Koloniën, migranten en Franse grandeur

advertisement
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:28
Pagina 34
Koloniën, migranten en Franse grandeur
Scheuren in het beeld van de voorbeeldnatie
De creuset français ligt onder vuur. Ook Frankrijk kan niet meer heen om de
invloed van het koloniale verleden op de nationale identiteit. door Gert Oostindie
Z
elfs
Frankrijk worstelt met zijn nationale
identiteit. Frankrijk, nota bene een land
met een lange immigratiegeschiedenis
en op het Europese en wereldtoneel
nooit te beroerd om de eigen grandeur
direct te verbinden aan de republikeinse waarden – een voorbeeld immers
voor de hele wereld. Recente heftige
debatten maken echter duidelijk dat
Frankrijk schoorvoetend heeft erkend
niet langer om de diversiteit van zijn
bevolking heen te kunnen. Daarmee
ontstond ook ruimte voor een kritischer reflectie op de eigen geschiedenis, in het bijzonder op het koloniale
verleden.
Lange tijd heeft Frankrijk zich met
enig recht beroemd op de betrekkelijk
geruisloze inpassing van de honderdduizenden migranten die het uit vele
delen van Europa aantrok. De Franse
staat en de intellectuele elites van de
Republiek waren trots op le creuset
français, de Franse variant van de melting pot: migranten zijn welkom, mits
zij zich omvormen tot burgers die alle
republikeinse normen overnemen.
Maar er waren ook heel andere verhalen te vertellen over die verlichte staat,
zeker over zijn koloniale verleden, toen
de republikeinse waarden niet of pas
heel laat (slavernij) werden toegepast,
en zeker niet voor allen gelijk. Die koloniën werden min of meer buiten het
verhaal van de natie gehouden, behalve
als onderstreping van het feit dat
multi-ethnic france.
immigration, politics,
culture and society
door Alec G. Hargreaves.
Routledge. New York 2007.
265 pag. ¤ 31,65
liberté, égalité, discriminations. l’identité nationale au
regard de l’histoire
door Patrick Weil.
Grasset. Parijs 2008.
224 pag. ¤ 23,90
les guerres sans fin. un historien, la france et l’algérie
door Benjamin Stora.
Stock Éditions. Parijs 2008.
177 pag. ¤ 16,50
retours du colonial?
disculpation et réhabilitation
de l’histoire coloniale
door Catherine Coquio (red.).
L’Atalante Éditions. Nantes 2008.
380 pag. ¤ 26,50
la guerre des mémoires.
la france face à son passé
colonial. entretiens avec
thierry leclère
door Benjamin Stora.
Editions de l’Aube. Parijs 2007.
107 pag. ¤ 12,45
Frankrijk daar een zegenrijk beschavingsoffensief uitvoerde, zijn mission
civilisatrice. In de naoorlogse periode
kwam dat koloniale verleden echter
plotseling letterlijk thuis. Vrijwel alle
niet-westerse migranten in Frankrijk,
behalve de Turken, komen uit voormalige Franse koloniën. Dat was zo niet
bedoeld, maar daar liep het toch op uit.
In het laatste kwart van de twintigste
eeuw begonnen de problemen zich op
te stapelen, niet alleen met nieuwe
migranten, ook met de tweede en vervolgens derde generatie postkoloniale
‘migranten’. Juridisch en deels ook cultureel gezien waren die wel Frans,
maar sociaaleconomisch lagen zij ver
achter op het Franse gemiddelde; een
disproportioneel deel woonde in de
slechtere delen van de banlieues van
de grote steden, vooral Parijs, Marseille
en Lyon.
liberté pour l’histoire
door Pierre Nora en Françoise
Chandernagor.
CNRS Editions. Parijs 2008.
58 pag. ¤ 8,50
Rond 2000 ontstond er een debat over
de plaats van de islam en de koloniale
geschiedenis in het verhaal van de
natie, een discours dat onvermijdelijk
afbreuk deed aan het verheven beeld
van grandeur en koloniale mission civilisatrice. Vervolgens waren daar de grootschalige rellen van najaar 2005, die
aanleiding gaven tot heftige discussies
over het Franse integratiemodel. Daarmee lag de kwestie van de nationale
identiteit op tafel. President Nicolas
Sarkozy, zelf migrantenkind, heeft
hierover duidelijke standpunten. Aanpassing is het devies. Zo richtte hij zelfs
een nieuw ministerie op voor Immigratie en Nationale Identiteit, dat laatste
uitdrukkelijk bedoeld in de klassieke
republikeinse traditie.
Over dit alles is de afgelopen jaren veel
gepubliceerd. Opmerkelijk daarbij is
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 34
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:28
Pagina 35
dat de debatten over ‘de natie’ vooral
worden gevoerd door Fransen onderling, terwijl bredere studies over de
achtergronden en actuele betekenis
van migratie en etniciteit in het naoorlogse Frankrijk juist vaak komen van
elen, onder wie de ook in Nederland
bekende Tariq Ramadan. De stelling die
de indigènes in het pamflet en sindsdien onder meer op hun website verdedigen, luidt dat het postkoloniale Frankrijk nog stijf staat van de koloniale
‘Langzaam dringt het pijnlijke besef door dat de
Republiek in moreel opzicht niet meer het lichtende
voorbeeld is dat zij zo lang dacht te zijn.’
buitenlanders – zoals van de Amerikaanse pionier Alec G. Hargreaves, die
in Multi-Ethnic France enkele decennia
studie voorbeeldig samenbrengt. Wie
wilbegrijpenhoeFrankrijkmulti-etnisch
werd zonder het onder ogen te willen
zien en hoe de rellen van 2005 al jaren
broeiden, leze dit boek. Daarin valt
tevens te lezen hoe uiteindelijk ook het
politieke establishment, Sarkozy incluis,
heeft begrepen dat de Republiek een
veel actiever en pragmatischer integratiebeleid nodig heeft.
Het in deze geladen sfeer opgedoken debat over het koloniale verleden
raast nog voort. Op het internet – waar
iedereen ongehinderd zijn eigen
mening kan verkondigen – gaat het
daarbij vaak extreem aan toe, maar ook
publicaties bij gerenommeerde uitgevers schuwen de felle toon niet. Dat
geldt voor degenen die dat koloniale
verleden, de tegenstrijdigheden van de
mission civilisatrice en de continuïteit
met het heden aan de orde stellen, maar
ook voor hen die de Republiek en de
nationale eenheid willen redden van
deze ‘zelfkastijding’. Daar speelt nog
een andere discussie doorheen, namelijk de vraag of de staat er verstandig
aan doet om zelf, via wetgeving, richting te geven aan de wijze waarop historici en burgers (moeten) oordelen
over een omstreden verleden.
Een spraakmakende klaroenstoot
was, begin 2005, het ‘Appel des indigènes de la République’, een pamflet van
een reeks prominente, voornamelijk
uit de Maghreb afkomstige intellectu-
reflexen – niet alleen in de representaties van het kolonialisme, ook in de
behandeling van postkoloniale minderheden. De sociaal zwakke cités die
steden als Parijs omringen, zijn in hun
visie geen verkeerd uitgepakte sociale
experimenten, maar de bewuste voortzetting van een koloniaal beleid dat
kolonisten en onderdanen altijd al
angstvallig gescheiden hield.
Hoe breed anti- of postkoloniaal de
indigènes ook pretenderen te zijn, kwesties rond de islam en migranten uit de
Maghreb bleven de beweging domineren. Het verwondert niet dat zich vervolgens ook radicale Antilliaanse en
zwart-Afrikaanse bewegingen in de strijd
gooiden, zoals de Conseil Représentatif des Associations Noires de France
(CRAN). Het verwondert nog minder
dat deze en soortgelijke collectifs elkaars
representativiteit voortdurend betwisten en dat verdedigers van het ideaal
van de ongedeelde Republiek, zoals de
filosoof Alain Finkielkraut, in dit alles
hún gelijk alleen maar bevestigd zagen.
Werden deze debatten aanvankelijk
vooral in de pers gevoerd, een invloedrijk wetenschappelijk pleidooi voor het
terugbrengen van het koloniale verleden in het hedendaagse denken over
de Franse natie was de bundel La fracture coloniale (2005). De argumentatie
van deze studie is als volgt: Frankrijk
heeft zijn koloniale geschiedenis verdrongen, inclusief het feit dat de Republiek noch in de koloniën, noch jegens
de postkoloniale migranten in de metropool haar hoge idealen heeft waar-
gemaakt. Dit verdringen verscheurt
Frankrijk en geeft die postkoloniale
migranten het gevoel er niet bij te
horen. La fracture coloniale roept een
beeld op van hypocrisie en een Frans
onvermogen om de hoge republikeinse
idealen te onderscheiden van een praktijk waarin racisme en ongelijkheid
domineren, toen en ook nu.
Hierover is vervolgens druk gepolemiseerd in de Franse pers en in vele
publicaties. Deels gaat dat om boeken
die voortborduren op deze stellingen
en daarbij aansluiting zoeken bij de
Engelstalige postcolonial studies; deels
juist om publicaties die trachten de
tel.: 020 - 850 01 50
Postbus 2169, 1000 CD Amsterdam
[email protected], www.aksant.nl
Rudi Verburg en Justus Veenman
Sociale Cohesie
Van containerbegrip naar
analyse-instrument
Dit boek ontrafelt de betekenis van
sociale cohesie in de sociologische
literatuur en als maatschappelijk
vraagstuk.
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 35
978-90-5260-330-8
SDJLQD·VĄ
ISBN
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:29
Pagina 36
Franse natie te beschermen tegen overmatige zelfkritiek en deconstructie van
het nationale verhaal. De laatste categorie toont een enorme afkeer van het
geven van ruimte aan etnische diversiteit en tegenstrijdige groepsvisies op
het nationale verleden. Haast nog sterker neemt men afstand van spijtbetuigingen. Kenmerkende en veelverkochte
titels in deze categorie zijn Pour en finir
avec la repentance coloniale (zoiets als
‘Weg met het berouw over het kolonialisme’) van Daniel Lefeuvre, Fier d’être
français (‘Trots om Frans te zijn’) van
Max Gallo en La Tyrannie de la pénitence (‘De Tirannie van het berouw’)
van Pascal Bruckner.
De partij die het verdrongen verleden opgraaft, benadrukt voor de hand
liggende zaken: het geweld en de onderdrukking die het Franse kolonialisme
niet minder of juist meer kenmerkten
dan het beschavingsoffensief waarmee
het later werd gerechtvaardigd; racisme,
slavernij, onderdrukking van de islam;
de bloedige dekolonisatie; de continuïteit tussen koloniale tijden en postkoloniale migraties; de opportunistische steun van Frankrijk aan corrupte
regimes in de voormalige koloniën. De
Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog
(1958-1962) geldt daarbij als een onverwerkt trauma en de uiteindelijke reden
dat Frankrijk zijn koloniale verleden zo
lang niet onder ogen heeft willen zien.
Zoals Benjamin Stora, een van de prominenten in deze school, het verwoordt:
Kaart van Frans Algerije, 1877.
Stora en interviews met de auteur onder
de titel La guerre des mémoires, de
essays in Liberté, égalité, discriminations van Patrick Weil en de door CatherineCoquiogeredigeerdebundelRetours
du colonial?. Dit laatste werk is geen
aanrader: anders dan La fracture coloniale is hier de toon van veel bijdragen
zo zelfvoldaan assertief (Coquio om-
‘Het verdringen van de koloniale geschiedenis verscheurt
Frankrijk en geeft de postkoloniale migranten het
gevoel er niet bij te horen.’
de frustraties zijn zo groot dat wij die
laatste oorlog niet eens hebben verwerkt, laat staan dat we serieus hebben
nagedacht over het kolonialisme dat
daaraan voorafging.
Recente bijdragen uit deze revisionistische school zijn het deels autobiografische Les guerres sans fin van dezelfde
schrijft het kolonialisme onomwonden
als ‘het absolute onrecht’), zo blind
voor reële problemen rond de voortdurende immigratie en zo doordesemd
van het Angelsaksische jargon van de
postcolonial studies dat een niet-ingewijde lezer er weinig plezier aan zal
beleven. Een van de aardigere artikelen
is van Pascal Blanchard, niet toevallig
een van de redacteuren van La fracture
coloniale. Deze historicus betoogt nog
eens dat het niet zó gek is om te veronderstellen dat eeuwen kolonialisme
hun sporen hebben achtergelaten in
de Franse identiteit – al goochelt ook
hij wel wat gemakkelijk met vanzelfsprekende continuïteiten.
In Les guerres sans fin verweeft Stora
– zelf geboren in Algerije uit Joodse
ouders en door de dekolonisatie in
Frankrijk terechtgekomen – zijn levensgeschiedenis met zijn werk als historicus van Algerije en de aanvankelijke
verdringing, vervolgens turbulente herontdekking van het kolonialisme. Geen
eenvoudig leven: het boek begint met
de doodsbedreiging die hem, rond 1990
veelgevraagd commentator in de Franse
en Algerijnse media, jarenlang deed
uitwijken naar de vroegere kolonie Vietnam. In La guerre des mémoires betoogt
hij wat afstandelijker waarom Frankrijk dat koloniale verleden onder ogen
moet zien – en waarom het daarbij niet
zozeer om boetedoening gaat. Ook een
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 36
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:29
Pagina 37
buitenstaander zal het niet ontgaan
hoe Frans Stora bij dit alles is: zijn hele
betoog voor een devoir de mémoire is
opgehangen aan de hoge idealen van
de Franse Republiek.
Patrick Weils Liberté, égalité, discriminations behoort tot dezelfde school,
met zijn pleidooi voor het serieus
nemen van de (post)koloniale dimensie in de Franse geschiedenis en samenleving en voor het zoeken naar een
evenwicht tussen een nationaal verhaal
en groepsherinneringen. Ook bij hem
geen roep om zelfkastijding en publiekelijk berouw, wel een doordachte
bespreking van de spanning tussen
geschiedenis en identiteitspolitiek en
de stelling dat de staat nu eenmaal altijd
richting geeft aan de wijze waarop de
geschiedenis wordt herinnerd.
Met enige distantie bekeken, lijken
zulke pleidooien voor een kritischer
reflectie op het koloniale verleden en
de doorwerking ervan weinig schokkend. Waarom dan toch die vaak zo
heftige reacties? Het lijkt niet zo ver
gezocht de boosheid in verband te
brengen met het traditionele zelfbeeld
van een Frankrijk dat de wereld al sinds
de Franse Revolutie laat zien hoe je
omgaat met mensenrechten – een
voorbije grandeur die toch mede wortelde in een kolonialisme dat heel
anders werkte. De grommende tirades
tegen spijtbetuigingen zijn ook opmerkelijk omdat de voornaamste pleitbezorgers van een reflectie op de relatie
tussen koloniale geschiedenis en
nationale identiteit zelden in die moraliserende termen spreken.
Toch zijn de tegenreacties wel begrijpelijk. Al is dan wel heel stellig geschreven dat de koloniale periode helemaal
was vergeten of verdrongen, net iets
eerder, in 2001, had het Franse parlement juist unaniem een wet aangenomen die de slavenhandel en de slavernij veroordeelden als misdaden tegen
de menselijkheid. Logisch dat verdedigers van de goede Franse naam vreesden voor meer van zulke wetten. Maar
de volgende stap ging juist de andere
kant op. In 2005 volgde een tweede
koloniale herinneringswet – deze riep
‘French colonial types’, uit: Cyrus Leroy Baldridge, ‘I was there’ with the Yanks in France, 1919.
op om in het onderwijs de positieve rol
van het kolonialisme te benadrukken,
in het bijzonder in Algerije.
Dat ontlokte vervolgens een spannende discussie: in hoeverre mag de
Franse staat bepalen wat er in het verleden is gebeurd en voorschrijven wat
de Franse burger daarvan moet vinden?
Is het eerste niet gewoon de taak van
historici en het tweede een kwestie van
persoonlijke beoordeling? Zo draaide
het debat naar de ‘geschiedeniswetten’. Niet vreemd; er waren er inmiddels al vier aangenomen – een over
Holocaust-ontkenning, antisemitisme
en racisme, een tweede over de Armeense genocide – en de weg leek vrij voor
een stortvloed van nieuwe.
De wet die voorschreef ook de ‘positieve rol’ van het kolonialisme te onderwijzen – triomf van een lobby van repatrianten uit Algerije, triomf van de
chauvinisten en een open uitnodiging
tot polarisatie – leidde tot een storm
van protest. Het duurde niet lang voordat de toenmalige president Jacques
Chirac zelf er zijn veto over uitsprak,
waarbij hij verklaarde dat het niet aan de
staat was om historici op te leggen hoe
zij over het verleden moeten denken.
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 37
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:29
Pagina 38
www.academischeboekengids.nl is een gratis
website die alle artikelen en rubrieken bevat die
vanaf 2000 in De Academische Boekengids zijn
verschenen.
Arnhem door Fred Smeijers, OurType.
LETTERTYPE:
Amsterdam University Press
t.a.v. afdeling Marketing, Herengracht 221
1016 BG Amsterdam \ T. 020-4200050
[email protected]
O N T W E R P : Corina Cotorobai & Wigger Bierma \
Werkplaats Typografie, Arnhem
O P M A A K : Studio TypeFace, Lelystad
D R U K : Dijkman Offset, Diemen.
U I T G AV E E N C O P Y R I G H T : AUP, ISSN 1567-7842
O P L AG E : 55000 exemplaren.
ADVERTENTIES:
COLOFON
R E D AC T I E : Trudy Dehue\ RUG, Robbert Dijkgraaf \ UvA,
Albert Heck\UU , Theo Mulder\KNAW , Gerard Nienhuis\UL ,
Sijbolt Noorda, Herman Philipse \ UU , Ieme van der
Poel\ U v A , Carel Stolker\ UL , Tomas Vanheste\VN.
R E D AC T I E R A A D : Albert Cornelissen\ UU,
Jacob Fokkema\ TUD, Louise Gunning \ AMC ,
Wiel Hoekstra \ UU , Sjoerd Jans \ SG , Aafke Komter\ UU ,
Pieter de Meijer\ UvA, Johan Oosterman\ KUN ,
Willem Otterspeer \ UL , Melanie Peters \ SG - UU ,
Wiek Röling \ TUD , Maarten van Rossem\ UU ,
Guus Termeer\ SG - RUG , Bert Theunissen \ UU ,
Jan Veldhuis \ UU , Rob Wiche\SG, Willem Witteveen\UvT.
H O O F D R E D AC T E U R : Chantal Nicolaes
E I N D R E D AC T E U R : Inge Klinkers
U I T G E V E R : Amsterdam University Press
Artikelen en reacties zeer welkom op redactieadres.
R E D AC T I E S E C R E TA R I A AT : Tom Weterings \
Amsterdam University Press \ Herengracht 221,
1016 BG, Amsterdam \ e-mail: [email protected].
Abonnementsprijs: ¤29,50 losse nummers ¤ 3,95
Opzeggingen schriftelijk voor 1 nov.
De Academische Boekengids wordt zes keer per
jaar gratis verspreid onder het wetenschappelijk
personeel van de Universiteiten van Amsterdam,
Groningen, Leiden en Utrecht. Daarnaast wordt zij
gedistribueerd aan lezers van Vrij Nederland.
Voor de verspreiding zijn deze instellingen zelf
verantwoordelijk. Voor klachten over de bezorging
worden de lezers verzocht contact op te nemen
met de afdelingen adresbeheer van de eigen instelling, en niet met AUP.
Maar vervolgens, niet onlogisch, ging
het debat verder: paste de na een succesvolle Antilliaanse lobby afgekondigde wettelijke veroordeling van de
slavernij dan wél? In de Franse pers
verschenen ingezonden brieven waarin
prominente historici zich verzetten
tegen iedere vorm van staatsbemoeienis met het historische bedrijf. We
leven immers, zo was het sterke argument, niet in een totalitaire staat. Dit
pleidooi kreeg een steuntje in de rug
door een bizarre rechtszaak van een
radicale organisatie van nazaten van
slaven tegen een gerespecteerde historicus, Olivier Pétré-Grenouillé. Hij zou
de Europese slavenhandel en slavernij
hebben goedgepraat door te ontkennen dat dit een genocide was en door te
wijzen op het voorkomen van slavernij
in tal van andere culturen. Ontkenning
van een misdaad tegen de menselijkheid! In het gevang die man!
Deze (uiteindelijk afgeblazen) rechtszaak heeft de ‘zaak’ van de herdenking
van de slavernij en het kolonialisme in
algemene zin geen goed gedaan. Aan
de legitieme ‘herontdekking’ van het
kolonialisme ging steeds meer iets van
onverdraagzaam fanatisme en totalitaire praktijken kleven. Zeer recent
publiceerde Pierre Nora, de grote man
van het ook in Nederland nagevolgde
project van lieux de mémoire, het briesende pamflet Liberté pour l’histoire.
Als voorzitter van de gelijknamige stichting maakt hij, met zijn vicevoorzitter,
Françoise Chandernagor, de grond
gelijk met iedere poging tot staatspedagogiek. Historisch onderzoek kan alleen
gedijen in een klimaat van volstrekte
het gaat om de vrijheid van denken en
interpreteren. Zowel Stora als Weil
betoogt echter dat die intellectuele vrijheid niet in het geding is en dat de
kwestie van spijtbetuigingen eigenlijk
marginaal is. Zij benadrukken dat de
staat per definitie bepaalt welke kernmomenten uit het eigen verleden moeten worden herdacht, en hoe. Kijk maar
naar alle historische monumenten, de
schoolboekjes, de jaarlijkse viering van
de 14e juli, de herdenking van de Tweede
Wereldoorlog enzovoort. Het gaat niet
aan, zo stellen zij met enige reden, plotseling moord en brand te roepen nu er
allerlei nieuwe en kritischer claims
worden gelegd op de nationale herinneringscultuur.
Opvallend vanuit een Nederlandse
optiek zijn de breedheid, het intellectuele niveau en de polemische toon van
deze debatten. Niet voor niets spreekt
men van een guerre des mémoires. Die
heftigheid, zo lijkt het, raakt niet alleen
aan de Franse wrevel over de confrontatie met de schaduwzijden van de eigen
geschiedenis, maar weerspiegelt ook
een langzaam doordringend, pijnlijk
besef dat de Republiek in moreel opzicht internationaal niet meer het lichtende voorbeeld is dat zij zo lang dacht
te zijn. De afkeer van een ‘identiteitspolitiek’ van etnische minderheden
binnen de eigen grenzen past al even-
‘Het is niet zó gek om te veronderstellen dat eeuwen
kolonialisme hun sporen hebben achtergelaten in de
Franse identiteit.’
intellectuele vrijheid; trek de onzinnige
wetten in die deze vrijheid inperken en
maak vooral geen nieuwe! Houd de terreinen van herinnering (mémoire) en
geschiedenis (histoire) gescheiden en
dwing historici niet de slippendragers
te worden van minderheden die hun
groepsherinneringen de status van
waarheid willen geven.
Wie zou hen ongelijk durven geven?
Geen weldenkende intellectueel, waar
zeer in een republikeinse traditie die
weinig ruimte laat voor verschil. Maar
zij weerspiegelt ook legitieme zorgen
over ‘balkanisering’ van de Franse
identiteit, staatspedagogiek en tribalisering van de geschiedenis.
Waar in Nederland het koloniale
verleden zelden thema is van politiek
debat, is dat in Frankrijk duidelijk wel
anders. Opeenvolgende presidenten
hebben zich er uitdrukkelijk over uit-
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 38
ABG#73:ABG#73
20-01-2009
12:29
Pagina 39
gelaten, waarbij de socialist François
Mitterrand, zelf diep betrokken bij de
Algerijnse oorlog, een meer afhoudende en verdedigende houding aannam dan zijn rechtse opvolger Chirac.
Sarkozy heeft expliciet gekozen voor
een lijn van ‘zand erover’. Meermalen
verbond hij aan de erkenning dat het
Franse kolonialisme vele excessen
heeft gekend direct de opmerking dat
er veel goeds tegenover stond – en dat
Ieder land, het spreekt voor zich, benadert vraagstukken van migratie en identiteit vanuit zijn eigen tradities. Is er
voor Nederland lering te trekken uit de
Franse republikeinse traditie die als
model onverkort overeind wordt gehouden – zelfs nu allerwegen wordt vastgesteld dat de realiteit minder voorbeeldig is? Het is bij ons allemaal
vlakker, rustiger; onze in de verzuiling
wortelende tradities zijn nu eenmaal
‘Aan de erkenning dat het Franse kolonialisme vele
excessen heeft gekend, voegde Sarkozy direct toe dat er
veel goeds tegenover stond.’
er van berouw geen sprake kan en
hoeft te zijn. Een zekere tegenstrijdigheid zien we ook in de museale herinneringscultuur. Na de opening van
nieuwe ‘progressieve’ Parijse musea
als Musée du Quai Branly (tribuut aan
niet-westerse kunst) en het Musée de
la Porte Dorée (migratiegeschiedenis)
besloot het parlement in 2004 juist
weer tot de oprichting van een museum
in Marseille ter herinnering aan alle
Fransen die in de koloniën woonden
en werkten.
opener naar cultureel en etnisch verschil. Maar mede daardoor brachten ze
geen aansprekend model van burgerschap en identiteit voort. Anders dan in
Frankrijk waren wij eerder trots op het
idee dat onze nationale identiteit zwak
of vanzelfsprekend was dan dat wij onszelf en onze nieuwkomers een verheffend en maatgevend nationaal model
voorhielden. De voorzichtige kentering
in deze houding dateert pas van de laatste jaren. Vandaar, onder meer, de formulering van een nationale geschiedeniscanon – en het is karakteristiek voor
onze afkeer van het denken in termen
van één nationaal verhaal dat daaraan
voortdurend wordt getornd.
Maar goed, de Nederlandse canon
biedt zeker ruimte aan het kolonialisme.VerheerlijkingdaarvanisinNederland not done, ‘revisionisme’ betekent
bij ons eerder dat je iets positiefs over
het kolonialisme zal gaan zeggen. Wie
dat doet, zal in de regel vele slagen om
de arm houden en verre van de apologie
blijven – de verdediging van het kolonialisme omwille van de Nederlandse
identiteit is het niveau van Verdonks
‘Trots op Nederland’ nog niet ontstegen. Officiële spijtbetuigingen (slavernij) en second thoughts (dekolonisatie
Indonesië) zijn wel uitgesproken, maar
van een cultuur van zelfkastijding kan
moeilijk worden gesproken. Dat wil
niet zeggen dat de herontdekking van
het koloniale verleden een consistent
beeld heeft opgeleverd: we hebben nog
steeds de neiging de VOC (pioniers!) te
vieren en de WIC (slavenhandel!) te
betreuren.
Deze inconsistentie volgt weer de
binnenlandse prioriteiten: met een
aardiger beeld van het kolonialisme
in Indië worden onze postkoloniale
migranten en repatrianten uit de Oost
bediend, met een veroordeling van de
slavernij een deel van de postkoloniale
migranten uit de West. Ook daar weer
allerlei Franse parallellen – en vooral
de waarschuwing de koloniale geschiedenis niet te beschouwen als instrument van minderhedenbeleid.
Aan ‘geschiedeniswetten’ á la France
ten slotte moeten we in Nederland niet
beginnen. Er zijn veel betere manieren
om de tegenstrijdigheden en ‘schaduwzijden’ van ons verleden in beeld te
houden, en die beginnen met intellectuele vrijheid. Daarin heeft Nora natuurlijk groot gelijk. Maar het blijft bizar
dat in zijn lieux de mémoire de koloniale geschiedenis vrijwel ontbrak – een
canon uit een andere, chauvinistischer
tijd, zoals hij elders schoorvoetend wel
een beetje toegaf.
Gert Oostindie is directeur van het Koninklijk
Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde
(KITLV-KNAW) en hoogleraar geschiedenis aan
de Universiteit Leiden.
Overige literatuur
— Pascal Blanchard, Nicolas Bancel
en Sandrine Lemaire (red.). La fracture
coloniale. La société française au
prisme de l’héritage colonial. La Découverte. Parijs 2005.
— Pascal Bruckner. La Tyrannie de la
pénitence. Essai sur le masochisme
occidental Grasset. Parijs 2006.
— Max Gallo. Fier d’être français.
Fayard. Parijs 2006.
— Daniel Lefeuvre. Pour en finir avec
la repentance coloniale. Flammarion.
Parijs 2006.
— http://www.indigenes-republique.fr/
de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 39
Download