ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:28 Pagina 34 Koloniën, migranten en Franse grandeur Scheuren in het beeld van de voorbeeldnatie De creuset français ligt onder vuur. Ook Frankrijk kan niet meer heen om de invloed van het koloniale verleden op de nationale identiteit. door Gert Oostindie Z elfs Frankrijk worstelt met zijn nationale identiteit. Frankrijk, nota bene een land met een lange immigratiegeschiedenis en op het Europese en wereldtoneel nooit te beroerd om de eigen grandeur direct te verbinden aan de republikeinse waarden – een voorbeeld immers voor de hele wereld. Recente heftige debatten maken echter duidelijk dat Frankrijk schoorvoetend heeft erkend niet langer om de diversiteit van zijn bevolking heen te kunnen. Daarmee ontstond ook ruimte voor een kritischer reflectie op de eigen geschiedenis, in het bijzonder op het koloniale verleden. Lange tijd heeft Frankrijk zich met enig recht beroemd op de betrekkelijk geruisloze inpassing van de honderdduizenden migranten die het uit vele delen van Europa aantrok. De Franse staat en de intellectuele elites van de Republiek waren trots op le creuset français, de Franse variant van de melting pot: migranten zijn welkom, mits zij zich omvormen tot burgers die alle republikeinse normen overnemen. Maar er waren ook heel andere verhalen te vertellen over die verlichte staat, zeker over zijn koloniale verleden, toen de republikeinse waarden niet of pas heel laat (slavernij) werden toegepast, en zeker niet voor allen gelijk. Die koloniën werden min of meer buiten het verhaal van de natie gehouden, behalve als onderstreping van het feit dat multi-ethnic france. immigration, politics, culture and society door Alec G. Hargreaves. Routledge. New York 2007. 265 pag. ¤ 31,65 liberté, égalité, discriminations. l’identité nationale au regard de l’histoire door Patrick Weil. Grasset. Parijs 2008. 224 pag. ¤ 23,90 les guerres sans fin. un historien, la france et l’algérie door Benjamin Stora. Stock Éditions. Parijs 2008. 177 pag. ¤ 16,50 retours du colonial? disculpation et réhabilitation de l’histoire coloniale door Catherine Coquio (red.). L’Atalante Éditions. Nantes 2008. 380 pag. ¤ 26,50 la guerre des mémoires. la france face à son passé colonial. entretiens avec thierry leclère door Benjamin Stora. Editions de l’Aube. Parijs 2007. 107 pag. ¤ 12,45 Frankrijk daar een zegenrijk beschavingsoffensief uitvoerde, zijn mission civilisatrice. In de naoorlogse periode kwam dat koloniale verleden echter plotseling letterlijk thuis. Vrijwel alle niet-westerse migranten in Frankrijk, behalve de Turken, komen uit voormalige Franse koloniën. Dat was zo niet bedoeld, maar daar liep het toch op uit. In het laatste kwart van de twintigste eeuw begonnen de problemen zich op te stapelen, niet alleen met nieuwe migranten, ook met de tweede en vervolgens derde generatie postkoloniale ‘migranten’. Juridisch en deels ook cultureel gezien waren die wel Frans, maar sociaaleconomisch lagen zij ver achter op het Franse gemiddelde; een disproportioneel deel woonde in de slechtere delen van de banlieues van de grote steden, vooral Parijs, Marseille en Lyon. liberté pour l’histoire door Pierre Nora en Françoise Chandernagor. CNRS Editions. Parijs 2008. 58 pag. ¤ 8,50 Rond 2000 ontstond er een debat over de plaats van de islam en de koloniale geschiedenis in het verhaal van de natie, een discours dat onvermijdelijk afbreuk deed aan het verheven beeld van grandeur en koloniale mission civilisatrice. Vervolgens waren daar de grootschalige rellen van najaar 2005, die aanleiding gaven tot heftige discussies over het Franse integratiemodel. Daarmee lag de kwestie van de nationale identiteit op tafel. President Nicolas Sarkozy, zelf migrantenkind, heeft hierover duidelijke standpunten. Aanpassing is het devies. Zo richtte hij zelfs een nieuw ministerie op voor Immigratie en Nationale Identiteit, dat laatste uitdrukkelijk bedoeld in de klassieke republikeinse traditie. Over dit alles is de afgelopen jaren veel gepubliceerd. Opmerkelijk daarbij is de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 34 ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:28 Pagina 35 dat de debatten over ‘de natie’ vooral worden gevoerd door Fransen onderling, terwijl bredere studies over de achtergronden en actuele betekenis van migratie en etniciteit in het naoorlogse Frankrijk juist vaak komen van elen, onder wie de ook in Nederland bekende Tariq Ramadan. De stelling die de indigènes in het pamflet en sindsdien onder meer op hun website verdedigen, luidt dat het postkoloniale Frankrijk nog stijf staat van de koloniale ‘Langzaam dringt het pijnlijke besef door dat de Republiek in moreel opzicht niet meer het lichtende voorbeeld is dat zij zo lang dacht te zijn.’ buitenlanders – zoals van de Amerikaanse pionier Alec G. Hargreaves, die in Multi-Ethnic France enkele decennia studie voorbeeldig samenbrengt. Wie wilbegrijpenhoeFrankrijkmulti-etnisch werd zonder het onder ogen te willen zien en hoe de rellen van 2005 al jaren broeiden, leze dit boek. Daarin valt tevens te lezen hoe uiteindelijk ook het politieke establishment, Sarkozy incluis, heeft begrepen dat de Republiek een veel actiever en pragmatischer integratiebeleid nodig heeft. Het in deze geladen sfeer opgedoken debat over het koloniale verleden raast nog voort. Op het internet – waar iedereen ongehinderd zijn eigen mening kan verkondigen – gaat het daarbij vaak extreem aan toe, maar ook publicaties bij gerenommeerde uitgevers schuwen de felle toon niet. Dat geldt voor degenen die dat koloniale verleden, de tegenstrijdigheden van de mission civilisatrice en de continuïteit met het heden aan de orde stellen, maar ook voor hen die de Republiek en de nationale eenheid willen redden van deze ‘zelfkastijding’. Daar speelt nog een andere discussie doorheen, namelijk de vraag of de staat er verstandig aan doet om zelf, via wetgeving, richting te geven aan de wijze waarop historici en burgers (moeten) oordelen over een omstreden verleden. Een spraakmakende klaroenstoot was, begin 2005, het ‘Appel des indigènes de la République’, een pamflet van een reeks prominente, voornamelijk uit de Maghreb afkomstige intellectu- reflexen – niet alleen in de representaties van het kolonialisme, ook in de behandeling van postkoloniale minderheden. De sociaal zwakke cités die steden als Parijs omringen, zijn in hun visie geen verkeerd uitgepakte sociale experimenten, maar de bewuste voortzetting van een koloniaal beleid dat kolonisten en onderdanen altijd al angstvallig gescheiden hield. Hoe breed anti- of postkoloniaal de indigènes ook pretenderen te zijn, kwesties rond de islam en migranten uit de Maghreb bleven de beweging domineren. Het verwondert niet dat zich vervolgens ook radicale Antilliaanse en zwart-Afrikaanse bewegingen in de strijd gooiden, zoals de Conseil Représentatif des Associations Noires de France (CRAN). Het verwondert nog minder dat deze en soortgelijke collectifs elkaars representativiteit voortdurend betwisten en dat verdedigers van het ideaal van de ongedeelde Republiek, zoals de filosoof Alain Finkielkraut, in dit alles hún gelijk alleen maar bevestigd zagen. Werden deze debatten aanvankelijk vooral in de pers gevoerd, een invloedrijk wetenschappelijk pleidooi voor het terugbrengen van het koloniale verleden in het hedendaagse denken over de Franse natie was de bundel La fracture coloniale (2005). De argumentatie van deze studie is als volgt: Frankrijk heeft zijn koloniale geschiedenis verdrongen, inclusief het feit dat de Republiek noch in de koloniën, noch jegens de postkoloniale migranten in de metropool haar hoge idealen heeft waar- gemaakt. Dit verdringen verscheurt Frankrijk en geeft die postkoloniale migranten het gevoel er niet bij te horen. La fracture coloniale roept een beeld op van hypocrisie en een Frans onvermogen om de hoge republikeinse idealen te onderscheiden van een praktijk waarin racisme en ongelijkheid domineren, toen en ook nu. Hierover is vervolgens druk gepolemiseerd in de Franse pers en in vele publicaties. Deels gaat dat om boeken die voortborduren op deze stellingen en daarbij aansluiting zoeken bij de Engelstalige postcolonial studies; deels juist om publicaties die trachten de tel.: 020 - 850 01 50 Postbus 2169, 1000 CD Amsterdam [email protected], www.aksant.nl Rudi Verburg en Justus Veenman Sociale Cohesie Van containerbegrip naar analyse-instrument Dit boek ontrafelt de betekenis van sociale cohesie in de sociologische literatuur en als maatschappelijk vraagstuk. de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 35 978-90-5260-330-8 SDJLQD·VĄ ISBN ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:29 Pagina 36 Franse natie te beschermen tegen overmatige zelfkritiek en deconstructie van het nationale verhaal. De laatste categorie toont een enorme afkeer van het geven van ruimte aan etnische diversiteit en tegenstrijdige groepsvisies op het nationale verleden. Haast nog sterker neemt men afstand van spijtbetuigingen. Kenmerkende en veelverkochte titels in deze categorie zijn Pour en finir avec la repentance coloniale (zoiets als ‘Weg met het berouw over het kolonialisme’) van Daniel Lefeuvre, Fier d’être français (‘Trots om Frans te zijn’) van Max Gallo en La Tyrannie de la pénitence (‘De Tirannie van het berouw’) van Pascal Bruckner. De partij die het verdrongen verleden opgraaft, benadrukt voor de hand liggende zaken: het geweld en de onderdrukking die het Franse kolonialisme niet minder of juist meer kenmerkten dan het beschavingsoffensief waarmee het later werd gerechtvaardigd; racisme, slavernij, onderdrukking van de islam; de bloedige dekolonisatie; de continuïteit tussen koloniale tijden en postkoloniale migraties; de opportunistische steun van Frankrijk aan corrupte regimes in de voormalige koloniën. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1958-1962) geldt daarbij als een onverwerkt trauma en de uiteindelijke reden dat Frankrijk zijn koloniale verleden zo lang niet onder ogen heeft willen zien. Zoals Benjamin Stora, een van de prominenten in deze school, het verwoordt: Kaart van Frans Algerije, 1877. Stora en interviews met de auteur onder de titel La guerre des mémoires, de essays in Liberté, égalité, discriminations van Patrick Weil en de door CatherineCoquiogeredigeerdebundelRetours du colonial?. Dit laatste werk is geen aanrader: anders dan La fracture coloniale is hier de toon van veel bijdragen zo zelfvoldaan assertief (Coquio om- ‘Het verdringen van de koloniale geschiedenis verscheurt Frankrijk en geeft de postkoloniale migranten het gevoel er niet bij te horen.’ de frustraties zijn zo groot dat wij die laatste oorlog niet eens hebben verwerkt, laat staan dat we serieus hebben nagedacht over het kolonialisme dat daaraan voorafging. Recente bijdragen uit deze revisionistische school zijn het deels autobiografische Les guerres sans fin van dezelfde schrijft het kolonialisme onomwonden als ‘het absolute onrecht’), zo blind voor reële problemen rond de voortdurende immigratie en zo doordesemd van het Angelsaksische jargon van de postcolonial studies dat een niet-ingewijde lezer er weinig plezier aan zal beleven. Een van de aardigere artikelen is van Pascal Blanchard, niet toevallig een van de redacteuren van La fracture coloniale. Deze historicus betoogt nog eens dat het niet zó gek is om te veronderstellen dat eeuwen kolonialisme hun sporen hebben achtergelaten in de Franse identiteit – al goochelt ook hij wel wat gemakkelijk met vanzelfsprekende continuïteiten. In Les guerres sans fin verweeft Stora – zelf geboren in Algerije uit Joodse ouders en door de dekolonisatie in Frankrijk terechtgekomen – zijn levensgeschiedenis met zijn werk als historicus van Algerije en de aanvankelijke verdringing, vervolgens turbulente herontdekking van het kolonialisme. Geen eenvoudig leven: het boek begint met de doodsbedreiging die hem, rond 1990 veelgevraagd commentator in de Franse en Algerijnse media, jarenlang deed uitwijken naar de vroegere kolonie Vietnam. In La guerre des mémoires betoogt hij wat afstandelijker waarom Frankrijk dat koloniale verleden onder ogen moet zien – en waarom het daarbij niet zozeer om boetedoening gaat. Ook een de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 36 ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:29 Pagina 37 buitenstaander zal het niet ontgaan hoe Frans Stora bij dit alles is: zijn hele betoog voor een devoir de mémoire is opgehangen aan de hoge idealen van de Franse Republiek. Patrick Weils Liberté, égalité, discriminations behoort tot dezelfde school, met zijn pleidooi voor het serieus nemen van de (post)koloniale dimensie in de Franse geschiedenis en samenleving en voor het zoeken naar een evenwicht tussen een nationaal verhaal en groepsherinneringen. Ook bij hem geen roep om zelfkastijding en publiekelijk berouw, wel een doordachte bespreking van de spanning tussen geschiedenis en identiteitspolitiek en de stelling dat de staat nu eenmaal altijd richting geeft aan de wijze waarop de geschiedenis wordt herinnerd. Met enige distantie bekeken, lijken zulke pleidooien voor een kritischer reflectie op het koloniale verleden en de doorwerking ervan weinig schokkend. Waarom dan toch die vaak zo heftige reacties? Het lijkt niet zo ver gezocht de boosheid in verband te brengen met het traditionele zelfbeeld van een Frankrijk dat de wereld al sinds de Franse Revolutie laat zien hoe je omgaat met mensenrechten – een voorbije grandeur die toch mede wortelde in een kolonialisme dat heel anders werkte. De grommende tirades tegen spijtbetuigingen zijn ook opmerkelijk omdat de voornaamste pleitbezorgers van een reflectie op de relatie tussen koloniale geschiedenis en nationale identiteit zelden in die moraliserende termen spreken. Toch zijn de tegenreacties wel begrijpelijk. Al is dan wel heel stellig geschreven dat de koloniale periode helemaal was vergeten of verdrongen, net iets eerder, in 2001, had het Franse parlement juist unaniem een wet aangenomen die de slavenhandel en de slavernij veroordeelden als misdaden tegen de menselijkheid. Logisch dat verdedigers van de goede Franse naam vreesden voor meer van zulke wetten. Maar de volgende stap ging juist de andere kant op. In 2005 volgde een tweede koloniale herinneringswet – deze riep ‘French colonial types’, uit: Cyrus Leroy Baldridge, ‘I was there’ with the Yanks in France, 1919. op om in het onderwijs de positieve rol van het kolonialisme te benadrukken, in het bijzonder in Algerije. Dat ontlokte vervolgens een spannende discussie: in hoeverre mag de Franse staat bepalen wat er in het verleden is gebeurd en voorschrijven wat de Franse burger daarvan moet vinden? Is het eerste niet gewoon de taak van historici en het tweede een kwestie van persoonlijke beoordeling? Zo draaide het debat naar de ‘geschiedeniswetten’. Niet vreemd; er waren er inmiddels al vier aangenomen – een over Holocaust-ontkenning, antisemitisme en racisme, een tweede over de Armeense genocide – en de weg leek vrij voor een stortvloed van nieuwe. De wet die voorschreef ook de ‘positieve rol’ van het kolonialisme te onderwijzen – triomf van een lobby van repatrianten uit Algerije, triomf van de chauvinisten en een open uitnodiging tot polarisatie – leidde tot een storm van protest. Het duurde niet lang voordat de toenmalige president Jacques Chirac zelf er zijn veto over uitsprak, waarbij hij verklaarde dat het niet aan de staat was om historici op te leggen hoe zij over het verleden moeten denken. de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 37 ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:29 Pagina 38 www.academischeboekengids.nl is een gratis website die alle artikelen en rubrieken bevat die vanaf 2000 in De Academische Boekengids zijn verschenen. Arnhem door Fred Smeijers, OurType. LETTERTYPE: Amsterdam University Press t.a.v. afdeling Marketing, Herengracht 221 1016 BG Amsterdam \ T. 020-4200050 [email protected] O N T W E R P : Corina Cotorobai & Wigger Bierma \ Werkplaats Typografie, Arnhem O P M A A K : Studio TypeFace, Lelystad D R U K : Dijkman Offset, Diemen. U I T G AV E E N C O P Y R I G H T : AUP, ISSN 1567-7842 O P L AG E : 55000 exemplaren. ADVERTENTIES: COLOFON R E D AC T I E : Trudy Dehue\ RUG, Robbert Dijkgraaf \ UvA, Albert Heck\UU , Theo Mulder\KNAW , Gerard Nienhuis\UL , Sijbolt Noorda, Herman Philipse \ UU , Ieme van der Poel\ U v A , Carel Stolker\ UL , Tomas Vanheste\VN. R E D AC T I E R A A D : Albert Cornelissen\ UU, Jacob Fokkema\ TUD, Louise Gunning \ AMC , Wiel Hoekstra \ UU , Sjoerd Jans \ SG , Aafke Komter\ UU , Pieter de Meijer\ UvA, Johan Oosterman\ KUN , Willem Otterspeer \ UL , Melanie Peters \ SG - UU , Wiek Röling \ TUD , Maarten van Rossem\ UU , Guus Termeer\ SG - RUG , Bert Theunissen \ UU , Jan Veldhuis \ UU , Rob Wiche\SG, Willem Witteveen\UvT. H O O F D R E D AC T E U R : Chantal Nicolaes E I N D R E D AC T E U R : Inge Klinkers U I T G E V E R : Amsterdam University Press Artikelen en reacties zeer welkom op redactieadres. R E D AC T I E S E C R E TA R I A AT : Tom Weterings \ Amsterdam University Press \ Herengracht 221, 1016 BG, Amsterdam \ e-mail: [email protected]. Abonnementsprijs: ¤29,50 losse nummers ¤ 3,95 Opzeggingen schriftelijk voor 1 nov. De Academische Boekengids wordt zes keer per jaar gratis verspreid onder het wetenschappelijk personeel van de Universiteiten van Amsterdam, Groningen, Leiden en Utrecht. Daarnaast wordt zij gedistribueerd aan lezers van Vrij Nederland. Voor de verspreiding zijn deze instellingen zelf verantwoordelijk. Voor klachten over de bezorging worden de lezers verzocht contact op te nemen met de afdelingen adresbeheer van de eigen instelling, en niet met AUP. Maar vervolgens, niet onlogisch, ging het debat verder: paste de na een succesvolle Antilliaanse lobby afgekondigde wettelijke veroordeling van de slavernij dan wél? In de Franse pers verschenen ingezonden brieven waarin prominente historici zich verzetten tegen iedere vorm van staatsbemoeienis met het historische bedrijf. We leven immers, zo was het sterke argument, niet in een totalitaire staat. Dit pleidooi kreeg een steuntje in de rug door een bizarre rechtszaak van een radicale organisatie van nazaten van slaven tegen een gerespecteerde historicus, Olivier Pétré-Grenouillé. Hij zou de Europese slavenhandel en slavernij hebben goedgepraat door te ontkennen dat dit een genocide was en door te wijzen op het voorkomen van slavernij in tal van andere culturen. Ontkenning van een misdaad tegen de menselijkheid! In het gevang die man! Deze (uiteindelijk afgeblazen) rechtszaak heeft de ‘zaak’ van de herdenking van de slavernij en het kolonialisme in algemene zin geen goed gedaan. Aan de legitieme ‘herontdekking’ van het kolonialisme ging steeds meer iets van onverdraagzaam fanatisme en totalitaire praktijken kleven. Zeer recent publiceerde Pierre Nora, de grote man van het ook in Nederland nagevolgde project van lieux de mémoire, het briesende pamflet Liberté pour l’histoire. Als voorzitter van de gelijknamige stichting maakt hij, met zijn vicevoorzitter, Françoise Chandernagor, de grond gelijk met iedere poging tot staatspedagogiek. Historisch onderzoek kan alleen gedijen in een klimaat van volstrekte het gaat om de vrijheid van denken en interpreteren. Zowel Stora als Weil betoogt echter dat die intellectuele vrijheid niet in het geding is en dat de kwestie van spijtbetuigingen eigenlijk marginaal is. Zij benadrukken dat de staat per definitie bepaalt welke kernmomenten uit het eigen verleden moeten worden herdacht, en hoe. Kijk maar naar alle historische monumenten, de schoolboekjes, de jaarlijkse viering van de 14e juli, de herdenking van de Tweede Wereldoorlog enzovoort. Het gaat niet aan, zo stellen zij met enige reden, plotseling moord en brand te roepen nu er allerlei nieuwe en kritischer claims worden gelegd op de nationale herinneringscultuur. Opvallend vanuit een Nederlandse optiek zijn de breedheid, het intellectuele niveau en de polemische toon van deze debatten. Niet voor niets spreekt men van een guerre des mémoires. Die heftigheid, zo lijkt het, raakt niet alleen aan de Franse wrevel over de confrontatie met de schaduwzijden van de eigen geschiedenis, maar weerspiegelt ook een langzaam doordringend, pijnlijk besef dat de Republiek in moreel opzicht internationaal niet meer het lichtende voorbeeld is dat zij zo lang dacht te zijn. De afkeer van een ‘identiteitspolitiek’ van etnische minderheden binnen de eigen grenzen past al even- ‘Het is niet zó gek om te veronderstellen dat eeuwen kolonialisme hun sporen hebben achtergelaten in de Franse identiteit.’ intellectuele vrijheid; trek de onzinnige wetten in die deze vrijheid inperken en maak vooral geen nieuwe! Houd de terreinen van herinnering (mémoire) en geschiedenis (histoire) gescheiden en dwing historici niet de slippendragers te worden van minderheden die hun groepsherinneringen de status van waarheid willen geven. Wie zou hen ongelijk durven geven? Geen weldenkende intellectueel, waar zeer in een republikeinse traditie die weinig ruimte laat voor verschil. Maar zij weerspiegelt ook legitieme zorgen over ‘balkanisering’ van de Franse identiteit, staatspedagogiek en tribalisering van de geschiedenis. Waar in Nederland het koloniale verleden zelden thema is van politiek debat, is dat in Frankrijk duidelijk wel anders. Opeenvolgende presidenten hebben zich er uitdrukkelijk over uit- de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 38 ABG#73:ABG#73 20-01-2009 12:29 Pagina 39 gelaten, waarbij de socialist François Mitterrand, zelf diep betrokken bij de Algerijnse oorlog, een meer afhoudende en verdedigende houding aannam dan zijn rechtse opvolger Chirac. Sarkozy heeft expliciet gekozen voor een lijn van ‘zand erover’. Meermalen verbond hij aan de erkenning dat het Franse kolonialisme vele excessen heeft gekend direct de opmerking dat er veel goeds tegenover stond – en dat Ieder land, het spreekt voor zich, benadert vraagstukken van migratie en identiteit vanuit zijn eigen tradities. Is er voor Nederland lering te trekken uit de Franse republikeinse traditie die als model onverkort overeind wordt gehouden – zelfs nu allerwegen wordt vastgesteld dat de realiteit minder voorbeeldig is? Het is bij ons allemaal vlakker, rustiger; onze in de verzuiling wortelende tradities zijn nu eenmaal ‘Aan de erkenning dat het Franse kolonialisme vele excessen heeft gekend, voegde Sarkozy direct toe dat er veel goeds tegenover stond.’ er van berouw geen sprake kan en hoeft te zijn. Een zekere tegenstrijdigheid zien we ook in de museale herinneringscultuur. Na de opening van nieuwe ‘progressieve’ Parijse musea als Musée du Quai Branly (tribuut aan niet-westerse kunst) en het Musée de la Porte Dorée (migratiegeschiedenis) besloot het parlement in 2004 juist weer tot de oprichting van een museum in Marseille ter herinnering aan alle Fransen die in de koloniën woonden en werkten. opener naar cultureel en etnisch verschil. Maar mede daardoor brachten ze geen aansprekend model van burgerschap en identiteit voort. Anders dan in Frankrijk waren wij eerder trots op het idee dat onze nationale identiteit zwak of vanzelfsprekend was dan dat wij onszelf en onze nieuwkomers een verheffend en maatgevend nationaal model voorhielden. De voorzichtige kentering in deze houding dateert pas van de laatste jaren. Vandaar, onder meer, de formulering van een nationale geschiedeniscanon – en het is karakteristiek voor onze afkeer van het denken in termen van één nationaal verhaal dat daaraan voortdurend wordt getornd. Maar goed, de Nederlandse canon biedt zeker ruimte aan het kolonialisme.VerheerlijkingdaarvanisinNederland not done, ‘revisionisme’ betekent bij ons eerder dat je iets positiefs over het kolonialisme zal gaan zeggen. Wie dat doet, zal in de regel vele slagen om de arm houden en verre van de apologie blijven – de verdediging van het kolonialisme omwille van de Nederlandse identiteit is het niveau van Verdonks ‘Trots op Nederland’ nog niet ontstegen. Officiële spijtbetuigingen (slavernij) en second thoughts (dekolonisatie Indonesië) zijn wel uitgesproken, maar van een cultuur van zelfkastijding kan moeilijk worden gesproken. Dat wil niet zeggen dat de herontdekking van het koloniale verleden een consistent beeld heeft opgeleverd: we hebben nog steeds de neiging de VOC (pioniers!) te vieren en de WIC (slavenhandel!) te betreuren. Deze inconsistentie volgt weer de binnenlandse prioriteiten: met een aardiger beeld van het kolonialisme in Indië worden onze postkoloniale migranten en repatrianten uit de Oost bediend, met een veroordeling van de slavernij een deel van de postkoloniale migranten uit de West. Ook daar weer allerlei Franse parallellen – en vooral de waarschuwing de koloniale geschiedenis niet te beschouwen als instrument van minderhedenbeleid. Aan ‘geschiedeniswetten’ á la France ten slotte moeten we in Nederland niet beginnen. Er zijn veel betere manieren om de tegenstrijdigheden en ‘schaduwzijden’ van ons verleden in beeld te houden, en die beginnen met intellectuele vrijheid. Daarin heeft Nora natuurlijk groot gelijk. Maar het blijft bizar dat in zijn lieux de mémoire de koloniale geschiedenis vrijwel ontbrak – een canon uit een andere, chauvinistischer tijd, zoals hij elders schoorvoetend wel een beetje toegaf. Gert Oostindie is directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Overige literatuur — Pascal Blanchard, Nicolas Bancel en Sandrine Lemaire (red.). La fracture coloniale. La société française au prisme de l’héritage colonial. La Découverte. Parijs 2005. — Pascal Bruckner. La Tyrannie de la pénitence. Essai sur le masochisme occidental Grasset. Parijs 2006. — Max Gallo. Fier d’être français. Fayard. Parijs 2006. — Daniel Lefeuvre. Pour en finir avec la repentance coloniale. Flammarion. Parijs 2006. — http://www.indigenes-republique.fr/ de academische boekengids 73 Maart 2009 pagina 39