en dat in de antwoorden van de docenten die verscheidenheid ook naar voren komt. Misschien dat er een verschil is tussen respondenten die lesgeven op VWO/HAVO en VMBO: VMBO-ers zijn minder goed in staat om hun digitale vaardigheden te benutten in een beroepsmatige context. Ook is er mogelijk een verschil tussen respondenten die zelf zijn opgegroeid met digitale media en oudere docenten. 34% van de respondenten ziet een afname in de hoeveelheid face-to-face communicatie en meer dan 90% van de docenten die zo’n afname constateren maakt zich daar zorgen over. De digitale tijdsbesteding wordt door het merendeel als verklaring genoemd, maar ook sociale omstandigheden waarbij kinderen de mogelijkheid krijgen om veel online te communiceren en geen grenzen worden gesteld (leraren wezen onder meer op de waarden en normen in de thuissituatie). Overkoepelend wordt de veronderstelling onderzocht of er volgens leraren een afname in face-to-face plaatsheeft, een afname in sociale vaardigheden en een afname in het vermogen emoties waar te nemen. Daarnaast is exploratief via onder meer open vragen gevraagd naar de diverse opvattingen van de leraren. Er is geen significant verschil tussen de opvattingen van docenten in het VMBO en die van HAVO/VWO. Ook is er nauwelijks verschil in beoordeling tussen docenten beneden en boven de 40 jaar. 44% van de docenten is van oordeel dat er de afgelopen 10 jaar een afname is van sociale vaardigheden van leerlingen. Ook hier is er geen significant onderscheid tussen de jongere en oudere generatie of tussen docenten van HAVO/VWO en 5 VMBO/MBO. Ook sociale problematiek wordt aangedragen als een oorzaak: opvoeding, sociale problemen, sociale omgeving. leraren (overigens geven de uitkomsten wat de zorgen onder leraren betreft nauwelijks een verband tussen leeftijd van de leraar aan). 19% van de docenten ziet een verband tussen digitale tijdsbesteding en een afname van het vermogen gezichtsuitdrukkingen te herkennen. Discussie 51% van de respondenten oordeelt dat deelname aan multi-player-games online sociale vaardigheden niet versterkt. 37% ziet wel een verbetering van sociale vaardigheden. Van de respondenten zegt 61% dat zij leerlingen in hun klas kennen die ze verslaafd zouden willen noemen. 19% zegt dat ze geen leerlingen kennen die ze verslaafd willen noemen. In essentie is de conclusie (mede gebaseerd op de antwoorden op gesloten vragen) dat vermoedelijk een aanzienlijk deel van de leraren zich zorgen maakt over de sociale vaardigheden van kinderen, hun vermogen emoties juist te percipiëren en te interpreteren en dat veel leraren ervan overtuigd zijn dat de tijd die kinderen face-toface communiceren de afgelopen jaren sterk zou zijn afgenomen. Omdat het onwaarschijnlijk is dat de bias in de steekproef zo groot is dat slechts alleen een klein percentage leraren met een negatieve kijk op deze mogelijke ontwikkeling de enige respondenten zouden zijn geweest, mag ervan worden uitgegaan dat sprake zou kunnen zijn van een ongerustheid die nadere aandacht vereist, gegeven het belang van de genoemde vaardigheden voor het maatschappelijk en persoonlijk functioneren (waarin non-verbale communicatie een belangrijke rol speelt). EPN legt op dit moment zeker vooralsnog geen oorzakelijk verband tussen de door leraren geconstateerde mogelijke ontwikkelingen en de computer, al wijzen veel leraren (ongeveer een kwart van de 173 respondenten uit de steekproef van ca. 400 uitgezette enquêteformulieren) expliciet de pc aan als grote boosdoener. Tegelijk bevinden zich onder de respondenten een groot aantal leraren die van mening zijn dat ICT heeft gezorgd voor een toename van vaardigheden, in het bijzonder die nodig zijn in de informatiesamenleving. Er zou sprake kunnen zijn van een mismatch in de wijze van communiceren tussen kinderen (de netgeneratie) en de De resultaten laten zien dat docenten erg verschillend denken over een algemene achteruitgang van sociale vaardigheden en gevolgen van online communicatie. De hypothese 0 kan daarom worden verworpen dat er sprake is van geen verschillen in de opvattingen tussen docenten. Gegeven de genoemde percentages kan hypothese 1 (docenten menen nauwelijks verschillen waar te nemen als gevolg van het intensievere gebruik van digitale media en zijn vrij unaniem zijn in hun opvattingen dat de ontwikkelingen geen aanleiding geven tot zorg) worden verworpen. Hypothese 2 (veel verscheidenheid tussen leerlingen en dat in de antwoorden van de docenten die verscheidenheid ook naar voren komen) kan worden onderschreven. Overigens betekent het gegeven dat het onderscheid tussen ‘digital natives’ en ‘digital immigrants’ in het onderwijs vaak onvoldoende wordt beseft en dat ook niet alle leerlingen op dezelfde manier worden beïnvloed door hun digitale bezigheden (in die zin van wat zij ervan leren), echter tegelijk een nieuw probleem wanneer deze studenten gaan studeren aan de universiteit of op HBO. Immers daar wordt een steeds sterker beroep gedaan op de vaardigheden van de ‘digital natives’. Veel onderwijs is inmiddels gericht op samenwerken, probleem gestuurd, en veronderstelt vaardigheden op het gebied van informatieverwerking, dat studenten zelfsturend zijn en zichzelf kunnen motiveren. Of dat studenten moeiteloos kunnen deelnemen aan verschillende groepen met verschillende loyaliteiten. Ook een aantal grotere organisaties zien de voordelen in van nieuwe manieren van werken, waarin de vaardigheden van de ‘digital natives’ worden verondersteld. Bijvoorbeeld bedrijven als IBM, Rabobank, Microsoft, Google, Capgemini waar de hele manier van werken uitgaat van de vaardigheden van ‘digital natives’. 6 Uit de opmerkingen van de leraren valt op te maken dat een deel van de universitaire en HBO-studenten waarvan we denken dat ze ‘digital natives’ zijn, misschien evenzeer alsnog moeten ‘inburgeren’ als de ‘digital immigrants’ de afgelopen jaren hebben gedaan. De vaardigheid om zich te begeven in digitale sociale netwerken, om te gaan met de grote hoeveelheid informatiebronnen en om te gaan met parallelle informatiestromen die vechten om prioriteit, blijken maar een deel van de afgestudeerden te hebben geleerd. Voor EPN zijn de uitkomsten van het onderzoek aanleiding nader onderzoek te doen naar de vaardigheden van kinderen op het vlak van communiceren. Waarschijnlijk dat daarbij een correlatie wordt gevonden tussen de duur van ‘digitale tijdsbesteding’ (niet face-to-face) en de genoemde vaardigheden: er is bijvoorbeeld misschien kans dat kinderen die in sociaal verband wat achterblijven makkelijker meekomen in de omgang met anderen als die niet fysiek is. Het gaat EPN in dit vervolgonderzoek dan ook niet zo zeer om het leggen van dit verband (hetgeen eerder een longitudinale studie vereist) maar om meer inzicht te krijgen in de vaardigheden die kinderen/leerlingen nodig zouden hebben om mee te komen in de informatiemaatschappij, welke zij (mede) dankzij de pc en internet opdoen, welke (deel)vaardigheden hier in het geding zijn. Deze belangstelling voor meer specifieke kwaliteiten die vallen onder de term ‘sociale vaardigheden’ komt mede voort uit de antwoorden van de leraren in de enquête. Het blijkt dat deze term veel impliciete normering in zich draagt: het kan zijn dat een leerling die in de pauzes (veel) sms-t heel goed functioneert in de groep maar dat de leraar dit gedrag als ongepast kwalificeert. Literatuur Bennett, S., Maton, K. & Kervin, L. (2008) The ‘digital natives’ debate: A critical review of the evidence, British Journal of Educational Technology. Available online: [ http://www.blackwell-synergy.com/doi/abs/10.1111/j.1467-8535.2007.00793.x] Prensky, M. (2001). Digital natives, digital immigrants. On the Horizon, 9(5), 1–2. Zie: www.marcprensky.com/writing/Prensky%20%20Digital%20Natives,%20Digital%20Immigrants%20-%20Part1.pdf Veen, W (2006). Growing up in a digital age. Continuum International Publishing Group. De hoofddoelstelling van de vervolgstudie van EPN richt zich dan ook op de (mogelijk veranderde en verder veranderende) communicatieve gedragingen en vaardigheden van kinderen in samenhang met de huidige digitale manieren van sociale interactie. Welke meer specifiek sociale (deel)vaardigheden maken dat kinderen vlot in de huidige tijd meekomen ? Zijn er nieuwe ontstaan ? Zijn er kinderen die hierin achterblijven ? Meer inzicht hierin kan van belang zijn om in het onderwijs aan bepaalde ontwikkelingen in het gedrag van kinderen (of het achterblijven daarin) aandacht te gaan besteden. 7 Bijlage 1: Resultaten Beschrijving steekproef Docenten zijn benaderd via een niet representatief historisch opgebouwd bestand van leraren en via directies of het secretariaat van hun school. De adressen van de scholen werden gevonden door verschillende databases te raadplegen. De steekproef is daarom niet random, ook al is geprobeerd om zoveel mogelijk scholen aan te schrijven uit verschillende stedelijke gebieden, provincies en van verschillend onderwijsniveau. Het onderwerp van de mail die docenten ontvingen was getiteld ‘Onderzoek gevolgen digitale tijdsbesteding leerlingen’. Als mogelijk alternatieve verklaring van resultaten kan dan ook worden aangevoerd dat docenten die zich zorgen maken over dit onderwerp geneigd waren te reageren. Deze verklaring kan ten dele worden verworpen, omdat ook een aanzienlijk deel van de respondenten heeft geantwoord ‘Geen oordeel’ of ‘Ik sla deze vraag liever over’. De vragenlijst was online van 10 juni – 28 juni 2008 en 173 docenten vulden de vragenlijst in. Er werden ruim 400 e-mails verstuurd naar docenten en scholen. Er was een lichte controle op het dubbel invullen van de vragenlijst door het IP-adres te registreren van de PC waarop de vragenlijst werd ingevuld. Uit controle bleken geen vragenlijsten van identieke IP-adressen aanwezig te zijn. Het is niet volledig uit te sluiten dat sommige docenten de vragenlijst dubbel hebben ingevuld. Figuur 1: verdeling respondenten naar schooltype De verhouding HAVO/VWO, basisonderwijs (hoogste twee klassen) en VMBO/MBO zou ongeveer gelijk moeten zijn. Het lijkt dat het aantal docenten uit het VMBO en MBO dat heeft gereageerd groter is dan het aantal uit HAVO/VWO en dat het beeld uit deze enquête sterker wordt beïnvloed door de docenten van het VMBO en het MBO dan in een representatieve steekproef het geval zou zijn. Het aantal respondenten uit het basisonderwijs is verreweg in de minderheid. Respondenten naar schooltype Verwacht mag worden dat basisschool, VMBO/MBO en HAVO/VWO ongeveer gelijk vertegenwoordigd zijn in de steekproef. Het jaarboek onderwijs 2007 van het CPB laat zien dat in het primair onderwijs verreweg de meeste FTE werkzaam is: de enquête richtte zich echter alleen op de twee hoogste klassen. 8 Leeftijd Het jaarboek onderwijs 2007 van het CPB laat zien dat de leeftijdsopbouw van docenten in het lager onderwijs (PO) een piek kent rond de 27 jaar en rond de 50 jaar. De andere opleidingsvormen laten een piek zien in de leeftijdsopbouw tussen de 50 en 55 jaar. De leeftijdsopbouw van de respondenten uit het lager onderwijs is in deze steekproef daarom niet representatief: de groep jongeren niet aanwezig. De respondenten uit het VMBO/MBO en HAVO/VWO zijn grotendeels ouder dan 40 jaar: maar dat beeld komt overeen met dat uit het jaarboek onderwijs 2007. Geslacht Figuur 2 Verdeling respondenten naar leeftijd Figuur 4 Verdeling respondenten naar geslacht Figuur 3 Verdeling respondenten naar schooltype en leeftijd 9 Figuur 5: Verdeling respondenten naar geslacht en schooltype Vergelijking met het jaarboek onderwijs 2007 van het CBS laat zien in hoeverre de steekproef representatief is wat het geslacht van de respondenten betreft. In het primair onderwijs (basisschool) is het aandeel vrouwen rond de 70%. In deze enquête zijn de mannelijke onderwijzers sterker vertegenwoordigd. Van de HAVO/VWO respondenten is 70% man. Uit het jaarboek blijkt dat ongeveer 60% van het onderwijzend personeel man is. De VMBO/MBO is de verhouding mannen en vrouwelijke respondenten meer in evenwicht, maar in werkelijkheid is het aandeel mannen groter. Figuur 6: Aandeel vrouwen in FTE personeelssterkte per onderwijssector (OCW, Jaarboek onderwijs 2007) Wat het basisonderwijs betreft zijn er moeilijk generaliserende conclusies te trekken. 10 Oordeel over afname face-to-face communicatie, sociale vaardigheden en vaardigheid emoties te herkennen Figuur 8: oordeel over face-to-face communicatie, sociale vaardigheden en vaardigheid emoties herkennen naar schooltype Figuur 7: oordeel van respondenten over face-to-face communicatie, sociale vaardigheden en vaardigheid emoties herkennen Het aantal respondenten dat de vragen over de afname van de hoeveelheid face-toface communicatie overslaat is het grootst in de HAVO/VWO groep (30%). De vraag naar de vaardigheid om gelaatsuitdrukkingen te herkennen is daar 65%. Bij de respondenten uit het VMBO/MBO zijn die percentages 20% en 32%. De VMBO- en MBO-respondenten zijn het meest uitgesproken in hun oordeel dat de hoeveelheid face-to-face communicatie is afgenomen (40%) en dat sociale vaardigheden zijn afgenomen (43%). Een 20% ziet dat het vermogen van leerlingen om emoties en gelaatsuitdrukkingen te herkennen is afgenomen. Hetpercentage respondenten die van mening zijn dat de hoeveelheid face-to-face communicatie is toegenomen of gelijk gebleven of die vindt dat sociale vaardigheden zijn toegenomen of gelijk gebleven is ongeveer gelijk aan het percentage dat vindt dat er sprake is van een achteruitgang. De meerderheid van de respondenten vindt dat het vermogen om emoties te herkennen op gezichten gelijk is gebleven of is toegenomen. 11 Interactie leeftijd en oordeel over vaardigheden Invloed van internet op vaardigheden Deze grafiek gaat alleen over degenen die een afname hebben geconstateerd. Conclusie: de leeftijdsgroepen zijn zo klein dat moeilijk conclusies te trekken zijn (hooguit dat de <41 en >51 zich de meeste zorgen maken). De groepen ‘Ja, sterk’ en ‘Ja, enigszins’ verhouden zich ongeveer gelijk. Er is ook een aantal dat zegt dat internet er niets mee te maken heeft (vooral bij de vraag over de sociale vaardigheden: die respondenten wijzen op de gezinssituatie en dergelijke). 12 Interactie schooltype en afname vaardigheden Maakt u zich zorgen? 120% 100% 80% Nee 60% Ja Ik sla deze vraag over Ik heb hier geen oordeel over 40% 0 20% 0% U bent van oordeel dat de sociale U bent van oordeel dat de tijd die jongeren U bent van oordeel dat de vaardigheid van vaardigheden van leerlingen de laatste tien besteden aan face-to-face communicatie is leerlingen om emoties en jaren zijnb afgenomen. Maakt u zich zorgen afgenomen. Maakt u zich zorgen over deze gezichtsuitdrukkingen te herkennen de over deze ontwikkeling? ontwikkeling? afgelopen tien jaar is afgenomen. Maakt u zich zorgen over deze ontwikkeling ? Deze vraag is alleen gesteld aan degenen die een afname constateren: ze maken zich dus zorgen over die afname. Als je naar de verdeling over scholen kijkt dan zie je dezelfde patronen: een minderheid vindt dat emotieherkenning is afgenomen: geen effect van schooltype. Hoeveelheid face-to-face-communicatie en sociale vaardigheden vindt een kleine minderheid afgenomen. Die verhoudingen zijn vrijwel gelijk in HAVO/VWO en VMBO/MBO en er is dus ook geen effect van schooltype aangetoond. 13 Agressie Verslaving 69% vindt dat agressie op de een of andere manier wordt bevorderd door computergames. 61% vindt dat er leerlingen in de klas zitten die ze verslaafd zouden willen noemen. 14 Multi-player-games en sociale vaardigheden 37% vindt dat sociale vaardigheden worden versterkt door multi-player-games. 15 Bijlage 1: E-mail verstuurd aan scholen en docenten Onderwerp van de mail: onderzoek gevolgen digitale tijdsbesteding leerlingen EPN | Platform voor de informatiesamenleving Zeestraat 80/82 2518 AD Den Haag Telefoon: 070-4277622 E-mail: [email protected] Aan leraren van de basisschool en voortgezet onderwijs Geachte heer, mevrouw, EPN | Platform voor de informatiesamenleving, onderzoekt of een verband bestaat tussen de tijd die leerlingen besteden aan activiteiten zoals chatten (MSN), computergames enzovoorts (en zodoende niet faceto-face communiceren), en hun sociale vaardigheden en de vaardigheid emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen. Deze vraag is voor EPN interessant omdat het platform de gevolgen onderzoekt van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de samenleving. Deze enquête maakt deel uit van een bredere studie naar de communicatievaardigheden van jongeren. Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met socioloog Stef Aupers van de Erasmus Universiteit Rotterdam. EPN heeft uw schoolleiding benaderd en overlegd over deelname. Hartelijk dank voor het invullen van deze korte vragenlijst (dit zal slechts zo’n vijf minuten van uw tijd nemen). Als u de resultaten van het onderzoek wilt ontvangen kunt u dat in de enquête aangeven. De verwerking van de data gebeurt anoniem. 16 Klik hier om naar de enquête te gaan: http://www.epn.net/docent/. Mocht u vragen of opmerkingen hebben dan kunt u ons bereiken via tel: 070 4277622. Hartelijk dank voor uw medewerking, Met vriendelijke groet, Tom van der Maas Directeur EPN E-mail: [email protected] Mobiel: 06 - 25 130 130 EPN | Platform voor de Informatiesamenleving brengt de maatschappelijke betekenis van informatie- en communicatietechnologie over het voetlicht door debat, publicaties en onderzoek. Bij het agenderen van onderwerpen richt het platform zich vooral op de langere termijn. In deze onafhankelijke stichting zijn het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap, maatschappelijke organisaties en de politiek vertegenwoordigd. Voorzitter is dr. A.H.G. Rinnooy Kan, vicevoorzitter is mr. B.E.M. Wientjes. Website: www.epn.net . 17 Bijlage 2: de vragenlijst Waarschuwing: JavaScript is uitgeschakeld in uw browser. Hierdoor kunt u mogelijk niet alle vragen in deze survey beantwoorden. Controleer uw browserinstellingen. Vragenlijst voor docenten Den Haag, juni 2008 Geachte heer, mevrouw, EPN, Platform voor de informatiesamenleving, doet onderzoek naar de sociale vaardigheden van leerlingen en hun vaardigheid emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen. Mogelijk bestaat een verband tussen de tijd die leerlingen besteden aan activiteiten zoals MSN, computergames (en zodoende niet face-to-face communiceren) en deze vaardigheden. Voor EPN is deze vraag interessant omdat het platform de gevolgen onderzoekt van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de samenleving. Deze vragenlijst maakt deel uit van een breder onderzoek naar de communicatievaardigheden van jongeren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door EPN in samenwerking met socioloog Stef Aupers van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De resultaten zullen anoniem worden verwerkt. Hartelijk dank voor het invullen van deze korte vragenlijst. Het zal ongeveer vijf minuten van uw tijd nemen. Als u de resultaten van de enquête wilt zien kunt u deze eind juni bekijken op de website van EPN (www.epn.net). Ook kunt u zich aan het eind van de enquête opgeven voor toezending daarvan. Met vriendelijke groet, Tom van der Maas Directeur EPN EPN | Platform voor de informatiesamenleving Postbus 16168, 2500 BD Den Haag Telefoon 070 - 42 77 622 Een opmerking over uw privacy Deze vragenlijst is anoniem. Privacy statement: Deze vragenlijst is anoniem. De bewaarde antwoorden bevatten geen identiteitsgegevens tenzij u deze bij een bepaalde vraag hebt ingevuld. Indien u via een toegangscode deelneemt kunnen wij u verzekeren dat deze niet wordt bewaard in combinatie met uw antwoorden maar wel is opgeslagen in een aparte tabel. De tabel met toegangscodes wordt gebruikt om na te kijken of een vragenlijst reeds voor de betreffende toegangscode is ingevuld. Er is geen enkele manier om de codes te koppelen aan de antwoorden. Hoe heet de school (of heten de scholen) waar u les geeft ? 18 In welke plaats staat de school (of staan de scholen) waar u les geeft ? *Op welk type school of scholen en geeft u les ? Selecteer de toepasselijke opties Basisschool VMBO: niveau 1 basisopleiding VMBO: niveau 2 kaderopleiding VMBO: niveau 3 gemengde leerweg VMBO: niveau 4 theoretisch leerweg HAVO VWO, Atheneum, Gynmnasium of Lyceum MBO HBO Universiteit Anders: Aan welke groep of groepen op de basisschool geeft u les ? Vanaf welk jaar geeft u les ? In dit veld kunnen alleen cijfers worden ingevoerd *Bent u man of vrouw ? Kies één van de volgende antwoorden Vrouw Man Wat is uw leeftijd ? In dit veld kunnen alleen cijfers worden ingevoerd 19 *Is naar uw oordeel de face-to-face communicatie van jongeren de laatste tien jaren af- of toegenomen ? Kies één van de volgende antwoorden Afgenomen Gelijk gebleven Toegenomen Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Maakt u zich ongerust over deze ontwikkeling ? Kies één van de volgende antwoorden Ja Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over U bent van oordeel dat de tijd die jongeren besteden aan face-to-face communicatie is afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? *U bent van oordeel dat de tijd die jongeren besteden aan face-to-face communicatie is afgenomen. Ziet u een verband tussen de de tijd die jongeren besteden aan face-to-face communicatie en activiteiten als chatten (MSN) en computergames ? Kies één van de volgende antwoorden Nee Ja, enigszins Ja, sterk Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over 20 *Zijn naar uw oordeel de sociale vaardigheden van leerlingen de laatste tien jaren af- of toegenomen ? Kies één van de volgende antwoorden Afgenomen Gelijk gebleven Toegenomen Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Maakt u zich ongerust over deze ontwikkeling ? Kies één van de volgende antwoorden Ja Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over U bent van oordeel dat de sociale vaardigheden van leerlingen zijn afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? *U bent van oordeel dat de sociale vaardigheden van leerlingen zijn afgenomen. Ziet u een verband tussen de afname van sociale vaardigheden en activiteiten als chatten (MSN) en computergames ? Kies één van de volgende antwoorden Nee Ja, enigszins Ja, sterk Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Bent u van oordeel dat de vaardigheid van leerlingen om emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen de afgelopen tien jaar is af- of toegenomen ? 21 Kies één van de volgende antwoorden Afgenomen Gelijk gebleven Toegenomen Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Maakt u zich ongerust over deze ontwikkeling ? Kies één van de volgende antwoorden Ja Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over U bent van oordeel dat de vaardigheid van leerlingen om emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen de afgelopen tien jaar zijn afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? *U bent van oordeel dat de vaardigheid van leerlingen om emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen de afgelopen tien jaar is afgenomen. Ziet u een verband tussen de afgenomen vaardigheid van leerlingen om emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen en activiteiten als chatten (MSN) en computergames ? Kies één van de volgende antwoorden Nee Ja, enigszins Ja, sterk Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over 22 *Bevorderen gewelddadige computergames naar uw oordeel agressiviteit bij de jongeren die ze spelen? Kies één van de volgende antwoorden Ja, sterk Ja, enigszins Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Zitten er naar uw oordeel in uw klas leerlingen die u verslaafd zou willen noemen aan activiteiten als MSN en computergames ? Kies één van de volgende antwoorden Ja Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Bent u van oordeel dat computergames die met verschillende kinderen tegelijk worden gespeeld, sociale vaardigheden bevorderen ? Kies één van de volgende antwoorden Ja, sterk Ja, enigszins Nee Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Hoeveel uur schat u dat kinderen gemiddeld per dag besteden aan activiteiten zoals chatten (bijvoorbeeld MSN) en computergames ? Kies één van de volgende antwoorden Zelden tot nooit Minder dan 2 uur per dag Tussen de 2 en 4 uur per dag Tussen de 4 en 6 uur per dag 23 Meer dan 6 uur per dag Ik heb hier geen oordeel over Ik sla deze vraag over *Wilt u de resultaten van dit onderzoek (per e-mail) ontvangen ? Kies één van de volgende antwoorden Ja Nee Graag uw e-mail adres invullen: Hebt u bepaalde opmerkingen die voor dit onderzoek van belang kunnen zijn ? Hartelijk dank voor het invullen van de vragenlijst ! Submit [Afbreken en antwoorden verwijderen] 24 Bijlage 3: Response open vragen U bent van oordeel dat de tijd die jongeren besteden aan face-to-face communicatie is afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? Antwoord: Internet, sociale ongerustheid in de maatschappij, individualisme Antwoord: Communiceren meer via computer en niet face-to-face. Antword:Toegang hebben tot internet, Myspace/Facebook/MSN etc. hebben tot gevolg dat ze niet meer naar elkaar toe hoeven te gaan en daarom achter de computer kruipen omdat dat makkelijker is. Veder is het mobiel gebruik ook toegenomen onder jongeren. Antwoord: Leerlingen hebben het druk, baantjes en zo en vliegen snel de school uit. Vroeger bleven ze nog wel eens om je heen hangen. Daarnaast is de digitale communicatie wel toegenomen. Leerlingen stellen vragen via e-mail. Antwoord: Moderne communicatiemiddelen MSN e.d. Antwoord: door de computer is communiceren veranderd Antwoord: computers; internet mobiele telefoons sms Antwoord: verharding maatschappij, gewelddadig en meedogenloze voorbeelden op televisie en in computergames Antwoord: Wij leren ze (te vroeg) zelfstandig te worden. De opvoeding leggen ‘wij’ in vreemde handen. Antwoord: computerprogramma's en mobiel Antwoord: Veranderende rol van de docent Antwoord: Com. via SMS en internet. In pauzes vermaken ze zich met PSP en DS Antwoord: Internetten, chatten online, enz. Antwoord: Computer en tv Antwoord: computercontacten worden zeer vaak gebruikt: goed en kwaadwillend; lekker anoniem; bovendien hebben sms'en en mobiel bellen een enorme vlucht genomen Antwoord: algemene afname van directe interpersoonlijke communicatie Antwoord: Ze zijn inderdaad veel meer bezig met SMS-en op de mobieltjes en allerlei zaken op de PC Antwoord: MSN, mobiele telefoon, Hyves, enz. Antwoord: Ik-cultuur, men is met zichzelf bezig. Ouders voeden minder op qua sociaal vaardig en fatsoenregels. Antwoord: Er zijn vele andere vormen van communicatie bij gekomen. Antwoord: Het digitale tijdperk. Antwoord: Ze brengen meer tijd door in de virtuele wereld. Antwoord: sms mail MSN Antwoord: Verschillende oorzaken. Moderne tijd, ouders/opvoeding en lezen, leerlingen kunnen niet meer goed en begrijpend lezen Antwoord: Via ICT en telefonie gaat het veel sneller, men hoeft niet te wachten tot dat men elkaar weer ziet, ontmoet Antwoord: aan MSN en SMS -programma's Antwoord: Aan de grote hoeveelheid tijd die besteed wordt aan kwalitatief laagstaande communicatie bij MSN, chatboxen, Hyves. Antwoord: meer achter de computer en de tv Antwoord: computerspelletjes, internet, chat, MSN Antwoord: Toename in gebruik van computer, telefoon en andere media Antwoord: groei van elektronische communicatiemiddelen Antwoord: Het gebruik van moderne communicatiemiddelen Antwoord: Internet / mobiele telefonie Antwoord: vluchtigheid in contacten; baantjes, MSN Antwoord: aan de moderne hulpmiddelen zoals gsm en internet. Het ABN wordt er daardoor ook niet beter op en leerlingen zijn het niet meer gewend om de normale omgangsregels aan te leren en te gebruiken Antwoord: Leerlingen stellen steeds minder vragen Antwoord: Moderne media Antwoord: Veel tijd wordt doorgebracht achter de computer of het game console Antwoord: kinderen besteden meer tijd binnenshuis, en kunnen communiceren via Hyves, MSN, sms etc. Antwoord: MSN 25 Antwoord: MSN, telefoon, digitale tijdperk Antwoord: Door de invoering van digitale middelen en het gebruik hiervan in het onderwijs. Instructie wordt steeds meer overgenomen door de computer Antwoord: Teveel: iedereen voor zichzelf. Computer, televisie Antwoord: computer, telefoon, harde muziek in uitgaansgelegenheden en I-Pods Antwoord: communicatie via internet (MSN, Hyves, Habbo), mobiele telefoon. Compromis middels webcam. Antwoord: Technologische ontwikkelingen, opvoedingsoorzaken Antwoord: Het is makkelijker om elkaar via MSN of een gezamenlijk computerspel te spreken dus hoef je niet meer bij iemand thuis af te spreken. Op de middelbare school wordt er minder tijd aan direct contact besteed. Antwoord: communicatie via MSN, chat, mobieltje etc. enorm toegenomen Antwoord: computer Antwoord: De prestatiemaatschappij en de ‘tijd-is-geld’-opvattingen van vele ouders Antwoord: De ontwikkeling van competentiegericht leren en het verzelfstandigen van de leerling. Zij ‘moeten’ ook op VMBO niveau blijkbaar zelfstandig kunnen leren Antwoord: Veel te veel andere communicatie mogelijkheden! Antwoord: Multimediaontwikkelingen, MSN, email, enz. Antwoord: Er wordt meer gecommuniceerd via allerlei 'hulpmiddelen'. Er wordt wel méér gecommuniceerd, ook met mensen buiten de eigen leefwereld. Antwoord: andere interesses en liever met de computer werken en zelfwerkzaamheid via de moduleringmethode Antwoord: meer achter de pc en veel contacten via MSN/sms Antwoord: Minder face-to-face lessen U bent van oordeel dat de sociale vaardigheden van leerlingen zijn afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? Antwoord: Ouders werken vaak beide en de kinderen moeten het overdag zelf maar uitzoeken. Daarnaast steeds meer scheidingen waarbij de kinderen er vaak tussen staan, terwijl de ouders elkaar soms de huid vol schelden (voorbeeldfunctie). Antwoord: Door het minder face-to-face communiceren. Vaak werken beide ouders, weinig aandacht voor de kinderen. Daarbij komt ook i.p.v. op straat spelen, zitten kinderen nu uren lang achter de computer Antwoord: Op internet ben je anoniem. Je kunt dus zeggen wat je wilt, hetzij beledigend hetzij complimenterend. Verder houden jongeren elkaar op de hoogte door sms-en. Deze beide ontwikkelingen zijn niet realistische sociale vaardigheden. Antwoord: Ze zijn individualistischer vergeleken met 10 jaar geleden Antwoord: Weinig duidelijkheid. Kinderen krijgen te veel keuzes, alles moet uitonderhandeld worden. Als je gewoon een opdracht geeft gaat dat (gelukkig lang niet bij iedereen) gepaard met negatieve reacties. Antwoord: Minder sociale contacten, maar ook door de invloed van tv Antwoord: gebrek aan) opvoeding Antwoord: Opvoeding, maatschappelijke problematiek, vervagende normen en waarden Antwoord: kinderen spelen minder met elkaar, mogen geen ruzie meer met elkaar maken, terwijl dat een heel goede manier is om te merken dat je wel eens water bij de wijn moet doen. ouders zijn bang voor pesten. houden kinderen liever dicht bij zich. Antwoord: opvoeding door ouders en leeftijdgenoten, kinderen worden veel meer aan hun lot overgelaten en minder gecorrigeerd, correctie vindt meer plaats door leeftijdgenoten Antwoord: De maatschappij is minder sociaal, meer naar binnengericht. Antwoord: Jongeren hebben volgens mij minder repertoire aan aangepaste sociale omgangsvormen. Zou kunnen liggen aan veranderde normen en aan veranderde opvoeding. Antwoord: Minder aandacht hiervoor binnen de opvoeding. Ook aan het minder hebben van veel sociale contacten. Antwoord: Individu Antwoord: oppervlakkige contact via de nieuwe media hetgeen zij uit in taalgebruik c.q. verzorging alsmede in omgangsvormen Antwoord: Alles moet in hoog tempo gebeuren, zowel thuis als op school. Kort, krachtig en ad rem antwoorden hoort daarbij. Antwoord: Leerlingen verwerven zeer veel informatie via internet en daar ontbreken de filters voor wat is waar en wat is onzin? Bijv. Wikipedea. Antwoord: te weinig tijd ( bij ouders ) - digitale identiteit Antwoord: Antwoord: o.a. opvoeding en het leven in onze huidige maatschappij met zijn verschuivende normen en waarden. Het ligt in ieder geval niet aan het onderwijs!!! 26 Antwoord: gebrekkige begeleiding thuis Antwoord: Door de snelle wereld waar wij nu in leven, krijgen steeds minder passie om een vak te leren. Antwoord: Aandacht van thuis uit, dus opvoeding. Aanspreken op het gedrag durft men niet meer, dus ook buiten de thuisopvoeding is het niet in orde. Over het algemeen: te weinig controle Antwoord: maatschappij Antwoord: Veranderende maatschappij Antwoord: Opgroeien als eenling en als het haantje van de toren in een egocentrische en computerrijke maatschappij Antwoord: Volgens mij aan de losse structuur van de gezinnen. Er wordt veel minder 's avonds gezamenlijk gegeten, waarddor de interesse in elkaar en in elkaars belevenissen afneemt. Vaak weten leerlingen niet wat het beroep van hun vader is, wanneer gezinsleden jarig zijn enz. Antwoord: Het gebruik van I-Pods en disk-man Antwoord: ouders laten kinderen veel vrijer; corrigeren is veel minder gewoon dan vroeger Antwoord: Gebrek aan goede communicatieve vaardigheden Antwoord: Internet Antwoord: Algemene maatschappelijk klimaat/opvattingen over fatsoen etc. - de rampzalige staat van onderwijs in bepaalde scholen/deerniswekkende structuren/erbarmelijke pedagogische vaardigheden leraren de rol van ouders/opvoeders hierin. Antwoord: Ik-ik-ik krijgen ze thuis met de paplepel ingegoten...? Antwoord: Doordat er over de computer gecommuniceerd wordt durven ze makkelijker dingen te vertellen zonder dat ze daar de reactie van de ander bij zien. Ze kunnen dus niet meer reageren op de non-verbale communicatie die medeleerlingen vertonen. Als dit wel eens een keer gebeurt weten ze hier niet op te reageren omdat ze de signalen niet herkennen. Antwoord: Er komt steeds meer afstand bij het communiceren. Daardoor zien ze minder snel de gevolgen van wat ze zeggen of doen en gaan soms als een olifant door de porseleinkast van gevoelens. Antwoord: Leerlingen worden lui. Ze doen weinig en zetten zich nergens voor in. Leerlingen helpen elkaar ook niet meer, alles is eigenbelang. Antwoord: Door de armoede, het achteruitgaan van de persoonlijke directe contacten Antwoord: Zonder face-to-face contacten kun je iemands (lichamelijke) reactie op een taaluiting niet meer zien en er dus ook niet op reageren. Je kunt de meest onbehouwen dingen schrijven, zonder rekening te houden met iemands gevoelens en emoties, waarmee je uiteraard online niet geconfronteerd wordt. het heeft wel iets weg van de zogenaamde smart bombs die een 'cleane' oorlogvoering veroorzaken, omdat degene die de bommen loslaat, niet geconfronteerd wordt met de afschuwelijke gevolgen. Antwoord: De hele maatschappij is minder sociaal geworden. De ouders zijn minder betrokken bij hun kinderen. Om dit te maskeren gedragen die zich minder sociaal naar begeleiders, waarmee zij hun kinderen een verkeerd voorbeeld geven. Antwoord: de maatschappij wordt harder Antwoord: Zij herkennen soms de realiteit niet meer Antwoord: Vervaging van waarden en normen. Onze samenleving wordt individualistischer. M.i. wordt één en ander ook veroorzaakt doordat we a.g.v. van de bevolkingstoename te dicht op elkaar komen te zitten. Antwoord: Via MSN is het makkelijk anderen voor de vreselijkste dingen uit te maken en zelf buiten schot te blijven Antwoord: Veranderende samenleving, andere manier van opvoeding. Minder vaak ouders thuis. Antwoord: Internet / mobiele telefonie. Met andere woorden: onpersoonlijke communicatiemiddelen Antwoord: Er lijkt veel minder aandacht aan besteed te worden van huis uit. Kinderen zien ook weinig goede voorbeelden meer. Antwoord: ouders werken meer en leerlingen worden meer aan hun lot overgelaten. Ze moeten zichzelf opvoeden en ouders zien dat steeds meer als taak van de school Antwoord: Opvoeding thuissituatie, cultuurverschillen maatschappij Antwoord: groepsvorming, het erbij horen. Gedragsmatig bepaalde dingen niet doen. Buiten de groep is het naar mijn mening wel goed met de sociale vaardigheden Antwoord: Moderne media en de ontwikkeling van naschoolse opvang Antwoord: Opvoeding Antwoord: Huidige samenleving. Verbaal vind ik jongeren sterker geworden, maar socialer is niet. Antwoord: Normen en waarden zijn doordat ze minder gecorrigeerd worden door ouders afgezakt, ouders hebben minder tijd voor hun kinderen omdat ze vaak beide werken of alleenstaand zijn. Antwoord: Er wordt volgens mij veel meer toegelaten bij de opvoeding. Leerlingen hebben verschillende culturen waarbij het thuis anders is dan op school en straat. Antwoord: Te veel alleen bezig o.a. met computer, te veel op de leerling zelf gerichte aanpak o.a. adaptief 27 lesgeven, werken in werkhoeken i.p.v. rekening houden met grote groep enz. Modern onderwijs te veel op individuele leerling gericht. Doet grote mensenwereld dit ook ???? Antwoord: Invloed van andere culturen, waardoor normen niet meer duidelijk zijn. Te weinig ingrijpen/aansturen van ouders. Kleine gezinnen met één kind. Antwoord: Opvoeding, maatschappij. Antwoord: Vervaging normen en waarden alsmede de toename van criminele activiteiten Antwoord: Misschien zijn de sociale vaardigheden die ‘vroeger"’ aangeleerd en geleerd werden wel niet wat we nu nog verlangen van elkaar en de ander. Antwoord: Minder beleefd naar anderen toe, meer ik-gedrag. Kinderen leren thuis niet meer om rekening te houden met een ander. Iedereen heeft zijn eigen kamer met tv, computer, eigen mobieltje. Wat moet je dan nog met je huisgenoten behalve samen eten? (wat ook al vaak veel minder samen gebeurt) Antwoord: Minder sociale contacten, minder sociale bezigheden, vervlakking van normen en waarden, afname fatsoensnormen Antwoord: computer Antwoord: De thuissituaties waarin beide ouders werken of het steeds vaker ontstaan van éénoudergezinnen. Antwoord: De leerlingen communiceren nu veel meer op afstand en van achter hun computer. Ze gaan minder met elkaar om. Antwoord: Media,communicatie, Huidige ontwikkeling in onze maatschappij. Multiculturele samenleving. Antwoord: Er is een grote groep respect eisende jongeren met een gebrek aan respect voor anderen, dat roept reacties op en kinderen voelen zich sneller wijs en denken dat te moeten ventileren, meer een gevolg van het huidige onderwijs dan van MSN. Antwoord: thuis / buurtsituatie Antwoord: Ze zijn individueler geworden. Consumenten die willen onderhandelen over alles. Minder verplichtingen, maar meer rechten. Antwoord: De meeste leerlingen hebben het veel te goed. Ouders die allebei werken en hun kinderen Afkopen. Antwoord: Gebrek aan opvoeding, beide ouders werken etc. ? Antwoord: Individualisatie maatschappij/ouders - verder toegenomen druk modemaatschappij/ 'maakbare' samenleving - nieuwe media en communicatievormen: eigenlijk (onder)deel van het punt hierboven Antwoord: Leerlingen zijn minder in staat / bereid zich in anderen in te leven (generalisatie). Antwoord: Eénoudergezinnen en ouders die allebei een volledige baan hebben. Antwoord: Het werken van beide ouders Antwoord: Leerlingen hebben door de ZAP-cultuur (alles gaat / ‘moet’ snel en afwisselend) een kortere spanningsboog gekregen. Daardoor is het lontje bij velen korter m.a.g. dat contacten met anderen moeizamer gaan (of te lang voor hun gevoel duurt??). PC-gebruik enz. draagt hier ook aan bij. Maar ook de rol van de ouders is belangrijk. Zij blijven in de eerste plaats de opvoeders. Veel taken leggen zij echter bij anderen neer (onderwijs, sportvereniging enz). En de Nederlandse samenleving wordt steeds individualistischer. Het is goed om leerlingen zelf keuzes te laten maken, maar ze moeten vandaag de dag al op jonge leeftijd een volwassen patroon hebben. Antwoord: Het ligt voor een groot deel aan het ondeskundig onderwijzend personeel, het onderwijs zelf en aan de begeleiding / opvoeding van ouders U bent van oordeel dat de vaardigheid van leerlingen om emoties en gezichtsuitdrukkingen te herkennen de afgelopen tien jaar zijn afgenomen. Waar ligt dat aan volgens u ? Antwoord: Computer Antwoord: De leerling maakt tegenwoordig zelf wel uit wat hij moet doen, mag en kan. Hij heeft daar geen anderen bij nodig. Antwoord: Door achter de computer met elkaar te communiceren. Antwoord: Gezicht van de moeder is bij veel allochtonen nauwelijks zichtbaar. Softe of inconsequente optreden van ouders, waardoor een boos gezicht niet met een negatieve prikkel wordt geassocieerd. Antwoord: Het herkennen van emoties en/aan gezichtsuitdrukkingen is naar mijn mening een deels genetisch talent van de mens dat ook moet worden ontwikkeld en verfijnd door oefening: toepassing. Wanneer dit minder gebeurt zal dit talent zich ook minder ontwikkelen. Antwoord: Internet Antwoord: Jongeren nemen steeds minder deel aan face-to-face-communicatie, door internet / mobiele telefonie. Antwoord: Leren niet meer omgaan met gevoelens. Antwoord: Leerlingen kunnen zich moeilijker inleven in anderen door minder directe contacten met anderen Antwoord: Minder persoonlijk contact met andere kinderen 28 Antwoord: Minder persoonlijke contacten Antwoord: Simpel: emoties, enz. laten veel zien. Als je geen sociale contacten hebt, leer je dat ook niet. Antwoord: Te veel onwaarschijnlijke, onrealistische tv-series, films, te veel gewelddadige computerspelletjes etc. Antwoord: Te weinig oefening in non-verbale communicatie Antwoord: Thuissituatie Overige opmerkingen Antwoord: Onderzoek bij sociale vaardigheden ook de thuissituatie. Dit kan verhelderend werken. Antwoord: Gemiddeld minder dan twee uur per dag, maar een behoorlijk deel veel langer achter de computer. Antwoord: Sommige vragen zijn wel suggestief. Antwoord: The quest for identity in the 21st century, boek van Prof. Susan Greenfield. Onderzoeken van Jelle Jolles naar ontwikkeling van de voorhersenen. Antwoord: pokergames kunnen ook populair zijn bij diverse leerlingen. Met het gevaar op verslaving, net als bij andere games, maar ook geld! Richt het onderzoek daarom niet alleen op gewelddadige games en MSN. Antwoord: Begeleiding bij gebruik van internet is zeker noodzakelijk; kinderen bewust maken van de valkuilen; maar ook van de positieve mogelijkheden van internet, chat, spel etc. etc. Antwoord: met name de 'lagere' MBO-leerlingen zijn gevoeliger voor dit soort computerbezigheden dan wat hoger opgeleide/geschoolde leerlingen. In het gebruik van de computer in school worden veelvuldig spelletjes gespeeld en ge-chat met vrienden en vriendinnen. Antwoord: De huidige ouders weten geen raad meer met de opvoeding - ze brengen de kinderen groot, maar voeden ze vaak niet op! Een wezenlijke fout! Antwoord: Hoe lager het opleidingsniveau hoe lager het sociaal-emotioneel niveau. Hoe hoger het niveau hoe groter het inlevingsniveau. Interessant om onderzoek te doen naar empathie in relatie tot ontwikkelings- en opleidingsniveau. Antwoord: De antwoorden die ik geef zijn puur gebaseerd op ervaringen, niet op onderzoek (helaas). Antwoord: Ik vind dat sociale vaardigheden helaas zijn veranderd. Niet specifiek afgenomen of toegenomen, maar de manier waarop we communiceren zorgt ervoor dat we anders met elkaar omgaan. Antwoord: MSN en computergames worden niet uitgesplitst; dat is toch totaal wat anders. Dat is verwarrend voor een duidelijk antwoord. Antwoord: Kijk eens op deze site waar ze onderzoek doen om het zelfvertrouwen te vergroten bij leerlingen, middels een computergame (herkennen van een lachend gezicht tussen boze gezichten) http://selfesteemgames.mcgill.ca/games/sematrix.htm Antwoord: Ik laat in pauzes vaker gamen en dat brengt toch ook een bepaalde binding. Antwoord: Ik denk dat de invloed van gewelddadige films vele malen groter is, dat is passiever en wordt daarna gekopieerd, bij een game is de ontlading al gekomen in het spel. Antwoord: Ik vind de vraagstelling in dit onderzoek te breed. Het kan best zijn dat kinderen meer tijd achter de computer doorbrengen. Maar dat wil nog niet zeggen dat er direct een verband kan worden gelegd met het afnemen van de sociale vaardigheden. Antwoord: Ouders moetenveel meer betrokken zijn bij wat hun kinderen doen en laten! Antwoord: Het blijven generalisaties. Antwoord: Chatten etc. heeft een negatieve invloed op het (schriftelijke) taalgebruik. Antwoord: Met name de ouders wijzen op het maken van afspraken omtrent computergebruik. Voorzichtig zijn met computers buiten het zicht (slaapkamers). Succes met het onderzoek. Antwoord: Er wordt zoveel onderzoek gedaan en zoveel commissies opgezet, maar aan de leerlingen en schoolinstellingen verandert er niets. Geen inspectie en komen ze dan volgt er een rapport en that’s it. Ben hier moe van. Antwoord: graag zou ik informatie ontvangen over de workshops die mogelijk zijn m.b.t. het ontdekken van misbruik van internet door leerlingen, Hoe kun je als school misbruik tegen gaan/ ontdekken. Vriendelijke groet, Saskia Schimmel Antwoord: volgens mij niet zo’n sterk onderzoek, controlegroep en groep die veel internet etc. (beter aan de hand van jongeren zelf te onderzoeken). Ik geloof niet dat een universiteit hieraan heeft meegewerkt (ben zelf drs.) 29 Bijlage 4: Persbericht EPN | Platform voor de informatiesamenleving Zeestraat 80/82 2518 AD Den Haag Telefoon: 070-4277622 E-mail: [email protected] Persbericht Den Haag, 3 juli 2008 Onderzoek onder leraren primair en voortgezet onderwijs: Sociale vaardigheden jongeren aanzienlijk afgenomen door pc Ongeveer veertig procent van de leraren is van oordeel dat de sociale vaardigheden van jongeren de laatste jaren zijn afgenomen, zo blijkt uit een verkenning onder docenten in het primair en voortgezet onderwijs door EPN | Platform voor de informatiesamenleving. Eén op de vier wijst daarvoor de computer en het internetgebruik als boosdoener aan. EPN onderzoekt en publiceert over de betekenis van ICT voor de samenleving. Aanleiding voor dit onderzoek waren geluiden in het onderwijs dat kinderen minder dan voorheen emoties in gezichtsuitdrukkingen zouden herkennen en dat is voor een goede communicatie nadelig. In deze steekproef geeft één op de vijf leraren aan dat ze van oordeel zijn dat kinderen minder goed gezichtsuitdrukkingen herkennen. Overigens wijzen de respondenten ook op de verminderde sociale 30 vaardigheden van ouders, cultuurverschillen en veranderende opvoedingspatronen meer algemeen. In de enquête is ook gevraagd naar de invloed van gewelddadige computerspelen op agressiviteit bij kinderen. Zeventig procent meent dat daar sprake van is (ongeveer de helft enigszins, eenvijfde sterk). Eén op de drie is van oordeel dat games die met verschillende kinderen tegelijk worden gespeeld, sociale vaardigheden bevorderen. Maar ongeveer de helft vindt dat niet. Op de vraag ‘Zitten er naar uw oordeel in uw klas leerlingen die u verslaafd zou willen noemen aan activiteiten als MSN en computergames ?’, antwoordde ongeveer de helft met ‘ja’. De enquête is gehouden onder een steekproef van ruim vierhonderd leraren (responsepercentage circa 50%), samengesteld uit diverse databases en gespreid over de verschillende schooltypen (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, mbo, vmbo, havo, vwo). Nadere informatie: drs. Tom van der Maas, directeur EPN 06 – 25 130 130 EPN | Platform voor de Informatiesamenleving brengt de maatschappelijke betekenis van informatie- en communicatietechnologie over het voetlicht door debat, publicaties en onderzoek. Bij het agenderen van onderwerpen richt het platform zich vooral op de langere termijn. In deze onafhankelijke stichting zijn het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap, maatschappelijke organisaties en de politiek vertegenwoordigd. Voorzitter is dr. A.H.G. Rinnooy Kan, vicevoorzitter is mr. B.E.M. Wientjes. Website: www.epn.net . 31